Verordening behandeling bezwaren

Geldend van 01-01-2004 t/m 25-04-2018

Intitulé

Verordening behandeling bezwaren

VERORDENING BEHANDELING BEZWAREN

WETTERSKIP FRYSLAN

I. ALGEMEEN

Begripsomschrijving

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.wet: de Algemene wet bestuursrecht (van 4 juni 1992 Stb 1992, 315 en zoals sindsdien gewijzigd).

b.bestuursorgaan: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter of een ander persoon of een ander college met enig openbaar

gezag bekleed, ieder voor zover hun bevoegdheid betreffende.

c.commissie: een commissie als bedoeld in artikel 7:13 van de wet.

d. kamer: een kamer uit de commissie

e.secretaris: de secretaris zoals bedoeld in artikel 6 van deze verordening.

II. BEHANDELING VAN BEZWAREN

II.I De commissie en kamers

Inleidende bepaling

Artikel 2

1.Ter voorbereiding van de beslissing op en de advisering over bezwaren als bedoeld in artikel 1:5 van de wet, is er een commissie.

De commissie bestaat uit twee kamers:

  • a.

    de algemene kamer

  • b.

    de kamer voor rechtspositionele aangelegenheden

2. De voorbereiding van en advisering over de beslissingen op bezwaren als bedoeld in artikel 1:5 van de wet vindt plaats in de kamer voor rechtspositionele aangelegenheden, voor zover het ingediende bezwaren met betrekking tot enige van toepassing zijnde rechtspositieregeling van het waterschap betreft.

3.De voorbereiding van en advisering over de beslissingen op bezwaren, niet zijnde bezwaren als bedoeld in het tweede lid, vindt plaats in de algemene kamer.

4.De commissie is niet bevoegd ten aanzien van bezwaarschriften die zijn

ingediend tegen besluiten op grond van de "Legesverordening", de

"Omslagverordening" en de “Heffingsverordening”.

Samenstelling van de commissie en kamers

Artikel 3

1.De algemene kamer bestaat uit twee leden en een voorzitter, die worden

benoemd, geschorst en ontslagen door het dagelijks bestuur van het waterschap.

Het dagelijks bestuur benoemt voor de voorzitter en de leden tevens een

plaatsvervanger.

De voorzitter is tevens voorzitter van de commissie.

2.De kamer voor rechtspositionele aangelegenheden is paritair samengesteld.

Deze kamer bestaat uit:

  • a.

    een onafhankelijk voorzitter en plaatsvervangend voorzitter, aan te wijzen

  • b.

    door de onder b en c genoemde leden;

  • c.

    een door het dagelijks bestuur aan te wijzen lid en plaatsvervangend lid;

  • d.

    een door het dagelijks bestuur in overleg met de gezamenlijke

  • vakorganisaties, aan te wijzen lid en plaatsvervangend lid.

De leden die worden aangewezen dienen deskundig te zijn op het terrein vanarbeidsvoorwaardenregelingen.

De onder a, b en c aangewezen voorzitter en leden worden benoemd, geschorst en ontslagen door het dagelijks bestuur van het waterschap. Het dagelijks bestuur benoemt voor de voorzitter en de leden tevens een plaatsvervanger.

De voorzitter is tevens vice-voorzitter van de commissie.

3.De voorzitters en de leden van de kamers zijn niet werkzaam onder verantwoordelijkheidvan het bestuur van Wetterskip Fryslân.

Beslissing op bezwaren

Artikel 4

Het bestuursorgaan beslist op de bij hem ingediende bezwaren na advies van een kamer.

Zittingsduur

Artikel 5

1.De voorzitters, de leden en de plaatsvervangende leden worden benoemd voor een periode van vier jaar. Zij zijn terstond herbenoembaar. Herbenoeming kan plaatsvinden voor één periode van vier jaar.

2.Indien naar het oordeel van het dagelijks bestuur het functioneren van een kamer of één van haar leden daartoe aanleiding geeft, zal door het dagelijks bestuur worden besloten tot ontslag van een of meer dan wel alle leden van de kamer.

3.De voorzitters en de leden kunnen te allen tijde ontslag nemen door

dit schriftelijk mee te delen aan het waterschap.

4.De aftredende voorzitters en de aftredende leden blijven hun functie

waarnemen totdat in opvolging is voorzien.

5.Degene, die ter invulling van een tussentijds ontstane vacature tot lid of

plaatsvervangend lid wordt benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene, wiens plaats hij vervult, zou zijn afgetreden.

Secretariaat

Artikel 6

1.Het secretariaat van elke kamer wordt gevoerd door een door het

dagelijks bestuur aangewezen secretaris.

2.Het dagelijks bestuur wijst tevens een of meer plaatsvervangers van de secretaris aan.

Vergoedingen

Artikel 7

De voorzitters en de leden ontvangen een nader door het dagelijks bestuur te bepalen vergoeding.

II.II De procedure

Ontvangst bezwaarschrift

Artikel 8

  • 1.

    Op het ingediende bezwaarschrift wordt de datum van ontvangst aangetekend.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur stelt het bezwaarschrift met de daarbij overgelegde stukken zo spoedig mogelijk in handen van de bevoegde kamer.

Overdracht bevoegdheden

Artikel 9

De bevoegdheden ingevolge artikel 2:1 tweede lid, 6:6, 6:17, 7:4 tweede lid en 7:6 vierde lid van de wet, worden voor toepassing van deze verordening uitgeoefend door de voorzitters.

Inlichtingen en advies

Artikel 10

1.De voorzitters kunnen ten behoeve van de voorbereiding van het advies

rechtstreeks dan wel na verzoek van de kamer alle inlichtingen inwinnen of doen inwinnen.

2.De voorzitters kunnen uit eigen beweging of op verzoek van de kamer bij

deskundig- en advies inwinnen en dezen zonodig uitnodigen ter zitting te

verschijnen. De eventueel ter zake van het uitbrengen van deskundigenadvies te maken kosten kunnen worden voldaan uit de voor dit doel gepleegde reservering. Voor zover kosten die gemoeid zijn met het uitbrengen van een deskundigenadvies het gereserveerde te boven gaan, is vooraf machtiging vereist van het dagelijks bestuur.

Plaats en tijd hoorzitting

Artikel 11

De voorzitter bepaalt plaats en tijd van de zitting, waarin de belanghebbenden en het bestuursorgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de kamer te doen horen.

Uitnodiging zitting

Artikel 12

1.De voorzitter deelt de belanghebbenden en het bestuursorgaan tenminste twee weken voor de zitting schriftelijk mee dat zij in de gelegenheid worden gesteld zich te doen horen tijdens de zitting.

2.Indien een belanghebbende of het bestuursorgaan wijziging wenst van het tijdstip van de zitting, dient zulks binnen drie dagen na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde mededeling onder opgaaf van redenen te worden verzocht aan de voorzitter.

3.De beslissing van de voorzitter, op een verzoek als bedoeld in het tweede lid, wordt zo spoedig mogelijk, doch tenminste een week voor de zitting, schriftelijk aan de belanghebbenden en het bestuursorgaan medegedeeld.

4.De voorzitter is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken of afwijking toe te staan van de termijnen als bedoeld in het eerste tot en met het derde lid van dit artikel.

Quorum

Artikel 13

De kamer voor rechtspositionele aangelegenheden dient een voorgelegd bezwaar in voltallige vergadering te behandelen. Voor de algemene kamer is vereist dat de meerderheid van het aantal leden, waaronder in ieder geval de voorzitter dan wel zijn plaatsvervanger, aanwezig is.

Onpartijdigheid

Artikel 14

De voorzitters en de leden nemen niet deel aan de voorbereiding van en beraadslaging over het advies inzake de beslissing op het bezwaar, indien bij hun sprake is van vooringenomenheid of persoonlijk belang bij de beslissing.

Openbaarheid van de zitting

Artikel 15

1. De zitting is openbaar.

2. De deuren worden gesloten indien de voorzitter of een van de aanwezige leden dat nodig oordeelt of indien een belanghebbende daartoe verzoekt, tenzij het algemeen belang met zich meebrengt, dat de zitting openbaar wordt gehouden.

3.Indien de kamer vervolgens beslist dat gewichtige redenen aanwezig zijn diezich tegen openbaarheid van de zitting verzetten, vindt de zitting plaats met gesloten deuren.

4.De kamer kan vertrouwelijkheid opleggen omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die in de vergadering worden overgelegd.

5.De kamer kan op grond van een belang genoemd in artikel 10 van de Wet

openbaarheid van bestuur, geheimhouding opleggen omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die in de vergadering worden overlegd. De geheimhouding wordt zowel door hen die bij de behandeling aanwezig waren als door hen die op andere wijze van het behandelde kennis nemen, in acht genomen tot de kamer haar opheft.

Schriftelijke verslaglegging

Artikel 16

1.Het verslag als bedoeld in artikel 7:7 van de wet vermeldt de namen van de aanwezigen, met daarbij een vermelding van hun hoedanigheid.

2.Het verslag houdt een korte vermelding in van al hetgeen over en weer is gezegd en overigens ter zitting is voorgevallen.

3.Indien de zitting geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren plaatsvond of

indien belanghebbenden respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars

tegenwoordigheid zijn gehoord, wordt dit in het verslag vermeld.

4.Het verslag verwijst naar de ter zitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag worden gehecht.

5.Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris.

Nader onderzoek

Artikel 17

1.Indien na afloop van de zitting maar voor het uitbrengen van het advies, een nader onderzoek wenselijk is, kan de voorzitter uit eigen beweging of op verzoek van de kamer dit onderzoek houden.

2.De uit nader onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift toegezonden aan de leden van de kamer, het bestuursorgaan en de belanghebbenden.

3.De leden van de kamer, het bestuursorgaan en de belanghebbenden kunnen binnen een week na verzending van de in het tweede lid bedoelde nadere informatie aan de voorzitter een verzoek richten tot het beleggen van een nieuwe hoorzitting.

De kamer beslist omtrent een dergelijk verzoek.

4.Op een nieuwe hoorzitting, als bedoeld in het derde lid, zijn de bepalingen in deze verordening, die betrekking hebben op de hoorzitting van overeenkomstige toepassing.

Raadkamer en advies

Artikel 18

1.De kamer beraadslaagt en beslist met gesloten deuren over het door

haar aan het bestuursorgaan uit te brengen advies.

2.De kamer beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies.Indien bij een stemming de stemmen staken dan beslist de stem van de voorzitter.

3.Van een minderheidsstandpunt wordt bij het advies melding gemaakt, indien die minderheid dat verlangt.

4.Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel aan het bestuursorgaan

voor de te nemen beslissing op het bezwaar.

5.Het advies wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de kamer.

Verdaging van de beslissing

Artikel 19

Indien naar het oordeel van de voorzitter de termijn, zoals bedoeld in het artikel 7:10,eerste lid van de wet, ontoereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van een advies door de kamer en het nemen van een beslissing door het bestuursorgaan, verzoekt de voorzitter het bestuursorgaan tijdig de beslissing te verdagen.

Onvoorziene omstandigheden

Artikel 20

Wanneer zich omstandigheden voordoen, waarin de Verordening behandeling bezwaren Wetterskip Fryslân niet voorziet, neemt het bestuursorgaan in overleg met de voorzitter van de

commissie passende maatregelen.

III. SLOTBEPALINGEN

Inwerkingtreding, overgangsbepaling

Artikel 21

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing met ingang van 1 januari 2004.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag van bekendmaking.

  • 3.

    Op bezwaren, ingediend bij een bestuursorgaan van één van de per 1 januari 2004 opgehevenwaterschappen, zijn van toepassing de verordeningen die voor die datum bij het betrokken waterschap golden.

Citeerartikel

Artikel 22

Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening behandeling bezwaren Wetterskip Fryslân”.

Toelichting op de Verordening behandeling bezwaren Wetterskip Fryslân

Algemene toelichting

In deze verordening worden regels gesteld met betrekking tot de behandeling van

bezwaren ingebracht tegen besluiten van een bestuursorgaan van het waterschap.

De verordening bepaalt dat er een externe commissie is die het bestuur van advies dient.

Voor 1 januari 2004 hadden de waterschappen in Fryslân twee afzonderlijke

adviescommissies met ieder een eigen verordening op grond van de Algemene wet

bestuursrecht. In de onderhavige verordening worden deze twee commissies ondergebracht

in één commissie die bestaat uit twee kamers, namelijk een kamer voor rechtspositionele

aangelegenheden en een algemene kamer. Om tot een goede afweging bij de advisering te

komen door de bezwarencommissie is in verband met de specifieke kennis welke nodig is

voor de behandeling van bezwaarschriften met betrekking tot rechtspositionele

aangelegenheden gekozen voor een systeem met twee kamers.

In verband met de specifieke problematiek van dit soort bezwaren is de kamer voor

rechtspositionele aangelegenheden paritair samengesteld, dat wil zeggen zowel werkgevers

(waterschapsbestuur) als werknemers (waterschapspersoneel) zijn vertegenwoordigd.

Gezamenlijk kiezen zij de voorzitter.

De voordelen van een specifieke kamer ter advisering omtrent ingediende bezwaarschriften

met betrekking tot zaken verband houdende met de rechtspositionele aangelegenheden zijn

de volgende:

· de samenstelling van de kamer verzekert een zo onafhankelijk mogelijke positie ten

opzichte van beide partijen (werkgever en werknemer);

· de specifieke achtergrond van de leden garandeert een deskundig objectief advies.

Met het instellen en de samenstelling van de commissie voor de behandeling van bezwaren

conform het in de verordening gestelde wordt gestalte gegeven aan een objectieve advisering

aan het bestuursorgaan.

Externe adviescommissie

Een externe commissie weerspiegelt het meest het tweeledig karakter van de

bezwaarschriftenprocedure, namelijk enerzijds zelfstandig rechtsmiddel, anderzijds een vorm

van verlengde besluitvorming. Door instelling van een externe commissie wordt recht

gedaan aan de daarmee samenhangende keuze voor afstand ten opzichte van de

oorspronkelijke besluitvorming en aan de rechtszekerheid. Het beginsel van de

bezwaarschriftenprocedure dat het orgaan dat het bestreden besluit heeft genomen na

heroverweging een nieuw besluit dient te nemen wordt daardoor niet aangetast.

Ook blijkt dat door inschakeling van een externe commissie de zeefwerking van de

bezwaarschriftenprocedure toeneemt. De belanghebbende voelt zich meer serieus genomen

als het bestuursorgaan zich eveneens ten opzichte van de commissie dient te verantwoorden.

Tevens is de verwachting dat het functioneren van een externe commissie zal zorgen voor een

meer uniforme en consistente behandeling van bezwaarschriften en verhoging van de

kwaliteit van de bestuurlijke besluitvorming. De formeel wettelijke grondslag voor het

instellen van een onafhankelijke commissie voor de voorbereiding van de beslissing op

bezwaren is vervat in artikel 7:13 Awb. Dit artikel bepaalt dat de commissie dient te

bestaan uit een voorzitter en tenminste twee leden, en de voorzitter geen deel uitmaakt van

en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan.

De bepalingen over de samenstelling van de commissie kunnen verder worden

aangevuld, bijvoorbeeld door te bepalen dat de voorzitter of een aantal leden van de

commissie een bepaalde deskundigheid (juridisch, technisch, financieel-economisch) of een

bepaalde hoedanigheid (lid van een bepaalde organisatie of instantie) moeten bezitten.

De behandeling van bezwaarschriften

Om een volledig beeld te kunnen krijgen van de procedure die moet worden gevolgd bij

de behandeling van bezwaarschriften is het noodzakelijk om de bepalingen uit de Awb

en de verordening naast elkaar te plaatsen. In de artikelsgewijze toelichting wordt dan ook

zoveel mogelijk verwezen naar de bepalingen in de Awb die van belang zijn in de

behandelingsprocedure.

Het maken van bezwaar is het gebruik maken van de ingevolge een wettelijk voorschrift

bestaande bevoegdheid, voorziening tegen een besluit te vragen bij het bestuursorgaan dat

het besluit heeft genomen. Bij de behandeling van bezwaarschriften is het bestuursorgaan

verplicht belanghebbenden in de gelegenheid te stellen te worden gehoord (artikel 7:2

Awb). Voor een aantal besluiten wordt echter een uitzondering gemaakt op de hoorplicht.

De verordening regelt het horen niet uitputtend omdat de Awb zelf reeds een aantal

bepalingen voor het horen geeft (zie artikel 7:2, 7:9 en 7:13 Awb). Die bepalingen zijn

deels dwingend van aard, waarvan niet kan worden afgeweken.

Deels ook betreft het bepalingen die als hoofdregel gelden, maar waarvan in bijzondere

gevallen ook door lagere regelgevers zoals het algemeen bestuur van een waterschap kan

worden afgeweken.

Afronding van de procedure

De verordening spitst zich toe op de behandeling van bezwaarschriften en eindigt er in feite

mee dat door de bevoegde kamer schriftelijk advies wordt uitgebracht aan het

bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift dient te beslissen. Is een bezwaarschrift niet ontvankelijk dan wordt aan de vraag over de gegrondheid van de bezwaren niet toegekomen.

In artikel 7:11 van de Awb is bepaald dat indien het bezwaar ontvankelijk is op grondslag

daarvan een heroverweging van het bestreden besluit dient plaats te vinden.

Voor zover de heroverweging daartoe aanleiding geeft herroept het bestuursorgaan het

bestreden besluit en neemt het voor zover nodig in plaats daarvan een nieuw besluit. Dit

nieuwe besluit treedt daarmee in de plaats van het oorspronkelijke (bestreden) besluit.

Voor wat betreft de heroverweging wordt nog het volgende opgemerkt. In de eerste plaats

wordt erop gewezen dat deze ex nunc dient plaats te vinden, dat wil zeggen dat rekening

moet worden gehouden met inmiddels gewijzigde feiten en omstandigheden. De feiten en

omstandigheden van het moment waarop het nieuwe besluit wordt genomen zijn van belang.

In de tweede plaats dient de heroverweging "op grondslag van het bezwaar" te geschieden.

Hieruit vloeit voort dat die onderdelen van het besluit die geheel los van de aangevoerde

bezwaren staan, in beginsel buiten beschouwing blijven. Het bestuursorgaan zal daarbij de

naar voren gebrachte bezwaren voldoende ruim naar hun strekking moeten opvatten. Indien

bijvoorbeeld tijdens de hoorzitting blijkt dat deze bezwaren ondanks een beperkte

omschrijving in het bezwaarschrift, ruimer bedoeld zijn, dan zal daarmee rekening moeten

worden gehouden.

Verder is het de bedoeling dat de positie van degene die het bezwaarschrift heeft

ingediend, tijdens de bezwaarschriftenprocedure niet mag verslechteren (reformatio in peius

beginsel). Natuurlijk staat dit er niet aan in de weg dat als een (derde) belanghebbende

bezwaar maakt tegen bijvoorbeeld een afgegeven vergunning, die bezwaren gehonoreerd

kunnen worden. Dit is het wezen van de bezwaarschriftenprocedure en is niet in strijd met

genoemd beginsel.

In artikel 7:12 Awb is voorgeschreven dat de beslissing op het bezwaarschrift dient te

berusten op een deugdelijke motivering die bij de bekendmaking wordt vermeld. Daarbij is

het van belang dat indien het bestuursorgaan afwijkt van het advies van de bevoegde kamer,

in de beslissing de reden van die afwijking wordt vermeld en het advies met de beslissing aan

belanghebbende wordt meegezonden. Tenslotte wordt verwezen naar artikel 6:23 Awb waarin

wordt voorgeschreven dat indien beroep kan worden ingesteld tegen de beslissing op het

bezwaar, daarvan bij de bekendmaking van de beslissing melding wordt gemaakt. Daarbij

moet worden aangegeven door wie, binnen welke termijn en bij welk orgaan beroep kan

worden ingesteld. De algemene regeling is dat tegen de beslissing op het bezwaarschrift

beroep kan worden ingesteld bij de sector bestuursrecht van de

arrondissementsrechtbank.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijving

De verwijzing naar de Algemene wet bestuursrecht onder a is zo uitgebreid geformuleerd om

een zo eenduidig mogelijk vertrekpunt te hebben, namelijk de tekst zoals deze in het

Staatsblad 1992, 315 was opgenomen. In dit verband zij ook verwezen naar aanwijzing 92

van de op 1 januari 1993 in werking getreden Aanwijzingen voor de regelgeving, waarin

wordt bepaald dat "indien een regeling verwijst naar normen die zijn vervat in een andere

Nederlandse publiekrechtelijke regeling, die verwijzing mede nadien in werking getreden

verwijzingen van die regeling omvat, tenzij uitdrukkelijk anders is vermeld".

De Awb geeft in artikel 1:1 tot en met 1:5 een aantal begripsomschrijvingen die binnen het

gehele bestuursrecht van toepassing zijn. De daar omschreven begrippen hoeven in de

onderhavige verordening dan ook niet te worden beschreven. Het begrip

"bestuursorgaan", dat in artikel 1:1, eerste lid Awb wordt omschreven, wordt in artikel 1,

onder b van de verordening nader geconcretiseerd, in die zin dat de bestuursorganen van

het waterschap met name worden genoemd. Door op deze manier het begrip

bestuursorgaan in te vullen, kan de verordening altijd van toepassing worden geacht

wanneer er sprake is van een besluit dat genomen is door een bestuursorgaan van het

waterschap in de zin van artikel 1, sub b en tegen welk besluit bezwaar kan worden gemaakt.

Artikel 2 Inleidende bepaling

In de algemene toelichting is de keuze voor het instellen van een commissie nader

ver(ant)woord. De kamers worden via deze inleidende bepaling als zodanig geïntroduceerd.

Artikel 1 sub c van deze verordening verwijst naar de commissie zoals de Awb die kent. Het

eerste lid verwijst naar artikel 1:5 Awb, waarin is omschreven wat onder het maken van

bezwaar dient te worden verstaan.

Het vierde lid bepaalt dat de commissie niet bevoegd is te adviseren ten aanzien van

de behandeling van bezwaarschriften tegen belastingbesluiten op grond van

belastingverordeningen. Deze belastingverordeningen vloeien voort uit de Waterschapswet

(artikel 113). Artikel 115, tweede lid Waterschapswet stelt leges gelijk met

waterschapsbelastingen voor de toepassing van de bepalingen inzake de verordening

(vaststelling, inhoud en goedkeuring) en voor de toepassing van hoofdstuk XVIII inzake de

formele bepalingen betreffende de heffing en de invordering. Hoewel het maken van bezwaar

tegen belastingbesluiten mogelijk is, adviseert de commissie niet op dit ingediende bezwaar.

Het uitsluiten van de commissie ten aanzien van ingediende bezwaren tegen de

hierboven genoemde belastingbesluiten sluit aan bij de huidige praktijk. Hiervoor kunnen

verschillende redenen worden aangevoerd.

Ten eerste heeft een belastingbesluit (bijvoorbeeld een belastingaanslag) vaak een

gebonden karakter. Het besluit wordt ambtshalve gegeven op grond van een

belastingverordening waarbij weinig ruimte is voor een belangenafweging. Dit heeft ook

gevolgen voor de inhoud van het advies die de commissie zou kunnen geven. Advisering

door een commissie heeft in dit geval geen meerwaarde. Ten tweede kent zowel de

Invorderingswet als de Algemene wet inzake rijksbelastingen een eigen systematiek ten

aanzien van de besluitvorming en de rechts- bescherming. Met name wat betreft de

hoorplicht en de beslistermijn op het bezwaarschrift kennen de Invorderingswet en de

Algemene wet inzake de rijksbelastingen afwijkende bepalingen ten opzichte van de Awb.

Ten derde moet worden verwacht dat in verband met de massaliteit van de

belastingbesluiten het aantal bezwaarschriften waarover de commissie zou moeten

adviseren onevenredig veel werkzaamheden met zich meebrengt. Daar komt nog bij dat

specifieke kennis op het gebied van het belastingrecht vereist is die niet bij alle

commissieleden aanwezig zal zijn.

De kamer voor rechtspositionele aangelegenheden zal zich – in tegenstelling tot hetgeen

voorheen gebruikelijk was – niet alleen gaan bezighouden met bezwaarschriften van

ambtenaren tegen enige van toepassing zijnde rechtspositionele regeling van het waterschap.

De redactie beoogt om de voorbereiding van en het advies over ieder ingediend bezwaar

tegen enige van toepassing zijnde rechtspositionele regeling van het waterschap onder de

bevoegdheid van genoemde kamer te brengen. Dit betekent dat de kamer voor

rechtspositionele aangelegenheden ook de voorbereiding van en het advies over bijvoorbeeld

eventueel ingediende bezwaarschriften door bestuursleden van een orgaan van het

waterschap met betrekking tot enige van toepassing zijnde rechtspositionele regeling van het

waterschap, tot haar taak kan rekenen.

Artikel 3 Samenstelling commissie en kamers

Het dagelijks bestuur benoemt de leden van de commissie en dus van de onderscheiden

kamers. De kamers zullen voornamelijk adviseren in een procedure waarbij aan het bezwaar

een besluit van het dagelijks bestuur ten grondslag ligt. Het ligt in de rede om de benoeming

van de leden van de commissie tot de "dagelijkse aangelegenheden van het waterschap" te

rekenen zoals de Waterschapswet deze in artikel 84, eerste lid omschrijft. In het reglement

van het waterschap worden de bevoegdheden van het dagelijks bestuur nader

omschreven.

De samenstelling van de kamer voor rechtspositionele aangelegenheden is zodanig dat

zowel vertegenwoordigers van werkgevers als werknemers zitting hebben in de kamer.

Door de wijze van samenstelling wordt een breed draagvlak gecreëerd.

Het niet afhankelijk zijn van het waterschap betekent dat de leden van de commissie

onafhankelijk en objectief kunnen adviseren.

Artikel 4 Beslissing op bezwaren

Zie de algemene toelichting op deze verordening.

Artikel 5 Zittingsduur

Hoewel de voorzitters en de leden worden benoemd door het dagelijks bestuur van het

waterschap is de zittingsduur van de commissie niet gekoppeld aan de zittingsduur van het

dagelijks bestuur van het waterschap. In verband met praktische redenen is voor deze

opzet gekozen. Wanneer er namelijk sprake is van verkiezingen kan de commissie toch

blijven functioneren.

Artikel 6 Secretariaat

De secretaris is door het waterschap aangewezen om de adviescommissie ambtelijk te

ondersteunen gedurende de behandeling van het bezwaarschrift. De secretaris kan een

ambtenaar zijn maar evengoed een tijdelijk ingehuurde kracht.

Artikel 7 Vergoedingen

Het waterschap draagt zorg voor het verstrekken van de vergoeding. Het dagelijks bestuur

beslist over de vraag of er een vergoeding wordt gegeven per zitting of per advies en over de

hoogte van de vergoeding.

De vergoedingen komen ten laste van de waterschapsbegroting. Normaal gesproken is in de

begroting een post opgenomen die de vergoeding van onkosten regelt die verbonden zijn aan

de werkzaamheden van een bezwarencommissie. Aangezien het dagelijks bestuur is belast

met de uitvoering van de begroting kan het zelf de hoogte van de vergoedingen vaststellen.

Artikel 8 Ontvangst bezwaarschrift

Lid 1: Artikel 6:14 Awb eist dat de ontvangst van een bezwaarschrift wordt bevestigd (per

post of door overhandiging van een ontvangstbevestiging). Het is verstandig om in de

ontvangstbevestiging te vermelden dat de indiener in de gelegenheid zal worden

gesteld te worden gehoord. Op grond van artikel 7:13, tweede lid Awb dient tevens in

de ontvangstbevestiging te worden vermeld dat de commissie over het bezwaar zal

adviseren. De indiener wordt op deze wijze in een vroeg stadium op de hoogte

gebracht van de te volgen procedure.

Lid 2: Op het moment dat het bezwaarschrift in handen is gesteld van de bevoegde kamer

kan met de behandeling worden begonnen. In verband met de beslistermijnen die de

Awb stelt verdient het de voorkeur om ook daadwerkelijk uitvoering te geven aan het

gestelde in het tweede lid ("zo spoedig mogelijk").

Artikel 9 Overdracht bevoegdheden

Ingevolge artikel 7:13 Awb beslist de commissie over de toepassing van artikel 7:4, zesde

lid, van artikel 7:5 tweede lid en voor zover bij wettelijk voorschrift niet anders is bepaald,

van artikel 7:3 Awb. Gezien het imperatieve karakter van deze bepaling is het niet mogelijk

om deze bevoegdheden aan de voorzitter of een ander lid van de commissie op te

dragen. Dit geldt echter niet voor de overdracht van andere bevoegdheden, deze kunnen

wel bij verordening aan de voorzitter worden overgedragen.

Aangezien bevoegdheden worden toegekend aan de commissie dan wel aan de voorzitter

(als lid van de commissie) ligt het niet in de rede om deze bevoegdheden toe te kennen aan

de secretaris van de commissie. In de persoon van de voorzitter ligt een zekere waarborg,

namelijk het vereiste van artikel 7:13 Awb dat de voorzitter geen deel uitmaakt van en niet

werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan. De verordening breidt dit

uit tot de leden. De secretaris is juist wel werkzaam onder verantwoordelijkheid van het

bestuursorgaan. Overigens verbiedt artikel 10:14 Awb delegatie aan ondergeschikten.

Artikel 9 van de verordening regelt de overdracht van de volgende bevoegdheden:

??2:1, tweede lid Awb: de voorzitter kan een machtiging verlangen van een

gemachtigde. Tevens kan de voorzitter een schriftelijke machtiging verlangen van

degene die het bestuursorgaan vertegenwoordigt.

??6:6 Awb: de voorzitter kan een termijn stellen waarbinnen het verzuim, in de zin

van het niet voldoen aan de vereisten voor de indiening van het bezwaarschrift (artikel

6:5 Awb), kan worden hersteld. Dit dient een redelijke termijn te zijn. In de meeste

gevallen zal een termijn van twee weken na het einde van de bezwarentermijn

voldoende zijn.

??6:17 Awb: het verdient aanbeveling de op de zaak betrekking hebbende stukken niet

alleen aan de gemachtigde maar ook aan de indiener van het bezwaar toe te zenden.

??7:4 tweede lid Awb: de ter inzage legging van het bezwaarschrift en de op de zaak

betrekking hebbende stukken kan geschieden op het hoofdkantoor of het

districtskantoor.

??7:6 vierde lid Awb: het is aan de voorzitter om af te wegen of er inderdaad

sprake is van gewichtige redenen die rechtvaardigen dat belanghebbenden,

wanneer zij afzonderlijk zijn gehoord, niet op de hoogte worden gesteld van het

verhandelde tijdens het horen buiten hun aanwezigheid.

Artikel 10 Inlichtingen en advies

Lid 1: De voorzitters dragen zorg voor een voldoende voorbereiding van de advisering

over de beslissing op het bezwaar. Zij krijgen de bevoegdheid om alle gewenste

inlichtingen zowel in- als extern in te winnen, die nodig zijn voor de beoordeling van

het bezwaar.

Lid 2: Indien advies wordt ingewonnen bij externe deskundigen kan dit kosten met zich

mee brengen. Normaal gesproken is in de begroting een post opgenomen die de

vergoeding van onkosten regelt die verbonden zijn aan de werkzaamheden van

een bezwarencommissie. Het bepaalde in het tweede lid ziet op bijzondere kosten

waarvoor vaak geen voorziening is getroffen. Aangezien het dagelijks bestuur is

belast met de uitvoering van de begroting ligt het voor de hand dat deze kosten niet

worden gemaakt dan nadat het dagelijks bestuur in de gelegenheid is gesteld te

beoordelen of deze uitgaven passen binnen een begrotingspost.

Artikel 11 Plaats en tijd hoorzitting

Zie de toelichting op artikel 12 van deze verordening.

Artikel 12 Uitnodiging zitting

Lid 1: Voor het geval belanghebbende zich laat vertegenwoordigen bepaalt artikel 6:17 Awb

dat het bestuursorgaan de uitnodiging voor de hoorzitting ook aan de gemachtigde

zendt. Het is van belang, mede in verband met een zorgvuldige afweging van de bij

het besluit betrokken belangen, dat ook het bestuursorgaan ter zitting is

vertegenwoordigd. De termijn van twee weken die ligt tussen de oproeping en de

zitting zelf is zodanig dat belanghebbenden en het bestuursorgaan zich behoorlijk

op de zitting kunnen voor- bereiden.

Lid 2: In deze bepaling is voorzien in de mogelijkheid om uitstel van de zitting te

verzoeken. Een zodanig verzoek behoeft niet altijd te worden gehonoreerd. In

verband met de beslistermijnen verdient het aanbeveling om zodanig verzoek slechts

eenmaal en voor een beperkte tijd in te willigen.

Lid 3: Op grond van deze bepaling worden betrokkenen tijdig op de hoogte gesteld

van de beslissing op het verzoek om uitstel.

Lid 4: Er kunnen zich omstandigheden voordoen die tot gevolg hebben dat de termijnen als

bedoeld in het eerste tot en met het derde lid van dit artikel niet gehandhaafd

kunnen worden. Het bepaalde in dit lid betreft een zogenaamde hardheidsclausule

zodat overschrijding van deze termijnen niet fataal hoeft te zijn en belanghebbenden

niet in hun belangen worden geschaad.

Artikel 13 Quorum

Voor de kamer voor rechtspositionele aangelegenheden is ervoor gekozen om een bezwaarschrift te behandelen in voltallige vergadering. Reden hiervoor is dat juist de paritaire

samenstelling van de kamer tot waarborg dient om tot een zo objectief mogelijk advies te

komen.

Uitgaande van een algemene kamer bestaande uit twee leden en een voorzitter zullen in ieder

geval twee leden van de kamer aanwezig moeten zijn bij het horen. Eén van de aanwezige

leden dient de voorzitter of zijn plaatsvervanger te zijn. Artikel 7:13, derde lid Awb geeft de

bevoegdheid aan de commissie het horen op te dragen aan de voorzitter dan wel aan een

onafhankelijk lid van de commissie. Hoewel het horen aan een persoon kan worden

opgedragen verdient het aanbeveling toch een quorum te hanteren.

De aanwezigheid van een meerderheid van het aantal leden van de algemene kamer zal

naar de burger vertrouwen wekken in tegenstelling tot het gehoord worden door één

persoon. Bij de ontvangstbevestiging dient immers te worden vermeld op grond van artikel

7:13, tweede lid Awb dat een adviescommissie over het bezwaar zal adviseren.

Artikel 14 Onpartijdigheid commissieleden

Een dergelijke bepaling is ook neergelegd voor het bestuursorgaan en de daarvoor

werkzame personen in artikel 2:4 Awb. In dit artikel van de verordening wordt echter de

onpartijdigheid van de leden van de adviescommissie voorgeschreven. Het is aan de leden

van de adviescommissie zelf om dit te beoordelen per concreet bestreden besluit.

Artikel 15 Openbaarheid van zitting

Ingevolge artikel 7:5 tweede lid Awb besluit het bestuursorgaan, voor zover niet bij wettelijk

voorschrift anders is bepaald, of het horen in het openbaar plaatsvindt. De Awb schrijft niet

voor dat de hoorzitting bij een bezwaarschriftenprocedure openbaar moet zijn.

In artikel 7:13 vierde lid Awb wordt de bevoegdheid om te beslissen over het wel of niet horen

in het openbaar aan de adviescommissie toegekend. In de onderhavige verordeningsbepaling

is vastgelegd dat de zitting, het horen, in principe in het openbaar plaatsvindt. Uitzondering

op deze regel blijft mogelijk bijvoorbeeld in het geval dat bijzonder persoonlijke zaken

van familiaire, medische of financiële aard dan wel andere zaken met een vertrouwelijk

karakter aan de orde komen. Belanghebbende of vertegenwoordigers van het

bestuursorgaan kunnen een verzoek indienen de zitting met gesloten deuren voort te

zetten. Aan dit verzoek wordt eerst gevolg gegeven nadat met gesloten deuren is beslist of

aan het verzoek kan worden voldaan.

De zitting dient te worden onderscheiden van de beraadslaging van de kamer, die

ingevolge artikel 18 van de verordening met gesloten deuren plaats heeft.

Artikel 16 Schriftelijke vastlegging

Artikel 7:7 Awb eist zeer kort en bondig dat van het horen een verslag wordt gemaakt. De

wijze waarop en de inhoudelijke vereisten aan het verslag worden niet door de Awb

geregeld. Het bepaalde in het eerste lid hoeft niet zo ver te strekken dat van al het

aanwezige publiek naam en hoedanigheid wordt opgenomen. Wel zal uit het verslag

duidelijk moeten blijken wie namens welke partij aanwezig was en wat door hen naar voren is

gebracht.

Artikel 17 Nader onderzoek

Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment

van de zitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om belanghebbenden en het

bestuursorgaan opnieuw te horen. De onderhavige bepaling voorziet in de mogelijkheid dat

belanghebbende, bestuursorgaan of de andere commissieleden de voorzitter kunnen

verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden. Vervolgens is het aan de kamer om dit

verzoek in te willigen. In artikel 7:9 Awb wordt bepaald dat, indien het feiten of

omstandigheden betreft die voor de op het bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk

belang kunnen zijn, dit aan belanghebbenden wordt meegedeeld en zij opnieuw in de

gelegenheid worden gesteld om te worden gehoord.

Artikel 18 Raadkamer en advies

In tegenstelling tot de hoorzitting, die in beginsel openbaar is, vindt de hier bedoelde

beraadslaging altijd plaats met gesloten deuren. In het tweede lid is bepaald dat de stem

van de voorzitter beslissend is bij het staken van stemmen. Dit kan zich namelijk voordoen

voor die gevallen waarin het vergaderquorum wel aanwezig is (de voorzitter en een lid) en

de stemmen staken. Ook is het mogelijk dat bij een voltallige kamer één van de leden zich

van stemming onthoudt.

Artikel 19 Verdaging van de beslissing

De beslistermijn bedraagt ingevolge artikel 7:10 Awb tien weken behoudens in het geval van

opschorting of met gebruikmaking van de mogelijkheid van verdaging. De onderhavige

bepaling verlangt van de voorzitter van de kamer dat, ingeval hij voorziet dat de termijn als

hiervoor bedoeld niet wordt gehaald, hij tijdig het bestuursorgaan verzoekt de beslissing op het

bezwaar te verdagen. Artikel 7:10 lid 3 Awb bepaalt dat deze beslissing schriftelijk wordt

meegedeeld. Aangenomen mag worden dat de belanghebbende, gemachtigden en

eventuele derden hiervan op de hoogte worden gebracht.

Het besluit tot verdaging is een beschikking. Ingevolge artikel 7:14 Awb zijn de artikelen 3:41

tot en met 3:45 Awb, regelende de wijze van bekendmaking en mededeling van besluiten, in

casu niet van toepassing. Artikel 3:40 Awb is wel van toepassing. Dit artikel bepaalt dat een

besluit niet in werking treedt voordat het is bekendgemaakt. Het ligt voor de hand in verband

hiermee naast belanghebbenden ook de commissieleden een afschrift van het

verdagingsbesluit toe te zenden.

Artikel 20 Onvoorziene omstandigheden

Dit artikel spreekt voor zichzelf.

Artikelen 21 en 22 Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel.

In de artikelen 73 tot en met 76 Waterschapswet is de bekendmaking en inwerkingtreding

geregeld van besluiten die algemeen verbindende voorschriften inhouden. De bepalingen

over bekendmaking en mededeling van besluiten zoals opgenomen in afdeling 3:6 Awb

zijn op algemeen verbindende voorschriften niet van toepassing (zie artikel 3:1 Awb dat

aangeeft dat op besluiten, inhoudende algemeen verbindende voorschriften, slechts de

afdelingen 2 tot en met 5 van dat hoofdstuk van toepassing zijn, en wel voor zover de

aard van de besluiten zich daartegen niet verzet).

Ingevolge artikel 74 Waterschapswet treden bekend gemaakte besluiten in werking met

ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking, tenzij in deze besluiten daarvoor

een ander tijdstip is aangewezen.

Het is mogelijk dat op het moment van inwerkingtreding van de nieuwe verordening bij

één of meerdere van de per 1 januari 2004 opgeheven waterschappen bezwaarschriften

in behandeling zijn. Dergelijke bezwaarschriften dienen conform de oude verordeningen te

worden behandeld waarbij de commissie adviseert die bevoegd was op grond van deze

oude verordening. De commissie zal, na het in werking treden van deze verordening

adviseren aan de rechtsopvolger van het opgeheven waterschap waarbij het

bezwaarschrift is ingediend.