Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR297407
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR297407/1
Regeling vervallen per 01-05-2024
Uitvoeringsregels intrekken omgevingsvergunningen bouwen, slopen en aanleggen 2011
Geldend van 29-12-2011 t/m 16-11-2017
Intitulé
Uitvoeringsregels intrekken omgevingsvergunningen bouwen, slopen en aanleggen 2011Aanleiding
Naar aanleiding van een aanvraag kan door het college een omgevingsvergunning worden verleend waarna er uitvoering aan het gevraagde voornemen kan worden gegeven. Echter het komt ook voor dat er geen of pas na een lange tijd gebruik wordt gemaakt van een verleende vergunning. Dat is on-wenselijk gezien de snelle veranderende wet- en regelgeving en de daarbij gestelde eisen. In de praktijk duiken ongebruikte omgevingsvergunningen voor de activiteiten bouwen, slopen of aanleggen op die jaren geleden zijn verleend maar nooit gerealiseerd.
Om een aantal uiteenlopende redenen is het onwenselijk een niet-uitgevoerde omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen, slopen of aanleggen in stand te laten. Hierbij kan aan de volgende omstandigheden worden gedacht:
1. Nieuwe planologische en stedenbouwkundige inzichten kunnen doorkruist worden door nog (af) te bouwen of aan te leggen zaken.
2. De vergunde activiteiten worden uitgevoerd naar verouderde inzichten als gevolg van ontwikkelingen die zich in de tijd hebben voorgedaan en leveren daarom een mogelijk veiligheidsrisico op (bijvoorbeeld constructie, asbest).
3. Handhaving kan in onder 2 genoemde gevallen vaak geen oplossing bieden, er wordt immers rechtsgeldig gehandeld zodat min of meer een handhavingsvacuüm ontstaat.
4. Voor omwonenden kan het onplezierig zijn als zij geconfronteerd worden met oude rechten waartegen geen rechtsmiddelen meer openstaan.
Artikel 2.33 lid 2, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, geeft het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid om een omgevingsvergunning voor bouwen, slopen of aanleggen, geheel of gedeeltelijk in te trekken als gedurende 26 weken geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning. Uit het oogpunt van rechtszekerheid dient duidelijk te zijn wanneer en onder welke omstandigheden van deze bevoegdheid gebruik gemaakt gaat worden. Dit zorgt voor duidelijkheid bij zowel de vergunninghouder (bijvoorbeeld geen twijfel of iets nog kan of mag) als de gemeente (een actueel vergunningenbestand). De spelregels vastleggen in een beleidsregel is daarvoor de aangewezen weg.
Omdat de redenen waarom geen gebruik is of wordt gemaakt van een omgevingsvergunning zeer divers kunnen zijn, is het nagenoeg onmogelijk om aan elke mogelijke oorzaak een tijdsduur te verbinden. Als gewogen gemiddelde kan een termijn van 3 jaar worden aangehouden. Deze periode is lang genoeg om zowel eenvoudige als de wat complexere vergunningen ten uitvoer te brengen dan wel te voltooien, zo leren ervaringen op het gebied van handhaving. Daarnaast sluit deze termijn aan bij de bevoegdheid die de Wabo geeft om omgevingsvergunningen voor milieu-inrichtingen na 3 jaar in te trekken (milieu en met name bouw zijn vaak gekoppeld). Bij urgente en zwaarwegende planologische belangen wordt vastgehouden aan de minimale termijn van 26 weken. Daarnaast is er oog voor de belangen van de vergunninghouder in de vorm van een verlengingsmogelijkheid.
De grondslag voor deze beleidsregel wordt gevormd door het bepaalde in artikelen 1:3 lid 4 en 4:81 tot en met 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en artikel 2.33, lid 2 onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo).
Artikel 1 Begripsbepaling
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
omgevingsvergunning:
a. een vergunning voor het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1 lid 1, aanhef en onder a, Wabo;
b. een vergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamhe-den als bedoeld in artikel 2.1 lid 1, aanhef en onder b, Wabo;
c. een vergunning voor het slopen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1 lid 1, aanhef en onder g Wabo;
d. bouw-, sloop- en aanlegvergunningen die op grond van het overgangsrecht uit de Invoeringswet Wabo als omgevingsvergunning voor een van de onder a tot en met c genoemde activiteiten gelden.
intrekken: het op grond van artikel 2.33 lid 2, aanhef en onder a, Wabo geheel of gedeeltelijk intrekken van een omgevingsvergunning.
urgente en zwaarwegende planologische belangen: het object waarop de omgevingsvergunning betrekking heeft, is gesitueerd in een gebied waarvoor een ontwerpbestemmingsplan ter inzage is gelegd en gepubliceerd, waarbij de vergunde activiteiten dan wel het object het toe-komstig planologisch kader belemmeren dan wel onmogelijk maken.
