Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR2940
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR2940/1
Regeling vervallen per 01-01-2011
Verordening begraafplaatsrechten dierenbegraafplaats 2009
Geldend van 01-01-2009 t/m 31-12-2010
Intitulé
Verordening begraafplaatsrechten dierenbegraafplaats 2009De raad van de gemeente Zandvoort:
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 oktober 2008, nummer 2008/10/5794;
gelet op de overwegingen van de commissie Planning en Control van 26 november 2008;
gelet op artikel 216 en 229, eerste lid , aanhef en onderdelen a en b en tweede lid van de Gemeentewet;
besluit de volgende verordening, inclusief toelichting en tarieventabel, vast te stellen:
Verordening begraafplaatsrechten Dierenbegraafplaats 2009
DE VERORDENING
BEGRIPSBEPALINGEN
Begripsbepalingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
dierenbegraafplaats: de algemene dierenbegraafplaats Zandvoort;
- b.
huurgraf: voor het doen begraven van een huisdier
- c.
algemeen dierengraf: een graf waarin aan een ieder gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van kleinere huisdieren;
- d.
asbus: een bus ter berging van as van een huisdier;
- e.
urn: een voorwerp ter berging van één of meer asbussen;
- f.
het college: het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Zandvoort;
- g.
ambtenaar belast met de heffing: de gemeenteambtenaar die door het college is aangewezen als ambtenaar belast met de heffing van de gemeentelijke belastingen.
NORMSTELLING
Belastbaar feit
Op basis van deze verordening worden rechten geheven voor het gebruik van de
dierenbegraafplaats, en voor het door de gemeente verlenen van diensten in verband met de
dierenbegraafplaats.
Belastingplicht
De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de
dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik
maakt.
Maatstaf van heffing en belastingtarief
1.De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij
deze verordening behorende tarieventabel.
2.Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel
genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.
Belastingjaar
1.Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk
aan het kalenderjaar.
- 2.
Met betrekking tot de rechten genoemd in hoofdstuk 1, hoofdstuk 3 onderdeel 3.2 en
- 3.
3 van de tarieventabel is het belastingtijdvak gelijk aan de periode waarvoor wordt
afgekocht.
Wijze van heffing
De rechten genoemd in de tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag met dien
verstande dat per belastbaar feit een afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd.
Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
1.De onderhoudsrechten, als bedoeld in hoofdstuk 3 onderdeel 3.2 van de tarieventabel
zijn verschuldigd op 1 januari van het jaar volgend op dat, waarin het voorwerp werd
geplaatst.
2.Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat geen
aanspraak op ontheffing voor de rechten bedoeld in hoofdstuk 1 en hoofdstuk 3
onderdeel 3.2 en 3.3 van de tarieventabel.
Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten
Andere rechten als die bedoeld in hoofdstuk 3 onderdeel 3.2 van de tarieventabel zijn
verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de
bezittingen, werken of inrichtingen.
Termijnen van betaling
1.In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de
aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand volgend
op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.
2.Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de
Invorderingswet 1990 met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake
een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.
3.De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de voorgaande leden gestelde
termijnen.
Nadere regels door het college
Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de
begraafplaatsrechten dierenbegraafplaats.
Kwijtschelding
Bij de invordering van de begraafplaatsrechten dierenbegraafplaats wordt geen
kwijtschelding verleend.
OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Bevoegdheden
De ‘ambtenaar belast met de heffing’ is belast met de uitvoering van deze verordening.
Inwerkingtreding en citeertitel
1.De 'Verordening begraafplaatsrechten dierenbegraafplaats 2008’ vastgesteld bij
raadsbesluit van 11december 2007 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde
lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van
toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
- 2.
De verordening treedt in werking op 1 januari 2009
- 3.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2009
- 4.
Deze verordening kan worden aangehaald als 'Verordening begraafplaatsrechten
dierenbegraafplaats 2009’.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 9 december 2008
De griffier, De voorzitter,
Tarieventabel behorende bij de “Verordening begraafplaatsrechten Dierenbegraafplaats 2009”.
Hoofdstuk 1 Verlenen van rechten
1.1 |
Voor het verlenen van het uitsluitend recht op een huisdierengraf van 0.7 x 0.9 meter voor een periode van 5 jaar wordt geheven |
€ 83,65 |
1.2 |
Voor het verlenen van het uitsluitend recht op een huisdierengraf van 1.2 x 0.9 meter voor een periode van 5 jaar wordt geheven |
€ 152,95 |
1.3 |
Voor het verlengen van het uitsluitend recht op een huisdierengraf van 0.7 x 0.9 meter voor een periode van 5 jaar wordt geheven |
€ 83,65 |
1.4 |
Voor het verlengen van het uitsluitend recht op een huisdierengraf van 1.2 x 0.9 meter voor een periode van 5 jaar wordt geheven |
€ 152,95 |
Hoofdstuk 2 Begraven
2.1 |
Voor het begraven van een klein huisdier wordt geheven |
€ 83,65 |
2.2 |
Voor het begraven van een groot huisdier wordt geheven |
€ 124,40 |
2.3 |
Voor het bijzetten van een asbus/urn met hierin de as van een huisdier wordt geheven |
€ 60,85 |
2.4 |
Voor het begraven van een kleiner huisdier in een algemeen graf wordt geheven |
€ 14,30 |
2.5 |
Voor het begraven op een buitengewoon uur wordt geheven |
€ 55,60 |
2.5.1 |
Onder buitengewone uren wordt verstaan: het begraven van een huisdier buiten de normale uren tussen 09.00 en 17.00 uur, van maandag t/m vrijdag. |
Hoofdstuk 3 Grafbedekking en onderhoud
3.1 |
Voor het afgeven van een vergunning ter zake van het plaatsen of vernieuwen van de voorwerpen, bedoeld in artikel 15 van de Beheersverordening dierenbegraafplaats Zandvoort 2007 wordt geheven: |
|
3.1.1 |
Voor het plaatsen van voorwerpen op een dierengraf, het aanbrengen van een inscriptie |
€ 14,30 |
3.2 |
Voor het door of vanwege de gemeente onderhouden van de voorwerpen, wordt geheven per 5 jaar: voor een staande/liggende steen |
€ 40,75 |
3.3 |
Voor het door of vanwege de gemeente verrichten van algemeen onderhoud aangaande de dierenbegraafplaats, over de periode van 5 jaar wordt een recht geheven van |
€ 40,75 |
Hoofdstuk 4 Inschrijven en overboeken van de dierengraven
4.1 |
Voor de administratie, inschrijven en overboeken in een daartoe bestemd register wordt geheven |
€ 6,35 |
Hoofdstuk 5 Opgraven, ruimen.
5.1 |
Voor het opgraven van de stoffelijke resten van een huisdier wordt geheven |
€ 68,30 |
5.2 |
Voor het opgraven en weer opnieuw begraven van de stoffelijke resten van een huisdier wordt geheven |
€ 83,65 |
5.3 |
Voor het opgraven of verwijderen van een asbus wordt geheven |
€ 55,60 |
Behoort bij raadsbesluit van 9 december 2008.
De griffier van Zandvoort,
TOELICHTING OP DE VERORDENING
aLGEMEEN
Wettelijke basis
De begraafplaatsrechten dierenbegraafplaats worden geheven op basis van artikel 229, eerste
lid, aanhef en onderdelen a en b en tweede lid van de Gemeentewet.
De verschillende rechten dragen zowel kenmerken van gebruik- als genotsretributies in zich
en op sommige punten hebben de rechten kenmerken van leges (overigens een begrip dat
vanaf de inwerkingtreding van de Wet materiële belastingbepalingen niet meer in de
Gemeentewet voorkomt).
Sommige rechten, zoals het recht voor het inschrijven van dierengraven, hebben het karakter
van leges. Ondanks dat karakter is gemeend uit een oogpunt van overzichtelijkheid, die
rechten te moeten opnemen in de verordening. Alle heffingen voor het gebruik van de
dierenbegraafplaats en voor de daarmee samenhangende diensten worden zodoende in één
verordening geregeld.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikel 1 Begripsbepalingen
Om duidelijkheid te scheppen over de inhoud van een aantal in de verordening voorkomende
begrippen is daarvan een omschrijving opgenomen in artikel 1. Veel begrippen zullen ook
gedefinieerd zijn in de beheersverordening dierenbegraafplaats. De omschrijving van
gelijkluidende begrippen uit beide verordeningen dient identiek te zijn.
Ad g
Artikel 231 lid 2 sub b van de Gemeentewet regelt dat de bevoegdheden en verplichtingen
die op rijksniveau gelden voor de inspecteur overeenkomstig gelden voor de ambtenaar die
belast is met de heffing van de gemeentelijke belastingen. Deze ambtenaar wordt op grond
van artikel 232 lid 2 sub a van de Gemeentewet aangewezen door het college.
Artikel 2 Belastbaar feit
De verordening kent zeer uiteenlopende diensten waarvoor rechten worden geheven. Er is
voor gekozen om in artikel 2 een zeer algemene omschrijving van het belastbaar feit op te
nemen. Naast deze algemene omschrijving is voor iedere dienst afzonderlijk een verdere
omschrijving van het belastbare feit opgenomen in de tarieventabel.
Artikel 3 Belastingplicht
Vanwege het uiteenlopende karakter van de verschillende diensten is gekozen voor een
ruime omschrijving van de belastingplicht om te voorkomen dat in bepaalde situaties geen
belastingplichtige aangewezen zou kunnen worden.
Aannemelijk is dat de aanvrager van het gebruik van de dierenbegraafplaats en van de
diensten, verleend bij het begraven, belastingplichtig is. De kring van belastingplichtigen
omvat onder meer de belanghebbende, uitvaartondernemers en instellingen van
weldadigheid welke zich, behoudens vrijstelling ter zake, belasten met dierenuitvaart. Ten
tweede is er de belastingplicht voor rechten voor het gebruik van de dierenbegraafplaats en
de diensten verleend na de voltooiing van de begrafenis. Dit zijn met name de vijfjaarlijks
terugkerende onderhoudsrechten.
Belastingplichtig is de belanghebbende, omdat ten behoeve van hen de dienst wordt
verleend.
Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief
Voor de maatstaf van heffing en de belastingtarieven is verwezen naar de tarieventabel. De
reden waarom voor een tarieventabel is gekozen is gelegen in het feit dat het eenvoudiger is
om de verordening aan te passen aan de omstandigheden.
Kostendekkendheid
Op 1 januari 1990 is in werking getreden de Wet van 3 juli 1989 (Stb. 1989, 302) tot
wijziging van de gemeentewet op het stuk der belastingen (limitering
onroerendgoedbelastingen, leges en rechten).
Deze wet had tot gevolg dat vanaf 1 januari 1990 een verordening begraafplaatsrechten
dierenbegraafplaats niet wordt goedgekeurd indien de geraamde baten van die rechten
uitgaan boven de geraamde gemeentelijke lasten ter zake. Het maken van een matige winst is
daarmee niet langer toegestaan. Dit is geregeld in artikel 229b van de Gemeentewet. Tot 1
januari 1994 gold een overgangsregeling. Vanaf die datum mag de verordening dus
maximaal kostendekkend zijn.
Artikel 5 Belastingjaar
Eerste lid
Voor zover in de verordening tarieven zijn opgenomen die per jaar worden geheven is het
belastingtijdvak gelijk aan het kalenderjaar. Het betreft hier bijvoorbeeld de rechten voor het
plaatsen van voorwerpen op een dierengraf.
Tweede lid
De rechten als bedoeld in hoofdstuk 1 en hoofdstuk 3 onderdeel 3.2. en 3.3. van de
tarieventabel worden afgekocht voor een periode van vijf jaar. De regeling heeft daarmee een
fiscaal gelegitimeerd karakter. Er is geen sprake van een vooruitbetaling van
onderhoudsrechten, omdat in het fiscale geen betaling mogelijk is voor belastbare feiten die
zich kunnen voordoen in belastingtijdvakken die nog niet zijn aangevangen. Derhalve was
een regeling noodzakelijk waarin het belastingtijdvak wordt afgestemd op de periode
waarvoor wordt afgekocht.
Artikel 6 Wijze van heffing
Ingevolge artikel 233 van de Gemeentewet kunnen gemeentelijke belastingen worden
geheven bij wege van aanslag, bij wege van voldoening op aangifte of op andere wijze. In de
verordening is gekozen voor de heffing bij wege van aanslag.
Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Eerste lid
Blijkens de redactie van het eerste lid zijn de rechten verschuldigd bij het begin van het
belastingjaar volgend op dat, waarin het voorwerp werd geplaatst.
Tweede lid
In lid twee zijn regels gegeven die betrekking hebben op wijzigingen gedurende het
belastingtijdvak in de belastingplicht. Geen ontheffing wordt verleend indien de
belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt.
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten
De overige rechten van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de
dienstverlening dan wel bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of
inrichtingen. Dit betekent dat op dat moment tot heffing wordt overgegaan.
Artikel 9 Termijnen van betaling
Eerste lid
Er bestaat een wettelijke regeling omtrent de betaaltermijnen. Deze is opgenomen in artikel 9
van de Invorderingswet 1990. Op grond van artikel 250 van de Gemeentewet kan hiervan in
de belastingverordening worden afgeweken. In het eerste lid van artikel 9 is afgeweken van
de wettelijke betalingstermijn om doelmatigheidsredenen ten aanzien van de invordering.
Er is voor gekozen dat de aanslagen betaald worden uiterlijk op de laatste dag van de tweede
maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.
Tweede lid
Met betrekking tot de bij het vaststellen van een belastingaanslag op te leggen boete zijn de
betaaltermijnen gelijk aan die voor de belastingaanslag, ook indien in de
belastingverordening van artikel 9 van de Invorderingswet 1990 afwijkende betaaltermijnen
zijn opgenomen. Dit volgt uit artikel 9, derde lid, van de Invorderingswet 1990.
Het is dus niet nodig om in de belastingverordening betaaltermijnen voor bestuurlijke boeten
op te nemen.
Derde lid
De Algemene termijnenwet (ATW) is van toepassing op in een wet gestelde termijnen
(artikel 1). Hiermee wordt een wet in formele zin bedoeld. Artikel 9, tiende lid, van de
Invorderingswet 1990 bepaalt echter dat de ATW niet van toepassing is op de in de leden 1
tot en met 9 gestelde termijnen. Indien gemeenten afwijkende termijnen in de
belastingverordening hebben opgenomen en dus artikel 9, tiende lid, van de Invorderingswet
1990 niet geldt, is voor de betaling van de definitieve aanslag de ATW wel van toepassing.
Dit volgt ook uit artikel 145 van de Gemeentewet, waarin is bepaald dat de ATW van
toepassing is op in een verordening gestelde termijnen, tenzij in de verordening anders is
bepaald.
Indien voor de betaling van aanslagen een regeling is getroffen in de belastingverordening en
voor voorlopige aanslagen, navorderingsaanslagen of naheffingsaanslagen niet, betekent dit
dat voor de laatste drie genoemde aanslagen artikel 9 van de Invorderingswet 1990 geldt. In
dat geval is de ATW wel van toepassing op de betaaltermijnen voor aanslagen en niet van
toepassing op de betaaltermijnen voor voorlopige aanslagen, navorderingsaanslagen en
naheffingsaanslagen. Teneinde te voorkomen dat voor de verschillende belastingaanslagen
een verschillend juridisch regime geldt, is in artikel 9 derde lid, overeenkomstig artikel 9,
tiende lid, van de Invorderingswet – de ATW buiten toepassing verklaard.
Artikel 10 Nadere regels door het college
Op grond van artikel 231 van de Gemeentewet zijn bij de heffing en de invordering van
gemeentelijke belastingen onder meer de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) en
de Invorderingswet 1990 van toepassing. De heffingsbevoegdheden komen toe aan de
daartoe aangewezen heffingsambtenaar en de invorderingsbevoegdheden aan de daartoe
aangewezen invorderingsambtenaar. De AWR en de Invorderingswet 1990 kennen ook
bepalingen op grond waarvan de minister van Financiën de bevoegdheid wordt toegekend
nadere regels te geven over bepaalde heffings- en invorderingsaangelegenheden. Voor de
gemeentelijke belastingen komt die bevoegdheid op grond van artikel 231 toe aan het
college. Verder is het college als bestuursverantwoordelijke voor de heffings- en
invorderingsambtenaar bevoegd om beleidsregels vast te stellen (artikel 4:81 Algemene wet
bestuursrecht, hierna Awb). Op grond van artikel 160, eerste lid, onderdeel b, van de
Gemeentewet is het college eveneens bevoegd beslissingen van de raad (lees:
belastingverordeningen) uit te voeren. Met het oog hierop kan het college over
uitvoeringsaangelegenheden regels stellen. Te denken valt hierbij aan het vaststellen van de
modellen voor het formulier van de onderscheiden aangiftebiljetten.
Met de inwerkingtreding van de derde tranche Awb op 1 januari 1998 is een aantal
bevoegdheden van de raad op belastinggebied overgegaan op het college. In verband
hiermee is in elke belastingverordening een bepaling opgenomen dat het college nadere
regels kan geven met betrekking tot de heffing en invordering van de betreffende belasting.
Op deze wijze is het voor de belastingplichtigen duidelijk dat er nog nadere regels kunnen
gelden. In de (uitvoerings)regeling gemeentelijke belastingen is een en ander uitgewerkt.
Artikel 11 Kwijtschelding
Op grond van artikel 255 van de Gemeentewet volgen gemeenten het kwijtscheldingsbeleid van de rijksoverheid zoals dat is geregeld in de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990. Indien gemeenten niets regelen geldt deze ministeriële regeling automatisch voor alle gemeentelijke belastingen.
Artikel 255 van de Gemeentewet biedt echter de mogelijkheid om van de ministeriële regeling af te wijken. Omdat geen kwijtschelding bij de invordering van begraafplaatsrechten dierenbegraafplaats wordt verleend is dit expliciet opgenomen in artikel 11.
Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel
In het eerste lid wordt de oude verordening ingetrokken, in het tweede lid wordt de inwerkingtreding geregeld, in het derde lid de datum van ingang van de heffing en in het vierde lid de citeertitel.
Het eerste lid regelt dat de oude verordening wordt ingetrokken met ingang van de datum van ingang van de heffing. De oude verordening blijft van toepassing op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. Voor die belastbare feiten blijft heffing dus mogelijk op basis van de oude verordening, ook al is die verordening ingetrokken.
Ingevolge artikel 139 van de Gemeentewet moeten gemeenten de besluiten tot het vaststellen, wijzigen of intrekken van belastingverordeningen bekend maken. Het niet voldoen aan de bekendmakingsplicht kan leiden tot onverbindendheid van de belastingverordening (HR 31 maart 1993, nr. 28.034, BNB 1993/182, Belastingblad 1993, blz. 274; Hoge Raad 10 augustus 1998, nr. 33.632). Deze verordening is bekend gemaakt in de Zandvoortse Courant.
De belastingverordening treedt in werking op 1 januari van het betreffende belastingjaar waarop de verordening betrekking heeft. Als voorbeeld:
Op 1 november 2007 stelt de gemeenteraad de verordening vast met als datum van inwerkingtreding 1 januari 2008 (tweede lid) en als tijdstip van ingang van de heffing eveneens 1 januari 2008 (derde lid).
In het vierde lid is in de citeertitel een jaartal opgenomen. Dit jaartal wordt opgenomen, omdat de gemeente ieder jaar een nieuwe verordening vaststelt. Door het jaartal op te nemen is duidelijk voor welk jaar de verordening bedoeld is.
Ondertekening
Alle stukken die van de raad uitgaan moeten sinds 19 februari 2003 c.q. 7 maart 2003
worden ondertekend door de burgemeester (artikel 75, eerste lid, Gemeentewet) en griffier
(artikel 107c Gemeentewet).
TOELICHTING OP DE TARIEVENTABEL
TOELICHTING PER HOOFDSTUK
Hoofdstuk 1 Verlenen van rechten
In dit hoofdstuk is een regeling opgenomen voor het verlenen van een uitsluitend recht op
een huisdiergraf. Een recht op een huisdiergraf kan ingevolge de Beheersverordening
algemene dierenbegraafplaats van Zandvoort 2007 en de Regels voor de graven en
asbezorging algemene dierenbegraafplaats Zandvoort gevestigd worden, voor de tijd van
minstens 5 jaren. Een voor bepaalde tijd verleend uitsluitend recht op een huisdiergraf kan
worden verlengd voor ten hoogste 5 jaren. Het verlenen van het recht om met uitsluiting van
anderen dieren in een bepaald huisdiergraf te doen begraven en begraven te houden is de
belaste dienst en niet het begraven zelf.
De Beheersverordening algemene dierenbegraafplaats van Zandvoort 2007 noemt niet met
zoveel woorden de mogelijkheid om een uitsluitend recht te vestigen op de ruimte waar een
asbus is bijgezet of de plaats waarop as wordt verstrooid. Dit is de reden dat de term
'uitsluitend recht' is gereserveerd voor dierengraven.
Het verstrooien van as is alleen mogelijk op een permanent daartoe aangewezen terrein of
plaats. Het verstrooien van as in een huisdiergraf is dus alleen mogelijk als dat huisdiergraf
is gelegen op een (deel van een) dierenbegraafplaats dat daartoe permanent is aangewezen.
Hoofdstuk 2 Begraven
In dit hoofdstuk is een regeling opgenomen voor het begraven van huisdieren. Voor het
begraven op buitengewone uren is een apart tarief opgenomen. Gezien de extra kosten, zoals
gemaakte overuren door het gemeentepersoneel, is het mogelijk hiervoor een hoger recht te
heffen. Wat onder buitengewone uren wordt verstaan is in de tabel ingevuld.
Hoofdstuk 3 Grafbedekking en onderhoud
De regeling in dit hoofdstuk maakt het mogelijk rechten te heffen voor het afgeven van
vergunningen voor gedenktekenen, het plaatsen en het onderhoud hiervan voor zoveel de
algemene dierenbegraafplaats betreft. Hiervoor zijn in de plaatselijke beheersverordening
voorschriften gegeven. De kosten van het onderhoud van de algemene voorzieningen van de
begraafplaats mogen in aanmerking worden genomen voor de heffing van
onderhoudsrechten. Deze voorzieningen staan mede ten dienste van de graven, door onder
andere bezoek te faciliteren en ongewenst bezoek te weren (Hof Leeuwarden 24-12-1999 nr.
391/99).
Het is volgens de Hoge Raad niet mogelijk om voor het algemene onderhoud aan de
begraafplaats alleen te heffen bij eigen graven en niet bij algemene graven. Het karakter van
het grafrecht laat een differentiatie in het tarief voor het algemene onderhoud van de
begraafplaats slechts toe indien die differentiatie zich richt naar het genot dat een
rechthebbende tot een graf heeft van dit onderhoud (Hoge Raad 28 februari 2003, nr. 37716,
LJN: AF5108, VN 2003/15.31). Dit arrest wijkt af van de uitspraak van de Hoge Raad van
25 oktober 2002, nr. 36638, LJN: AD8499, Belastingblad 2002, blz. 1226 (Spijkenisse),
inzake rioolrecht. Daarin heeft de Hoge Raad beslist dat het karakter van een retributie zich
niet verzet tegen een differentiatie van het tarief anders dan naar het genot.
Hoofdstuk 4 Inschrijven en overboeken van de dierengraven
Een gemeente kan ook voor het inschrijven en het overboeken van eigen graven in een daartoe bestemd register rechten heffen. Met eigen dierengraven wordt bedoeld: graven
waarvoor op grond van de Beheersverordening algemene dierenbegraafplaats van Zandvoort
2007 en de Regels voor de graven en asbezorging algemene dierenbegraafplaats Zandvoort
het uitsluitend recht is verleend. Wat over het inschrijven of overboeken van eigen graven is
opgemerkt geldt tevens voor het inschrijven of overboeken van eigen urnengraven en
urnennissen.
Hoofdstuk 5 Opgraven en ruimen
Algemeen
In dit hoofdstuk is een regeling opgenomen voor het opgraven van stoffelijke resten van een
huisdier of asbus en het eventueel opnieuw begraven.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl