Regeling vervallen per 01-01-2024

Beheersverordening Buitengebied Gemeente Heerhugowaard 2013

Geldend van 01-07-2013 t/m 31-12-2023

Intitulé

Beheersverordening Buitengebied Gemeente Heerhugowaard 2013

Nr.RB2013072

de Raad van de gemeente Heerhugowaard;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 3 april 2013

gelet op het advies van de commissie Stadsontwikkeling d.d 7 mei 2013

gelet op artikel 3.38 van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 121 en 139 van de Gemeentewet

b e s l u i t

tot vaststelling van de beheersverordening Buitengebied 2013 Gemeente HeerhugowaardBeheersverordening Buitengebied 2013 Gemeente Heerhugowaard

Voorschriften

Heerhugowaard, maart 2013

Inhoudsopgave

DEEL A Voorschriften bij illustratie 1 t/m 5, 11, 22, 33, 44 en 55 4

1.Inleidende bepalingen....................................................................... 5

Artikel 1.1 Gebied waarop de voorschriften van toepassing zijn............... 5

Artikel 1.2 Begripsbepalingen............................................................... 5

Artikel 1.3 Wijze van meten ................................................................ 8

Artikel 1.4 Bescherming van de verordening ........................................ 9

Artikel 1.5 Zonering ............................................................................9

Artikel 1.6 Kleine nutsvoorzieningen .....................................................10

Artikel 1.7 Beeldbepalende bouwwerken ...............................................10

2.Bestemmingsbepalingen ...................................................................11

Artikel 2.1 Agrarisch gebied ................................................................11

Artikel 2.2 Glastuinbouw bedrijven I en II .............................................13

Artikel 2.3 Woondoeleinden .................................................................15

Artikel 2.4 Tuincentrum .......................................................................16

Artikel 2.5 Bedrijven ...........................................................................17

Artikel 2.6 Garagebedrijf ....................................................................17

Artikel 2.7 Detailhandel .......................................................................18

Artikel 2.8 Horecabedrijf.......................................................................18

Artikel 2.9 Dierenpension .....................................................................19

Artikel 2.10 Maatschappelijke doeleinden ...............................................19

Artikel 2.11 Begraafplaats I en II .........................................................20

Artikel 2.12 Volkstuincomplex ..............................................................20

Artikel 2.13 Verblijfsrecreatie ...............................................................21

Artikel 2.14 Sport en recreatie .............................................................22

Artikel 2.15 Manege ............................................................................22

Artikel 2.16 Spoorwegen .....................................................................23

Artikel 2.17 Wegen ..............................................................................23

Artikel 2.18 Langzaamverkeersroute .....................................................23

Artikel 2.19 Water/water met cultuurhistorische- of ecologische waarden ..23

Artikel 2.20 Waterkering ......................................................................24

Artikel 2.21 Cultuurhistorisch waardevol element ...................................25

Artikel 2.22 Cultuurhistorisch waardevol gebouw ....................................25

Artikel 2.23 Gebied met natuurwaarden .................................................25

DEEL B Voorschriften bij illustratie 6 en 7 ..............................................26

3.Inleidende bepalingen ......................................................................26

Artikel 3.1 Gebied waarop de voorschriften van toepassing zijn ...............26

Artikel 3.2 Begripsbepalingen ..............................................................26

Artikel 3.3 Wijze van meten .................................................................28

Artikel 3.4 Beschrijving in hoofdlijnen ...................................................29

Artikel 3.5 Waterhuishouding ..............................................................29

4.Bestemmingsbepalingen...................................................................29

Artikel 4.1 Wonen "W" (met tuinen en erven) .......................................29

Artikel 4.2 Wonen "Wv" en Wv + p (met tuinen en erven ......................31

Artikel 4.3 Wonen "Wg" en Wg + p (met tuinen) ................................. 34

Artikel 4.4 Garages "G" ....................................................................34

Artikel 4.5 Bedrijfsdoeleinden "Bt" .....................................................34 Artikel 4.6 Bedrijfsdoeleinden Onbebouwd (Bo) ...................................36

Artikel 4.7 Maatschappelijke doeleinden "M"........................................ 37

Artikel 4.8 Centrumdoeleinden "C" (met tuinen en erven) .................. 37

Artikel 4.9 Horeca (met tuinen en erven) ...........................................38

Artikel 4.10 Sport en recreatie "SR" ................................................. 39

Artikel 4.11 Agrarische doeleinden onbebouwd "Ao" .......................... 40

Artikel 4.12 Agrarisch bouwperceel "Ab" .......................................... 40

Artikel 4.13 Agrarische hulp- en nevenbedrijven "Ah" ....................... 42

Artikel 4.14 Begraafplaats "BP" ....................................................... 43

Artikel 4.15 Verkeersdoeleinden ...................................................... 44

Artikel 4.16 Verblijfsdoeleinden ........................................................45

Artikel 4.17 Groenvoorzieningen ..................................................... 45

Artikel 4.18 Water ......................................................................... 46

DEEL C GEZAMENLIJKE VOORSCHRIFTEN ........................................47

5.Aanvullende bepalingen ...............................................................47

Artikel 5.1 Algemene vrijstellingsbevoegdheden ................................47

6.Algemene bepalingen ...................................................................47

Artikel 6.1 Gebruiksbepalingen ........................................................47

Artikel 5 Beschrijving in hoofdlijnen .................................................48

Artikel 6.2 Overgangsbepalingen......................................................48

Artikel 6.3 Titel ..............................................................................49

Bijlage A Overzicht beeldbepalende bouwwerken (artikel 1.7) ............50

Bijlage B Overzicht bedrijven (artikel 2.5) .........................................51

Bijlage C Overzicht Garagebedrijven ( artikel 2.6) .............................52

Bijlage D Overzicht detailhandel (artikel 2.7) ....................................52

Bijlage E Overzicht horecabedrijven (artikel 2.8) ...............................52

DEEL A Voorschriften bij illustratie 1 t/m 5, 11, 22, 33, 44 en 55

1.Inleidende bepalingen

Artikel 1.1 Gebied waarop de voorschriften van toepassing zijn

1 Deze voorschriften zijn toepassing op de gronden, gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde binnen de op de plankaart (illustratie 1 t/m 5, 11, 22, 33, 44 en 55) aangegeven begrenzingen, alsmede de dwarsprofielenkaart (illustratie 8), welke deel uitmaken van de beheersverordening Buitengebied 2013 van de gemeente Heerhugowaard.

Artikel 1.2 Begripsbepalingen

1.In deze voorschriften wordt verstaan onder:

agrarisch bedrijf: een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waarbij onderscheid wordt gemaakt in:

grondgebonden bedrijf een agrarisch bedrijf, waarvan de bedrijfsexploitatie geheel of grotendeels gebonden is aan ter plaatse of in de nabijheid aanwezige gronden als agrarisch productiemiddel;

niet-grondgebonden bedrijf: een agrarisch bedrijf, waarvan de bedrijfsexploitatie geheel of nagenoeg geheel niet afhankelijk is van de ter plaatse of in de nabijheid aanwezige gronden als agrarisch productiemiddel;

volwaardig agrarisch: een bedrijf met volledige werkgelegenheid voor ten minste één arbeidskracht met een aanvaardbaar inkomen, waarbij de continuïteit op langere termijn is gewaarborgd;

reëel agrarisch bedrijf: een bedrijf met werkgelegenheid voor ten minste een halve arbeidskracht met een aannemelijk perspectief op doorgroei naar een volwaardig bedrijf;

deeltijd agrarisch bedrijf: bedrijf met werkgelegenheid voor minder dan halve arbeidskracht, maar wel met marktoriëntatie en continuïteit;

agrarisch bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond waarop geconcentreerde bebouwing ten behoeve van één agrarisch bedrijf is toegestaan;

agrarisch hulpbedrijf: een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verrichten van werkzaamheden voor de levering, opslag, verwerking en/of het vervoer van goederen en/of de levering van diensten, uitsluitend of overwegend ten behoeve van agrarische bedrijven;

bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

bebouwingspercentage: een op de plankaart of in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

bedrijfsgebouw: een gebouw, niet zijnde een kas, dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;

bedrijfswoning: een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts bedoeld is voor de huisvesting van (het huishouden van) één persoon wiens huisvesting daar, gelet op het ter plaatse gevestigde bedrijf, noodzakelijk moet worden geacht;

beroep/bedrijf aan huis: het uitoefenen van een vrij- en zelfstandig beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, verzorgend en/of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel;

bestaand gebouw: een gebouw, dat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied bestaat, dan wel in uitvoering is of mag worden opgericht krachtens een bouwvergunning die voor dat tijdstip is aangevraagd;

bestaand gebruik: het gebruik van gronden of gebouwen dat op het tijdstip van het van kracht worden van de beheersverordening legaal bestaat;

bestaande bedrijfswoning: een woning die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied bestaat dan wel in uitvoering is of mag worden gebouwd krachtens een bouwvergunning die vóór dat tijdstip is aangevraagd;

bestemmingsgrens: een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens aanduidt van een bestemmingsvlak;

bestemmingsvlak: een op de plankaart door bestemmingsgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangegeven met dezelfde bestemming;

bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

bouwgrens: een op de plankaart aangegeven lijn die de grens vormt van een bouwvlak en door bebouwing niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze voorschriften zijn toegestaan;

bouwperceel: een op de plankaart aangegeven aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten (door aanpijling op de plankaart kunnen twee stukken grond voor de toepassing van dit plan als één bouwperceel worden aangemerkt);

bouwvlak: een op de plankaart aangegeven en door bouwgrenzen omsloten vlak of bij het ontbreken van één of meer bouwgrenzen het door bouwgrenzen en bestemmingsgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waarop bebouwing is toegelaten.

bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke, hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

bijgebouw: een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat in bouwkundig opzicht hieraan ondergeschikt is;

cultuurhistorische waarde: de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;

detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. hieronder worden geen horeca-activiteiten begrepen;

extensieve dagrecreatie: die vormen van openluchtrecreatie waarbij in het algemeen het verlangen naar rust voorop staat en het aantal recreanten per oppervlakte-eenheid beperkt is;

glasgrens: bebouwingsgrens die niet door de bouw van kassen mag worden overschreden;

gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

glastuinbouwbedrijf: een agrarisch bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door het overwegend in kassen telen van gewassen;

hobbyboer: een persoon, die tenminste 1,5 ha land in pacht en/of in eigendom heeft, het erf daarin begrepen en een agrarische activiteit van minimaal 5 standaardbedrijfseenheden ontplooit;

hoofdgebouw: een gebouw dat op een perceel door zijn constructie, situering of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

horeca-activiteiten: het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaar voor gebruik ter plaatse en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies;

intensief agrarisch bedrijf: een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door het, overwegend binnen bedrijfsgebouwen, telen van gewassen en/of het houden, mesten of fokken van dieren;

kampeermiddelen: kampeermiddelen, zoals omschreven in artikel 1, lid 1 onder c van de Wet op de openluchtrecreatie, waarbij onderscheid wordt gemaakt in:

mobiele kampeermiddelen: kampeermiddelen, die na afloop van het verblijf worden verwijderd en

vaste kampeermiddelen : kampeermiddelen, die na afloop van het verblijf blijven staan;

kas: een gebouw, waarvan het dak en de wanden bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dat dient tot het kweken, trekken, vermeerderen of opkweken van vruchten, bloemen, groenten en (andere) planten;

landschappelijke waarde: de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur en het menselijk grondgebruik;

ligplaats: de ruimte die door een woonschip wordt ingenomen;

natuurwaarde: de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

onderkomens: voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer-, vaar- en vliegtuigen, arken, caravans en stacaravans voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, alsook tenten;

perceelgrens: de grens van het bouwperceel of de grens tussen gronden met een verschillend eigendom;

peil: a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

b.in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

het plan: de beheersverordening Buitengebied 2013 van de gemeente Heerhugowaard;

de plankaart: de illustratie met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen,bestaande uit 12 bladen, en een dwarsprofielenblad;

stacaravan: een kampeermiddel in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op afmetingen, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen;

windenergie installatie: een bouwwerk dat dient voor het omzetten van de energie van bewegende lucht in andere vormen van energie zoals elektriciteit of warmte;

woning: een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden;

woningsplitsing: de verbouw van één woning tot twee zelfstandige woningen.

woonschip:

a. elk vaar- of drijftuig, dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als of te oordelen naar zijn constructie en/of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot als hoofdbewoning geldend dag- en/of nachtverblijf van één of meer personen;

b. een vaar- of drijftuig, als bedoeld onder a. in opbouw;

c. een casco dat tot vaar- of drijftuig, als bedoeld onder a. kan worden opgebouwd;

d. elk vaar- of drijftuig, waarin of waarop bedrijfsmatige of soortelijke activiteiten worden uitgeoefend of dat daartoe is ingericht;

e. de overblijfselen van een vaar- of drijftuig, als bedoeld onder a. tot en met c.

prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

seksinrichting: een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoning van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

2.Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied.

Artikel 1.3 Wijze van meten

1 Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

  • a.

    de lengte, breedte en diepte van een gebouw: tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren;

  • b.

    oppervlakte van een gebouw: boven de begane grondvloer tussen (de buitenste verticale projectie van de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren;

  • c.

    goothoogte van een gebouw: vanaf het peil tot de bovenkant van de goot, of indien er geen goot is, de druiplijn, het boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkapellen niet meegerekend;

  • d.

    hoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot het hoogste punt van het bouwwerk; voor wat betreft gebouwen worden antennes, schoorstenen en andere ondergeschikte dakopbouwen hierbij niet meegerekend;

  • e.

    inhoud van een gebouw: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren en de dakvlakken, zulks met inbegrip van aan- en uitbouwen, erkers en dakkapellen en boven peil.

  • f.

    afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens: tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend hoofdgebouw, waar die afstand het kortst is;

  • g.

    bouwen binnen bouwvlakken: indien een bouwwerk binnen een op de plankaart aangegeven bouwvlak moet worden gebouwd mag hiervan worden afgeweken ten behoeven van het maken van :

    • 1.

      galerijen met een breedte van maximaal 2.00 meter;

    • 2.

      balkons met een breedte van maximaal 2.00 meter;

    • 3.

      goot- en dakoverstekken met een breedte van maximaal 0,6 meter;

    • 4.

      luifels met diepte van 2.50 meter;

    • 5.

      (brand)trappen en trappenhuizen.

Artikel 1.4 Bescherming van de verordening

  • 1. Gronden die betrokken zijn geweest bij de verlening van een bouw- of aanlegvergunning blijven bij de beoordeling van latere aanvragen om een dergelijke vergunning, indien hierdoor de oorspronkelijke vergunning niet verleend zou kunnen zijn, buiten beschouwing.

  • 2. Het is verboden op enig terrein of bouwperceel zodanig te bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein of bouwperceel een toestand zou ontstaan, die daar niet met de voorschriften zou overeenstemmen of, voor zover er al een afwijking van de voorschriften bestaat, zodanig te bouwen, dat deze afwijking nog zou worden vergroot.

  • 3. Bedrijfs- of dienstwoningen worden gerekend te blijven behoren tot het bedrijf of instelling, waartoe zij op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan Buitengebied behoorden.

Artikel 1.5 Zonering

  • 1.

    Ondergrondse transportleidingen

    • a.

      Binnen een afstand van 5 m. ter weerszijden van een aanwezige gasleiding of afvalwaterpersleiding dan wel nieuw aan te leggen ondergrondse transportleidingen mogen geen bouwwerken worden opgericht.

    • b.

      Het is verboden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, binnen het in lid 1 bedoelde gebied de volgende werken, niet zijnde bouwwerken en werkzaamheden, uit te voeren:

  • 1.

    het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgrondingen of ophogingen;

  • 2.

    het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normale spit- of ploegwerkzaamheden;

  • 3.

    het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;

  • 4.

    het aanbrengen van diepwortelende beplanting;

  • 5.

    het indrijven van voorwerpen in de grond.

    • c.

      Het in lid 1 onder a bepaalde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale beheer en onderhoud van de leiding betreffen of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van de beheersverordening.

    • d.

      Burgemeester en wethouders verlenen, gehoord de beheerder van de leiding, vergunning ten behoeve van de in lid 1 onder b vermelde werken en werkzaamheden, mits de overige bepalingen van dit plan zich daartegen niet verzetten.

  • 2.

    Hoogspanningsleiding

    • a.

      Binnen een afstand van 27.50 m. uit het hart van de op de plankaart aangeduide hoogspanningsleiding mogen geen gebouwen en bouwwerken geen gebouw worden gebouwd.

    • b.

      Het is verboden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, binnen het in lid 1 bedoelde gebied de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • 1.

    het wijzigen van het maaiveldniveau door ophogingen;

  • 2.

    het aanbrengen van oppervlakteverhardingen ten behoeve van het parkeren;

  • 3.

    het aanbrengen van hoog opgaande beplantingen.

    • c.

      Burgemeester en wethouders kunnen, na voorafgaand overleg met de beheerder van de hoogspanningsleiding, vrijstelling van het lid 2a genoemde verbod verlenen.

    • d.

      Burgemeester en wethouders verlenen, gehoord de beheerder van de hoogspanningsleiding, vergunning ten behoeve van de in lid 2b vermelde werken en werkzaamheden, mits de overige bepalingen van dit plan zich daartegen niet verzetten.

  • 3.

    Molenkring (biotoop)

    • a.

      Voor zover de gronden gelegen zijn binnen de op de plankaart aangegeven molenkring mogen bouwwerken, in afwijking van het bepaalde in de betrokken bestemmingsvoorschriften, niet hoger zijn dan 10 m.

    • b.

      Burgemeester en wethouders kunnen, na advies te hebben gevraagd aan de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 3 onder a.

Ook de keur van het waterschap kent een molenbiotoop. Deze heeft een straal van 400 meter. Bij bouwaanvragen binnen deze straal dient een ontheffing van de keur te worden overlegd.

  • 4.

    Ecologische verbindingszone

    • a.

      Voor zover de gronden gelegen zijn langs de bestemming "water met ecologische waarden" dienen de betrokken bestemmingen in een zone van 10 m, gemeten vanaf de waterlijn, mede de instandhouding en de ontwikkeling van deze zone. De normale agrarische werkzaamheden mogen binnen deze zone worden uitgevoerd.

    • b.

      In afwijking van het bepaalde in de betrokken bestemmingsvoorschriften mogen op deze gronden geen gebouwen worden gebouwd.

  • 5.

    Afstand tot milieuvergunningplichtige bedrijven

    • a.

      Voor zover de gronden zijn gelegen binnen een op de kaart aangegeven "zone rond milieuvergunningplichtige bedrijven" mogen op deze gronden geen nieuwe, niet tot het betrokken bedrijf behorende, bedrijfswoningen worden gebouwd.

  • 6.

    Straalpad KPN

    • a.

      Voor zover de gronden zijn gelegen binnen het op de kaart aangegeven straalpad mogen op deze gronden, ook bij eventuele toepassing van een in deze voorschriften toegestane afwijking of vrijstellingsbepaling, geen hogere bouwwerken worden opgericht dan op de kaart is aangegeven.

    • b.

      Burgemeester en wethouders kunnen, na voorafgaand overleg met de beheerder van het straalpad, vrijstelling van het lid 6a genoemde verbod verlenen.

Artikel 1.6 Kleine nutsvoorzieningen

1 De in het plangebied aanwezige bouwwerken ten behoeve van de energie- en communicatievoorziening alsmede voor de afvalverwerking en voor de waterhuishouding (met de daarbij behorende open terreinen) mogen worden gehandhaafd en herbouwd onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    de oppervlakte van een gebouw mag niet meer dan 20 m2 bedragen;

  • b.

    de hoogte van een gebouw mag niet meer dan 4 m bedragen;

  • c.

    de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 40 m. bedragen met uitzondering van terreinafscheidingen, waarvan de hoogte niet meer dan 2 m. mag bedragen.

Artikel 1.7 Beeldbepalende bouwwerken

1.Lijst beeldbepalende bouwwerken

Indien een bouwperceel voorkomt op de lijst van beeldbepalende bouwwerken (bijlage A) is het gebouw mede bestemd voor het behoud, het herstel en indien het gebouw wordt of is gesloopt, voor de herbouw van de aanwezige cultuurhistorische waarden;

2.Bebouwingsvoorschriften

Voor beeldbepalende bouwwerken als genoemd in lid 1 dient de uitwendige hoofdvorm van het betrokken bouwwerk, bepaald door goothoogte, nokhoogte, nokrichting, dakvorm, dakhelling en gevelindeling (indien een gevel aan het bouwwerk te onderscheiden is) of andere maten, zoals deze was op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan gehandhaafd te worden.

3.Vrijstelling

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 2 voor het bouwen overeenkomstig de aan de betrokken gronden gegeven bestemmingsvoorschriften, indien:

  • a.

    het bouwwerk teniet is gegaan door een calamiteit;

  • b.

    handhaving van het bepaalde in het eerste lid niet in redelijkheid kan worden gevergd van de eigenaar en/of gebruiker van het bouwwerk en door middel van financiële tegemoetkomingen of anderszins de onevenredig nadelige gevolgen voor de eigenaar en/of gebruiker niet opgeheven kunnen worden.

Artikel 1.8 Waterhuishouding

1 Indien in een bestemmingsgebied direct dan wel via vrijstelling of wijziging méér dan 500 m2 aan bebouwing en/of gesloten verharding wordt gebouwd dan wel wordt aangelegd, dient aanvullend een, door het betrokken hoogheemraadschap te bepalen, voldoende oppervlakte of volume aan waterberging ten behoeve van de waterhuishouding te worden gerealiseerd.

Indien op de plankaart de bestemming "water, water met cultuurhistorische of ecologische waarde" of "waterkering" is aangegeven, zijn op deze gronden tevens de bepalingen van de keur van het betrokken Hoogheemraadschap van toepassing.

2.Bestemmingsbepalingen

Artikel 2.1 Agrarisch gebied

  • 1.

    Doeleindenomschrijving

    • a.

      De op de plankaart voor agrarisch gebied (A) aangewezen gronden zijn bestemd voor de exploitatie van het volwaardige, reële en het in deeltijd uitgeoefende grondgebonden agrarisch bedrijf met de daarbij behorende ontsluitingswegen, fiets- en voetpaden en watergangen en tevens:

      • -

        voor zover het bestemmingsgebied is aangeduid met Ac voor de instandhouding en bescherming van cultuurhistorische waarden;

        alsmede

      • -

        voor zover bouwpercelen zijn aangegeven met een "I" voor de uitoefening van een agrarisch intensief bedrijf.

b Bij een volwaardig agrarisch bedrijf wordt binnen het agrarisch bouwperceel bouwvergunning verleend voor één agrarische bedrijfswoning en agrarische bedrijfsbebouwing, bij een reëel agrarisch bedrijf wordt binnen het bouwperceel bouwvergunning verleend voor de agrarische bedrijfsgebouwen en bij een deeltijd agrarisch bedrijf wordt bouwvergunning verleend voor het geheel veranderen en vernieuwen van de bestaande bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen binnen het bouwperceel, waarbij de bedrijfswoning met 100 m3 mag worden uitgebreid en de inhoud van de bedrijfsgebouwen niet meer mag bedragen dan ten tijde van het terinzageleggen van dit plan aan bedrijfsgebouwen binnen het bouwperceel aanwezig was. Bij de bedrijfswoning mag maximaal 70 m2 aan vrijstaande bijgebouwen worden gebouwd.

  • c.

    De wijze waarop de status van het agrarisch bedrijf wordt bepaald, is beschreven in lid 5 van dit artikel "de beschrijving in hoofdlijnen

    • 2.

      Bebouwingsvoorschriften

Op of in, de in lid 1 onder a bedoelde gronden zijn uitsluitend bedrijfswoningen, bijgebouwen, bedrijfsgebouwen, kassen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming toegestaan onder de volgende voorwaarden:

binnen de op de plankaart aangegeven agrarische bouwpercelen:

  • a.

    per bouwperceel is één bedrijfswoning toegestaan, waarvan:

    • -

      de inhoud niet meer dan 750 m3 mag bedragen;

    • -

      de goothoogte niet meer dan 4 m. mag bedragen;

    • -

      de bouwhoogte niet meer 10 m. mag bedragen;

  • b.

    - bij iedere bedrijfswoning mogen vrijstaande bijgebouwen worden gebouwd, waarvan:

    • -

      de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 70 m2 mag bedragen;

    • -

      de goothoogte niet meer dan 3 m. en de bouwhoogte niet meer dan 5,5 m. mag bedragen;

    • -

      de afstand tot (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning ten minste 3 m. en de afstand tot de zij- en achtergevel ten minste 1 m. dient te bedragen;

met de bouw van de bedrijfswoning mag niet eerder worden begonnen, nadat de bedrijfsgebouwen zijn gerealiseerd of naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders de bouw van de bedrijfsgebouwen voldoende is gevorderd.

  • c.

    De woning mag aan de voorzijde, desnoods voor de bouwgrens van het agrarisch bouwperceel worden uitgebreid met een erker met een diepte van 1.50 meter en een lengte van maximaal 2/3 deel van de gevellengte van de woning of een entree met een diepte van 1.50 meter en een lengte van maximaal 1/3 deel van de gevellengte van de woning worden gebouwd en een erker aan de zijgevel van de woning met een lengte van maximaal 4,50 meter gemeten vanuit de voorzijde van de erker aan de voorgevel en een diepte van 1,50 meter. Voor de erker aan zijgevel geldt dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 1,50 meter moet bedragen. De inhoud van deze aanbouwen wordt niet tot de inhoud van de woning gerekend;

  • d.

    bedrijfsgebouwen mogen worden gebouwd achter (het verlengde van) de achtergevel van de bedrijfswoning, waarvan:

    • -

      de goothoogte niet meer dan 6 m. mag bedragen;

    • -

      de bouwhoogte niet meer 9,5 m. mag bedragen;

  • e.

    kassen uitsluitend ten behoeve van de teeltondersteuning bij een duurzaam op de vol-legrondstuinbouw of bollenteelt gericht bedrijf mogen worden gebouwd achter (het verlengde van) de achtergevel van de bedrijfswoning, waarbij:

    • -

      de kassen uitsluitend in het agrarisch bouwperceel mogen worden gebouwd:

    • -

      de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 2.000 m2 mag bedragen:

    • -

      de goothoogte niet meer dan 4,5 m. mag bedragen;

    • -

      de bouwhoogte niet meer dan 7 m. mag bedragen;

    • -

      de afstand tot de zijdelingse perceelgrens niet minder dan 2 m.mag bedragen;

De keur van het waterschap kent ook bepalingen met betrekking tot het in acht nemen van een

afstand tot de zijdelingse perceelsgrens. Van deze bepalingen kan ontheffing worden verleend.

f bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd, waarvan:

  • -

    de hoogte van erfafscheidingen voor voorgevellijn van de woning niet meer dan 1 m. en achter de voorgevellijn van de woning niet meer dan 2 meter mag bedragen;

  • -

    de hoogte van een warmteopslaginstallatie niet meer mag bedragen dan 10 meter.

  • -

    de hoogte van andere bouwwerken niet meer dan 6 m. mag bedragen;

    • g.

      waterbassins/silo's (ten behoeve van de teelt in kassen) mogen worden aangelegd, zo-nodig vóór het agrarisch bouwperceel. De taluds of wanden van een voor het agrarisch bouwperceel geplaatst waterbassin/silo mogen niet hoger zijn dan 2 m en moet van een groenvoorziening worden voorzien. Waterbassins/silo's op het agrarisch bouwperceel mogen een wandhoogte hebben van maximaal 4 meter;

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de inpassing van een warmteopslaginstallatie in het landschap nadere eisen stellen aan de situering. Bij de aanvraag om bouwvergunning dient een rapport te worden overlegd, waaruit de inpassing van de warmteopslaginstallatie in het landschap blijkt;

II Buiten de op de plankaart aangegeven agrarische bouwpercelen:

  • a.

    bouwwerken, geen gebouwen mogen worden gebouwd, waarvan:

    • -

      de hoogte van terreinafscheidingen niet meer dan 1 m. mag bedragen;

    • -

      de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 6 m. mag bedragen;

  • b.

    boog- en gaaskassen mogen worden geplaatst

    • 3.

      Vrijstellingen inzake bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:

  • a.

    het bepaalde in lid 2 onder Id voor het bouwen van bedrijfsgebouwen voor (het verlengde van) de achtergevel van de bedrijfswoning, indien dat noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;

  • b.

    het bepaalde in lid 2 onder 1e voor het bouwen tot de zijdelingse perceelgrens, mits belangen van derden niet worden geschaad en een ontheffing van de keur kan worden overlegd;

  • c.

    het bepaalde in lid 2 onder IIa voor, per agrarisch bedrijf, de bouw van ten hoogste twee agrarisch bedrijfsgebouwen, zoals een melkstal of veldschuur, waarvan:

    • -

      de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 150 m mag bedragen;

    • -

      de goothoogte niet meer dan 3 m. mag bedragen;

    • -

      indien er sprake is van een agrarisch bouwperceel; de afstand tot het betrokken agrarisch bouwperceel ten minste 150 m. zal bedragen;

      • 4.

        Vrijstelling betreffende het kamperen bij de boer

Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in het eerste lid voor het kleinschalig kamperen binnen agrarische bouwpercelen onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    het kamperen mag uitsluitend plaatsvinden tussen 15 maart en 31 oktober;

  • b.

    het aantal mobiele kampeermiddelen mag ten hoogste 10 bedragen;

  • c.

    het aantal mobiele kampeermiddelen mag in de schoolvakanties ten hoogste 15 bedragen;

  • d.

    vaste kampeermiddelen zijn niet toegestaan;

    • 5.

      Beschrijving in hoofdlijnen

  • a.

    De beschrijving in hoofdlijnen geeft aan op welke wijze de status van agrarische bedrijven als bedoeld in de leden 1,2 en 3 van dit artikel zullen worden bepaald, waarbij het volwaardig agrarisch bedrijf als uitgangspunt centraal staat.

    Van een volwaardig agrarisch bedrijf is sprake wanneer:

    • 1.

      men in hoofdberoep agrariër is;

    • 2.

      het bedrijf in omvang volwaardig is;

    • 3.

      de verwachting met betrekking tot de continuïteit van het bedrijf gewaarborgd is.

In de leden b t/m d zijn deze criteria nader uiteengezet. In lid e zijn de toetsingscriteria voor het beoordelen van de noodzaak van een tweede bedrijfswoning opgenomen.

  • b.

    Van in hoofdberoep agrariër zijn, is sprake wanneer:

    • 1.

      men als geregistreerd opgenomen is in de landbouw-meitellingen;

    • 2.

      men als hoofdberoep agrariër heeft opgegeven;

    • 3.

      de agrarische activiteiten voor minimaal de helft bijdragen aan het inkomen;

  • c.

    Van een volwaardig agrarisch bedrijf is sprake wanneer het bedrijf tenminste aan één arbeidskracht volledige werkgelegenheid en een aanvaardbaar inkomen biedt. Door toekenning van omvangsnormen aan de verschillende productieactiviteiten wordt de omvangsgrens bepaald, waar beneden van volwaardigheid niet meer kan worden gesproken. Als omvangsnorm worden de standaard bedrijfseenheden voor teelbare gewassen en te houden dieren, zoals die door het Landbouw Economisch Instituut worden berekend, gehanteerd.

  • d.

    Van continuïteit is sprake wanneer het bedrijf in de komende jaren voortgezet en/of kan worden uitgebreid en waarbij de noodzakelijke investeringen zullen worden uitgevoerd.

Belangrijke gegevens bij het beoordelen van de continuïteit zijn:

  • 1.

    de leeftijd van de ondernemer;

  • 2.

    de vakkennis van de ondernemer;

  • 3.

    opleiding en ervaring;

  • 4.

    het aanwezig zijn of reeds meewerken van een bedrijfsopvolger;

    • e.

      Van een reëel agrarisch bedrijf is sprake, wanneer de arbeidsbehoefte een halve tot een hele arbeidskracht bedraagt en voor het overige aan de in lid 5a van dit artikel onder 1 en 3 gestelde criteria wordt voldaan;

    • f.

      Van een deeltijd agrarisch bedrijf is sprake, wanneer de arbeidsbehoefte minder dan een halve arbeidskracht bedraagt en er sprake is van marktoriëntatie en continuïteit.

    • g.

      Bij het indienen van bouwaanvragen voor agrarische bedrijfsgebouwen dient de aanvrager een positief advies van de Dienst Landbouwvoorlichting van het ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij te overleggen.

  • 6.

    Verbod

    • a.

      Het is verboden om, anders dan voor toegestane bouwwerken, werken en werkzaamheden, de bovenste 50 centimeter van de bodem van de op de plankaarten met Ac aangeduide gronden te ontgronden.

Artikel 2.2 Glastuinbouw bedrijven I en II

1.Doeleinden omschrijving

De op de plankaart voor glastuinbouwbedrijven (I en II) aangewezen gronden zijn bestemd voor de exploitatie van het volwaardige glastuinbouwbedrijf en het grondgebonden agrarische bedrijf waarbij:

  • -

    voor zover het bestemmingsgebied is aangeduid is met I, geen vestiging van nieuwe glastuinbouwbedrijven is toegestaan;

  • -

    voor zover het bestemmingsgebied is aangeduid met II, de vestiging van nieuwe glastuinbouwbedrijven is toegestaan en de vestiging van nieuwe grondgebonden agrarische bedrijven is uitgesloten;

alsmede voor watergangen.

2.Bebouwings- en inrichtingsvoorschriften

Op of in de, in lid 1 bedoelde gronden zijn uitsluitend bedrijfswoningen, bijgebouwen, bedrijfsgebouwen, kassen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    per glastuinbouwbedrijf mag, mits er sprake is van een volwaardig glastuinbouwbedrijf, niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd, gehandhaafd of herbouwd in gebied I, indien het bedrijf ten tijde van het in ontwerp terinzageleggen van het bestemmingsplan Buitengebied reeds op duurzame glastuinbouw was gericht en worden gebouwd in gebied II, waarvan:

    • -

      de inhoud ten hoogste 750 m3 mag bedragen;

    • -

      de goothoogte ten hoogste 4 m. mag bedragen;

    • -

      de bouwhoogte ten hoogste 10 m. mag bedragen;

  • b.

    bij iedere bedrijfswoning mogen vrijstaande bijgebouwen worden gebouwd, waarvan:

    • -

      de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 70 m2 mag bedragen;

    • -

      de goothoogte niet meer dan 3 m. en de bouwhoogte niet meer dan 5,5 m. mag bedragen;

    • -

      de afstand tot (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning ten minste 3 m. en de afstand tot zij- of achtergevel ten minste 1 meter dient te bedragen; met de bouw van de bedrijfswoning mag niet eerder worden begonnen, nadat de bedrijfsgebouwen zijn gerealiseerd of naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders de bouw van de bedrijfsgebouwen voldoende is gevorderd.

  • c.

    Voor het agrarisch bouwperceel mag een erker met een diepte van 1.50 meter en een lengte van maximaal 2/3 deel van de gevellengte van de woning of een entree met een diepte van 1.50 meter en een lengte van maximaal 1/3 deel van de gevellengte van de woning worden gebouwd. De inhoud van deze aanbouwen wordt niet tot de inhoud van de woning gerekend;

d bedrijfsgebouwen mogen worden gebouwd achter (het verlengde van) de achtergevel van de bedrijfswoning, waarvan:

  • -

    de goothoogte niet meer dan 6 m. mag bedragen;

  • -

    de bouwhoogte niet meer dan 9,5 m. mag bedragen;

    • e.

      kassen mogen worden gebouwd achter (het verlengde van) de achtergevel van de bedrijfswoning en mits de op de plankaart aangegeven bebouwingsgrenzen niet worden overschreden, waarvan:

  • -

    de goothoogte van een kas niet meer dan 7,5 m. mag bedragen, tenzij anders op plankaart is aangegeven;

  • -

    de bouwhoogte van een kas niet meer dan 10 m. mag bedragen, tenzij anders op de plankaart is aangegeven;

  • -

    indien er geen bedrijfswoning aanwezig is, de afstand tot de bestemmingsgrens langs de weg ten minste 15 m. bedraagt;

  • -

    de afstand tot een perceelgrens ten minste 2 m. bedraagt;

De keur van het waterschap kent ook bepalingen met betrekking tot het in acht nemen van een afstand tot de zijdelingse perceelsgrens. Van deze bepalingen kan ontheffing worden verleend.

  • f.

    bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd, waarvan:

    • -

      de hoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2 m. mag bedragen;

    • -

      de hoogte van andere bouwwerken niet meer dan 6 m. mag bedragen:

  • g.

    waterbassins/silo’s mogen worden aangelegd, zonodig vóór de bouwgrens De taluds of wanden van een voor de bouwgrens geplaatst waterbassin/silo mogen niet hoger zijn dan 2 m. en moet van een groenvoorziening worden voorzien. Waterbassins/silo’s achter de bouwgrens mogen een wandhoogte hebben van maximaal 5,5 meter

  • h.

    voor zover het een grondgebonden agrarisch bedrijf betreft, is het bepaalde in artikel 2.1 van toepassing.

i Bij het bepalen of een bouwwerk aan redelijke eisen van welstand voldoet, toets de welstandscommissie nadrukkelijk de landschappelijke inpassing van kassen;

3.Vrijstellingen inzake bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:

  • a.

    het bepaalde in lid 2 onder d voor het bouwen van bedrijfsgebouwen vóór (het verlengde van) de achtergevel van de bedrijfswoning, indien dat noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;

  • b.

    het bepaalde in lid 2 onder d voor het bouwen in de zijdelingse perceelgrens mits de belangen van derden niet worden geschaad en een ontheffing van de keur kan worden overlegd.

Artikel 2.3 Woondoeleinden

1.Doeleindenomschrijving

De op de plankaart voor woondoeleinden aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen met de daarbij behorende bouwwerken en erven, waarbij in iedere woning en/of bijgebouw de uitoefening van een beroep/bedrijf aan huis is toegestaan en voor zover het bestemmingsgebied voorzien is van de aanduiding "detailhandel toegestaan" mede het gebruik voor de verkoop van huishoudelijke en elektrische apparaten is toegestaan tot een maximum van 40 m2.

2.Bebouwingsvoorschriften

Op of in de, in lid 1 bedoelde gronden zijn uitsluitend hoofdgebouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    per bestemmingsvlak mogen niet meer hoofdgebouwen worden gebouwd dan op de plankaart voor het betrokken bestemmingsvlak is aangegeven;

  • b.

    de hoofdgebouwen dienen in de naar de weg toegekeerd bouwgrens of ten hoogste 3 m. daarachter te worden gebouwd, waarbij indien een bestaand hoofdgebouw geheel of gedeeltelijk vóór de bouwgrens staat, dit hoofdgebouw mag worden gehandhaafd;

  • c.

    de inhoud van een hoofdgebouw, inclusief uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan de inhoud, die ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan aanwezig is, waarbij:

    • -

      elk bestaand hoofdgebouw kleiner dan 300 m3 mag worden vergroot tot maximaal 400 m3, dakkapellen niet meegerekend, uitgezonderd de bouwwerken waar met toepassing van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening op deze regeling is geanticipeerd;

    • -

      elk bestaand hoofdgebouw groter dan 300 m3 ten hoogste met maximaal 100 m3 mag worden vergroot, dakkapellen niet meegerekend, uitgezonderd de bouwwerken waar met toepassing van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening op deze regeling is geanticipeerd;

bouwwerken die voorkomen op de A-lijst, B-lijst en Raillijst (lijsten die opgesteld zijn in kader van een saneringsregeling op grond van de Wet geluidhinder) mogen alleen uitgebreid of herbouwd en uitgebreid worden, indien de geluidsbelasting op de gevel binnen de bandbreedte van de Wet geluidhinder blijft;

  • d.

    de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens niet minder dan 2 m. mag bedragen;

  • e.

    de goothoogte en de bouwhoogte van een hoofdgebouw niet meer dan 4 m. respectievelijk 9 m mag bedragen;

  • f.

    het hoofdgebouw dient te worden afgedekt met een kap, waarvan de dakhelling niet minder dan 35 en niet meer dan 75 graden mag bedragen, waarbij ondergeschikte delen van de kap plat afgedekt mogen worden;

  • g.

    bij elke woning mogen uitsluitend vrijstaande bijgebouwen worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 70 m2;

  • h.

    de goothoogte en de bouwhoogte van een bijgebouw niet meer dan 3 m. respectievelijk 5,5 m. mag bedragen;

  • i.

    een vrijstaand bijgebouw dient ten minste 3 m. achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd en de afstand tot zij- of achtergevel ten minste 1 meter dient te bedragen;

  • j.

    indien een vrijstaand bijgebouw met het hoofdgebouw wordt verbonden, wordt het vrijstaand bijgebouw gerekend tot de uitbreiding van het hoofdgebouw;

  • k.

    de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 3 m mag bedragen met dien verstande dat:

    • -

      de hoogte van palen of masten niet meer dan 6 m. mag bedragen;

    • -

      de hoogte van erfafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel niet meer dan 1 m. en daarachter niet meer dan 2 m. mag bedragen;

    • -

      de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 20 m2;

  • l.

    de woning mag aan de voorzijde, desnoods voor de bouwgrens, worden uitgebreid met een erker met een diepte van 1.50 meter en een lengte van maximaal 2/3 deel van de gevellengte van de woning of een entree met een diepte van 1.50 meter en een lengte van maximaal 1/3 deel van de gevellengte van de woning worden gebouwd en een erker aan de zijgevel van de woning met een lengte van maximaal 4,50 meter gemeten vanuit de voorzijde van de erker aan de voorgevel en een diepte van 1,50 meter. Voor de erker aan zijgevel geldt dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 1,50 meter moet bedragen. De inhoud van deze aanbouwen wordt niet tot de inhoud van de woning gerekend;

    • 3.

      Beroep/bedrijf aan huis

    • 1.

      In iedere woning en/of bijgebouw is de uitoefening van een beroep of bedrijf toegestaan onder de voorwaarden dat:

  • a.

    niet meer dan 1/3 deel van de als verblijfsgebied aan te merken vloeroppervlakte van de woning met de daarbijbehorende bijgebouwen, met een maximum van 45 m2, voor de uitoefening van het beroep of bedrijf wordt gebruikt;

  • b.

    geen vergunning en/of meldingsplicht op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving vereist is;

  • c.

    bij gebruik van bijgebouwen het minimale oppervlak voor bergruimte dat door het Bouwbesluit voorgeschreven wordt, gehandhaafd blijft;

  • d.

    bij het gebruik van een garage, er voor parkeergelegenheid op eigen erf wordt gezorgd.

    • 2.

      Detailhandel is uitsluitend toegestaan in producten of diensten die op het betreffende perceel zijn vervaardigd.

    • 3.

      In het kader van deze beheersverordening wordt de gemeentelijke lozingsverordening niet tot de milieuwetgeving gerekend.

    • 4.

      Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de voorwaarde dat de uitoefening van een beroep en/of bedrijf niet meldingsplichtbig mag zijn in het kader van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving, indien blijkt dat de activiteit niet of nauwelijks van invloed is op het woonmilieu.

    • 5.

      Burgemeester en wethouders kunnen voor woningen langs de Middenweg, de Rustenburgerweg, de Jan Glijnisweg, de van Veenweg , de Veenhuizerweg en de A.C. de Graafweg vrijstelling van het onder lid 1 genoemde maximum verlenen tot een maximum van 100 m2, mits niet meer dan 1/3 deel van de als verblijfsgebied aan te merken vloeroppervlakte van de woning met de daarbijbehorende bijgebouwen voor de uitoefening van een beroep of bedrijf wordt gebruikt en het woonmilieu en de belangen van derden daardoor niet onevenredig worden geschaad.

    • 4.

      Hobbyboeren

Ten aanzien van een hobbyboer geldt dat de oorspronkelijke, aan het agrarisch gebruik onttrokken bedrijfsgebouwen, niet gezien worden als bijgebouwen behorende bij de woning en dat deze bedrijfsgebouwen, uitgezonderd bouwwerken met een bouwhoogte lager dan 1,75 meter en kassen, t.b.v. de hobby in stand mogen worden gehouden of herbouwd mogen worden.

5 Vrijstellingen

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:

a.het bepaalde in lid 2, onder e voor een goothoogte respectievelijk bouwhoogte tot ten hoogste 6 m. respectievelijk 10 m;

Artikel 2.4 Tuincentrum

1.Doeleindenomschrijving

De op de plankaart voor tuincentrum aangewezen gronden zijn bestemd voor een bedrijf dat gericht is op de teelt en/of de verkoop van producten ten behoeve van tuinen, balkons en loggia's met de daarbij behorende bouwwerken, watergangen en open terreinen.

2.Bebouwingsvoorschriften

Op of in de, in lid 1 bedoelde gronden zijn uitsluitend bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    bedrijfsgebouwen mogen worden gebouwd achter (het verlengde van) de achtergevel van de woning, waarbij het in bijlage B aangegeven oppervlak van de bestaande bebouwing met het eveneens in bijlage B aangegeven aantal m2 mag worden vergroot uitgezonderd de bouwwerken waar met toepassing van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening op deze regeling is geanticipeerd en waarvan:

    • -

      de goothoogte niet meer dan 6 m. mag bedragen;

    • -

      de bouwhoogte niet meer dan 10 m. mag bedragen;

b bouwwerken, geen gebouwen mogen worden gebouwd waarvan:

  • -

    de hoogte van terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevelrooilijn niet meer dan 1 m. en achter de voorgevelrooilijn niet meer dan 2 m. mag bedragen;

  • -

    de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 20 m2;

  • -

    de hoogte van andere bouwwerken geen gebouw zijnde niet meer dan 6 m. mag bedragen, uitgezonderd vlaggenmasten waarvan de hoogte niet meer dan 9 meter mag bedragen;

Artikel 2.5 Bedrijven

1.Doeleindenomschrijving

De op de plankaart voor bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten zoals aangegeven in de van deze voorschriften deel uitmakende bijlage B (Overzicht Bedrijven), bedrijfsactiviteiten die niet vergunning of meldingsplichtbig zijn in de zin van de Wet milieubeheer en bedrijfsactiviteiten als bedoeld in de categorieën één en twee van de als bijlage bij deze voorschriften opgenomen "Staat van Bedrijfsactiviteiten" met de daarbij behorende bouwwerken, watergangen en open terreinen en voor zover het bestemmingsgebied is voorzien van de aanduiding "depot klein chemisch afval" mede voor de instandhouding daarvan.

2.Bebouwingsvoorschriften

Op of in de, in lid 1 bedoelde gronden zijn uitsluitend bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    bedrijfsgebouwen mogen, worden gebouwd achter (het verlengde van) de achtergevel van de woning, waarbij het in bijlage B aangegeven oppervlak van de bestaande bebouwing met het eveneens in bijlage B aangegeven aantal m2 mag worden vergroot of indien op de plankaart een bouwvlak is aangegeven dienen de gebouwen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, waarbij het in bijlage B aangegeven oppervlak van de bestaande bebouwing met het eveneens in bijlage B aangegeven aantal m2 mag worden vergroot, uitgezonderd de bouwwerken waar met toepassing van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening op deze regeling is geanticipeerd en waarvan:

    • -

      de goothoogte niet meer dan 6 meter mag bedragen;

    • -

      de bouwhoogte niet meer dan 10 meter mag bedragen;

  • b.

    bouwwerken, geen gebouwen mogen worden gebouwd waarvan:

    • -

      de hoogte van terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevelrooilijn niet meer dan 1 m. en achter de voorgevelrooilijn niet meer dan 2 m. mag bedragen;

    • -

      de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 20 m2;

    • -

      de hoogte van andere bouwwerken niet meer dan 6 m. mag bedragen;

      • 3.

        Vrijstellingen

Burgemeester en wethouders kunnen verlenen vrijstelling van:

a.het bepaalde in lid 1 voor het vestigen van bedrijven die niet zijn opgenomen in de "Staat van Bedrijfsactiviteiten", indien kan worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving wordt geacht tot de onder categorie 1 of 2 vallende bedrijven te behoren.

Artikel 2.6 Garagebedrijf

1 Doeleindenomschrijving

De op de plankaart voor garagebedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van het garagebedrijf (onderhoud en verkoop van motorvoertuigen) zoals aangegeven in de, van deze voorschriften deel uitmakende Bijlage C (Overzicht Garagebedrijven) met de daarbij behorende bouwwerken en open terreinen en ten aanzien van het perceel Verlaat 32 alsmede voor de verkoop van motorbrandstoffen.

2.Bebouwingsvoorschriften

Op of in de, in lid 1 bedoelde gronden zijn uitsluitend bedrijfsgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    bedrijfsgebouwen mogen worden gebouwd achter (het verlengde van) de achtergevel van de woning, waarbij het in bijlage C aangegeven oppervlak van de bestaande bebouwing met het eveneens in bijlage C aangegeven aantal m2 mag worden vergroot, uitgezonderd de bouwwerken waar met toepassing van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening op deze regeling is geanticipeerd en waarvan:

    • -

      de goothoogte niet meer dan 6 m. mag bedragen;

    • -

      de bouwhoogte niet meer dan 10 m. mag bedragen;

  • b.

    bouwwerken, geen gebouwen mogen worden gebouwd waarvan:

    • -

      de hoogte van terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevelrooilijn niet meer dan 1 m en achter de voorgevelrooilijn niet meer dan 2 m. mag bedragen;

    • -

      de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 20 m2;

    • -

      de hoogte van andere bouwwerken niet meer dan 6 m. mag bedragen;

Artikel 2.7 Detailhandel

1.Doeleindenomschrijving

De op de plankaart voor detailhandel aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van volumineuze detailhandel, detailhandel en de aan de detailhandel verwante dienstverlening zoals aangegeven in de, van deze voorschriften deel uitmakende bijlage D (Overzicht Detailhandel), met de daarbij behorende bouwwerken en open terreinen. Volumineuze detailhandel mag alleen plaatsvinden in de in bijlage D als zodanig aangegeven panden.

2.Bebouwingsvoorschriften

Op of in de, in lid 1 bedoelde gronden zijn uitsluitend bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    bedrijfsgebouwen mogen achter (het verlengde van) de achtergevel van de woning worden gebouwd, waarbij het in bijlage D aangegeven oppervlak van de bestaande bebouwing met het eveneens in bijlage D aangegeven aantal m2 mag worden vergroot, uitgezonderd de bouwwerken waar met toepassing van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening op deze regeling is geanticipeerd en waarvan:

    • -

      de goothoogte niet meer dan 6 m. mag bedragen;

    • -

      de bouwhoogte niet meer dan 10 m. mag bedragen;

  • b.

    bouwwerken, geen gebouwen mogen worden gebouwd waarvan:

    • -

      de hoogte van terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevelrooilijn niet meer dan 1 m. en achter de voorgevelrooilijn niet meer dan 2 m. mag bedragen;

    • -

      de hoogte van andere bouwwerken niet meer dan 6 m. mag bedragen;

Artikel 2.8 Horecabedrijf

1.Doeleindenomschrijving

De op de plankaart voor horecabedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van horeca-activiteiten zoals aangegeven in de, van deze voorschriften deel uitmakende bijlage E (Overzicht Horecabedrijven) met de daarbij behorende bouwwerken en open terreinen.

2.Bebouwingsvoorschriften

Op of in de in lid 1 bedoelde gronden zijn uitsluitend bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming toelaatbaar onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    bedrijfsgebouwen mogen worden gebouwd, waarbij het in bijlage E aangegeven oppervlak van de bestaande bebouwing met het eveneens in bijlage E aangegeven aantal m2 mag worden vergroot, uitgezonderd de bouwwerken waar met toepassing van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening op deze regeling is geanticipeerd en waarvan:

    • -

      de goothoogte niet meer dan 6 m. mag bedragen

    • -

      de bouwhoogte niet meer dan 10 m. mag bedragen

  • b.

    bouwwerken, geen gebouwen mogen worden gebouwd waarvan:

    • -

      de hoogte van terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevelrooilijn niet meer dan 1 m. en achter de voorgevelrooilijn niet meer dan 2 m. mag bedragen;

    • -

      de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 20 m2;

    • -

      de hoogte van andere bouwwerken niet meer dan 6 m. mag bedragen;

Artikel 2.9 Dierenpension

1.Doeleindenomschrijving

De op de plankaart voor dierenpension aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van de opvang en verzorging van (huis)dieren met de daarbij behorende bouwwerken en open terreinen.

2.Bebouwingsvoorschriften

Op of in de, in lid 1 bedoelde gronden zijn uitsluitend bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    bedrijfsgebouwen mogen achter (het verlengde van) van de achtergevel van de woning worden gebouwd, waarbij de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 300 m2 mag bedragen en waarbij:

    • -

      de goothoogte niet meer dan 3,5 m. mag bedragen;

    • -

      de bouwhoogte niet meer dan 6 m. mag bedragen;

  • b.

    bouwwerken, geen gebouwen mogen worden gebouwd waarvan:

    • -

      de hoogte van terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevelrooilijn niet meer dan 1 m. en achter de voorgevelrooilijn niet meer dan 2 m. mag bedragen;

    • -

      de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 20 m2;

    • -

      de hoogte van andere bouwwerken niet meer dan 6 m. mag bedragen

Artikel 2.10 Maatschappelijke doeleinden

1.Doeleindenomschrijving

De op de plankaart voor maatschappelijke doeleinden aangewezen gronden zijn bestemd voor een instelling voor moeilijk opvoedbare jongeren (Zj), een kerk annex begraafplaats (Zk) en een dorpshuis (Zd) met de daarbij behorende bouwwerken, waaronder dienstwoningen, groenvoorzieningen en open terreinen waaronder parkeervoorzieningen.

2.Bebouwingsvoorschriften

Op of in de in lid 1 bedoelde gronden zijn uitsluitend dienstwoningen, dienstgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    de bebouwde oppervlakte mag niet meer dan:

    • -

      van het bestemmingsvlak Zj 30 % bedragen;

    • -

      van het bestemmingsvlak Zk 15 % bedragen;

    • -

      van het bestemmingsvlak Zd 75 % bedragen.;

b uitsluitend in het bestemmingsvlak aangeduid met Zj zijn dienstwoningen toegestaan, welke in de bouwgrens of ten hoogste 3 m. daarachter mogen worden gebouwd;

  • c.

    de goothoogte en de inhoud van een dienstwoning mag niet meer dan 4 m, respectievelijk 750 m2 bedragen;

  • d.

    bij een dienstwoning mag niet meer dan 70 m2 aan vrijstaande bijgebouwen worden gebouwd met een goothoogte tot ten hoogste 3 m. en een bouwhoogte van ten hoogste 5,5 m;

  • e.

    een vrijstaand bijgebouw dient ten minste 3 m. achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd en de afstand tot zij- of achtergevel ten minste 1 meter dient te bedragen;

  • f.

    de goothoogte en de bouwhoogte van de gebouwen voor de zorgverlening mag niet meer dan 6 m, respectievelijk 9 m. bedragen;

  • g.

    de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m. met uitzondering van terreinafscheidingen, waarvan de hoogte voor (het verlengde) van de voorgevelrooilijn niet meer dan 1 m. en achter (het verlengde) van de voorgevelrooilijn niet meer dan 2 m. mag bedragen. De gezamenlijke oppervlakte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 20 m2;

  • h.

    de woning mag aan de voorzijde, desnoods voor de bouwgrens, worden uitgebreid met een erker met een diepte van 1.50 meter en een lengte van maximaal 2/3 deel van de gevellengte van de woning of een entree met een diepte van 1.50 meter en een lengte van maximaal 1/3 deel van de gevellengte van de woning worden gebouwd en een erker aan de zijgevel van de woning met een lengte van maximaal 4,50 meter gemeten vanuit de voorzijde van de erker aan de voorgevel en een diepte van 1,50 meter. Voor de erker aan zijgevel geldt dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 1,50 meter moet bedragen. De inhoud van deze aanbouwen wordt niet tot de inhoud van de woning gerekend;

Artikel 2.11 Begraafplaats I en II

1.Doeleindenomschrijving

De op de plankaart voor begraafplaats I en II aangewezen gronden zijn bestemd voor de lijkbezorging met de daarbij behorende groenvoorzieningen en open terreinen waaronder parkeervoorzieningen en een dierencrematorium op de met II aangeduide begraafplaats, alsmede voor het kweken van bomen, waarbij:

  • -

    de met begraafplaats I aangeduide gronden bestemd zijn voor het begraven van mens en dier;

  • -

    de met begraafplaats II aangeduide gronden bestemd zijn voor de lijkbezorging van het dier.

2 Bebouwingsvoorschriften

Op of in de, in lid 1 bedoelde gronden zijn uitsluitend bedrijfsgebouwen, uitgezonderd een crematorium, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    de bedrijfsgebouwen dienen indien er op de plankaart een bouwvlak is aangegeven binnen dat bouwvlak te worden gebouwd;

  • b.

    de oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 20% van het bouwvlak of indien er geen bouwvlak is aangegeven 2% van het bestemmingsvlak bedragen;

  • c.

    de goothoogte en de bouwhoogte van de gebouwen niet meer dan 6 m. respectievelijk 10,50 m. mogen bedragen;

  • e.

    de bouw van een bedrijfswoning is niet toegestaan;

  • f.

    bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd waarvan:

    • -

      de hoogte van terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevelrooilijn niet meer dan 1 m. en achter de voorgevelrooilijn niet meer dan 2 m. mag bedragen;

    • -

      de hoogte van andere bouwwerken niet meer dan 3 m. mag bedragen

Artikel 2.12 Volkstuincomplex

1.Doeleindenomschrijving

De op de plankaart voor volkstuincomplex aangewezen gronden zijn bestemd voor volkstuinen met de daarbij behorende collectieve en individuele voorzieningen en open terreinen, waaronder parkeervoorzieningen.

2.Bebouwingsvoorschriften

Op of in de, in lid1 bedoelde gronden zijn uitsluitend dienstgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    één verenigingsgebouw mag worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

    • 1.

      de oppervlakte niet meer dan 150 m2 mag bedragen;

    • 2.

      de goothoogte niet meer dan 3 m. mag bedragen;

    • 3.

      de bouwhoogte niet meer dan 4,5 m. mag bedragen;

  • b.

    per volkstuin met een oppervlakte van minder dan 100 m2 mag één opbergkist met een maximale oppervlakte van 2 m2 en een hoogte van maximaal 1 m. worden gebouwd;

  • c.

    per volkstuin met een oppervlakte van meer dan 100 m2 mag, naast één opbergkist zoals bedoeld in sub b, één kas en één ander gebouw met elk een maximale oppervlakte van 20 m2 en een hoogte van maximaal 3 m. worden gebouwd;

  • d.

    de in sub c toegestane oppervlakte voor het andere gebouw mag worden aangewend voor de uitbreiding van de kas tot een maximale oppervlakte van 40 m2.

  • e.

    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag voor terrein- en erfafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevelrooilijn niet meer dan 1 m en achter (het verlengde van) de voorgevelrooilijn niet meer dan 2 m en voor de overige bouwwerken geen gebouw zijnde niet meer dan 3 m bedragen.

f de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 20 m2;

3.Gebruiksregels

Tot een gebruik van gronden strijdig met de bestemming, zoals bedoeld in artikel 6.1 lid 1, wordt in ieder geval gerekend:

  • a.

    het gebruik als staan- of ligplaats voor onderkomens;

  • b.

    het gebruik voor verblijfsrecreatie.

Artikel 2.13 Verblijfsrecreatie

1.Doeleindenomschrijving

De op de plankaart voor verblijfsrecreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor kampeerterrein voor tenten, tentwagens, toercaravans en kampeerauto's, alsmede voor seizoen- en jaarstandplaatsen voor stacaravans met de daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de verblijfsrecreatie, waaronder receptie/kantoorruimte, één kantine/recreatieruimte, één kampwinkel, sanitaire voorzieningen, bergruimten, groen en speelvoorzieningen en paden en parkeervoorzieningen alsmede één bedrijfswoning.

2.Bebouwingsvoorschriften

Op of in de in lid 1 bedoelde gronden zijn uitsluitend bedrijfswoningen, bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde t.b.v. de bestemming toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    de bedrijfswoning dient in de bouwgrens of ten hoogste 3 m daarachter te worden gebouwd;

  • b.

    de goothoogte en inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 4,5 m, respectievelijk 750 m3 bedragen;

  • c.

    bij de bedrijfswoning mag ten hoogste 70 m2 aan vrijstaande bijgebouwen worden gebouwd met een goothoogte van ten hoogste 3 m en een bouwhoogte van ten hoogste 4,5 m en waarvan de afstand tot (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning ten minste 3 m en de afstand tot zij- of achtergevel ten minste 1 meter dient te bedragen;

  • d.

    de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen voor sanitaire voorzieningen mag niet meer dan 200 m2 bedragen;

  • e.

    de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen voor de overige voorzieningen mag niet meer dan 100 m2 bedragen;

  • f.

    de goothoogte en de bouwhoogte van de gebouwen genoemd onder d mogen niet meer dan 3 m, respectievelijk 8 m bedragen;

  • g.

    de oppervlakte van een stacaravan mag niet meer dan 35 m2 bedragen;

  • h.

    per stacaravan mag één bijgebouw worden gebouwd met een oppervlakte van ten hoogste 6 m2.

  • i.

    bouwwerken geen gebouwen mogen worden gebouwd waarvan:

    • -

      de hoogte van terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevelrooilijn niet meer dan 1 m en achter de voorgevelrooilijn niet meer dan 2 mag bedragen;

    • -

      de hoogte van andere bouwwerken niet meer dan 6 m mag bedragen;

  • j.

    de woning mag aan de voorzijde, desnoods voor de bouwgrens, worden uitgebreid met een erker met een diepte van 1.50 meter en een lengte van maximaal 2/3 deel van de gevellengte van de woning of een entree met een diepte van 1.50 meter en een lengte van maximaal 1/3 deel van de gevellengte van de woning worden gebouwd en een erker aan de zijgevel van de woning met een lengte van maximaal 4,50 meter gemeten vanuit de voorzijde van de erker aan de voorgevel en een diepte van 1,50 meter. Voor de erker aan zijgevel geldt dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 1,50 meter moet bedragen. De inhoud van deze aanbouwen word niet tot de inhoud van de woning gerekend;

    • 3.

      Gebruiksregeling

Tot een gebruik van de gronden en de bouwwerken strijdig met de bestemming als bedoeld in artikel 6.1 lid 1 wordt in ieder geval gerekend:

  • a.

    het aanwezig hebben van minder dan 15% aan toeristische staanplaatsen;

  • b.

    het permanent (laten) bewonen van stacaravans dan wel aanwezige andere kampeermiddelen.

Artikel 2.14 Sport en recreatie

1.Doeleindenomschrijving

De op de plankaart voor sportterreinen aangewezen gronden zijn bestemd voor de sportbeoefening en recreatie met de daarbij behorende bouwwerken, waaronder horecagelegenheden en open terreinen, waaronder parkeervoorzieningen.

2.Bebouwingsvoorschriften

Op of in de in lid 1 bedoelde gronden zijn uitsluitend bedrijfsgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    de oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag niet meer zijn dan 5% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak, uitgezonderd het terrein aan de Niedorperdijk waar een bebouwd oppervlak van 200 m2 is toegestaan;

  • b.

    de bouw van een bedrijfswoning is niet toegestaan;

  • c.

    de goothoogte en de bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 6 m resp. 9,50 m bedragen;

  • d.

    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:

    • 1.

      15 m voor palen en masten;

    • 2.

      6 m voor ballenvangers;

    • 3.

      2 m voor erf- en terreinafscheidingen;

    • 4.

      3 m voor het overige

      3.Vrijstelling

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in:

  • a.

    lid 2 onder a voor de bouw van bouwwerken, zoals dugouts, tot een maximale oppervlakte per bouwwerk van 20 m met een maximale hoogte van 2 m;

  • b.

    lid 2 onder a voor een vergroting van 15% van de aldaar genoemde oppervlakte;

  • c.

    lid 2 onder d1 voor lichtmasten tot een maximale bouwhoogte van 25 m.

Artikel 2.15 Manege

1.Doeleindenomschrijving

De op de plankaart voor manege aangewezen gronden zijn bestemd voor de ruitersport en het daarbij behorende onderricht met de daarbij behorende voorzieningen, waaronder horecagelegenheden en verkooppunten, alsmede groenvoorzieningen en open terreinen waaronder parkeervoorzieningen.

2.Bebouwingsvoorschriften

Op of in de in lid 1 bedoelde gronden zijn uitsluitend bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    de bebouwde oppervlakte mag met niet meer dan 10 % van de bestaande oppervlakte worden vergroot;

  • b.

    de goothoogte en de bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 6 m, respectievelijk 9 m bedragen;

  • c.

    per bedrijf is één horecagelegenheid en één verkooppunt toegestaan, mits:

    • 1.

      de horecagelegenheid en het verkooppunt deel uitmaken van de bedrijfsbebouwing;

    • 2.

      de toegang plaats vindt vanuit de bedrijfsbebouwing;

    • 3.

      de oppervlakte van elk niet meer dan 100 m2 bedraagt.

  • d.

    de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 8 m bedragen, met uitzondering van terreinafscheidingen, waarvan de hoogte voor (het verlengde van) de voorgevelrooilijn niet meer dan 1 m en achter (het verlengde van) de voorgevelrooilijn niet meer dan 2 m mag bedragen.

e de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 20 m2.

Artikel 2.16 Spoorwegen

1.Doeleindenomschrijving

De op de plankaart voor spoorwegen aangewezen gronden zijn bestemd voor het railverkeer met de daarbij behorende bouwwerken, spoorbanen, taluds, beplantingen, verhardingen en geluidwerende voorzieningen.

2.Bebouwingsvoorschriften

Op de in lid 1 bedoelde gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde t.b.v. de bestemming toegestaan, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 10 m.

Artikel 2.17 Wegen

1 Doeleindenomschrijving

De op de plankaart voor wegen aangewezen gronden zijn bestemd voor verkeerswegen, parkeerplaatsen, langzaam verkeersvoorzieningen, bermstroken, taluds en beplantingen, met de daarbij behorende bouwwerken en voorzover op de plankaart is aangegeven voor een verkooppunt voor motorbrandstoffen.

2.Bebouwingsvoorschriften

Op of in de in lid 1 bedoelde gronden zijn uitsluitend kleine gebouwen met een oppervlakte van maximaal 20 m2, een goothoogte van maximaal 3.00 m en een bouwhoogte van maximaal 4,5 m voor de verkeersdiensten en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals viaducten, duikers, bruggen, bewegwijzeringsborden en -portalen kunstobjecten en verlichtingsornamenten tot een hoogte van 18 m toegestaan.

  • 3.

    Ruimtelijke indeling

    • a.

      Het is verboden de gronden in te richten in afwijking van een op de kaart aangegeven dwarsprofiel;

    • b.

      Het is toegestaan de verhardingsbreedte ten behoeve van in- en uitvoegstroken en bushaltes te vergroten, mits het aantal rijbanen en rijstroken overeenkomstig de op de plankaart aangegeven dwarsprofielen worden gehandhaafd.

    • c.

      In afwijking van het dwarsprofiel voor de Waarddijk, dat een breedte heeft van 3,50 meter, is het toegestaan passeerstroken ter breedte van 6.00 meter om de 250 à 300 meter aan te leggen;

  • 4.

    Vrijstelling

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 3 voor wat betreft de indeling van het dwarsprofiel mits de totale maat niet wordt overschreden.

Artikel 2.18 Langzaamverkeersroute

1.Doeleindenomschrijving

De op de plankaart voor langzaamverkeersroute aangewezen gronden zijn bestemd voor (recreatieve) fiets- en voetpaden, met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

2.Bebouwingsvoorschriften

Op of in de in lid 1 bedoelde gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van 6 m toegestaan.

Artikel 2.19 Water/water met cultuurhistorische- of ecologische waarden

1.Doeleindenomschrijving

De op de plankaart voor water aangewezen gronden zijn bestemd voor de waterhuishouding alsmede:

  • -

    voor zover nader aangeduid met "cultuurhistorische waarden: voor de instandhouding en bescherming van de cultuurhistorische waarden;

  • -

    voor zover nader aangeduid met 'ecologische waarden' voor de instandhouding en ontwikkeling van ecologische verbindingsroutes.

  • -

    voor zover nader aangeduid met "dwanghaven" voor het gebruik als gedwongen ligplaats voor woonschepen, schepen en andere drijvende objecten.

    • 2.

      Bebouwingsvoorschriften

Op of in de in lid 1 bedoelde gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming, toegestaan, alsmede oeververbindingen, mits de waterafvoerende, wateraanvoerende of waterbergende functie niet wordt verminderd of te niet wordt gedaan en onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    tot een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;

  • b.

    met een doorvaarbare hoogte van ten minste 1,50 m;

  • c.

    met een doorvaarbreedte van ten minste 2,50 m.

Dat de waterafvoerende, wateraanvoerende of waterbergende functie niet wordt verminderd of te niet wordt gedaan, dient te blijken uit een door de aanvrager te overleggen ontheffing van de keur het waterschap Groot-Geestmerambacht met betrekking tot de aangevraagde bouwvergunning of gedane melding.

3.Verwezenlijking van de bestemming

Ten aanzien van de voor water bestemde gronden in de oksel van de spoorlijnen Heerhugo-waard Den Helder en Heerhugowaard - Hoorn, geldt, dat zolang de bestemming water niet is verwezenlijkt de voorschriften van artikel 2 .12 (volkstuinencomplex) op deze gronden van toepassing zijn.

4.Gebruiksbepaling

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 6.1. lid 1 wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden als ligplaats voor woonschepen, woonarken of een casco (caisson) dat tot woonschip of woonark kan worden opgebouwd.

Artikel 2.20 Waterkering

1.Doeleindenomschrijving

De op de plankaart voor waterkering aangewezen gronden zijn bestemd voor waterkering, waaronder een sluiscomplex, wegen en water.

2.Inrichtingsvoorschriften

Op deze gronden zijn toegelaten, mits de waterkerende functie er niet door verminderd of te niet wordt gedaan:

  • a.

    verhardingen;

  • b.

    groenvoorzieningen;

  • c.

    gebouwen;

  • d.

    bouwwerken geen gebouwen zijnde;

  • e.

    waterpartijen en/of sloten.

Dat de waterkerende functie niet wordt verminderd of te niet wordt gedaan, dient te blijken uit een door de aanvrager te overleggen ontheffing van de keur het waterschap Groot-Geestmerambacht met betrekking tot de aangevraagde bouwvergunning of gedane melding.

3.Bebouwingsvoorschriften

Op of in de in lid 1 bedoelde gronden zijn:

  • a.

    voor zover het de gronden betreft van het sluiscomplex, één bedrijfsgebouw toegestaan met een goothoogte van maximaal 4,5 m, een bouwhoogte van maximaal 6 m en met een maximale oppervlakte van 50 m2 en

  • b.

    overigens uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de verkeersfunctie zijn toegestaan, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 18 m.

    • 4.

      Vrijstelling

Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 2 ten behoeve van gebouwen, welke mogen worden gebouwd volgens de overige aan deze gronden gegeven bestemmingen, mits de belangen van de waterkering niet worden geschaad.

5.Gebruiksbepaling

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 6.1. lid 1 wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden als ligplaats voor woonschepen, woonarken of een casco (caisson) dat tot woonschip of woonark kan worden opgebouwd.

Artikel 2.21 Cultuurhistorisch waardevol element

1.Doeleindenomschrijving

De op de plankaart voor cultuurhistorisch waardevol element aangewezen gronden zijn bestemd voor de instandhouding van de aanwezige voormalige spoorbaan en voormalige dijken langs de Veenhuizerpolder alsmede voor langzaamverkeersroutes.

  • 2.

    Bebouwingsvoorschriften

    • a.

      op of in de, in lid 1 bedoelde gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen toegestaan tot een hoogte van 2 m;

    • b.

      ten hoogste 15% van de gronden mag worden verhard ten behoeve van langzaamverkeersroutes.

Artikel 2.22 Cultuurhistorisch waardevol gebouw

1.Doeleindenomschrijving

De op de plankaart voor cultuurhistorisch waardevol gebouw aangewezen gronden zijn bestemd voor het behoud van de aanwezige molen met een functie voor de waterhuishouding, en/of het wonen met de daarbij behorende open terreinen.

2.Bebouwingsvoorschriften

Op of in de, in lid 1 bedoelde gronden dient de aanwezige molen te worden gehandhaafd en mag worden hersteld of herbouwd onder toepassing van de Monumentenwet.

Artikel 2.23 Gebied met natuurwaarden

1.Doeleindenomschrijving

De op de plankaart voor gebied met natuurwaarden aangewezen gronden zijn bestemd voor het behoud van de aanwezige natuurlijke waarden en tevens voor een langzaamverkeersroute.

2 Bebouwingsvoorschriften:

a op of in de, in lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend terreinafscheidingen tot een hoogte van 2 m worden gebouwd.

b.ten hoogste 15% van de gronden mag worden verhard ten behoeve van langzaamverkeersroutes

DEEL B Voorschriften bij illustratie 6 en 7

3.Inleidende bepalingen

Artikel 3.1 Gebied waarop de voorschriften van toepassing zijn

1.Deze voorschriften zijn toepassing op de gronden, gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde binnen de op plankaart 6 (illustratie 6) aangegeven begrenzingen, alsmede de dwarsprofielenkaart (illustratie 8) en de bouwhoogtekaart (illustratie 7), welke deel uitmaken van de beheersverordening Buitengebied 2013 van de gemeente Heerhugowaard.

Artikel 3.2 Begripsbepalingen

In deze voorschriften wordt verstaan onder:

  • 1.

    plan: de beheersverordening Buitengebied 2013 van de gemeente Heerhugowaard;

  • 2.

    plankaart: de van het plan deel uitmakende en als zodanig gewaarmerkte kaart (illustratie nr, 6);

  • 3.

    bouwhoogtekaart: de van het plan deel uitmakende en als zodanig gewaarmerkte bouwhoogtekaart (illustratie nr. 7);

  • 4.

    bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

  • 5.

    bestaand bouwwerk: een bouwwerk, dat:

    • a.

      op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is;

    • b.

      na dat tijdstip is, of mag worden gebouwd krachtens een bouwvergunning waarvoor de aanvraag vóór dat tijdstip is ingediend;

  • 6.

    gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

7 bouwlaag: een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de onderbouw en de zolder;

8 onderbouw : een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1.20 boven peil is gelegen;

  • 9.

    bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

  • 10.

    bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

  • 11.

    bouwgrens : een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak en door bebouwing niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze voorschriften zijn toegestaan;

  • 12.

    bouwvlak: een op de plankaart aangegeven en door bouwgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waarop bebouwing is toegelaten;

  • 13.

    bouwperceel : een door eigendomsgrenzen omsloten stuk grond waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

  • 14.

    bestemmingsgrens: een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens aangeeft van een bestemmingsvlak;

  • 15.

    perceelsgrens: de eigendomsgrens van een perceel;

  • 16.

    voorgevelrooilijn: de naar de weg toegekeerde bouwgrens van het hoofdgebouw;

  • 17.

    bestemmingsvlak: een op de plankaart aangegeven en door bestemmingsgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangegeven met eenzelfde bestemming;

  • 18.

    bebouwingspercentage een op de plankaart of in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel dat maximaal mag worden bebouwd;

  • 19.

    peil: a. voor gebouwen, waarvan de hoofdingang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

    • b.

      in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkt maaiveld;

  • 20.

    woning/wooneenheid: een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden;

  • 21.

    gestapelde woningen: een al dan niet uit meerdere woonlagen bestaande woning, deel uitmakend van een gebouw waarin meerdere woningen zijn ondergebracht, zodanig dat deze boven dan wel beneden en/of naast elkaar zijn gesitueerd, waarbij per woning een zelfstandige toegang gewaarborgd is;

22 hoofdgebouw: een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen ofbestemmingsaanduiding, als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

23.bijgebouw: een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat in bouwkundig opzicht hieraan ondergeschikt is;

24 verblijfsgebied: (binnen een gebouw): Met de in artikel 4, tweede alinea onder 1. aan te houden vloeroppervlakte wordt bedoeld: de oppervlakte van de besloten ruimte,bestaande uit een of meer met elkaar in verbindingstaande, op dezelfde bouwlaag gelegen verblijfsruimten en andere afzonderlijke ruimten, anders dan een toilet- of badruimte, technische ruimte of gemeenschappelijke verkeersruimte, een en ander overeenkomstig de omschrijvingen van het Bouwbesluit d.d. 16 december 1991 nummer 91.000891;

  • 25.

    kantoor/praktijkruimte: een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor het uitoefenen van een beroep dat is gericht op het verlenen van diensten;

  • 26.

    woonschip: a. elk vaar- of drijftuig, dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie en/of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot als hoofdbewoning geldend dag- en/of nachtverblijf van één of meer personen;

    • b.

      een vaar- of drijftuig, als bedoeld onder a. in opbouw;

    • c.

      een casco dat tot vaar- of drijftuig, als bedoeld onder a. kan worden opgebouwd;

    • d.

      elk vaar- of drijftuig, waarin of waarop bedrijfsmatige of soortelijke activiteiten worden uitgeoefend of dat daartoe is ingericht;

    • e.

      de overblijfselen van een vaar- of drijftuig, als bedoeld onder a. tot en met c.

  • 27.

    ligplaats: de ruimte die door een woonschip wordt ingenomen.

  • 28.

    groothandelsbedrijf een bedrijf, gericht op het te koop aanbieden,verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, instellingen, dan wel aan personen ter aanwending in een ander bedrijf;

  • 29.

    detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

30 dienstverlening: het bedrijfsmatig verlenen van diensten;

31 dienstverlenend bedrijf: een bedrijf dat gericht is op het verlenen diensten.

32 toonzaal/showroom: een gebouw, dat dient voor de uitstalling van goederen ten behoeve van detail- en/of groothandel;

33 bedrijfsgebouw: een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

34 bedrijfswoning/dienstwoning: een woning in of bij een gebouw of op een terrein kennelijk slechts bedoeld voor het huishouden van één persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.

35 prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

36 seksinrichting: een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoning van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seks-bioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

Artikel 3.3 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

  • 1.

    lengte, breedte en diepte van gebouwen: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidsmuren;

  • 2.

    oppervlakte van bouwwerken: boven de begane grondvloer tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de hartlijnen van scheidsmuren;

  • 3.

    goothoogte van bouwwerken: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, of indien er geen goot is, de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkapellen niet meegerekend.

  • 4.

    bouwhoogte/nokhoogte van bouwwerken: vanaf peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, ondergeschikte bouwdelen als schoorstenen, lichtkappen, liftschachten, antennes e.d. niet meegerekend;

  • 5.

    afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens: tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend hoofdgebouw, waar die afstand het kortst is;

6 bouwen binnen de bouwvlakken: indien een bouwwerk binnen een op de plankaart aangegeven bouwvlak gebouwd moet worden, mag hiervan worden afgeweken ten behoeve van het maken van:

  • a.

    galerijen met een breedte van maximaal 2.00 meter;

  • b.

    balkons met breedte van maximaal 2.00 meter;

  • c.

    goot- en dakoverstekken met een breedte van maximaal 0,60 meter;

  • d.

    luifels met een diepte van 2,50 meter;

  • e.

    (brand)trappen en trappenhuizen.

Artikel 3.4 Beschrijving in hoofdlijnen

  • 1.

    In dit artikel wordt beschreven op welke wijze binnen de bestemming wonen wordt omgegaan met de uitoefening van een beroep of bedrijf in een woning of in een bij de woning behorend bijgebouw.

  • 2.

    In iedere woning en/of bijgebouw is de uitoefening van een beroep of bedrijf toegestaan onder de voorwaarden dat:

    • a.

      niet meer dan 1/3 deel van de als verblijfsgebied aan te merken vloeroppervlakte van de woning met de daarbijbehorende bijgebouwen, met een maximum van 45 m2, voor de uitoefening van het beroep of bedrijf wordt gebruikt;

    • b.

      geen vergunning- en/of meldingsplicht op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving vereist is;

    • c.

      bij gebruik van bijgebouwen het minimale oppervlak voor bergruimte dat door het Bouwbesluit voorgeschreven wordt, gehandhaafd blijft;

    • d.

      bij het gebruik van een garage, er voor parkeergelegenheid op eigen erf wordt gezorgd.

3 Detailhandel is uitsluitend toegestaan in producten of diensten die op het betreffende perceel zijn vervaardigd.

4 In het kader van deze beheersverordening wordt de gemeentelijke lozingsverordening niet tot de milieuwetgeving gerekend.

5 Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de voorwaarde dat de uitoefening van een beroep en/of bedrijf niet meldingsplichtig mag zijn in het kader van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving, indien blijkt dat de activiteit niet of nauwelijks van invloed is op het woonmilieu.

6 Burgemeester en wethouders kunnen voor woningen langs de Middenweg vrijstelling van het in lid 2 onder a van dit artikel genoemde maximum verlenen tot een maximum van 100 m2, mits niet meer dan 1/3 deel van de als verblijfsgebied aan te merken vloeroppervlakte van de woning met de daarbijbehorende bijgebouwen voor de uitoefening van een beroep of bedrijf wordt gebruikt en het woonmilieu en de belangen van derden daardoor niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 3.5 Waterhuishouding

1 Indien in een bestemmingsgebied direct dan wel via vrijstelling of wijziging méér dan 500 m2 aan bebouwing en/of gesloten verharding wordt gebouwd dan wel wordt aangelegd, dient aanvullend een, door het betrokken hoogheemraadschap te bepalen, voldoende oppervlakte of volume aan waterberging ten behoeve van de waterhuishouding te worden gerealiseerd.

2 Indien op de plankaart de bestemming "water, water met cultuurhistorische of ecologische waarde of waterkering" is aangegeven, zijn op deze gronden tevens de bepalingen van de keur van het betrokken waterschap of hoogheemraadschap van toepassing

4.Bestemmingsbepalingen

Artikel 4.1 Wonen "W" (met tuinen en erven)

Doeleindenomschrijving:

1 De gronden op de plankaart aangeduid met "W" (wonen aaneengesloten met tuinen en erven), zijn bestemd voor het wonen.

Inrichting:

2 Op de gronden zijn toegelaten:

  • a.

    hoofdgebouwen;

  • b.

    bijgebouwen;

  • c.

    bouwwerken geen gebouwen zijnde;

  • d.

    tuinen en erven;

Bouwvoorschriften:

3 Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a.

    de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

  • b.

    de hoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de bouwhoogtekaart is aangegeven;

  • c.

    de goothoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de bouwhoogtekaart is aangegeven;

    • 4.

      Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a.

    de bijgebouwen mogen uitsluitend op de gronden met de aanduiding "Erven", en binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  • b.

    de bijgebouwen op de bestemming "Erven" mogen zowel vrijstaand als aangebouwd, dan wel als uitbreiding van het hoofdgebouw worden gebouwd;

  • c.

    de hoogte van een aangebouwd of als uitbreiding van het hoofdgebouw gebouwd bij-gebouw, als bedoeld in lid 4 onder b van dit artikel, mag niet meer dan 4.50 meter be-dragen;

  • d.

    de goothoogte van een aangebouwd of als uitbreiding van het hoofdgebouw gebouwd gebouw mag niet hoger zijn dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bouwwerk waarop wordt aangesloten, vermeerderd met de hoogte die nodig is voor het uitvoeren van constructie- en isolatie-eisen op grond van het bouwbesluit;

  • e.

    de hoogte van vrijstaande bijgebouwen, als bedoeld in lid 4 onder b van dit artikel, mag niet meer dan 5.50 meter bedragen.

  • f.

    de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw, als bedoeld in lid 4 onder b van dit artikel, mag niet meer dan 2.50 meter bedragen;

  • g.

    de op de plankaart als "Erven" aangeduide gronden, mogen per bouwperceel voor 1/3 deel worden bebouwd, mits het gezamenlijk oppervlak van de bouwwerken binnen de bestemming "Erven" niet meer bedraagt dan 40 m2;

  • h.

    voor zover de in lid 4 onder g van dit artikel bedoelde gronden een oppervlakte hebben van meer dan 120 m2, mag 10% van het oppervlak meer dan 120 m2 worden bebouwd tot een bebouwd oppervlak van ten hoogste 20 m2 boven de onder g. genoemde maximum oppervlakte;

  • i.

    in afwijking van het onder h. gestelde, geldt voor woningen langs de Middenweg dat voor zover de in lid 4 onder g van dit artikel bedoelde gronden een oppervlakte hebben van meer dan 120 m2, 15 % van het oppervlak meer dan 120 m2 mag worden bebouwd tot een bebouwd oppervlak van ten hoogste 30 m2 boven de onder g. genoemde maximum oppervlakte;

  • j.

    de op de plankaart als "Tuinen" aangeduide gronden mogen niet worden bebouwd, behoudens een erker aan de voorgevel met een diepte van 1.50 meter en een lengte van maximaal 2/3 deel van de gevellengte van de woning of een entree met een diepte van 1.50 meter en een lengte van maximaal 1/3 deel van de gevellengte van de woning en een erker aan de zijgevel van de woning met een lengte van maximaal 4,50 meter gemeten vanuit de voorzijde van de erker aan de voorgevel en een diepte van 1,50 meter. Voor de erker aan zijgevel geldt dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 1,50 meter moet bedragen.

    • 5.

      Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a.

    de hoogte mag niet meer dan 2.50 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, waarvan de hoogte niet meer dan 2.00 meter mag bedragen en erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn, waarvan de hoogte niet meer dan 1.00 meter mag bedragen;

b de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 20 m2.

Beeldbepalende panden

6 De op de plankaart met een stip aangeduide panden zijn aangewezen als beeldbepalend pand;

Ten aanzien van deze panden geldt dat:

  • a.

    de uitwendige hoofdvorm van het bestaande hoofdgebouw en bijgebouwen niet wezenlijk mag worden veranderd, tenzij het betreft een herstel van de oorspronkelijke architectonische en/of cultuurhistorische waarden;

  • b.

    indien oppervlakte, goothoogte of bouwhoogte van het hoofdgebouw en/of van de bij het hoofdgebouw behorende bijgebouwen niet overeenstemmen met de in deze voorschriften aangegeven maxima, dan wel de bijgebouwen gesitueerd zijn op gronden waarop volgens deze voorschriften niet mag worden gebouwd, zijn deze voorschriften niet van toepassing en geldt de oorspronkelijke maatvoering en/of situering;

  • c.

    burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het in lid 6 onder a van dit artikel bepaalde, indien handhaving van de bestaande uitwendige hoofdvorm voor belanghebbende een onevenredig nadeel met zich meebrengt.

Vrijstelling:

7 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om voor hoekwoningen vrijstelling te verlenen van het op de gronden "Tuinen" rustende bouwverbod voor:

  • a.

    het plaatsen van een erfafscheiding, waarvan de hoogte niet meer dan 2.00 meter mag bedragen;

  • b.

    het bouwen van één vrijstaand bijgebouw, mits:

    • -

      de afstand uit erfgrens tot dat vrijstaand bijgebouw ten minste 0,50 meter bedraagt;

    • -

      de voorgevelbreedte niet meer bedraagt dan 3.00 meter;

    • -

      de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2,70 meter;

    • -

      de oppervlakte van het bouwwerk niet meer bedraagt dan 10 m2;

    • -

      de toevoeging van het gebouw niet tot gevolg heeft het maximaal te bebouwen oppervlak binnen de bestemming "Erven" wordt overschreden.

Gronden waarop de vrijstelling betrekking heeft:

8 De lid 7 van dit artikel bedoelde vrijstelling heeft betrekking op gronden aan zijkant van de woning met de bestemming "Tuinen" die liggen achter de achtergevelrooilijn van die woning en voor de voorgevelrooilijn van de straat waaraan die zijkant van de woning is gelegen.

Aan de vrijstelling te verbinden voorwaarden;

9 Burgemeester en wethouders kunnen bij de verlening van de vrijstelling de voorwaarde stellen dat het bouwen van een gebouw als bedoeld in lid 7 van dit artikel slechts mogelijk is met het gelijktijdig aanbrengen van een op zichzelf en in relatie tot de omgeving aan redelijke eisen van welstand voldoende erfafscheiding of een groenblijvende haagbeplanting met een minimale hoogte van 1.70 meter, teneinde een visueel verantwoorde inpassing van het bouwwerk in de omgeving te waarborgen.

Procedure

10 Met betrekking tot het verlenen van vrijstellingen op grond van dit artikel is afdeling 3.4 "de openbare voorbereidingsprocedure" van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Burgemeester en wethouders oefenen de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden uit in overleg met belanghebbenden. Vrijstellingen worden slechts verleend, indien daardoor de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 4.2 Wonen "Wv" en Wv + p (met tuinen en erven

Doeleindenomschrijving:

1 De gronden op de plankaart aangeduid met "W." (wonen, vrijstaand, met tuinen en erven), zijn bestemd voor het wonen, waarbij het op de plankaart met een "p" aangeduide gedeelte als praktijkruimte mag worden gebruikt.

Inrichting:

2 Op de gronden zijn toegelaten:

  • a.

    hoofdgebouwen;

  • b.

    bijgebouwen;

  • c.

    bouwwerken geen gebouwen zijnde;

  • d.

    tuinen en erven.

Bouwvoorschriften:

3 Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a.

    de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

  • b.

    de hoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de bouwhoogtekaart is aangegeven;

  • c.

    de goothoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de bouwhoogtekaart is aangegeven;

4 Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a.

    de bijgebouwen mogen uitsluitend op de gronden met de aanduiding "Erven" en binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  • b.

    de bijgebouwen op de bestemming "Erven" mogen zowel vrijstaand als aangebouwd, dan wel als uitbreiding van het hoofdgebouw worden gebouwd;

  • c.

    de hoogte van een vrijstaand bijgebouw, als bedoeld in lid 4 onder b van dit artikel, mag niet meer dan 5.50 meter bedragen;

  • d.

    de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw, als bedoeld in lid 4 onder b van dit artikel, mag niet meer dan 3 meter bedragen;

  • e.

    de hoogte van een aangebouwd bijgebouw, als bedoeld in lid 4 onder b van dit artikel, mag niet meer dan 5.50 meter bedragen;

  • f.

    de goothoogte van een aangebouwd of als uitbreiding van het hoofdgebouw gebouwd gebouw mag niet hoger zijn dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bouwwerk waarop wordt aangesloten, vermeerderd met de hoogte die nodig is voor het uitvoeren van constructie- en isolatie-eisen op grond van het bouwbesluit;

  • g.

    de op de plankaart als "Erven" aangeduide gronden, mogen per bouwperceel voor 1/3 deel bebouwd worden, mits het gezamenlijk oppervlak van de bouwwerken binnen de bestemming "Erven" niet meer bedraagt dan 40 m2;

  • h.

    voor zover de in lid 4 onder g van dit artikel bedoelde gronden een oppervlakte hebben van meer dan 120 m2, mag 10% van het oppervlak meer dan 120 m2 worden bebouwd tot een bebouwd oppervlak van ten hoogste 20 m2 boven de onder g. genoemde maximum oppervlakte;

  • i.

    in afwijking van het onder h. gestelde, geldt voor woningen langs de Middenweg dat voor zover de in lid 4 onder g van dit artikel bedoelde gronden een oppervlakte hebben van meer dan 120 m2, 15 % van het oppervlak meer dan 120 m2 mag worden bebouwd tot een bebouwd oppervlak van ten hoogste 30 m2 boven de onder g. genoemde maximum oppervlakte;

  • j.

    de op de plankaart als "Tuinen" aangeduide gronden mogen niet worden bebouwd, behoudens een erker aan de voorgevel met een diepte van 1.50 meter en een lengte van maximaal 2/3 deel van de gevellengte van de woning of een entree met een diepte van 1.50 meter en een lengte van maximaal 1/3 deel van de gevellengte van de woning en een erker aan de zijgevel van de woning met een lengte van maximaal 4,50 meter gemeten vanuit de voorzijde van de erker aan de voorgevel en een diepte van 1,50 meter. Voor de erker aan zijgevel geldt dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 1,50 meter moet bedragen.

    • 5.

      Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a.

    de hoogte mag niet meer dan 2.50 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, waarvan de hoogte niet meer dan 2.00 meter mag bedragen en erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn, waarvan de hoogte niet meer dan 1.00 meter mag bedragen;

b de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 20 m2.

Beeldbepalende panden

6 De op de plankaart met een stip aangeduide panden zijn aangewezen als beeldbepalend pand;

Ten aanzien van deze panden gelden dat:

  • a.

    de uitwendige hoofdvorm van het bestaande hoofdgebouw en bijgebouwen niet wezenlijk mag worden veranderd, tenzij het betreft een herstel van de oorspronkelijke architectonische en/of cultuurhistorische waarden;

  • b.

    indien oppervlakte, goothoogte of bouwhoogte van het hoofdgebouw en/of van de bij het hoofdgebouw behorende bijgebouwen niet overeenstemmen met de in deze voorschriften aangegeven maxima, dan wel de bijgebouwen gesitueerd zijn op gronden waarop volgens deze voorschriften niet mag worden gebouwd, zijn deze voorschriften niet van toepassing en geldt de oorspronkelijke maatvoering en/of situering;

  • c.

    burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het in lid 6 onder a van dit artikel bepaalde, indien handhaving van de bestaande uitwendige hoofdvorm voor belanghebbende een onevenredig nadeel met zich meebrengt.

Vrijstelling:

7 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om voor hoekwoningen vrijstelling te verlenen van het op de gronden "Tuinen" rustende bouwverbod voor:

  • a.

    het plaatsen van een erfafscheiding, waarvan de hoogte niet meer dan 2.00 meter mag bedragen;

  • b.

    het bouwen van één vrijstaand bijgebouw, mits:

    • -

      de afstand uit erfgrens tot dat vrijstaand bijgebouw tenminste 0,50 meter bedraagt;

    • -

      de voorgevelbreedte niet meer bedraagt dan 3.00 meter;

    • -

      de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2,70 meter;

    • -

      de oppervlakte van het bouwwerk niet meer bedraagt dan 10 m2;

    • -

      de toevoeging van het gebouw niet tot gevolg heeft het maximaal te bebouwen oppervlak binnen de bestemming "Erven" wordt overschreden.

Gronden waarop de vrijstelling betrekking heeft:

8 De in lid 7 van dit artikel bedoelde vrijstelling heeft betrekking op gronden aan zijkant van de woning met de bestemming "Tuinen" die liggen achter de achtergevelrooilijn van die woning en voor de voorgevelrooilijn van de straat waaraan die zijkant van de woning is gelegen.

Aan de vrijstelling te verbinden voorwaarden;

9 Burgemeester en wethouders kunnen bij de verlening van de vrijstelling de voorwaarde stellen dat het bouwen van een gebouw als bedoeld in lid 7 van dit artikel slechts mogelijk is met het gelijktijdig aanbrengen van een op zichzelf en in relatie tot de omgeving aan redelijke eisen van welstand voldoende erfafscheiding of een groenblijvende haagbeplanting met een minimale hoogte van 1.70 meter, teneinde een visueel verantwoorde inpassing van het bouwwerk in de omgeving te waarborgen.

Procedure

10 Met betrekking tot het verlenen van vrijstellingen op grond van dit artikel is afdeling 3.4 "de openbare voorbereidingsprocedure" van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Burgemeester en wethouders oefenen de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden uit in overleg met belanghebbenden. Vrijstellingen worden slechts verleend, indien daardoor de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 4.3 Wonen "Wg" en Wg + p (met tuinen)

Doeleindenomschrijving:

1 De gronden op de plankaart aangeduid met "Wg" (wonen gestapeld met tuinen) zijn bestemd voor het wonen, waarbij het op de plankaart met een p aangeduide gedeelte voor zowel de boven- en benedenverdieping voor 100 % als praktijkruimte mag worden gebruikt.

Inrichting:

2 Op de gronden zijn toegelaten:

  • a.

    hoofdgebouwen;

  • b.

    bijgebouwen;

  • c.

    bouwwerken geen gebouwen zijnde;

  • d.

    tuinen.

Bouwvoorschriften:

3 Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a.de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

b de hoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de bouwhoogtekaart is aangegeven;

  • c.

    de goothoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de bouwhoogtekaart is aangegeven;

  • d.

    op de bestemming tuinen mag niet worden gebouwd.

    • 4.

      Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a de hoogte mag niet meer dan 2.50 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, waarvan de hoogte niet meer dan 2.00 meter mag bedragen en erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn, waarvan de hoogte niet meer dan 1.00 meter mag bedragen;

b de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 20 m2.

Artikel 4.4 Garages "G"

Doeleindenomschrijving:

1 De gronden op de plankaart aangeduid met "G" (garages) zijn bestemd voor de stalling van één of meer voertuigen en/of bergruimte voor huishoudelijke doeleinden.

Inrichting

2 Op de gronden zijn toegelaten:

  • a.

    gebouwen

  • b.

    verhardingen

Bouwvoorschriften:

3 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a.

    de gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

  • b.

    de hoogte van het gebouw mag niet meer bedragen dan op de bouwhoogtekaart is aangegeven;

  • c.

    de gebouwen moeten plat worden afgedekt.

Artikel 4.5 Bedrijfsdoeleinden "Bt"

Doeleindenomschrijving:

1 De gronden op de plankaart aangeduid met "Bt" (bedrijfsdoeleinden) zijn bestemd voor:

  • a.

    bedrijfsactiviteiten die niet Wet milieubeheerplichtig zijn;

  • b.

    bedrijfsactiviteiten als bedoeld in de categorieën 1 en 2 van de als bijlage bij deze voorschriften opgenomen "Staat van bedrijfsactiviteiten", alsmede naar aard en omvang daarmee vergelijkbare bedrijfsactiviteiten;

  • c.

    groothandelsbedrijven;

  • d.

    toonzalen en showrooms;

  • e.

    kantoren;

  • f.

    dienstverlenende en administratieve bedrijven.

  • g.

    bedrijfswoningen;

Inrichting:

2 Op deze gronden zijn toegelaten:

  • a.

    hoofdgebouwen, waaronder begrepen bedrijfswoningen;

  • b.

    bijgebouwen;

  • c.

    bouwwerken geen gebouw zijnde;

  • d.

    wegen en parkeervoorzieningen;

  • e.

    overige verhardingen;

  • f.

    tuinen;

  • g.

    water;

Bouwvoorschriften:

3 Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a.

    de bedrijfsgebouwen gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

  • b.

    het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven.

  • c.

    de afstand tussen enig bedrijfsgebouw en de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2,50 meter;

  • d.

    de goothoogte en bouwhoogte van het gebouw mogen niet meer bedragen dan op de bouwhoogtekaart is aangegeven;

  • e.

    in afwijking van het bepaalde in lid 3 onder a van dit artikel mogen buiten het bouwvlak gebouwen worden opgericht tot een totale oppervlakte van 15 m2;

4 Voor het bouwen van bedrijfswoningen en de daarbij behorende bijgebouwen gelden de volgende bepalingen;

  • a.

    de bedrijfswoningen en de daarbij behorende bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

  • b.

    het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bouwperceel bedragen;

  • c.

    de afstand tussen de bedrijfswoning en de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2,50 meter;

  • d.

    de goothoogte van een vrijstaande bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan op de bouwhoogtekaart is aangegeven

e de bouwhoogte van een vrijstaande bedrijfswoning mag niet bedragen dan op de bouwhoogtekaart is aangegeven

  • f.

    de inhoud van een vrijstaande bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3.

  • g.

    bij een bedrijfswoning mogen vrijstaande bijgebouwen worden gebouwd, waarvan het gezamenlijk oppervlak niet meer dan 60 m2 mag bedragen;

  • h.

    de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 2,50 meter;

  • i.

    de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5,50 meter;

i een vrijstaand bijgebouw dient ten minste 3 m. achter (het verlengde van) de

voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd en de afstand tot zij- of

achtergevel ten minste 1 meter dient te bedragen;

j de woning mag aan de voorzijde, desnoods voor de bouwgrens, worden uitgebreid

met een erker met een diepte van 1.50 meter en een lengte van maximaal 2/3 deel

van de gevellengte van de woning of een entree met een diepte van 1.50 meter en

een lengte van maximaal 1/3 deel van de gevellengte van de woning worden

gebouwd en een erker aan de zijgevel van de woning met een lengte van maximaal

4,50 meter gemeten vanuit de voorzijde van de uitbouw aan de voorgevel en een

diepte van 1,50 meter. Voor de erker aan zijgevel geldt dat de afstand tot de

zijdelingse perceelsgrens ten minste 1,50 meter moet bedragen. De inhoud van

deze aanbouwen wordt niet tot de inhoud van de woning gerekend;

5 Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgen de bepalingen:

a.de hoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 8.00 meter met uitzondering van terreinafscheidingen, waarvan de hoogte voor de voorgevelrooilijn niet meer dan 1.00 meter en achter de voorgevelrooilijn niet meer dan 2.00 meter mag bedragen;

b de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 20 m2.

Bijzonder gebruiksbepaling

6 Onder een verboden gebruik als bedoeld in artikel 6.1 lid 1 van deze voorschriften wordt verstaan het opslaan van materialen tot een grotere hoogte dan 4.00 meter en op afstand van minder dan 3.00 meter van de erfgrens.

Vrijstelling

7 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in het eerste lid onder a van dit artikel:

a.voor de vestiging van bedrijven die niet zijn opgenomen in de "Staat van Bedrijfsactiviteiten", indien kan worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving wordt geacht tot de onder categorie 1 en 2 vallende bedrijven te behoren;

Artikel 4.6 Bedrijfsdoeleinden Onbebouwd (Bo)

Doeleindenomschrijving

1 De gronden op de plankaart aangeduid met "Bo" (bedrijfsdoeleinden onbebouwd) zijn bestemd voor bedrijfsterrein onbebouwd ten behoeve van:

  • a.

    bedrijfsactiviteiten die niet Wet milieubeheerplichtig zijn;

  • b.

    bedrijfsactiviteiten als bedoeld in de categorieën 1 en 2 van de als bijlage bij deze voorschriften opgenomen "Staat van bedrijfsactiviteiten", alsmede naar aard en omvang daarmee vergelijkbare bedrijfsactiviteiten;

Inrichting

2 Op deze gronden zijn toegelaten:

  • a.

    gebouwen;

  • b.

    bouwwerken geen gebouw zijnde

  • c.

    wegen en parkeervoorzieningen;

  • d.

    overige verhardingen;

  • e.

    groenvoorzieningen;

  • f.

    water;

Bouwvoorschriften

3 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a.

    gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  • b.

    er mogen ten hoogste twee gebouwen per perceel worden gebouwd;

  • c.

    het gezamenlijk oppervlak van die gebouwen mag niet meer dan 100 m2 bedragen;

  • d.

    de bouwhoogte van enig gebouw mag niet meer bedragen dan 3.00 meter;

  • e.

    gebouwen moeten plat worden afgedekt.

4 Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgen de bepalingen:

a.de hoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 8.00 meter met uitzondering van terreinafscheidingen, waarvan de hoogte niet meer dan 2.00 meter mag bedragen;

b de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 20 m2.

Bijzonder gebruiksbepaling

5 Onder een verboden gebruik als bedoeld in artikel 6.1 lid 1 van deze voorschriften wordt verstaan het opslaan van materialen tot een grotere hoogte dan 4.00 meter en op afstand van minder dan 3.00 meter van de erfgrens.

Vrijstelling

6 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in het eerste lid onder a van dit artikel:

a.voor de vestiging van bedrijven die niet zijn opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, indien kan worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving wordt geacht tot de onder categorie 1 en 2 vallende bedrijven te behoren;

De vrijstelling wordt slechts verleend, indien belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en/of gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 4.7 Maatschappelijke doeleinden "M"

Doeleindenomschrijving:

1 De gronden op de plankaart aangeduid met "M" (maatschappelijke doeleinden), zijn bestemd voor sport-, onderwijs-, medische,- culturele- en religieuze voorzieningen en kinderdagverblijven;

Inrichting:

2 Op de gronden zijn toegelaten:

  • a.

    hoofdgebouwen;

  • b.

    bijgebouwen;

  • c.

    bouwwerken geen gebouwen zijnde;

  • d.

    verhardingen;

  • e.

    kunstobjecten;

  • f.

    tuinen;

Bouwvoorschriften:

3 Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a.gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

b het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan op de plankaart staat aangegeven;

  • c.

    de goothoogte en bouwhoogte van het gebouw mogen niet meer bedragen dan op de bouwhoogtekaart is aangegeven;

    • 4.

      Voor het bouwen van bijgebouwen geldende de volgende bepalingen:

  • a.

    maximaal 5% van het buiten het bouwvlak gelegen bestemmingsgedeelte mag worden aangewend voor het bouwen van aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen;

  • b.

    de goothoogte van een aangebouwd bijgebouw mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bouwwerk waarop wordt aangesloten;

  • c.

    de hoogte van een aangebouwd bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3.50 meter;

  • d.

    de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 2.50 meter bedragen;

  • e.

    de hoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 4.50 meter bedragen;

    • 5.

      Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a.

    dat de hoogte van een bouwwerk geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 8.00 meter met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 2.00 meter.

  • b.

    de hoogte van kunstobjecten mag maximaal 12.00 meter bedragen;

c de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 20 m2.

Beeldbepalende panden

6 De op de plankaart met een stip aangeduide panden zijn aan gewezen als beeldbepalend pand;

Ten aanzien van deze panden geldt dat:

  • a.

    de uitwendige hoofdvorm van het bestaande hoofdgebouw en bijgebouwen niet wezenlijk mag worden veranderd, tenzij het betreft een herstel van de oorspronkelijke architectonische en/of cultuurhistorische waarden;

  • b.

    indien oppervlakte, goothoogte of bouwhoogte van het hoofdgebouw en/of van de bij het hoofdgebouw behorende bijgebouwen niet overeenstemmen met de in deze voorschriften aangegeven maxima, dan wel de bijgebouwen gesitueerd zijn op gronden waarop volgens deze voorschriften niet mag worden gebouwd, zijn deze voorschriften niet van toepassing en geldt de oorspronkelijke maatvoering en/of situering;

  • c.

    burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het in lid 6 onder a van dit artikel bepaalde, indien handhaving van de bestaande uitwendige hoofdvorm voor belanghebbende een onevenredig nadeel met zich meebrengt.

Artikel 4.8 Centrumdoeleinden "C" (met tuinen en erven)

Doeleindenomschrijving

1 De gronden op de plankaart aangeduid met "C" (centrumdoeleinden met tuinen en erven) zijn bestemd voor detailhandel, dienstverlening en wonen.

Inrichting

2 Op deze gronden zijn toegelaten:

  • a.

    hoofdgebouwen;

  • b.

    bijgebouwen;

  • c.

    bouwwerken geen gebouw zijnde;

  • d.

    tuinen en erven;

Bouwvoorschriften

3 Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a.

    gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

  • b.

    het bouwvlak mag voor 100 % worden bebouwd;

  • c.

    de goothoogte en bouwhoogte van het gebouw mogen niet meer bedragen dan op de bouwhoogtekaart is aangegeven;

4 Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgenden bepalingen:

  • a.

    de bijgebouwen mogen uitsluitend op de gronden met de aanduiding "Erven" en binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  • b.

    de bijgebouwen mogen zowel vrijstaand als aangebouwd, dan wel als uitbreiding van het hoofdgebouw worden gebouwd;

  • c.

    de hoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 5.50 meter bedragen;

  • d.

    de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 meter bedragen;

  • e.

    de hoogte van een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 5.50 meter bedragen;

  • f.

    de goothoogte van een aangebouwd of als uitbreiding van het hoofdgebouw gebouwd gebouw mag niet hoger zijn dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;

  • g.

    de op de plankaart als "Erven" aangeduide gronden, mogen per bouwperceel voor 1/3 deel bebouwd worden, mits het gezamenlijk oppervlak van de bouwwerken binnen de bestemming "Erven" niet meer bedraagt dan 40 m2;

  • h.

    voor zover de in lid 4 onder g. van dit artikel bedoelde gronden een oppervlakte hebben van meer dan 120 m2, mag 10% van het oppervlak meer dan 120 m2 worden bebouwd tot een bebouwd oppervlak van ten hoogste 20 m2 boven de onder g. genoemde maximum oppervlakte;

  • i.

    de op de plankaart als "Tuinen" aangeduide gronden mogen niet worden bebouwd, behoudens een erker aan de voorgevel met een diepte van 1.50 meter en een lengte van maximaal 2/3 deel van de gevellengte van de woning of een entree met een diepte van 1.50 meter en een lengte van maximaal 1/3 deel van de gevellengte van de woning en een erker aan de zijgevel van de woning met een lengte van maximaal 4,50 meter gemeten vanuit de voorzijde van de erker aan de voorgevel en een diepte van 1,50 meter. Voor de erker aan zijgevel geldt dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 1,50 meter moet bedragen.

5 Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a.de hoogte mag niet meer dan 2.50 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, waarvan de hoogte niet meer dan 2.00 meter mag bedragen en erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn, waarvan de hoogte niet meer dan 1.00 meter mag bedragen;

b de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 20 m2.

Artikel 4.9 Horeca (met tuinen en erven)

Doeleindenomschrijving

1 De gronden op de plankaart aangeduid met H zijn bestemd voor de uitoefening van het horecabedrijf zoals aangegeven in de van deze voorschriften deel uitmakende bijlage E.

Inrichting

2 Op deze gronden zijn toegelaten:

  • a.

    hoofdgebouwen, waaronder een bedrijfswoning;

  • b.

    bijgebouwen;

  • c.

    bouwwerken geen gebouw zijnde;

  • d.

    terreinverharding, waaronder parkeerplaatsen;

  • e.

    tuinen en erven;

Bouwvoorschriften;

3 Voor het bouwen van hoofdgebouwengelden de volgende bepalingen:

  • a.

    gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

  • b.

    het bouwvlak mag voor 100 % worden bebouwd;

  • c.

    de goothoogte en bouwhoogte van het gebouw mogen niet meer bedragen dan op de bouwhoogtekaart is aangegeven;

  • d.

    de inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 500 m3.

4 Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgenden bepalingen:

  • a.

    de bijgebouwen mogen uitsluitend op de gronden met de aanduiding "Erven" en binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  • b.

    de bijgebouwen mogen zowel vrijstaand als aangebouwd, dan wel als uitbreiding van het hoofdgebouw worden gebouwd;

  • c.

    de hoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 5.50 meter bedragen;

  • d.

    de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 meter bedragen;

  • e.

    de hoogte van een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 5.50 meter bedragen;

  • f.

    de goothoogte van een aangebouwd of als uitbreiding van het hoofdgebouw gebouwd gebouw mag niet hoger zijn dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;

  • g.

    de op de plankaart als "Erven" aangeduide gronden, mogen per bouwperceel voor 1/3 deel bebouwd worden, mits het gezamenlijk oppervlak van de bouwwerken binnen de bestemming "Erven" niet meer bedraagt dan 40 m2;

  • h.

    voor zover de in lid 4 onder g. van dit artikel bedoelde gronden een oppervlakte hebben van meer dan 120 m2, mag 15% van het oppervlak meer dan 120 m2 worden bebouwd tot een bebouwd oppervlak van ten hoogste 30 m2 boven de onder g. genoemde maximum oppervlakte;

  • i.

    de op de plankaart als "Tuinen" aangeduide gronden mogen niet worden bebouwd, behoudens een erker aan de voorgevel met een diepte van 1.50 meter en een lengte van maximaal 2/3 deel van de gevellengte van de woning of een entree met een diepte van 1.50 meter en een lengte van maximaal 1/3 deel van de gevellengte van de woning en een erker aan de zijgevel van de woning met een lengte van maximaal 4,50 meter gemeten vanuit de voorzijde van de erker aan de voorgevel en een diepte van 1,50 meter. Voor de erker aan zijgevel geldt dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 1,50 meter moet bedragen.

5 Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a.de hoogte mag niet meer dan 2.50 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, waarvan de hoogte niet meer dan 2.00 meter mag bedragen en erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn, waarvan de hoogte niet meer dan 1.00 meter mag bedragen;

b de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 20 m2.

Artikel 4.10 Sport en recreatie "SR"

Doeleindenomschrijving

1 De gronden op de plankaart aangeduid met "SR" (sport en recreatie) zijn bestemd voor sportbeoefening en dagrecreatie.

Inrichting

2 Op deze gronden zijn toegelaten:

  • a.

    hoofdgebouwen;

  • b.

    bijgebouwen;

  • c.

    bouwwerken geen gebouw zijnde;

  • d.

    terreinverharding, waaronder parkeerplaatsen;

  • e.

    tuinen en erven.

Bouwvoorschriften

3 Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a.

    het gezamenlijk oppervlak van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 7,5 % van de oppervlakte van het bestemmingsvlak;

  • b.

    de goothoogte van mag niet meer bedragen dan 3,50 meter;

  • c.

    de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;

4 Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a.

    het gezamenlijk oppervlak van de bijgebouwen mag niet meer bedragen 100 m2

  • b.

    het aantal bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5;

  • c.

    de goothoogte mag niet meer bedragen 3.00 meter;

  • d.

    de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,50 meter;

5 Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen

a de hoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter, met uitzondering van palen en lichtmasten,

waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 15 meter, ballenvangers, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 6 meter en erfafscheidingen, waarvan de hoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen.

Vrijstelling

6 Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 5 onder a. van dit artikel voor lichtmasten tot een bouwhoogte van maximaal 25 meter.

Artikel 4.11 Agrarische doeleinden onbebouwd "Ao"

Doeleindenomschrijving

1 De gronden op de plankaart aangeduid met "Ao" (Agrarische doeleinden onbebouwd) zijn bestemd voor de exploitatie van het grondgebonden agrarisch bedrijf en voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf nodige bouwwerken ter ondersteuning van werkzaam in het veld, zoals een veldschuur, een melkstal e.d.

Inrichting

2 Op deze gronden zijn toegelaten:

  • a.

    gebouwen;

  • b.

    bouwwerken geen gebouw zijnde;

Bouwvoorschriften

3 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen;

  • a.

    per agrarisch bedrijf mogen niet meer dan 2 agrarische bedrijfsgebouwen worden gebouwd;

  • b.

    het gezamenlijk oppervlak van die bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 150 m2 bedragen;

  • c.

    de bouwhoogte mag niet meer dan 3.00 meter bedragen;

4 Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen:

a.de hoogte mag niet meer dan 2.50 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de hoogte niet meer dan 1.00 meter mag bedragen.

Artikel 4.12 Agrarisch bouwperceel "Ab"

Doeleindenomschrijving

1 De gronden op de plankaart aangeduid met "Ab" (Agrarisch bouwperceel) zijn bestemd voor de exploitatie van het grondgebonden agrarisch bedrijf en voor de uitoefening van het grondgebonden agrarisch bedrijf nodige gebouwen, alsmede teeltondersteunende kassen;

Inrichting

2 Op deze gronden zijn toegelaten:

  • a.

    hoofdgebouwen, waaronder één bedrijfswoning;

  • b.

    kassen;

  • c.

    bijgebouwen;

  • d.

    bouwwerken geen gebouw zijnde;

  • e.

    terreinverhardingen;

  • f.

    tuinen;

Bouwvoorschriften

3 Voor het bouwen van hoofdgebouwen waaronder woningen gelden de volgende bepalingen:

  • a.

    de bouwwerken mogen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

  • b.

    de agrarische bedrijfsgebouwen en kassen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak, achter (het verlengde van) de achtergevel van de bedrijfswoning worden gebouwd;

  • c.

    de agrarische bedrijfswoning mag gelijktijdig met óf na voltooiing van de bij hetzelfde bedrijf behorende agrarische bedrijfsgebouwen worden gebouwd, mits de genoemde bedrijfsgebouwen, kassen inbegrepen, een gezamenlijke inhoud hebben van ten minste 600 m3;

  • d.

    de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3

  • e.

    de goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan op de bouwhoogte kaart is aangegeven;

  • f.

    de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan op de bouwhoogte kaart is aangegeven;

  • g.

    het gezamenlijk oppervlak van de teeltondersteunende kassen mag niet meer bedragen dan 2000 m2

  • h.

    de goothoogte van kassen mag niet meer bedragen dan 4.50 meter

  • i.

    de bouwhoogte van kassen mag niet meer bedragen dan 6.00 meter;

j De woning mag aan de voorzijde, desnoods voor de bouwgrens van het agrarisch bouwperceel, worden uitgebreid met een erker met een diepte van 1.50 meter en een lengte van maximaal 2/3 deel van de gevellengte van de woning of een entree met een diepte van 1.50 meter en een lengte van maximaal 1/3 deel van de gevellengte van de woning worden gebouwd en een erker aan de zijgevel van de woning met een lengte van maximaal 4,50 meter gemeten vanuit de voorzijde van de uitbouw aan de voorgevel en een diepte van 1,50 meter. Voor de erker aan zijgevel geldt dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 1,50 meter moet bedragen. De inhoud van deze aanbouwen wordt niet tot de inhoud van de woning gerekend.

4 Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen;

  • a.

    bij elke woning mogen ten hoogste drie vrijstaande bijgebouwen worden gebouwd, waarvan het gezamenlijk oppervlak niet meer mag bedragen dan 70 m2;

  • b.

    de hoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer bedragen dan 4,50 meter;

  • c.

    de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3.00 meter bedragen;

    • 5.

      Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a.

    de hoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter, met uitzondering van erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 2.00 meter, erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 1.00 meter, kunstmest- of voerdersilo's, waarvan de hoogte maximaal 15.00 meter mag bedragen en waterbassins en één mestbassin waarvan de wandhoogte niet meer dan 4 meter mag bedragen;

b de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 20 m2.

Beeldbepalende panden

6 De op de plankaart met een stip aangeduide panden zijn aan gewezen als beeldbepalend pand;

Ten aanzien van deze panden geldt dat:

  • a.

    de uitwendige hoofdvorm van het bestaande hoofdgebouw en bijgebouwen niet wezenlijk mag worden veranderd, tenzij het betreft een herstel van de oorspronkelijke architectonische en/of cultuurhistorische waarden;

  • b.

    indien oppervlakte, goothoogte of bouwhoogte van het hoofdgebouw en/of van de bij het hoofdgebouw behorende bijgebouwen niet overeenstemmen met de in deze voorschriften aangegeven maxima, dan wel de bijgebouwen gesitueerd zijn op gronden waarop volgens deze voorschriften niet mag worden gebouwd, zijn deze voorschriften niet van toepassing en geldt de oorspronkelijke maatvoering en/of situering.

  • c.

    burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het in lid 6 onder a van dit artikel bepaalde, indien handhaving van de bestaande uitwendige hoofdvorm voor belanghebbende een onevenredig nadeel met zich meebrengt.

Bijzondere gebruiksbepaling

8 Tot een gebruik van de gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming als bedoeld in artikel 6.1 lid 1 wordt in ieder geval gerekend:

  • a.

    het gebruik van deze gronden ten behoeve niet-grondgebonden agrarische bedrijven, uitgezonderd substraatteelt of daarmee verwant zijnde teeltmethoden;

  • b.

    het gebruik van deze gronden voor opslag of storting van enigerlei vorm van stoffen en materialen, van welke soort dan ook, anders dan noodzakelijk voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf;

  • c.

    recreatieve doeleinden;

  • d.

    het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen, met uitzondering van de opslag, het sorteren, bewerken, verpakken en verzenden van agra-rische producten;

  • e.

    het verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen, uitgezonderd de verkoop of het ten verkoop aanbieden van agrarische producten;

  • f.

    permanente en/ of tijdelijke bewoning van agrarische bedrijfsgebouwen;

  • g.

    het opslaan van materialen tot een grotere hoogte dan 4.00 meter en op afstand van minder dan 3.00 meter van de erfgrens.

Beschrijving in hoofdlijnen

9 de beschrijving in hoofdlijnen geeft aan op welke wijze bouwaanvragen met betrekking tot agrarische bedrijfsgebouwen en woningen als bedoeld in de leden 1, 2 en 6 van dit artikel zullen worden beoordeeld, waarbij het volwaardig agrarisch bedrijf als uitgangspunt centraal staat.

  • a.

    van een volwaardig agrarisch bedrijf is sprake wanneer:

    • 1.

      men in hoofdberoep agrariër is;

    • 2.

      het bedrijf in omvang volwaardig is;

    • 3.

      de verwachting met betrekking tot de continuïteit van het bedrijf gewaarborgd is;

In de leden b t/m d zijn deze criteria nader uiteengezet. In lid e zijn de toetsingscriteria voor het beoordelen van de noodzaak van een tweede bedrijfswoning opgenomen.

  • b.

    van in hoofdberoep agrariër zijn, is sprake wanneer:

    1 men als geregistreerd opgenomen is in de landbouwmeitellingen;

    • 2.

      men als hoofdberoep agrariër heeft opgegeven;

    • 3.

      de agrarische activiteiten voor minimaal de helft bijdragen aan het inkomen;

  • c.

    van een volwaardig agrarisch bedrijf is sprake wanneer het bedrijf tenminste aan één arbeidskracht volledige werkgelegenheid en een aanvaardbaar inkomen biedt.

Door toekenning van omvangsnormen aan de verschillende productieactiviteiten wordt de omvangsgrens bepaald, waar beneden van volwaardigheid niet meer kan worden gesproken. Als omvangsnorm worden de standaard bedrijfseenheden voor teelbare gewassen en te houden dieren, zoals die door het Landbouw Economisch Instituut worden berekend, gehanteerd. Wanneer een bedrijf in omvang niet volwaardig is (reëel agrarisch bedrijf), maar daar door middel van de investering in het aangevraagde bouwwerk duidelijk naar toe kan groeien, kan een positief oordeel ten aanzien van de aangevraagde bedrijfsgebouwen worden gegeven.

  • d.

    Van continuïteit is sprake wanneer het bedrijf in de komende jaren voortgezet en/of kan worden uitgebreid en waarbij de noodzakelijke investeringen zullen worden uitgevoerd.

    Belangrijke gegevens bij het beoordelen van de continuïteit zijn:

    • 1.

      de leeftijd van ondernemer;

    • 2.

      de vakkennis van de ondernemer;

    • 3.

      opleiding en ervaring;

    • 4.

      het aanwezig zijn of reeds meewerken van een bedrijfsopvolger;

Bij de vestiging van nieuwe startende bedrijven zal gevraagd worden om een teeltplan en een exploitatieopzet door een deskundige te laten opstellen. Het teeltplan en de exploitatieopzet dienen van een positief advies van de Dienst Landbouwvoorlichting van het ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij vergezelt te gaan.

f.bij het indienen van bouwaanvragen voor agrarische bedrijfsgebouwen dient de aanvrager een positief advies van de Dienst Landbouwvoorlichting van het ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij te overleggen.

Artikel 4.13 Agrarische hulp- en nevenbedrijven "Ah"

Doeleindenomschrijving

1 De gronden op de plankaart aangeduid met "Ah" (Agrarisch hulp- en nevenbedrijf) zijn bestemd voor de bedrijfsmatige opslag, het sorteren, bewerken, verpakken, verzenden en verhandelen van agrarische producten of aanverwante producten, zoals boter, kaas, vlees, olie, pinda's chocolade, medicijnen, brood, gebak, enz.

Inrichting

2 Op deze gronden zijn toegestaan:

  • a.

    hoofdgebouwen, waaronder één bedrijfswoning;

  • b.

    bijgebouwen;

  • c.

    bouwwerken geen gebouw zijnde;

  • d.

    verhardingen, waaronder parkeerplaatsen,

  • e.

    tuinen;

Bouwvoorschriften

3 Voor het bouwen van hoofdgebouwengelden de volgende bepalingen;

  • a.

    de bedrijfsgebouwen gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

  • b.

    het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 50% van het bouwperceel;

  • c.

    de afstand tussen enig bedrijfsgebouw en de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2,50 meter;

  • d.

    de goothoogte en bouwhoogte van het gebouw mogen niet meer bedragen dan op de bouwhoogtekaart is aangegeven;

  • e.

    in afwijking van het bepaalde onder a. van dit lid mogen buiten het bouwvlak gebouwen worden opgericht tot een totale oppervlakte van 15 m2;

  • f.

    de bouwhoogte van de onder e van dit lid genoemde gebouwen mag niet meer bedragen dan 4,5 meter;

4 Voor het bouwen van bedrijfswoningen en de daarbij behorende bijgebouwen gelden de volgende bepalingen;

  • a.

    de bedrijfswoningen en de daarbij behorende bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

  • b.

    het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bouwperceel bedragen;

  • c.

    de afstand tussen de bedrijfswoning en de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2,50 meter;

  • d.

    de goothoogte van een vrijstaande bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 9.00 meter;

  • e.

    de bouwhoogte van een vrijstaande bedrijfswoning mag niet bedragen dan 12.00 meter;

  • f.

    de inhoud van een vrijstaande bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3.

  • g.

    bij een bedrijfswoning mogen ten hoogste drie vrijstaande bijgebouwen worden gebouwd, waarvan het gezamenlijk oppervlak niet meer dan 70 m2 mag bedragen;

  • h.

    de bijgebouwen mogen zowel vrijstaand als aangebouwd worden gebouwd;

  • i.

    de hoogte van de aangebouwde bijgebouwen mag ten hoogste gelijk zijn aan de eerste bouwlaag van de woning waaraan wordt aangebouwd;

  • j.

    de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 2,50 meter;

  • k.

    de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5,50 meter;

l de woning mag aan de voorzijde, desnoods voor de bouwgrens bouwperceel, worden uitgebreid met een erker met een diepte van 1.50 meter en een lengte van maximaal 2/3 deel van de gevellengte van de woning of een entree met een diepte van 1.50 meter en een lengte van maximaal 1/3 deel van de gevellengte van de woning worden gebouwd en een erker aan de zijgevel van de woning met een lengte van maximaal 4,50 meter gemeten vanuit de voorzijde van de erker aan de voorgevel en een diepte van 1,50 meter. Voor de erker aan zijgevel geldt dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 1,50 meter moet bedragen. De inhoud van deze aanbouwen wordt niet tot de inhoud van de woning gerekend;

5 Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen:

a.de hoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 8.00 meter met uitzondering van terreinafscheidingen, waarvan de hoogte voor de voorgevelrooilijn niet meer dan 1.00 meter en achter de voorgevelrooilijn niet meer dan 2.00 meter mag bedragen;

Bijzonder gebruiksbepaling

6 Onder een verboden gebruik als bedoeld in artikel 6.1 lid 1 van deze voorschriften wordt verstaan het opslaan van materialen tot een grotere hoogte dan 4.00 meter en op afstand van minder dan 3.00 meter van de erfgrens.

Artikel 4.14 Begraafplaats "BP"

Doeleindenomschrijving

1 De gronden op de plankaart aangeduid met "BP" (begraafplaats) zijn bestemd voor de lijkbezorging van mensen.

Inrichting

2 Op deze gronden zijn toegelaten:

  • a.

    gebouwen;

  • b.

    bouwwerken geen gebouw zijnde;

Bouwvoorschriften

3 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a.

    niet meer dan 5% van de voor begraafplaats aangewezen grond mag worden bebouwd met gebouwen;

  • b.

    het oppervlak van enig gebouw mag niet meer bedragen dan 30 m2;

  • c.

    de goothoogte van enig gebouw mag niet meer bedragen dan 4,5 meter;

  • d.

    de bouwhoogte van enig gebouw mag niet meer bedragen dan 6 meter;

  • e.

    gebouwen moeten zijn voorzien van een kap van ten minste 12 graden;;

  • f.

    de afstand van enig gebouw tot aan de erfgrens mag niet minder dan 5 meter bedragen;

4 Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen:

a.de hoogte mag niet meer bedragen dan 3.00 meter met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 2.00 meter en lichtmasten, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 7.00 meter;

Artikel 4.15 Verkeersdoeleinden

Doeleindenomschrijving:

1 De gronden op de plankaart aangeduid met "Verkeersdoeleinden" zijn bestemd voor de aanleg van rijwegen, waaronder begrepen fiets- en voetpaden, parkeerstroken en -vakken, infohavens en bushalteplaatsen.

Inrichting:

2 Op de gronden zijn toegelaten:

  • a.

    verhardingen;

  • b.

    gebouwen ten behoeve van openbare- en nutsvoorzieningen, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen;

  • c.

    bouwwerken geen gebouwen zijnde;

  • d.

    groenvoorzieningen;

  • e.

    weg- en waterbouwkundige kunstwerken;

  • f.

    speelvoorzieningen;

  • g.

    kunstobjecten;

  • h.

    waterpartijen en /of sloten.

Bouwvoorschriften:

3 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a.

    gebouwen mogen slechts zodanig worden gebouwd dat het verkeer niet wordt gehinderd;

  • b.

    ten hoogste 3% van de oppervlakte van de gronden met de bestemming "Verkeersdoel-einden" mag worden bebouwd;

  • c.

    de oppervlakte van enig bouwwerk mag niet meer bedragen dan 20 m2;

  • d.

    de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3.50 meter;

  • e.

    de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,50 meter;

4 Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen:

a.de hoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 9.00 meter met uitzondering van lichtmasten, verkeerslichtinstallaties en kunstobjecten, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 12.00 meter.

Ruimtelijke indeling

5 Ten aanzien van de ruimtelijke indelingen gelden de volgende bepalingen:

  • a.

    het is verboden de gronden in te richten in afwijking van een op de kaart aangegeven dwarsprofiel;.

  • b.

    Het is toegestaan de verhardingsbreedte ten behoeve van in- en uitvoegstroken en bushaltes te vergroten, mits het aantal rijbanen en rijstroken overeenkomstig de op plankaart aangegeven dwarsprofielen wordt gehandhaafd.

Vrijstelling;

6 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in het vijfde lid van dit artikel voor wat betreft de indeling van het dwarsprofiel mits de totale maat niet wordt overschreden.

Met betrekking tot het verlenen van vrijstellingen op grond van dit artikel is afdeling 3.4 "de openbare voorbereidingsprocedure" van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Bijzondere gebruiksbepaling

7 Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 6.1 lid 1 wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden als ligplaats voor woonschepen, woonarken of een casco (caisson) dat tot woonschip of woonark kan worden opgebouwd.

Artikel 4.16 Verblijfsdoeleinden

Doeleindenomschrijving:

1 De gronden op de plankaart aangeduid met "Verblijfsdoeleinden" zijn bestemd voor wegen ter ontsluiting van de aangrenzende of nabijgelegen percelen en groen- en speelvoorzieningen.

Inrichting:

2 Op de gronden zijn toegelaten:

  • a.

    Verhardingen;

  • b.

    gebouwen ten behoeve van openbare- en nutsvoorzieningen;

  • c.

    bouwwerken geen gebouwen zijnde;

  • d.

    groenvoorzieningen;

  • e.

    water en waterpartijen;

  • f.

    speelvoorzieningen;

  • g.

    weg- en waterbouwkundige kunstwerken

  • h.

    voet- en fietspaden;

  • i.

    kunstobjecten

Bouwvoorschriften:

3 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a.

    ten hoogste 3% van de oppervlakte van de gronden met de bestemming verblijfsdoeleinden mag worden bebouwd;

  • b.

    de oppervlakte van enig bouwwerk mag niet meer bedragen dan 20 m2;

  • c.

    de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3.50 meter;

  • d.

    de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4.50 meter;

4 Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen:

a.de hoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 9.00 meter met uitzondering van kunstobjecten, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 12.00 meter.

Bijzondere gebruiksbepaling:

5 Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 6.1 lid 1 wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden als ligplaats voor woonschepen, woonarken of een casco (caisson) dat tot woonschip of woonark kan worden opgebouwd.

Artikel 4.17 Groenvoorzieningen

Doeleindenomschrijving:

1 De gronden op de plankaart aangeduid met "Groenvoorzieningen" zijn bestemd voor plantsoenen en bermen.

Inrichting:

2 Op deze gronden zijn toegelaten:

  • a.

    groenvoorzieningen;

  • b.

    gebouwen ten behoeve van openbare- en nutsvoorzieningen;

  • c.

    bouwwerken geen gebouwen zijnde;

  • d.

    voet- en fietspaden;

  • e.

    spel- en speelvoorzieningen;

  • f.

    overige verhardingen;

  • g.

    weg- en waterbouwkundige kunstwerken.

  • h.

    kunstobjecten

  • i.

    water, waterpartijen en sloten

Bouwvoorschriften:

3 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a.

    ten hoogste 3% van de oppervlakte van de gronden met de bestemming groenvoorzieningen mag worden bebouwd;

  • b.

    de oppervlakte van enig bouwwerk mag niet meer bedragen dan 20 m2;

  • c.

    de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3.50 meter;

  • d.

    de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,50 meter;

4 Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen:

a.de hoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 9.00 meter met uitzondering van kunstobjecten, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 12.00 meter.

Ruimtelijke indeling:

5 Ten aan zien van de ruimtelijke indeling geldt dat:

  • a.

    niet meer dan 15% van de gronden mag worden verhard;

  • b.

    niet meer dan 15 % van de gronden ten behoeve van water, waterpartijen en/of sloten mag worden gebruikt.

Bijzondere gebruiksbepaling

6 Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 6.1 lid 1 wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden als ligplaats voor woonschepen, woonarken of een casco (caisson) dat tot woonschip of woonark kan worden opgebouwd.

Artikel 4.18 Water

Doeleindenomschrijving:

1 De gronden op de plankaart aangeduid met "Water" zijn bestemd voor de waterhuishouding.

Inrichting:

2 Op de gronden zijn toegelaten:

  • a.

    water, waterlopen, waterpartijen en sloten;

  • b.

    bruggen;

  • c.

    overige weg- en waterbouwkundige kunstwerken;

  • d.

    kunstobjecten.

Bouwvoorschriften:

3 Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen:

a.de bouwwerken geen gebouwen zijnde, mogen geen grotere hoogte hebben dan 9.00 meter, met uitzondering van kunstobjecten waarvan de hoogte niet meer dan 12.00 meter mag bedragen;

Bijzondere gebruiksbepaling

4 Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 6.1 wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden als ligplaats voor woonschepen, woonarken of een casco (caisson) dat tot woonschip of woonark kan worden opgebouwd.

DEEL C GEZAMENLIJKE VOORSCHRIFTEN

5.Aanvullende bepalingen

Artikel 5.1 Algemene vrijstellingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in het plan:

  • a.

    voor de bouw van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de energie- en communicatievoorzieningen alsmede voor de waterhuishouding en wachthuisjes voor vervoersdiensten onder de volgende voorwaarden;

    • 1.

      de oppervlakte van enig gebouw mag niet meer dan 20 m2 bedragen;

    • 2.

      de hoogte van enig gebouw mag niet meer dan 4 m bedragen;

    • 3.

      de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 2 m bedragen;

  • b.

    voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die om waterstaatkundige of verkeerskundige redenen noodzakelijk zijn, zoals duikers, keermuren, bruggen, verkeersgeleiders en wegverlichtingsapparatuur;

  • c.

    voor geringe veranderingen in de tracés van wegen en de aanpassing van de ligging en de vorm van bestemmingsgrenzen langs die tracés tot ten hoogste 3 m, indien bij definitieve uitmeting blijkt, dat een weg als gevolg van de werkelijke toestand van het terrein slechts kan worden uitgevoerd indien op ondergeschikte punten van het plan wordt afgeweken;

  • d.

    voor afwijkingen van bestemmings- of bouwperceelsgrenzen tot ten hoogste 3 m, in andere gevallen dan bedoeld onder c, indien daardoor de uitvoering van een bouwplan in verband met de uitmeting in het terrein, de verkaveling of de situering ter plaatse, wordt mogelijk gemaakt, zonder de stedenbouwkundige opzet of vormgeving van het plan of de belangen van derden in onevenredige mate te schaden;

  • e.

    voor overschrijding van de bestemmingsgrenzen, zoals aangegeven op de plankaart, met ten hoogste 1.50 m, door ondergeschikte bouwonderdelen, zoals erkers, balkons, bordessen, luifels, galerijen, trappen, overhangende verdiepingen, pergola's, lifthuizen en dergelijke;

  • f.

    voor het overschrijden van de in het plan aangegeven maten met niet meer dan 10%;

  • g.

    voor het overschrijden van de in de voorschriften genoemde maximum hoogte ten behoeve van lift- en trappenhuizen, centrale verwarmings- en ventilatie-installaties, antennes, lichtkappen, trappen, schoorstenen, torens en dergelijke onderdelen van gebouwen, mits de feitelijke hoogte met niet meer dan 5 m wordt overschreden;

  • h.

    Voor het oprichten van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van telefoon-, radio-, en televisiesignalen, mits de hoogte niet meer dan 30 meter bedraagt en de voorziening dient voor gemeenschappelijk gebruik, onder de voorwaarde dat de noodzaak van de voorziening wordt aangetoond en de aanvrager de bereidheid uitspreekt ook anderen in de gelegenheid te stellen van deze voorziening gebruik te maken.

  • i.

    voor het plaatsen van afvalcontainers, mits de oppervlakte niet meer dan 4 m en de hoogte niet meer dan 1,5 m bedraagt.

    • 6.

      Algemene bepalingen

Artikel 6.1 Gebruiksbepalingen

  • 1.

    Het is verboden de in de beheersverordening begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken op een andere wijze of voor enig ander doel dan overeenkomstig de bestemming van de betrokken gronden en bouwwerken.

  • 2.

    Ten aanzien van alle in dit plan bestemde gronden en gebouwen wordt onder strijdig gebruik in ieder geval verstaan:

    • a.

      de opslag van bagger en grondspecie, tenzij zulks plaatsvindt langs een waterloop in verband met het onderhoud van de waterloop ingevolge een wettelijke onderhoudsplicht;

    • b.

      de opslag van verpakkingsmaterialen, al dan niet voor hun gebruik geschikte werktuigen en machines dan wel onderdelen daarvan, bouwmaterialen, producten, afval en brandstoffen;

    • c.

      de opslag van al dan niet aan hun gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen dan wel onderdelen daarvan;

    • d.

      de plaatsing van toer- en stacaravans, woonwagens, tenthuisjes, tenten, tentwagens, kampeerauto's en andere verblijfsmiddelen, uitgezonderd het plaatsen van ten hoogste één tent of één tentwagen of één kampeerauto of één toercaravan op het erf of in de tuin bij een woning;

    • e.

      het gebruik ten behoeve van de detailhandel;

    • f.

      het gebruik ten behoeve van het vervaardigen of herstellen van goederen;

    • g.

      het gebruik van bijgebouwen, bedrijfsgebouwen en kassen voor bewoning;

      en voor zover het de bestemming "agrarisch gebied" betreft:

    • h.

      het beproeven van voertuigen, de beoefening van de motorsport en de modelsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen of bromfietsen, het racen of crossen met motorvoertuigen, bromfietsen en fietsen;

i het gebruiken van ultra lichte vliegtuigen en de beoefening van parasport;

j het opslaan van materialen tot een grotere hoogte dan 4.00 meter en op een afstand van minder dan 3.00 meter van de erfgrens;

k.het gebruik ten behoeve van de prostitutie en/of als seksinrichting;

3 Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het in het eerste lid gestelde verbod, indien strikte toepassing hiervan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

4 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd van de in lid 2 onder k in dit artikel gegeven bepaling vrijstelling te verlenen met inachtneming van het gestelde in de beschrijving in hoofdlijnen.

Artikel 5 Beschrijving in hoofdlijnen

In dit artikel worden de criteria aangegeven welke bij een verzoek om vrijstelling op basis van artikel 6 lid 2 onder k worden gehanteerd, zijnde:

a.de ruimtelijk relevante elementen uit de nota Prostitutiebeleid in Heerhugowaard worden mede als afwegingskader bij de vrijstellingsbeoordeling betrokken;

b in relatie tot de omvang van de seksinrichting moet er op eigen terrein, dan wel in de nabije omgeving voldoende parkeergelegenheid aanwezig zijn;

c de uitstraling van de seksinrichting mag geen onevenredige afbreuk doen aan het in overeenstemming met de vigerende bestemming gevormde straatbeeld;

d het gebruik van een bouwwerk als seksinrichting mag de toegestane gebruiksmogelijkheden van de overige in het pand aanwezige ruimten, dan wel in de directe nabijheid van de seksinrichting aanwezige panden niet nadelig beïnvloeden.

e voor het verkrijgen van een goed inzicht in belangen van derden is op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op basis van artikel 6.1 lid 4 de in Afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing (openbare voorbereidingsprocedure).

Artikel 6.2 Overgangsbepalingen

  • 1. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerp van dit plan legaal bestond of in uitvoering was, dan wel is of kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend, en dat afwijkt van het in dit plan, behoudens in dit artikellid, bepaalde ten aanzien van de toelaatbaarheid van bebouwing, mag:

    • a.

      mits de bestaande afwijkingen ook naar hun aard niet worden vergroot en behoudens onteigening, gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, mits dit geen algehele vernieuwing of verandering van het in de aanhef bedoelde bouwwerk tot gevolg heeft;

    • b.

      voor zover er sprake is van een overmaat aan bijgebouwen bij een woning; 70% van de oppervlakte van die gebouwen, desnoods op een andere plaats op het perceel, worden herbouwd, waarbij de oppervlakte van meerdere bouwwerken mag worden samengevoegd, bouwwerken met een bouwhoogte lager dan 1,75 en kassen niet inbegrepen. De bouwvoorschriften in deze beheersverordening voor bijgebouwen, uitgezonderd die voorschriften die betrekking hebben de oppervlakte, zijn overeenkomstig van toepassing.

    • c.

      uitsluitend indien het bouwwerk door een calamiteit is teniet gegaan, geheel worden vernieuwd, met inachtneming van de grenzen welke ten aanzien van het bouwen ter plaatse bij het plan, behoudens in dit artikellid, zijn bepaald tenzij herbouw hierdoor niet zou zijn toegestaan, en mits de aanvraag tot bouwvergunning is ingediend binnen 18 maanden nadat het bouwwerk is teniet gegaan;

    • d.

      tot niet meer dan 10% van de inhoud van het in de aanhef bedoelde bouwwerk worden uitgebreid, met inachtneming van de grenzen welke ten aanzien van het bouwen ter plaatse bij het plan, behoudens in dit artikellid, zijn bepaald en met dien verstande dat het in dit sublid bepaalde niet van toepassing is op bijgebouwen, of voormalige (agrarische) bedrijfsgebouwen na stopzetting van de bedrijfsvoering.

  • 2. Het gebruik van gronden anders dan voor bebouwing alsmede het gebruik van zich op die gronden bevindende bouwwerken, dat in strijd is met het in dit plan, behoudens het in dit artikellid bepaalde en dat rechtens bestaat op het tijdstip, waarop het plan voor zover betrekking hebbend op de strijdigheid van dat gebruik van kracht wordt, mag worden voortgezet. Indien het gebruik van gronden anders dan voor bebouwing alsmede het gebruik van zich op die gronden bevindende bouwwerken, dat in strijd is met het in dit plan gedurende een periode van 2 jaar of meer is gestaakt, mag dat gebruik niet worden hervat.

Artikel 6.3 Titel

Dit plan kan worden aangehaald onder de titel:

Beheersverordening Buitengebied 2013, Gemeente Heerhugowaard.

Bijlage A Overzicht beeldbepalende bouwwerken (artikel 1.7)

Straat Huisnummer

Dijkweg 1

Donkereweg 6

Groenedijk 1

Groenedijk 4

Groenedijk 9

Hasselaarsweg 2

Jan Glijnisweg 10

Jan Glijnisweg 22

Jan Glijnisweg 50

Kerkweg 4

Kerkweg 28

Kerkweg Brug nabij Kerkweg 28

Kerkweg 30a

Laanderweg 4

Laanderweg spoorwegviaduct

Middenweg 409

Middenweg 466

Middenweg 469

Middenweg 479

Middenweg 506

Middenweg 508

Middenweg 510

Middenweg 512

Middenweg 514

Middenweg 516

Middenweg 518

Middenweg 520

Middenweg 522

Middenweg 523

Middenweg 524

Middenweg 526

Middenweg 538

Middenweg 541 (kerk)

Middenweg 541 (pastorie)

Middenweg 561

Middenweg 563

Middenweg 584

Middenweg 610

Molenweg 8

Oostdijk 51

Oostdijk 61

Oterlekerweg 3

Rustenburgerweg 126

Rustenburgerweg 150

Rustenburgerweg 197

Rustenburgerweg 235

Veenhuizerkade 3 (Molen)

Veenhuizerweg 3 (koolschuur)

Veenhuizerweg 27

Veenhuizerweg 50

Verlaat 1

Verlaat 11

Verlaat 18

Verlaat 30

Verlaat 40

Verlaat 46

Verlaat brug bij Verlaat nr 46

Verlaat Electriciteitshuisje tegenover Verlaat nr 46

de Vork Schutsluisje

Toelichting

Indien alleen de straat en het huisnummer worden genoemd is het woonhuis het beeldbepalend object.

In alle andere gevallen is het beeldbepalend object genoemd.

Bijlage B Overzicht bedrijven (artikel 2.5)

Adres Soort bedrijvigheid m2 b.o,b m2 uitbreiding b.o.b.

Altonstraat 25 Tuincentrum 2150 m2 5600 m2

Beukenlaan 23 Tuincentrum 1750 m2 1 850 m2

Beukenlaan 25 Gemeentewerf 1735 m2 2600 m2

Donkereweg 1 Framebouw 345 m2 35 m2

Groenedijk 5 Opslag/caravanstalling 1765 m2 geen

Hasselaarsweg nabij 3 Transportbedrijf 480 m2 50 m2

Hasselaarsweg 10 Loonbedrijf 1300 m2 1900 m2

Jan Glijnisweg 10 Dierenkliniek 200 m2 geen

Jan Glijnisweg 16 Bedrijfsdoeleinden I/II 420 m2 geen

Jan Glijnisweg 62b Aannemersbedrijf 600 m2 400 m2

Jan Glijnisweg 66-68 Timmerfabriek 6100 m2 600 m2

Jan Glijnisweg 121 Hoveniersbedrijf 675 m2 70 m2

Kerkweg 31 Timmermanswerkpl. 525 m2 55m2

Kerkweg 17 Schoonheidssalon 125 m2 geen

Kerkweg 34 Landbouwmech. bedr. 195 m2 20 m2

Korteweg 2 Caravanstalling 1150 m2 geen

Korteweg 5 Installatiebedrijf 1005 m2 612 m2

Korteweg 7a Aannemingsbedrijf 1055 m2 105 m2

Korteweg 9 IJzervlechterij 380 m2 40 m2

Laanderweg 15 Begrafenisondern. 670 m2 70 m2

Middenweg 404 Installatiebureau 720 m2 geen

Middenweg 409 Pers. dienstverl. 545 m2 geen

Middenweg 475 Agrarische dienstverl. 3630 m2 geen

Middenweg 480 Motorenhandel 490 m2 50 m2

Middenweg 494 Aannemersbedrijf 1025 m2 100 m2

Middenweg 571 Machineverhuurbedr. 615 m2 755 m2

Middenweg 583 Rietdekkersbedrijf 100 m2 geen

Middenweg 598 Opslag 200 m2 geen

Middenweg 606b Tuincentrum 1700 m2 geen

Molenweg 7 Aannemersbedrijf 270 m2 30 m2

Rustenburgerweg 150 Smederij 40 m2 10 m2

Rustenburgerweg 203 Opslag 400 m2 geen

Schoutenbosweg 13 Caravanstalling 1400 m2 geen

Smuigelweg 1 Loonbedrijf 465 m2 1280 m2

Smuigelweg 4 Reparatiebedrijf 575 m2 380 m2

Smuigelweg t.o.v. 4 Reparatiebedrijf 270 m2 geen

Veenhuizerweg 24a Opslag/caravanstalling 2625 m2 geen

Veenhuizerweg 29 Opslag/caravanstalling 1925 m2 geen

Veenhuizerweg 33a Meubelmakerij/Opslag 810 m2 geen

Veenhuizerweg 40 Hoveniersbedrijf 400 m2 100 m2

Veenhuizerweg 41 Loonbedrijf 3485 m2 1 815 m2

Veenhuizerweg 43 Opslag/caravanstalling 350 m2 geen

Veenhuizerweg 44 Opslag 960 m2 geen

Veenhuizerweg 50 Kunstzinnige vorming 325 m2 geen

Verlaat 9 Houtconser. bedr 2840 m2 2880 m2

Verlaat 14a Opslag 198 m2 52 m2

Verlaat 28 Stucadoorsbedrijf 160 m2 geen

Waarddijk 8 Kanoverhuur 30 m2 100 m2

Waardijk nabij nr 8 Palingmesterij 500 m2 500 m2

Bijlage C Overzicht Garagebedrijven ( artikel 2.6)

Adres Soort bedrijvigheid m2 b.o,b.. m2 uitbreiding b.o.b.

Kerkweg 34 Garagebedrijf/smit pm

Rustenburgerweg 114 Garagebedrijf 920 m2 geen

Middenweg 419 Garagebedrijf 430 m2 geen

Verlaat 32 Benzineverkoop 270 m2 60 m2

Verlaat 42 LPG-inbouw 100 m2 geen

Bijlage D Overzicht detailhandel (artikel 2.7)

Adres Soort bedrijvigheid m2 b.o,b.. m2 uitbreiding b.o.b.

Middenweg 405 Bloemmistterij 165 m2 geen

Middenweg 453 Det. Vol. goed.* 460 m2 50 m2

Middenweg 459 Bloembinderij 48 m2 52 m2

Middenweg 474 Bakkerij pm 50 m2

Middenweg 480 Motorenhandel 490 m2 50 m2

Middenweg 595 Det. Vol. goed.* 500 m2 525 m2

Bijlage E Overzicht horecabedrijven (artikel 2.8)

Adres Soort bedrijvigheid m2b.o.b m2 uitbreiding b.o.b

Hasselaarsweg 2 restaurant 254 m2 40 m2

* Detailhandel in volumineuze goederen

m2 b.o.b. m2 bruto oppervlak bedrijf

Kaart behorende bij beheersverordening

Kaart behorende bij beheersverordening

Kaart behorende bij beheersverordening

Kaart behorende bij beheersverordening

Kaart behorende bij beheersverordening

Kaart behorende bij beheersverordening

Kaart behorende bij beheersverordening

Kaart behorende bij beheersverordening

Kaart behorende bij beheersverordening

Kaart behorende bij beheersverordening

Kaart behorende bij beheersverordening

Kaart behorende bij beheersverordening

Kaart behorende bij beheersverordening

Kaart behorende bij beheersverordening