Artikel 2 Procedurele bepalingen
-
1. Als de omgevingsvergunning tot stand is gekomen met de reguliere voorbereidingsprocedure uit de Wabo dan wel de algemene procedurele bepalingen van de Awb, gelden in aanvulling op de Wabo dan wel de Awb de volgende procedurele bepalingen:
a. alvorens te besluiten tot intrekking van de omgevingsvergunning stuurt het college de vergunninghouder het voornemen tot intrekking toe;
b. in het voornemen krijgt de vergunninghouder de gelegenheid een zienswijze op het voorne-men in te dienen;
c. de termijn voor het indienen van een zienswijze bedraagt 4 weken;
d. het college neemt binnen 8 weken na ontvangst van een tijdig ingebrachte zienswijze een definitief besluit over het al dan niet intrekken van de omgevingsvergunning;
e. bij het definitieve besluit betrekt het college een ingebrachte zienswijze.
-
2. Als de omgevingsvergunning tot stand is gekomen met de uitgebreide voorbereidingsprocedure uit de Wabo dan wel de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit de Awb, gelden in aanvulling op de Wabo dan wel de Awb de volgende procedurele bepalingen:
a. als de termijn voor het indienen van een zienswijze ongebruikt is verstreken, neemt het college binnen 4 weken na het einde van deze termijn een definitief besluit over het al dan niet intrekken van de omgevingsvergunning;
b. het college neemt binnen 12 weken na ontvangst van een tijdig ingebrachte zienswijze een definitief besluit over het al dan niet intrekken van de omgevingsvergunning;
c. bij het definitieve besluit betrekt het college een ingebrachte zienswijze.
Artikel 3 Intrekken omgevingvergunning bij uitblijven aanvang handelingen
-
1. De omgevingsvergunning wordt ingetrokken als na 3 jaar na het onherroepelijk worden geen begin is gemaakt met het verrichten van handelingen waarop de omgevingsvergunning ziet.
-
2. De in lid 1 opgenomen termijn bedraagt 26 weken als zich urgente en zwaarwegende planologische belangen voordoen.
Artikel 4 Intrekken omgevingsvergunning bij stilliggen handelingen
-
1. De omgevingsvergunning wordt ingetrokken als het verrichten van handelingen waarop de omgevingsvergunning ziet, langer dan 3 jaar heeft stilgelegen.
-
2. De in lid 1 opgenomen termijn bedraagt 26 weken als zich urgente en zwaarwegende planologische belangen voordoen.
Artikel 5 Verlengen termijn bij start of herstart handelingen
-
1. Een ingebrachte zienswijze kan aanleiding geven de in de artikelen 3 en 4 opgenomen termijnen eenmalig te verlengen als:
a. de vergunninghouder met concrete documenten (zoals de geaccepteerde offerte van een bouwondernemer, facturen van bestelde bouwmaterialen en/of hiermee gelijk te stellen documenten) de intentie tot het starten/hervatten/doorgaan van/met de vergunde activiteiten kan aantonen;
b. de vergunninghouder persoonlijke omstandigheden kan aanvoeren (zoals een sterfgeval in de familie of ziekte) welke aantoonbaar tot uitstel van de uitvoering van de vergunde activiteiten hebben geleid.
-
2. De duur van de verlenging wordt bepaald naar redelijkheid en aan de hand van de omstandigheden van het concrete geval, maar bedraagt:
a. in gevallen als bedoeld in de artikelen 3 lid 1 en 4 lid 1 maximaal 1 jaar en
b. in gevallen als bedoeld in de artikelen 3 lid 2 en 4 lid 2 maximaal 13 weken.
-
3. Als een verlengde termijn ongebruikt is verstreken, wordt de omgevingsvergunning ingetrokken.
Artikel 6 Uitsluiting overige intrekkingsgronden
Deze beleidsregel laat de besluitvorming over de overige in artikel 2.33 Wabo opgenomen intrekkingsgronden onverlet.
Artikel 7 Hardheidsclausule
Het college handelt in voorkomende gevallen volgens deze beleidsregel, tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met deze beleidsregel te dienen doelen.
Artikel 8 Inwerkingtreding
Deze beleidsregel treedt in werking de dag na bekendmaking overeenkomstig afdeling 3.6 Awb.
Artikel 9 Intrekking oude beleidsregel
De door de voormalige gemeente Helden op 26 augustus 2008 (besluitnummer 35-09) vastgestelde “beleidsregel betreffende bevoegdheid tot het intrekken van bouwvergunningen” wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 8 bedoelde datum.
Artikel 10 Citeertitel
Deze beleidsregel wordt aangehaald als Uitvoeringsregels intrekken omgevingsvergunningen bouwen, slopen en aanleggen 2011.
Ondertekening
Panningen, 20 december 2011
Burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas,
de gemeentesecretaris/directeur, de burgemeester,
drs. H. Mensink W.J.G. Delissen-van Tongerlo
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl