Nota Reclamebeleid gemeente Brummen 2013

Geldend van 28-06-2013 t/m heden

Intitulé

Nota Reclamebeleid 2013 gemeente Brummen

Het college van burgemeester en wethouders van Brummen heeft de Nota Reclamebeleid 2013 gemeente Brummen vastgesteld.

1. Inleiding

1.1. Aanleiding

Iedere gemeente heeft te maken met reclame-uitingen in de openbare ruimte c.q. de fysieke leefomgeving. Zo ook de gemeente Brummen. Reclame-uitingen komen voor in alle soorten en maten [1] en zijn tegenwoordig niet (meer) weg te denken uit het maatschappelijke leven.

Om de ruimtelijke kwaliteit van de bebouwde en onbebouwde omgeving van de gemeente op het gewenste niveau te houden, resp. onnodige en ongewenste verloedering van het publieke domein tegen te gaan, is het wenselijk beleid ten aanzien van reclame te voeren. In voorliggende nota vallen in beginsel alle fysieke uitingen onder de term “reclame-uitingen”, die de bedoeling hebben de aandacht te vestigen op een bedrijf/instelling of een bepaalde activiteit

Nu het de gemeente Brummen ontbreekt aan eenduidige, actuele ‘richtlijnen’ hieromtrent, is besloten om beleid te formuleren. Zij vindt het belangrijk, dat reclame-uitingen passen in het straatbeeld, de omgeving niet (te veel) verstoren en niet hinderlijk zijn voor verkeer en passanten. Daarnaast wil zij ‘wildgroei’ van allerlei reclame-uitingen voorkomen.

Het is uitdrukkelijk niet de intentie van voorliggend beleid om reclame-uitingen (volledig) uit te bannen. Voor veel ondernemers is het maken van reclame voor hun bedrijf/onderneming, resp. activiteiten, nl. zeer gewenst, danwel noodzakelijk om het bedrijf/onderneming, resp. hun activiteiten onder de aandacht te brengen van het grote publiek. De gemeente streeft in dit kader naar een ‘acceptabele’ inpassing van reclame-uitingen in de fysieke leefomgeving.

Reclame zou - waar mogelijk - een bijdrage moeten leveren aan de verlevendiging van de gemeente, en zo min mogelijk, resp. niet mogen niet leiden tot ‘visuele chaos’. Door criteria aan te reiken, c.q. randvoorwaarden te formuleren waaronder reclame is toegestaan, wordt duidelijkheid en rechtszekerheid geboden aan inwoners, ondernemers en overige betrokkenen.

In voorliggende nota wordt in hoofdzaak ingegaan op reclame-uitingen en de wijze waarop de gemeente hiermee omgaat (op gebied van onder meer vergunningverlening). Ofschoon er een relatie is met onder meer terrassen, uitstallingen en bewegwijzering, vallen deze onderwerpen in beginsel  buiten de reikwijdte van voorliggende nota.  

Het totstandkomingtraject van voorliggend beleidsnota vindt parallel plaats aan het actualisatietraject van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) 2013 van de gemeente Brummen. Derhalve is er tevens sprake van een ‘natuurlijk moment’ om het reclamebeleid nu vorm te geven.

[1] Voor een overzicht van typen/soorten reclame-uitingen wordt verwezen naar bijlage 1

1.2. Doelstelling

Met het (laten vaststellen van het) reclamebeleid wordt beoogd, dat de (bestuurs)praktijk van de gemeente Brummen met betrekking tot reclame-uitingen nader wordt geformaliseerd. Daarnaast is het beleid zodanig geformuleerd, dat het voor een ieder duidelijk is/wordt hoe de gemeente om gaat met reclame en in welke gevallen een aanvraag om vergunning/ontheffing leidt tot vergunningverlening, respectievelijk een weigering.

1.3. Leeswijzer

In voorliggende beleidsnota wordt achtereenvolgens aandacht besteed aan de huidige werkwijze c.q. de huidige bestuurspraktijk, inzake reclame-uitingen in de gemeente Brummen, het juridisch kader, (nieuw) (afwijkings)beleid, de aanvraagprocedure, handhaving, monitoring en evaluatie.  

2. Huidige situatie in de gemeente Brummen

2.1. De huidige bestuurspraktijk

Om een reclame-uiting in de openbare ruimte te mogen plaatsen, is in de meeste gevallen een vergunning (of ontheffing) vereist. Soms zijn zelfs verschillende vergunningen nodig. Dat komt voort uit het feit, dat meerdere c.q. verschillende wet- en regelgeving van toepassing kan zijn. In bijlage 2 is een overzicht opgenomen van wetten, die in dit kader van toepassing kunnen zijn.

In de gemeente Brummen is tot dusverre geen reclamebeleid in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (AWB) vastgesteld. Wel is er een bestuurspraktijk ontstaan op basis waarvan vergunningen/ontheffingen worden verleend voor het plaatsen van reclame(uitingen).

Bij verzoeken om het plaatsen van een of meerdere reclame-uitingen (in welke vorm dan ook) wordt in eerste instantie beoordeeld of er sprake is van een bouwwerk, geen gebouw zijnde. Voor een reclame-uiting van enige omvang of betekenis is doorgaans al snel een ‘omgevingsvergunning (voor de activiteit bouwen)’ vereist op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) / het Besluit omgevingsrecht (Bor).

NB. Voor zover een vergunning op grond van de Wabo is vereist, wordt niet aanvullend een vergunning op grond van de APV gevraagd.

Voor zover er geen sprake is van een ‘vergunningplichtig’ bouwwerk (o.g.v. de Wabo/het Bor), is (veelal) de APV van de gemeente Brummen van toepassing. In de APV 2010 zijn diverse artikelen opgenomen, die een relatie hebben met (het plaatsen van) reclame.

2.2. Semi permanente reclameborden

Op grond van het 2e lid van artikel 4:29 APV 2010 is het college bevoegd om wegtracés, danwel gedeelten daarvan aan te wijzen, waarlangs reclameborden van semi-permanente aard - die geen ruimtelijke relatie hebben met de zaak waarop het opschrift, de aankondiging of de afbeelding betrekking heeft - geplaatst mogen worden.

Bij besluit van 24 maart 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brummen - naar aanleiding van de inwerkingtreding van de APV 2002 en de daarmee samenhangende intrekking van de toen geldende Reclamebordenregeling – een zevental locaties binnen de gemeente Brummen aangewezen, inclusief het maximaal aantal borden per locatie [2]

Op grond van dit ‘aanwijzingsbesluit’ verleent het college een APV-vergunning voor het plaatsen van een reclamebord van semi-permanente aard op één van deze zeven ‘aangewezen’ locaties voor een termijn van maximaal drie jaar.

In de praktijk is gebleken, dat tot op heden deze reclame objecten (abusievelijk) niet zijn beschouwd als ‘bouwwerken, geen gebouw zijnde’, waarvoor een omgevingsvergunning o.g.v. de Wabo noodzakelijk is (i.p.v. een APV vergunning).

Voorts blijkt, dat deze reclame-uitingen (waarvoor vergunning is verleend voor max. 3 jaar) na het verstrijken van de vergunde periode niet zijn/worden verwijderd. Strikte handhaving op de naleving van de voorschriften uit de vergunning vindt tot op heden onvoldoende plaats [3]. Van reclame van semi permanente aard is derhalve geen sprake. In voorliggende nota wordt een nieuwe werkwijze/ beleids-lijn beschreven, die recht doet aan de huidige wet- en regelgeving en de gewenste aanpak.

[2] Op 3 juli 2007 heeft het college een wijziging aangebracht in een eerder aangewezen locatie.

[3] Een en ander komt voort uit het feit, dat tot op heden bestuurlijk andere prioriteiten op gebied van handhaving zijn gesteld.

2.3. Driehoeksreclameborden/sandwichborden

Naast de hierboven genoemde reclameborden, is een tweede categorie reclame-objecten te onderscheiden: de zogenaamde driehoeksreclameborden. Dit type/soort borden wordt veelal gebruikt om bepaalde (publieks)evenementen onder de aandacht te brengen. Hieronder vallen tevens de zogenaamde sandwichborden. Deze constructies worden niet beschouwd als bouwwerk, waarvoor - o.g.v. de Wabo/het Bor - een omgevingsvergunning vereist is.

Met betrekking tot het plaatsen van dergelijke reclame-objecten, geldt echter op grond van de APV 2010, dat het verboden is zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders de weg of een weggedeelte anders te gebruiken, dan overeenkomstig de publieke functie ervan (artikel 2:10 APV 2010).

In de praktijk wordt gewerkt met een beperkt aantal locaties, waar dit type/soort reclameborden zonder meer toegestaan [4] zijn. Deze locaties zijn tot op heden niet bestuurlijk vastgelegd. Wel is per locatie beoordeeld of door het plaatsen van deze reclame-objecten op deze locaties verkeersonveilige situaties ontstaan, danwel schade ontstaat aan de weg. Ofschoon in de APV 2010 is voorgeschreven, dat deze objecten ook beoordeeld dienen te worden aan de redelijke eisen van welstand, wordt dit voorschrift in de praktijk nauwelijks tot niet gehanteerd. Ook dit is een reden om de APV 2010 nader aan te passen conform de nieuwe beleidslijn. In bijlage 3 zijn deze locaties nader opgenomen.

NB. Volledigheidshalve dient in dit kader tevens de ‘evenementenborden’ [5] genoemd te worden, welke veelal op ‘strategische’ plaatsen in de gemeente Brummen zijn gepositioneerd: Arnhemsestraat, Eerbeekseweg, Zutphensestraat, Apeldoornseweg (t.h.v. Kanaalweg), Brummenseweg en de Loenenseweg. Op deze borden kunnen organisaties en instellingen voor de duur van maximaal drie weken plaatselijke evenementen laten aankondigen. Wanneer de borden daarvoor ruimte bieden, is commerciële reclame toegestaan. De exploitatie van de borden is door de gemeente overgedragen aan een commercieel bedrijf (i.c. De Goede Lichtreclame Service BV te Leuvenheim). In de huidige praktijk is voor het (telkens) plaatsen van een (nieuw) evenementenbord geen ‘toestemming’ van de gemeente vereist. Met het nieuwe beleid wordt hierin geen wijziging/verandering beoogd.

 

[4] Er is nog wel een APV vergunning nodig, maar deze wordt in de regel altijd verleend.

[5] De evenementenborden bestaan elk uit een bovenbord met een permanente text, alsmede vier onderborden voor de aankondiging van evenementen in de gemeente Brummen.

2.4. Spandoeken

Ook voor het aanbrengen van spandoeken is artikel 2:10 APV 2010 van toepassing. Ondanks het feit, dat deze locaties, waar de spandoeken geplaatst mogen worden, tot op heden (eveneens) niet bestuurlijk zijn vastgesteld, worden ze in de praktijk – naar tevredenheid - gehanteerd. Ook hier geldt dat er tot op heden nog wel een APV vergunning nodig is.

Gezien het feit, dat tot op heden op vergunningaanvragen – wanneer wordt voldaan aan de aangewezen locaties en het maximaal aantal borden/spandoeken – (vrijwel) altijd positief werd besloten, is in de APV 2013 voor het plaatsen van driehoeksreclameborden en spandoeken een ‘meldingsysteem’ ingevoerd. Voor dit soort reclame uitingen is derhalve geen vergunning meer vereist, maar kan middels een meer eenvoudige procedure toestemming worden gegeven/verkregen. In hoofdstuk 3 zal hier nader op worden ingegaan.

2.5. Reclamevoertuigen

Op grond van artikel 5:7 APV is het verboden om een reclamevoertuig [6] op de weg te parkeren, met het kennelijke doel om daarmee handelsreclame te maken. Het college kan van dit verbod ontheffing verlenen. In de praktijk blijkt, dat het parkeren van reclamevoertuigen weinig voorkomt en dat het aantal aangevraagde ontheffingen verwaarloosbaar is.

Vooralsnog is er niet voor gekozen om dit artikel te laten vervallen in de APV 2013. Dit heeft voornamelijk te maken met het voornemen om in 2013 prioriteit te geven aan het handhavend optreden tegen illegale reclame uitingen langs belangrijke doorgaande (provinciale) wegen in de gemeente Brummen. Een en ander zal ook worden opgenomen in het gemeentelijk handhaving-uitvoeringprogramma 2013. Voorkomen moet worden, dat naar aanleiding van handhavingacties deze illegale reclame-uitingen ‘terugkomen’ in de (aangepaste) vorm van reclamevoertuigen.

[6] Een voertuig voorzien van een aanduiding van handelsreclame.

2.6. Het juridisch kader

Uit voorgaande paragrafen kan worden geconcludeerd, dat in de Brummense praktijk niet altijd duidelijk was welke procedures gevolgd, resp. welk toetskader gehanteerd dienden te worden. In voorliggende nota is de gewenste werkwijze/beleidslijn, alsmede de te hanteren uitgangspunten beschreven bij het al dan niet toestaan van reclame-uitingen.

Het voorliggend reclamebeleid vindt haar grondslag in diverse bepalingen, neergelegd in zowel de Wabo als in de APV. De APV is slechts van toepassing voor zover niet in het onderwerp wordt voorzien door hogere regelgeving, zoals de Wabo. Indien een reclame-object is aan te merken als een bouwwerk [7], is voor het oprichten - ingevolge artikel 2.1 van de Wabo - een omgevingsvergunning vereist. Artikel 2.10 van de Wabo bepaalt, dat een vergunning moet worden geweigerd als het bouwen in strijd is met redelijke eisen van welstand. De overige weigeringsgronden blijven onverkort van toepassing. Zo is het mogelijk dat een vergunning voor (het plaatsen van) een reclame-object geweigerd moet worden als er strijd is met het vigerend bestemmingsplan.

In de APV 2010 zijn drie bepalingen opgenomen, die relevant zijn voor reclame-objecten. Op alle

reclame-objecten, die niet onder het bereik van de Wabo/het Bor vallen, is slechts één van de volgende bepalingen uit de APV 2010 van toepassing:

  • 1.

    Artikel 2.10 (plaatsen van voorwerpen op, aan of boven de weg);

  • 2.

    Artikel 4.29 (hinderlijke of gevaarlijke reclame op of aan een onroerende zaak);

  • 3.

    Artikel 5.7 (parkeren van reclamevoertuigen op de weg).

 

Ad. 1. Artikel 2.10 van de APV (voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg) bepaalt, dat het verboden is om zonder vergunning van het college de weg of een weggedeelte te gebruiken anders dan overeenkomstig publieke functie daarvan. Reclame-objecten die op, aan of boven de weg zijn geplaatst, vallen onder de reikwijdte van deze bepaling.

 

Ad. 2. Artikel 4.29 van de APV (hinderlijke of gevaarlijke reclame) verbiedt het maken of voeren van handelsreclame op of aan een onroerende zaak door middel van een opschrift, aankondiging of afbeelding, waardoor het verkeer in gevaar komt.

 

Deze bepaling heeft, ter onderscheid van de reikwijdte van artikel 2.10 APV, betrekking op reclame-objecten, die niet op, aan of boven de weg zijn geplaatst. Onder de reikwijdte van artikel 4.29 vallen voorts objecten, die op private gronden zijn geplaatst. Dit APV voorschrift is in de (nieuwe) APV 2013 komen te vervallen. De voorschriften uit de Wabo zijn/blijven onverkort van toepassing.  

 

Ad. 3. Artikel 5.7 van de APV (parkeren van reclamevoertuigen) bepaalt, dat het verboden is om op de weg een voertuig te parkeren, dat voorzien is van handelsreclame met het kennelijke doel om daarmee handelsreclame te maken.

 

Het college van burgemeester en wethouders kan van dit verbod ‘ontheffing’ verlenen. Deze bepaling ziet op zogenaamde reclamevoertuigen, die op de weg worden geparkeerd. Veel voorkomend, zijn daarbij aanhangwagens waarop reclame-objecten zijn aangebracht. De verbodsbepaling is niet gekoppeld aan een vergunningenstelsel, maar aan een systeem van ontheffingen.

Het college is vrij in haar beleid invulling te geven aan de ontheffingsmogelijkheid, maar dient hierbij in acht te nemen, dat de bepaling dient ter voorkoming van parkeerexcessen. In de toelichting bij de bepaling wordt uiteengezet, dat het excessieve karakter gelegen kan zijn in de ontsiering van het uiterlijk aanzien van de gemeente. Gelet hierop is het mogelijk om uit het oogpunt van welstand paal en perk te stellen aan het parkeren van reclamevoertuigen.

[7] Het begrip bouwwerk moet worden uitgelegd als een constructie van enige omvang met een plaatsgebonden karakter. De uitleg van de criteria “constructie”, “enige omvang” en “plaatsgebonden karakter” is in de jurisprudentie sterk casuïstisch. Of een constructie al dan niet mobiel is, heeft geen doorslaggevende betekenis. In ieder geval dienen reclamezuilen als bouwwerken te worden aangemerkt.

2.3. Overige wet- en regelgeving

Naast de APV is er nog andere regelgeving van belang ten aanzien van het plaatsen van reclameborden. In dit kader wordt verwezen naar bijlage 2.

3. Beleidsregels reclame

3.1. Omgevingsvergunningplichtige reclame objecten

Voor zover een reclame-uiting omgevingsvergunningplichtig is op grond van de Wabo/het Bor (voor de activiteit ‘bouwen’), is een omgevingsvergunning vereist. Naast het Bouwbesluit en de Bouwverordening, zal een aanvraag om vergunning getoetst worden aan het vigerend bestemmingsplan en de redelijke eisen van welstand.

3.1.1. Bestemmingsplan/afwijkingsbeleid 'planologische kruimelgevallen'

Als een aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’ in strijd is met het vigerend bestemmingsplan dient het bevoegd gezag in de regel de omgevingsvergunning te weigeren. Echter een aanvraag in strijd met het bestemmingsplan, dient tevens beschouwd te worden als zijnde een verzoek om afwijking van het bestemmingsplan (door middel van het afgeven van een omgevingsvergunning).

Het afwijken van een bestemmingsplan is in dit kader veelal een bevoegdheid van het college van B&W. Omdat het een bevoegdheid betreft, is het college niet verplicht hiervan gebruik te maken. Indien het college wel van een afwijkingsmogelijkheid gebruik wil maken, dient dit gemotiveerd te geschieden. Met betrekking tot het plaatsen van reclame-uitingen, die geen ruimtelijke relatie hebben met de zaak, waarop het opschrift, de aankondiging of afbeelding betrekking heeft, zal dit afwegingstraject ‘geschieden’ aan de hand van in voorliggende nota opgenomen afwijkingsbeleid(sregels).

3.1.2. Afwijkingsbeleid(sregels) voor (het plaatsen van) reclame-uitingen, die geen ruimtelijke relatie hebben met de zaak, waarop het opschrift, de aankondiging of afbeelding betrekking heeft

Het is mogelijk om met toepassing van artikel 2.1, eerste lid, onder c, juncto artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2˚ van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van het bestemmingsplan af te wijken. De maximale afwijkingsmogelijkheden op grond van dit artikelonderdeel zijn opgenomen in artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Het bevoegd gezag komt beleidsvrijheid toe om deze afwijkingsmogelijkheid in te perken.

Artikel 4 bijlage II, onder 3 van het Bor biedt de mogelijkheid om aan het plaatsen/realiseren van bouwwerken, geen gebouw zijnde, met een oppervlakte van maximaal 50 m² en een hoogte van maximaal 10 meter (in strijd met het vigerend bestemmingsplan) medewerking te verlenen.

In een concreet geval zal worden beoordeeld of de plaatsing van het betreffende bouwwerk vanuit ‘stedenbouwkundig oogpunt’ aanvaardbaar is. Met betrekking tot reclameborden, die geen ruimtelijke relatie hebben met de zaak, waarop het opschrift, de aankondiging of afbeelding betrekking heeft, gelden de volgende voorwaarden:

  • .

    Met verwijzing naar het (op de APV 2010 gebaseerde) aanwijzingsbesluit d.d. 24 maart 2003, aangepast bij besluit d.d. 3 juli 2007, zijn op onderstaande locaties de hierboven genoemde reclameborden toegestaan:

 

 

Tracé/weggedeelte

Max. aantal reclameborden

1

Arnhemsestraat (Leuvenheim) / N348

2 borden

2

N348 / Oude Meengatstraat

2 borden

3

Kanonsdijk / Windheuvelstraat

2 borden

4

Eerbeekseweg / Hammelerweg

2 borden (was 1 bord)

5

Loenenseweg

2 borden

6

Hogeweg / Lageweg (noordzijde)

2 borden

7

Harderwijkerweg / Doonweg

2 borden (was 1 bord)

8

Gemeentelijke rotondes [8] (waaronder Zutphensestraat- Vulcanusweg-Het Stroomdal)

Afhankelijk van aantal wegen dat op rotonde aansluit.

  • .

    Per locatie zijn maximaal 2 reclameborden toegestaan;

  • .

    Per rotonde is het maximaal toegestane aantal reclameborden gelijk aan het aantal wegen, dat aansluit op betreffende rotonde;

  • .

    De maximale afmetingen van een reclamebord bedragen 1,20m x 0,80m (bxh);

  • .

    De maximale hoogte van de reclameconstructie bedraagt 2,00m, gemeten vanaf aangrenzend maaiveld voor zover geen betrekking op reclame uitingen op rotonden;

  • .

    De maximale hoogte van de reclameconstructie op een rotonde bedraagt 1,00m;

  • .

    (De plaatsing van) de reclameborden op de rotonde hebben niet tot gevolg, dat er een verkeersonveilige situatie door ontstaat;

  • .

    De reclameborden zijn ondergeschikt in het landelijk gebied (onder meer qua kleurkeuze);

  • .

    De verlichting van de reclameborden is niet toegestaan;

  • .

    Voor overige - niet in het overzicht genoemde locaties – wordt in beginsel niet afgeweken van het bestemmingsplan.

NB. De voorwaarden – welke betrekking hebben op de maximale duur en afmetingen – zoals opgenomen in de huidige APV 2010 worden ‘losgelaten’. Deze hele APV bepaling is komen te vervallen in de APV 2013.

 

Voorts dient een omgevingsvergunningaanvraag te worden getoetst aan de redelijke eisen van welstand. Deze zijn beleidsmatig vastgelegd in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit.

[8] Zie tevens paragraaf 3.3.

3.1.3. Welstand / Nota Ruimtelijke Kwaliteit

Onlangs is de gemeente Brummen gestart met de voorbereiding van een nieuwe ‘Nota Ruimtelijke Kwaliteit’. In deze nota zijn/wordt onder meer welstandscriteria opgenomen voor reclame-uitingen. In dit kader wordt onderscheid gemaakt naar:

  • .

    reclame uitingen bij monumenten;

  • .

    reclame uitingen in woongebieden;

  • .

    reclame uitingen in winkelgebieden;

  • .

    reclame uitingen op recreatie en sportterreinen; 

  • .

    reclame in het landelijk gebied;

  • .

    reclame op bedrijventerrein.

De criteria zijn vervolgens uitgesplitst naar ‘algemeen’ en ‘specifiek’, waarbij de specifieke criteria ingaan op aantal, plaatsing, vormgeving en maatvoering. Voor wat betreft de criteria wordt verwezen naar de Nota Ruimtelijke Kwaliteit.

De hierboven genoemde zeven locaties bevinden zich grotendeels in een groene onbebouwde omgeving langs doorgaande (verbindings)wegen. Bij het bepalen van de (maximale) afmetingen voor vrijstaande reclameborden is zo veel als mogelijk aansluiting gezocht bij de (welstands-)criteria, zoals omschreven in het hoofdstuk ‘Kleine Bouwwerken’ van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit.

3.2. Locaties driehoeksreclameborden, spandoeken en maximum stelsel

In de nieuwe APV 2013 is het vergunningstelsel ‘losgelaten’ voor het plaatsen van driehoeksreclameborden en spandoeken. In de plaats hiervan is een meldingsysteem ingevoerd. Concreet komt dit erop neer, dat slechts een melding hoeft te worden gedaan. De vereiste melding is nodig om dubbele ‘boekingen’ te voorkomen. Indien vanuit de gemeente niet binnen 10 werkdagen is/wordt gereageerd naar de indiener van de melding, mag worden aangenomen, dat de gemeente geen problemen heeft met het plaatsen van de reclameborden/spandoeken. Indien er sprake is van ‘dubbele boeking’ zal de gemeente contact opnemen met de ‘laatste’ melder om alternatieve oplossingen (i.c. andere locaties en/of tijden) aan te dragen.

De in de praktijk gehanteerde locaties, waar driehoeksreclameborden/spandoeken geplaatst mogen worden, worden nadrukkelijk aangewezen. De locaties voor de driehoeksreclameborden zijn opgenomen in bijlage 3. In onderstaand overzicht zijn de locaties/adressen opgenomen waar spandoeken geplaatst mogen worden.

Emperweg-Ganzekolk

Empe

Spankerenseweg-Eendrachtweg

Leuvenheim

Dorpsstraat-Slatweg

Hall

Kaniestraat-Voorsterweg

Oeken

Engelenburgerlaan-De Pothof

Brummen

Arnhemsestraat-De Pothof

Brummen

Zutphensestraat-Vulcanusweg

Brummen

Loubergweg-Lageweg-Stuijvenburchstraat

Eerbeek

Loenenseweg-Einthovenstraat

Eerbeek

Loubergweg-Coldenhovenseweg

Eerbeek

Hoevesteeg-Haarweg

Tonden

Arnhemseweg (tussen huisnummer 1 en 2)

Brummen

 In beginsel wordt het principe “wie het eerst komt, die het eerst maalt” gehanteerd. Toestemming heeft maximaal betrekking voor/op 10 locaties, waar de driehoeksreclameborden geplaatst worden. Dit maximaal aantal wordt aangehouden voor borden ten behoeve van aangelegenheden die in de gemeente Brummen plaatsvinden. Voor borden ten behoeve van niet ‘Brummense’ aangelegenheden is maximaal 5 locaties ‘toegestaan’.  

 

Met betrekking tot de spandoeken wordt een maximum aantal aangehouden van 10 locaties, mits niet gelijktijdig voor hetzelfde evenement (resp. de zaak) ook reclameborden worden geplaatst. In die gevallen, dat een initiatiefnemer zowel reclameborden als spandoeken wilt (laten) plaatsen, wordt een maximum aantal van 10 (in totaliteit) aangehouden. Wil men bijvoorbeeld (in een en dezelfde periode) 8 driehoeksborden plaatsen, dan mag – voor zover gewenst - aanvullend nog 2 spandoeken worden opgehangen.

3.3. Geadopteerde rotondes

In veel gemeenten is er de laatste jaren meer en meer een tendens van burgerparticipatie bij het groenbeheer. Er zijn bijvoorbeeld situaties bekend waar buurtbewoners het groen in hun straat onderhouden (met een bepaald budget van de gemeente). Het voorgaande heeft twee positieve effecten: kostenbesparing bij gemeenten (relatief) en meer betrokkenheid van de burger bij de openbare ruimte. Aan het voorgaande kan het onderhoud en beheer van rotondes door bedrijven toegevoegd worden.  

Tijdens de raadsbehandeling van de begroting 2013 is in dit kader een motie aangenomen, inzake het uitbesteden van inrichting en onderhoud van gemeentelijke rotonde(s) als pr-object aan een lokale hovenier. Voorbeelden hiervan zijn reeds bekend vanuit de gemeenten Winterswijk en Doetinchem, waar hoveniersbedrijven rotondes inrichten en onderhouden. Als tegenprestatie geldt, dat zij een paar reclameborden mogen plaatsen op de rotondes.

In voorliggende nota is het beleid erop gericht om dit soort initiatieven mogelijk te maken. De ‘gebruikers’ mogen hun bedrijf promoten door het inpassen van reclameborden in het ontwerp (van de rotonde). Er wordt uitgegaan van een bord met een maximale grootte van 1.20m x 0.80m. Het aantal te plaatsen reclameborden is afhankelijk van het aantal wegen, dat op de rotonde uitkomt. Per weg mag 1 reclamebord geplaatst worden ter hoogte van de plek waar de weg op de rotonde uitkomt.

De invulling van het bord is de bedrijfsnaam, eventueel aangevuld met adres, telefoonnummer en internetadres. De locaties van de borden dienen ingepast te worden in het ontwerp; de maximale hoogte van de bovenkant van het bord is 1.00 m ten opzichte van het maaiveld. Het zicht op de verkeersgeleidende borden mag voorts niet belemmerd worden.

Met betrekking tot reclameborden op rotondes is een onderlinge afstemming van borden op één rotonde gewenst. In dit kader wordt per rotonde slechts één ‘adverteerder’ toegestaan. Dan kan de samenhang per rotonde het beste/meest gewaarborgd worden. In dit kader dienen nadere afspraken gemaakt te worden met betrekking tot de toepassing van bijvoorbeeld een uniform frame/bord.

4. Aanvraagprocedure vergunning

4.1. De aanvraag

Voor zover de Wabo van toepassing is, gelden de ‘spelregels’ van de Wabo. Het Bor regelt o.a. de wijze van indiening van een omgevingsvergunningaanvraag. Het aanvragen van een omgevingsvergunning geschiedt middels een landelijk vastgesteld, uniform aanvraagformulier, resp. via het Omgevingsloket Online (OLO). De aanvraag dient te worden gericht aan het college van B&W, tenzij het gaat om reclame uitingen bij een rijks-, resp. provinciale milieu-inrichting. Dan is de ’t Rijk, resp. de provincie het bevoegd gezag.

Indien een aanvraag om omgevingsvergunning wordt ingediend, zal er eerst aan het vigerende bestemmingsplan moeten worden getoetst (alvorens er een afweging plaatsvindt om hiervan af te wijken).

De toetsing zal op de volgende wijze geschieden:

  • 1.

    Bestemmingsplan:

    • .

      toetsing aan de (bouw)mogelijkheden van het vigerende bestemmingsplan (rechtstreeks toelaatbaar)

    • .

      toetsing aan de in het vigerende bestemmingsplan opgenomen afwijkingsmogelijkheden (binnenplans) en wijzigingsbevoegdheden

  • 2.

    Artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2 van de Wabo afwijking van bestemmingsplan:

    • .

      toetsing aan artikel 4 van bijlage II van het Bor

    • .

      toetsing aan afwijkingsbeleid(sregels) uit voorliggende nota

4.2. Weigeringsgronden

Met betrekking tot de (Wabo) omgevingsvergunning (voor de activiteit bouwen) zijn in artikel 2.10, lid 1 van de Wabo de weigeringsgronden opgenomen. Naast de voorschriften uit het Bouwbesluit 2012, de Bouwverordening en het vigerend bestemmingsplan, kunnen in dit kader de redelijke eisen van welstand worden genoemd.

Met betrekking tot het plaatsen van driehoeksreclameborden/sandwichborden en spandoeken geldt een meldingsplicht. Een melding wordt slechts beoordeeld op maximaal aantal te plaatsen borden/spandoeken en de duur/periode van plaatsing. Er volgt geen besluit op de melding.

4.3. Intrekkingsgronden

Een omgevingsvergunning kan worden ingetrokken op grond van het bepaalde in artikel 2.33 Wabo. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt in enerzijds verplichte intrekkinggronden en anderzijds facultatieve intrekkinggronden.  

Een vergunning/ontheffing – die op grond van de APV is verleend - kan worden ingetrokken op grond van het bepaalde in artikel 1.6 van de APV 2013. Van deze intrekkingsbevoegdheid zal slechts in uitzonderlijke situaties gebruik worden gemaakt, ervan uitgaande, dat het intrekken van een vergunning als ‘ultimum remedium moet worden beschouwd.

4.4. Beslistermijn en verlenging

Op een omgevingsvergunningaanvraag voor het plaatsen van een reclame-object, dient het college binnen 8 weken na datum van ontvangst een besluit te nemen, conform artikel 3.9 Wabo. Het college kan deze termijn voor ten hoogste 6 weken verlengen. Hiervan dient zij de aanvrager binnen 8 weken na datum van ontvangst schriftelijk op de hoogte te brengen. Indien niet binnen de gestelde termijn tot een besluit is gekomen, ontstaat er een vergunning van rechtswege.

Op een verzoek om ontheffing voor het parkeren van een reclamevoertuig op grond van de APV,  dient het college binnen 8 weken na datum van ontvangst een besluit te nemen, conform artikel 1.2 APV 2012. Het college kan deze termijn voor ten hoogste 8 weken verlengen. Hiervan dient zij de aanvrager schriftelijk op de hoogte te brengen.

Met betrekking tot het plaatsen van driehoeksreclameborden en spandoeken geeft de APV 2013 aan, dat uiterlijk binnen 10 werkdagen na ontvangst van de melding door de gemeente gereageerd dient te worden/zijn op de melding. Voor zover dit niet of niet tijdig plaats vindt, mag de melder ervan uitgaan, dat de gemeente geen problemen heeft met het plaatsen van de borden/spandoeken.

4.5. Financiën/leges

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een vergunning is de aanvrager leges verschuldigd op grond van de legesverordening van de gemeente Brummen. Het legestarief wordt jaarlijks vastgesteld door de gemeenteraad.

5. Handhaving

De gemeentelijke toezichthouders/handhavers, resp. de bijzondere opsporingsambtenaren (boa’s) van de gemeente Brummen zijn door het college, resp. de burgemeester aangewezen om onder meer toe te zien op de (naleving van de voorschriften uit de) Wabo en APV. In dit kader kunnen zij worden ingeschakeld om te controleren of er sprake is van een verleende vergunning en of er conform de voorschriften, behorende bij de vergunning/ontheffing, is/wordt ‘gehandeld’.

Voor zover een overtreding geconstateerd wordt, kan volgens het gemeentelijke handhavingbeleid nadere stappen worden ondernomen.

De wijze waarop de hierboven genoemde toezichthouders invulling geven aan de aan hen opgedragen taken, is opgenomen in het uitvoerings/werkprogramma handhaving, dat jaarlijks wordt opgesteld en dat gebaseerd is op het integraal handhavingsbeleid 2011-2015 van de gemeente Brummen.

6. Monitoring en evaluatie

Monitoring en evaluatie vormen activiteiten uit de beleidscyclus. Met betrekking tot voorliggend uitvoeringsbeleid wordt voorgesteld om jaarlijks zowel het (uitvoerings)proces als de resultaten (i.e. vergunningen/meldingen) te evalueren. Enerzijds wordt hiermee beoogd, dat het proces, waar nodig en gewenst – op basis van de evaluatieresultaten – nader geoptimaliseerd kan worden. Anderzijds wordt hiermee beoogd, dat de kwaliteit van de genomen besluiten naar een gewenst niveau wordt getild. Dit evaluatiemoment kan gekoppeld worden aan de (jaarlijkse) actualisatie van de APV. Hierdoor wordt een ‘natuurlijk’ moment benut voor de evaluatie van het voorliggend beleid.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de B&W-vergadering van 12 maart 2013.
Burgemeester en wethouders van Brummen,
de secretaris, drs. E.V. Schmitz
de burgemeester, N.E. Joosten bc.

Bijlage 1. Verschillende typen reclame-uitingen

In onderstaande uiteenzetting volgt een aantal veel voorkomende en herkenbare vormen van reclame-uitingen in de openbare ruimte.

  • .

    Reclame-uitingen op gevels van gebouwen

Reclame-uitingen, aangebracht op of aan een gebouw, kunnen bestaan uit borden, losse belettering, lichtbakken of doeken, loodrecht, evenwijdig of schuin ten opzichte van het gevelvlak. De beeldtaal, het lettertype, de kleur en de vorm maken vaak deel uit van een herkenbaar bedrijfs- of productlogo. Ondernemers hebben vooral belang bij het formaat: groot is beter dan klein, en er wordt altijd gestreefd naar een opvallende plek, liefst op het dak, boven de voordeur of goed zichtbaar op de gevel. Gevelborden of constructies met losse letters worden meestal geplaatst op of boven de winkelpui of op dakranden. Daarbij is onderscheid te maken in evenwijdig geplaatste borden of dubbelzijdige (uithang)borden, die dwars op de gevel worden bevestigd. Afhankelijk van de plaats, de afmeting en de vormgeving, kan de reclame-uiting een positieve of negatieve toevoeging zijn aan het gevelbeeld. De karakteristiek van de omgeving speelt daarbij een belangrijke rol. Bij losse beletteringen blijft meestal meer zichtbaar van de gevel dan bij omvangrijke dichte panelen.

Naast borden en lichtbakken zijn er ook andere vormen van gevelreclame, zoals gevelbeschilderingen, billboards op gevels en (inpandige) raamplakkaten of raamfolie. Zeker ramen op de verdieping, die geheel zijn dichtgeplakt met stickers, borden of folie, kunnen een armoedige sfeer veroorzaken in het straatbeeld.

  • .

    Vlaggen, banieren en zonweringen

Het gaat hier om stofachtige materialen, loodrecht of langs de gevel opgehangen. Als vlaggen loodrecht aan de gevel worden geplaatst veroorzaken ze, ook door het wapperende karakter, een druk straatbeeld. Banieren zijn vlaggen, waarvan de hoogte groter is dan de lengte. Deze worden evenwijdig (enkelzijdig) of haaks (dubbelzijdig) aan de gevel opgehangen. Ook zonweringen worden soms gebruikt voor reclamedoeleinden. Zowel op het uitgerolde doek als op de markiezen kunnen reclameafbeeldingen of –teksten worden geplaatst.

  • .

    Vrijstaande reclameobjecten

Er zijn veel verschillende soorten vrijstaande reclame-objecten, soms in de vorm van verwijzingen naar adressen van bepaalde firma’s, soms hoge masten met rondom vaak meerzijdige reclamevlakken. Deze masten zijn veelal gesitueerd langs snelwegen bij meubelboulevards en bedrijventerreinen, in ieder geval in de nabijheid van de bedrijven, waarop de reclame betrekking heeft. Vrijstaande reclame-objecten zijn vaak verlicht: verlichte reclamebakken, verlichte losse letters, beeldschermen, draaiende lichtobjecten, bewegende lichtbeelden, lichtkranten. Deze vormen van reclame trekken meestal sterk de aandacht en ze zijn daardoor zeer beeldbepalend. Driehoeksborden bestaan uit drie borden met affiches in metalen frame bijvoorbeeld rond lantarenpalen. Sandwichborden zijn twee borden met affiches, vaak ook geplaatst aan de voet van lantarenpalen. Driehoeks- en sandwichborden worden vaak gebruikt als tijdelijke aanduiding voor evenementen. Ondernemers maken soms gebruik van zelfstandige stoepreclame, die bestaat uit een uitklapbaar bord of 3D-object. Deze objecten worden tijdens openingsuren voor de zaak op het trottoir geplaatst. Vrijstaand zijn ook vlaggenmasten en baniermasten. Ze worden meestal bij de entree van een bedrijf gesitueerd, soms verschillende op een rij. Ze zijn er in alle mogelijke formaten, ze hebben een tijdelijk of een permanent karakter.

  • .

    Abri’s en mupi’s

Een abri is een bushaltehokje met verlichte tweezijdige vitrine met vaak dubbelzijdige reclameposters. Een mupi is een permanent dubbelzijdig reclamebord waarbij één zijde wordt gebruikt voor commerciële doeleinden en een zijde voor publicaties van informatieve aard van de gemeente. Gemeenten besteden het plaatsen en onderhouden van deze objecten vaak uit in ruil voor het maken van commerciële reclame in combinatie met reclame voor culturele evenementen of voor mededelingen van de gemeente.

  • .

    Billboards

Billboards zijn grote reclamepanelen (meestal wel 8 m² of meer) die los zijn opgesteld langs wegen in het buitengebied en soms op pleinen en brede straten en lanen. Als ze zijn vormgegeven met lamellen, die met korte tussenpozen ronddraaien, kunnen er verschillende reclameboodschappen op één paneel worden getoond. Kenmerkend voor billboards is dat deze meestal niet bedrijfsgebonden zijn. Er wordt geadverteerd ten behoeve van meestal landelijke campagnes voor merken, artikelen of bedrijven. Billboards worden steeds vaker ook op hoge masten (reclamemasten) of aan blinde muren van een gebouw bevestigd.

  • .

    Lichtmastreclame

Verlichte of onverlichte reclamebakken kunnen worden bevestigd aan een lichtmast. De lichtmasten bevinden zich meestal langs grote doorgaande wegen. De reclames verwijzen soms naar bedrijven in de omgeving, maar vaak zijn het gewoon algemene reclame-uitingen. De gemeente bepaalt waar het mogelijk is de masten te plaatsen, en stelt daarbij regels op betreffende de veiligheid, vormgeving van zowel lichtmast als reclamebak. Sommige gemeenten kiezen ervoor om dit type reclame uit te besteden aan één bedrijf. Dit komt de uniformiteit ten goede.

  • .

    Reclame op terrasschermen en parasols

Op terrassen bij horecagelegenheden wordt vaak gebruik gemaakt van parasols, terrasschermen en –afscheidingen. De reclame-uitingen hebben betrekking op het horecabedrijf zelf of de bier- of ijsleverancier.

  • .

    Reclame-uitingen op papierbakken, schakelkasten, haltepalen

Aan haltepalen bij bus en /of tramhaltes zijn ook vaak reclame-objecten bevestigd, die soms ook ‘s nachts goed te zien zijn door de toepassing van reflecterend materiaal. Haltepalen zijn gedurende lange tijd en in grote aantallen tegelijk aanwezig in het straatbeeld. Ze realiseren daardoor een groot bereik met een hoge contactfrequentie.

  • .

    Mobiele reclame-objecten

Voertuigen kunnen voor reclamedoeleinden worden gebruikt door ze met reclame-afbeeldingen en teksten te beplakken of door (grote) voorwerpen op het dak te plaatsen. Reclame-objecten kunnen ook op een aanhangwagen worden gezet, die tijdelijk ergens wordt geparkeerd.

  • .

    Sponsorreclames

Tijdelijke sponsorreclames worden vooral gebruikt bij eenmalige, tijdelijke festiviteiten, evenementen en bij culturele instellingen als musea en concertzalen. Het gaat meestal om tijdelijke maar zeer grote stofdoekpanelen en banieren, soms zelfs hangend aan een zeppelin.

  • .

    Steigerdoeken

De laatste trend betreft de grote reclamedoeken, die tijdelijk aan de gevel of op het steigerwerk waar een verbouwing wordt uitgevoerd, zijn bevestigd. Door hun afmeting, vaak tientallen meters breed en vele verdiepingen hoog, hebben deze enorme doeken een groot, zij het tijdelijk effect, op de omgeving. De meeste gemeenten zoeken nog naar argumenten om er voor of er tegen te zijn, waarbij de eventueel te bedingen opbrengsten in de sfeer van leges en precario uiteraard ook een rol spelen.

Bijlage 2. Wet- en regelgeving

  • .

    Algemene Wet Bestuursrecht

De Algemene Wet Bestuursrecht (Awb) geeft de wettelijke kaders met betrekking tot het bestuursrecht weer. De Awb is daardoor van toepassing op het traject van de vergunning, zoals onder meer het aanvragen en afgeven van de vergunning en de mogelijke bezwaar- en beroepsprocedure.

  • .

    Wet ruimtelijke ordening/bestemmingsplannen

Hoe overheden ruimtelijke plannen kunnen opstellen en wijzigen, die bepalen hoe gebieden er nu of in de toekomst uit komen te zien, wordt geregeld in de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Deze wet bepaalt de taken van de overheid en de rechten en plichten van burgers, bedrijven en instellingen. Wie iets wil bouwen of verbouwen krijgt te maken met de Wet ruimtelijke ordening. Voor de aanvraag van een omgevingsvergunning wordt een bouwplan getoetst aan het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan omvat minimaal een omschrijving van de in het plan opgenomen bestemmingen (voorschriften) en een plankaart met bijbehorende verklaringen, waarop die bestemmingen worden aangegeven. Veel bestemmingsplannen zijn op dit moment niet voorzien van een regeling voor het aanbrengen van reclame aan de gevel (al gelden hoogtematen voor het bouwen boven de openbare ruimte ook voor reclameobjecten).

  • .

    Grondwet

Artikel 7 van de Grondwet (vrijheid van meningsuiting) brengt met zich, dat voor het aanbieden van gedrukte stukken geen vergunning kan worden geëist. In artikel 7, lid 4 van de Grondwet wordt de handelsreclame met zoveel woorden van de vrijheid van drukpers uitgezonderd.

Het ontwikkelen van een reclamebeleid voor reclame-uitingen in de commerciële sfeer is niet in strijd met dit wetsartikel. De wet bepaalt dat de overheid bij ideële reclame slechts voorwaarden mag stellen aan de verspreiding voor de bescherming van de openbare orde. Dit is geregeld in de zogenaamde Algemene Plaatselijke Verordening (APV) op grond van de Gemeentewet. Een gemeentelijk reclamebeleid, vastgelegd in een reclamebeleidsnota, kan dus alleen gericht zijn op commerciële reclame-uitingen.

  • .

    Woningwet/wabo

In de Wabo/Bor is vastgelegd wanneer wel of geen omgevingsvergunning nodig is en volgens welke regels een vergunning wordt toegekend of afgewezen door het gemeentebestuur. De Wabo geeft een dwingende en uitputtende opsomming van de toetsingsgronden voor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. Deze toetsingsgronden zijn het Bouwbesluit, de Bouwverordening, het bestemmingsplan en ‘redelijke eisen van welstand’. Als een aanvraag in strijd is met één van de voorschriften en regels, moet de bouwvergunning worden geweigerd. Deze uitputtende opsomming in de Woningwet betekent dat de in dat artikel genoemde toetsingsgronden de enige toetsingsgronden voor een omgevingsvergunning voor de activiteit Bouwen zijn. Een dergelijke vergunning mag dus niet om een andere reden worden geweigerd. Belangrijke toetsingsgrond voor vergunningen is het welstandtoezicht. Sinds 1 juli 2004 is de gemeente verplicht een welstandsnota te hebben vastgesteld met daarin de criteria voor welstandsbeoordeling. Dat betekent ook dat voor alle bouwvergunningplichtige plannen, dus ook voor reclame-uitingen, de commissie ruimtelijke kwaliteit (CRK) haar advies uitsluitend mag baseren op de welstandscriteria, zoals die zijn opgenomen in de Welstandbeleidsnota. Op deze manier kunnen alle bouwvergunningplichtige reclame-uitingen getoetst worden aan specifieke richtlijnen voor reclame-uitingen in de openbare ruimte.

  • .

    Monumentenwet

In de Monumentenwet is vastgelegd dat voor elke ingreep aan een monument een omgevingsvergunning verplicht is. Dit kan een gemeentelijk-, provinciaal of rijksmonument zijn. Voor monumenten is een aparte monumentenvergunning nodig.

  • .

    Wet Milieubeheer

Deze wet is van toepassing op bedrijven, bijvoorbeeld een horecabedrijf of detailhandel. In de milieuvergunning van zo’n bedrijf kunnen voorschriften over hinder van terrein- en reclameverlichting worden opgenomen. Deze voorschriften vinden hun oorsprong in een Algemene Maatregel van Bestuur op grond van de Wet Milieubeheer.

  • .

    Provinciale verordening

Voor alle reclame-uitingen buiten de bebouwde kom is een provinciale ontheffing nodig. De toetsingscriteria hiervoor staan beschreven in provinciale verordeningen, zoals de Gelderse Wegenverordening. Deze verordeningen beogen het landschap te beschermen tegen opschriften, aankondigingen en afbeeldingen. Uitgangspunt is dat elk opschrift, aankondiging en afbeelding of constructie daarvoor in principe een aantasting van het landschapsschoon betekenen.

Gemeentelijk beleid geldt in het buitengebied alleen als de aanvraag omgevingsvergunningsplichtig (activiteit bouwen) is. Hiervoor moet bij de gemeente een vergunningaanvraag worden ingediend. De gemeente heeft dan haar eigen verantwoordelijkheid, waardoor het besluit wel of geen vergunning te verlenen los staat van het besluit van de provincie om de ontheffing wel of niet te verlenen.

  • .

    APV

De Algemene Plaatselijke Verordening kan verschillende regelingen bevatten, die relevant zijn voor het plaatsen van reclameobjecten: de regeling voor een reclamevergunning, de regeling voor gebruik van de uitstallingen en de regeling voor exploitatie-/terrasvergunningen. Voor reclame-uitingen, die niet als bouwwerk zijn aan te merken, is in de APV een artikel opgenomen met daarin de verplichting tot een reclamevergunning. Daarbij is ook vaak aangegeven welke reclame-uitingen vrijgesteld zijn van een reclamevergunning. Als een reclame-uiting is aan te merken als een bouwwerk in de zin van de Woningwet komt toetsing aan de APV niet meer in beeld. In deze gevallen is een bouwvergunning nodig.

Uitstallingen zijn objecten op de weg geplaatst of boven de weg opgehangen, met het doel producten of diensten onder de aandacht te brengen van het publiek, of de aandacht te vestigen op de ter plaatse gevestigde onderneming. Het gaat vaak om het uitstallen van handelswaar, maar het kan ook gaan om objecten, materialen en voorwerpen die een decoratieve of ondersteunende functie vervullen. Voor uitstallingen, die niet als reclame worden gezien, zijn de APV-richtlijnen in het kader van het uitstallingenbeleid van toepassing. Reclame op terrasschermen en parasols, die onderdeel uitmaken van terrassen, kunnen vallen onder de APV-regeling voor een terrasvergunning, waarbij bepaald kan worden dat de reclame-uitingen moeten voldoen aan welstandscriteria zoals opgenomen in een welstandsbeleidsnota.

  • .

    Privaatrecht

In het voorgaande werd een overzicht gegeven van zogenaamde publiekrechtelijke regels. Het gemeentebestuur kan ook privaatrechtelijke overeenkomsten aangaan voor zover de gemeente eigenaar is van grond of gebouwen. Voor het te voeren beleid is de contractvrijheid naar burgerlijk recht volgens boek 6 art.1 BW bepalend. Dit artikel vermeldt dat alle verbintenissen òf uit een overeenkomst òf uit de wet ontstaan. Dit impliceert dat de gemeente vrij is al dan niet een verbintenis aan te gaan, voor zover dat niet door de wet wordt geregeld. De gemeente is dus niet verplicht een (reclame)overeenkomst aan te gaan indien dit niet in haar beleid zou passen. Een gemeentebestuur kan reclame-uitingen, geplaatst op gronden waarvan zij eigenaar is, op basis van het eigendomsrecht verwijderen, mits voldoende recht wordt gedaan aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur bij de uitoefening daarvan.

Bijlage 3. Locaties voor driehoeksreclameborden

locaties voor driehoeksreclameborden