Regeling vervallen per 04-06-2024

Verordening maatschappelijke participatie WWB 2013

Geldend van 26-04-2013 t/m 03-06-2024 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2012

Intitulé

Verordening maatschappelijke participatie WWB 2013

De raad van de gemeente Dongen

besluit vast te stellen:

de Verordening maatschappelijke participatie WWB 2013

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begrippen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet naderworden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk enbijstand (WWB), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de WWB.

    • b.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van Dongen.

    • c.

      de raad: de gemeenteraad van Dongen.

    • d.

      sociaal-culturele, educatieve respectievelijk sportieve activiteit: een maatschappelijke, educatieve, sportieve of culturele activiteit diebeoogt een sociaal isolement te voorkomen of te doorbreken.

Artikel 2. Maatschappelijke participatie

Uitsluitend kosten in verband met maatschappelijke participatie van een ten laste komend kind dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt, komen in aanmerking voor bijstandsverlening op grond van deze verordening. Met maatschappelijke participatie wordt bedoeld dat het oogmerk van bijstandsverlening dient te zijn het voorkomen of doorbreken van een sociaal isolement.

Hoofdstuk 2 Recht op bijzondere bijstand voor maatschappelijke participatie

Artikel 3 Doelgroep en Voorwaarden

  • a.

    Schoolgaande kinderen in de leeftijd van 4 tot 18 jaar;

  • b.

    Die staan ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie van Dongen;

  • c.

    Die ten laste komend zijn van een belanghebbende zoals bedoeld in artikel 35 lid 5 Wwb met een in aanmerking te nemen inkomen van ten hoogste een inkomen zoals bedoeld in artikel 35 lid 9 Wwb ;

  • d.

    waarbij de belanghebbende(n) niet beschikt over een vermogen boven de voor hen van toepassing zijnde vermogensgrens als bedoeld in artikel 34 lid 3 WWB.

  • e.

    Uitsluitend kosten voor sociaal-culturele, educatieve respectievelijk sportieve activiteiten in verband met ‘maatschappelijke participatie’ zoals bedoeld in artikel 2 komen in aanmerking voor categoriale bijzondere bijstand op grond van deze verordening.

Artikel 4. Maximale vergoeding

  • 1. De maximale vergoeding of waarde van de vergoeding bedraagt per

    kalenderjaar:

    • a.

      € 150,- per kalenderjaar voor een alleenstaande ouder of gezin per kind van 4 tot en met 11 jaar ten behoeve waarvan bijstand wordt verstrekt op grond van deze verordening;

    • b.

      b. € 300,- per kalenderjaar voor een alleenstaande ouder of gezin per kind van 12 tot en met 17 jaar ten behoeve waarvan bijstand wordt verstrekt op grond van drdening.

  • 2. De bedragen genoemd in het eerste lid kunnen jaarlijks worden geïndexeerd conform de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek. De bedragen worden op hele euro’s naar boven afgerond.

Artikel 5. Uitvoering

  • 1. Het college stelt beleidsregels vast met betrekking tot de uitvoering van deze regeling.

  • 2. De beleidsregels bevatten in ieder geval een richtsnoer van de te verstrekken kosten in verband met sociaal-culturele, educatieve en sportieve activ

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 6 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen in deze verordening indien toepassing hiervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2012.

Artikel 8. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke participatie WWB 2013 gemeente Dongen.

Algemene toelichting Verordening maatschappelijke participatie WWB 2013 gemeente Dongen

Kinderen moeten in hun kansen en mogelijkheden tot ontwikkeling niet worden belemmerd door de slechte financiële positie van hun ouders. Maatschappelijke participatie van een kind is van groot belang met het oog op zijn of haar kansen op een zelfredzame toekomst. De wetgever beoogt inkomensondersteuning rechtstreeks aan zoveel mogelijk minderjarige kinderen van de doelgroep ten goede te late komen en vindt het daarom wenselijk dat de categoriale bijzondere bijstand aan deze groep in natura en niet als geldbedrag wordt verleend. Dit is vastgelegd in artikel 48 lid 4 WWB.

Artikel 8 lid 1 onderdeel g WWB bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels moet stellen over het verlenen van categoriale bijzondere bijstand aan een persoon met een hem ten laste komend kind dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt met betrekking tot de kosten in verband met maatschappelijke participatie van dat kind. Hierbij moet in ieder geval worden bepaald op welke wijze invulling wordt gegeven aan het begrip ‘maatschappelijke participatie’ (artikel 8 lid 2 onderdeel d WWB).

Deze vorm van categoriale bijzondere bijstand wordt uitsluitend verstrekt aan mensen met maximaal een inkomen van 110% van de op hem van toepassing zijnde bijstandsnorm (artikel 35 lid 9 WWB).

Brede aanpak participatie Gemeenten krijgen de ruimte om de participatie van kinderen breed aan te pakken. Samenwerking met sportverenigingen, cultuurinstellingen, scholen en centra voor jeugd en gezin vindt de minister van groot belang en komt de effectiviteit van het armoedebeleid ten goede.

De gemeente Dongen kent al jaren een aantal regelingen voor participatie van schoolgaande kinderen in de vorm van het Minimafonds, de

schoolkostenregeling en de computerregeling. Volgens deze regelingen kunnen kinderen deelnemen aan culturele, sportieve, educatieve en maatschappelijke activiteiten.

De bepalingen uit de Verordening Minimafonds welke betrekking hebben op de participatieregeling zijn overgeheveld van de Verordening Minimafonds naar de Verordening maatschappelijke participatie WWB 2012 gemeente Dongen.

Artikelsgewijze toelichting Verordening maatschappelijke participatie WWB 2013 gemeente Dongen

Artikel 1. Begrippen

Er is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de WWB, Awb of de Gemeentewet niet afzonderlijk te definiëren in deze verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in de betreffende wetten ook de Verordening moet worden gewijzigd. Ten aanzien van het beleid met betrekking tot de voorzieningen voor maatschappelijke participatie geldt dat deze uitsluitend betrekking mogen hebben op sociaal-culturele, educatieve of sportieve activiteiten. In artikel 1

lid 2 onderdeel d van deze verordening is bepaald dat onder sociaalculturele, educatieve respectievelijk sportieve activiteit wordt verstaan: een maatschappelijke, educatieve, sportieve of culturele activiteit die beoogt een sociaal isolement te voorkomen of te doorbreken.

Er kan worden gedacht aan een lidmaatschap van een sportvereniging of

toneelvereniging. Een lidmaatschap van een belangengroep, zoals een

vakbond, is geen sociaal-culturele of sportieve activiteit.

Artikel 2. Maatschappelijke participatie

In artikel 8 lid 2 onderdeel d WWB is expliciet bepaald dat de gemeenteraad

in de verordening maatschappelijke participatie regels moet stellen over de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het begrip ‘maatschappelijke participatie’.

In artikel 2 van deze verordening is aangegeven dat uitsluitend kosten in verband met maatschappelijke participatie in aanmerking komen voor bijstandsverlening op grond van deze verordening. In artikel 2 van deze verordening is voorts aangegeven dat het oogmerk van maatschappelijke participatie het voorkomen of doorbreken van een sociaal isolement is.

Bij de invulling van het begrip maatschappelijke participatie is rekening gehouden met het feit dat van categoriale bijzondere bijstand zoals bedoeld in artikel 35 lid 5 WWB geen sprake is voor zover het hoofddoel van de vergoeding het subsidiëren van culturele, educatieve of sportieve activiteiten is. Er is slechts sprake van bijstandsverlening indien voor belanghebbenden kosten worden weggenomen die zij anders wel zouden maken. Daarom is voor de toepassing van deze verordening slechts sprake van maatschappelijke participatie indien het oogmerk van bijstandsverlening het voorkomen of doorbreken van een sociaal isolement is.

Artikel 3. Doelgroep en Voorwaarden

In artikel 3 zijn de doelgroep en algemene voorwaarden opgenomen om in aanmerking te komen voor categoriale bijzondere bijstand zoals bedoeld in

artikel 35 lid 5 WWB. In artikel 3 onder c van deze verordening wordt voor de duidelijkheid verwezen naar de voorwaarden die volgen uit de wet.

In artikel 3 lid e van deze verordening is voorts bepaald dat uitsluitend kosten voor sociaal-culturele, educatieve respectievelijk sportieve activiteiten in verband met ‘maatschappelijke participatie’ zoals bedoeld in artikel 2 in aanmerking komen voor categoriale bijzondere bijstand op grond van deze verordening. Zie in dit verband ook de toelichting bij artikel 2 van deze verordening.

Artikel 4. Maximale vergoeding

In artikel 3 lid e van deze verordening is bepaald dat voor categoriale bijzondere bijstand op grond van deze verordening kosten voor sociaal culturele, educatieve respectievelijk sportieve activiteiten in verband met ‘maatschappelijke participatie’ zoals bedoeld in artikel 2 in aanmerking komen. Er is geen limiet gesteld aan de te verstrekken voorzieningen. Om de kosten enigszins te kunnen beheersen is in artikel 4 van deze verordening de maximale vergoeding per kind per kalenderjaar vastgelegd.

Voor zover de bijstand in natura is verstrekt dient als vergoeding de waarde van de vergoeding in aanmerking te worden genomen. Dit is het bedrag dat belanghebbende zou hebben moeten betalen voor deze voorziening indien het college hem deze voorziening niet zou hebben vergoed. In lid 2 is een indexeringsbepaling opgenomen.

Artikel 5. Uitvoering

Omdat de uitvoering van het verstrekken van categoriale bijzondere bijstand is opgedragen aan het college worden ten behoeve van de uitvoering nadere beleidsregels gesteld. Deze beleidsregels dienen als handvat voor de uitvoering.

In artikel 5 lid 2 van deze verordening is bepaald dat de beleidsregels in ieder geval een richtsnoer van de te verstrekken kosten bevatten.

Hierbij kan worden gedacht aan de kosten van:

- de contributie van een sportvereniging;

- de contributie van een zangvereniging;

- een bibliotheekabonnement;

- een internetabonnement;

- een krantenabonnement;

- een telefoonabonnement;

- een zwemabonnement;

- muziekonderwijs;

- schoolactiviteiten zoals schoolreisjes en excursies;

- sportattributen;

- sportkleding;

- vakantiekamp.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2012, onder gelijktijdige intrekking van de Verordening maatschappelijke participatie WWB 2012.

Artikel 7. Citeertitel

In dit artikel is de citeertitel neergelegd van deze verordening.