Regeling vervallen per 24-07-2009

Verordening Wet Inburgering

Geldend van 24-04-2007 t/m 23-07-2009 met terugwerkende kracht vanaf 16-04-2007

Intitulé

Verordening Wet Inburgering

De raad van de gemeente Tilburg;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 23, derde lid, en 35 van de Wet inburgering;

overwegende dat de raad bij verordening regels dient te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, het aanbieden van een inburgeringsvoorziening aan bijzondere groepen inburgeringsplichtigen en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgerinsvoorziening is vastgesteld, alsmede dat de raad bij verordening het bedrag dient vast te stellen van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd;

Besluit:

Vast te stellen de volgende verordening: Verordening Wet Inburgering

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg;

    • b.

      de wet: de Wet inburgering;

    • c.

      WIN: de Wet inburgering nieuwkomers;

    • d.

      Oudkomersregeling 2006: Regeling inburgering oudkomers G30 2006;

    • e.

      WEB: de Wet educatie en beroepsonderwijs;

    • f.

      zelfmelder: een inburgeringsplichtige die zichzelf heeft gemeld bij het college met het verzoek hem een inburgeringsvoorziening aan te bieden;

    • g.

      casemanager: de gemeentelijke regisseur van de aan de inburgeringsplichtige aangeboden inburgeringsvoorziening met bevoegdheden op het gebied van onder meer bewaking, handhaving, coaching en begeleiding;

    • h.

      WWB: de Wet Werk en bijstand;

    • i.

      bijstandsnorm: de bijstandsnorm bedoeld in artikel 5, onderdeel c, van de WWB; Er wordt in alle gevallen uitgegaan van de norm voor zelfstandig wonenden.

  • 2. De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

  • 1. Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

  • 2. Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen in ieder geval gebruik van de volgende middelen:

    • a.

      Het spreekuur inburgering van de sector Sociale Zaken;

    • b.

      Informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen aan wie een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden en aan andere overige potentieel inburgeringsplichtigen tijdens de oproep zoals bedoeld in artikel 25 van de wet;

    • c.

      De gemeentelijke website;

    • d.

      Schriftelijk voorlichtingsmateriaal;

    • e.

      Het nieuwkomersloket van de sector Burgerzaken;

    • f.

      Overige relevante gemeentelijke loketten.

  • 3. Hiernaast vindt informatieverstrekking in elk geval plaats op aanvraag van de inburgeringsplichtige.

Hoofdstuk 2. Doelgroepen en samenstelling van de inburgeringsvoorziening

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

  • 1. Het college wijst conform het bepaalde in artikel 19, eerste lid, van de wet, de groepen inburgeringsplichtigen aan waaraan hij bij voorrang een inburgeringsvoorziening kan aanbieden.

  • 2. Bij het vaststellen door het college van de groep of groepen inburgeringsplichtigen waaraan een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden, wordt voorrang gegeven aan de volgende categorieën:

    • a.

      Personen die in 2007 en latere jaren een inburgeringsprogramma afronden op basis van de WIN, de Oudkomersregeling 2006 of de WEB en desondanks geen vrijstelling kunnen krijgen van de inburgeringsplicht;

    • b.

      Vreemdelingen met een verblijfsvergunning regulier en met het ouderlijk gezag over één of meerdere minderjarige kinderen;

    • c.

      Vreemdelingen met een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd;

    • d.

      Uitkeringsgerechtigden;

    • e.

      Zelfmelders.

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening

  • 1. Het college stemt de inburgeringsvoorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2. Indien de inburgeringsplichtige een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt afgestemd.

  • 3. Een inburgeringsvoorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, één of meer van de volgende onderdelen bevatten:

    • a.

      Nederlandse taalles;

    • b.

      Kennis van de Nederlandse samenleving;

    • c.

      Voorbereiding op en één maal kosteloze deelname aan het inburgeringsexamen;

    • d.

      Individuele begeleiding door een casemanager;

    • e.

      Maatschappelijke begeleiding;

    • f.

      Activiteiten gericht op arbeid of de verwerving daarvan;

    • g.

      Activiteiten gericht op een vervolgopleiding en/of voorbereiding daarop;

    • h.

      Activiteiten gericht op participatie en gezin.

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

  • 1. De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in beginsel in één keer voldaan.

  • 2. Op aanvraag van de inburgeringsplichtige kan in maximaal 10 termijnen worden betaald.

  • 3. Het college legt in de beschikking tot toekenning van een inburgeringsvoorziening het tijdstip en indien daarvoor een aanvraag is ingediend, de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

Artikel 6 Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking één of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan de aangeboden inburgeringsvoorziening;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de casemanager;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

  • e.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan.

Hoofdstuk 3. Het aanbod van een inburgeringsvoorziening

Artikel 7 De procedure van het doen van een aanbod

  • 1. Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de wet schriftelijk. Het aanbod wordt persoonlijk overhandigd aan de inburgeringsplichtige en tevens gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 2. In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de inburgeringsvoorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan de inburgeringsvoorziening worden verbonden.

  • 3. De inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen twee weken middels ondertekening het college schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 4. Het niet aanvaarden van een aanbod, ontslaat de inburgeringsplichtige niet van de verplichtingen als benoemd in artikel 7 van de wet. Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod niet aanvaardt, zal op grond van artikel 26 van de wet een beschikking worden vastgesteld waarmee de termijn zoals bedoeld in artikel 7 van de wet, van start gaat.

  • 5. Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen twee weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot toekenning van de inburgeringsvoorziening, overeenkomstig het gedane aanbod.

Artikel 8 De inhoud van de beschikking

  • 1. De beschikking waarin de inburgeringsplicht wordt vastgesteld bevat in ieder geval:

    • a.

      ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt;

    • b.

      de datum waarop het inburgeringsexamen moet zijn behaald;

    • c.

      een opgave van rechten en plichten van de inburgeringsplichtige.

  • 2. Ingeval van aanvaarding van een aanbod wordt bovendien het besluit tot toekennen van de inburgeringsvoorziening vastgelegd bij de beschikking zoals genoemd in artikel 8, eerste lid, van deze verordening. De volgende onderdelen worden dan aanvullend opgenomen:

    • a.

      een beschrijving van de inburgeringsvoorziening;

    • b.

      de duur van de inburgeringsvoorziening;

    • c.

      de rechten en plichten verbonden aan de inburgeringsvoorziening inclusief het tijdstip waarop voor de eerste maal aan het inburgeringsexamen moet zijn deelgenomen;

    • d.

      de mogelijkheid van sancties;

    • e.

      de termijnen en wijze van betaling.

Hoofdstuk 4. De bestuurlijke boete

Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1. De bestuurlijke boete bedraagt 20% van de netto bijstandsnorm per maand indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is, geen gehoor geeft aan de oproep van het college bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de wet.

  • 2. De bestuurlijke boete bedraagt 40% van de netto bijstandsnorm per maand indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 6 van deze verordening.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt 40% van de netto bijstandsnorm per maand indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 4. De bestuurlijke boete bedraagt 80% van de netto bijstandsnorm per maand indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 of 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 5. Bij de vaststelling van het boetebedrag geldt de netto bijstandsnorm per maand die voor betrokkene geldt of zou gelden als hij belanghebbende in de zin van de WWB zou zijn.

  • 6. Het college kan, in afwijking van lid 1 tot en met 4 van dit artikel, het percentage van de bijstandsnorm lager of hoger vaststellen, tot een maximum van de in artikel 34 van de wet gestelde maximumbedragen, rekening houdend met de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de individuele omstandigheden van de inburgeringsplichtige.

Artikel 10 Stimuleringsbonus

Indien de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen heeft afgelegd op het tijdstip zoals opgenomen in de beschikking, benoemd in artikel 8, lid 2 van deze verordening, zal een stimuleringsbonus ter hoogte van het bedrag van de eigen bijdrage worden uitgekeerd.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 24 april 2007 en werkt terug tot en met 1 januari 2007.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet Inburgering gemeente Tilburg.

Algemene toelichting

De Wet inburgering (WI) is op 1 januari 2007 in werking getreden en is in de plaats van de Wet inburgering nieuwkomers (Win) en de verschillende oudkomersregelingen gekomen. De WI regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven.

Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen is behaald (een resultaatsverplichting).

Gemeenten krijgen in de WI een aantal belangrijke taken toebedeeld. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet. Daarnaast hebben gemeenten de taak aan bepaalde groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Een inburgeringsvoorziening leidt inburgeringsplichtigen toe naar het inburgeringsexamen. Ook moeten gemeenten de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringsplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden.

In verband met deze taken draagt de WI gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:

  • 1.

    Regels over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen (artikel 8 WI).

  • 2.

    Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen aan bijzondere groepen inburgeringsplichtigen en over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld (artikel 19, vijfde lid, en artikel 23, derde lid, WI).

  • 3.

    Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 WI).

Regels over de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

Artikel 8 WI bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen. Het gaat dan om informatie over de rechten en plichten uit hoofde van de WI en informatie over het aanbod van inburgeringsvoorzieningen en de toegang tot die voorzieningen.

Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen

Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Voor een aantal bijzondere groepen biedt de wet extra faciliteiten. Gemeenten krijgen de taak om voor deze groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Het gaat om de volgende vier groepen inburgeringsplichtigen:

  • 1.

    nieuw- en oudkomers die algemene bijstand of een uitkering ontvangen die is aangewezen in het Besluit inburgering;

  • 2.

    oudkomers die zelf geen inkomsten uit werk, algemene bijstand of uitkering hebben;

  • 3.

    asielgerechtigde nieuw- en oudkomers;

  • 4.

    nieuw- en oudkomers die werkzaam zijn als geestelijke bedienaar.

Aan inburgeringsplichtigen die behoren tot de eerste twee groepen (nieuw- en oudkomers die een algemene bijstand of een nader aangeduide uitkering ontvangen en oudkomers die zelf geen inkomsten uit werk of uitkering hebben) kán het college een inburgeringsvoorziening aanbieden (artikel 19, eerste lid, WI). Het college is verplicht een inburgeringsvoorziening aan te bieden aan alle asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- en nieuwkomers) en aan nieuw- en oudkomers die werkzaam zijn als geestelijke bedienaar (artikel 19, tweede lid, WI).

Het aanbod behelst een inburgeringsvoorziening die toe leidt naar het inburgeringsexamen en het eenmaal gratis afleggen van dat examen. Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een inburgeringsvoorziening ook uit maatschappelijke begeleiding.

De WI draagt de gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen aan deze vier groepen. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld:

  • -

    De procedure die door het college wordt gevolgd voor het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI).

  • -

    De criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI).

  • -

    De vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI).

  • -

    De rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI).

Het vaststellen van de hoogte van de bestuurlijke boete

Artikel 35 WI draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

Deze verordening is naast de WI en de daarop berustende regelingen, mede gebaseerd op de nota 'Inburgering in Tilburg. Beleidsuitgangspunten 2007 tot en met 2009'.

Artikelsgewijze toelichting

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In het eerste lid zijn definities opgenomen met betrekking tot de in de verordening gebruikte begrippen. Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de ministeriële regelingen op basis van de wet, ook van toepassing zijn op deze verordening.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

In artikel 8 van de WI is bepaald dat de gemeente per verordening vastlegt hoe zij aan haar taak in de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen wat betreft hun rechten en plichten en het aanbod van en de toegang tot de inburgeringsvoorziening, gaat voldoen. In artikel 2 staan de onderwerpen genoemd die in de informatievoorziening in elk geval aan bod komen en de middelen die daarbij in elk geval zullen worden ingezet: het spreekuur inburgering van de sector Sociale Zaken is ingericht om informatie te verstrekken aan alle doelgroepen van inburgering, telefonisch of via een direct gesprek (op afspraak). Bij doelgroepen die een voorziening krijgen aangeboden, vindt informatieverstrekking tijdens de intake en het traject plaats. Daarnaast wordt informatie voor potentiële doelgroepen via de gemeentelijke website en middels schriftelijk voorlichtingsmateriaal verstrekt. Ook zal het nieuwkomersloket van de sector Burgerzaken als informatiekanaal benut worden, evenals andere relevante gemeentelijke loketten zoals het LoketZ. Aanvullend zal naar andere passende vormen gezocht worden. Het derde lid bepaalt dat het college in elk geval aan verzoeken om informatie van de kant van de inburgeringsplichtige zal voldoen.

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

De gemeenteraad moet bij verordening regels stellen met betrekking tot de criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, WI). Artikel 3 van de verordening vormt de uitwerking van deze verplichting.

Artikel 19, tweede lid, van de WI bepaalt dat het college in elk geval een inburgeringsvoorziening aanbiedt aan nieuwkomers en oudkomers met een vluchtelingenstatus en geestelijk bedienaren. Omdat deze bepaling reeds in de WI is opgenomen is deze niet overgenomen in deze verordening.

Artikel 19, eerste lid, WI bepaalt dat het college aan twee groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening kán aanbieden:

  • 1.

    inburgeringsplichtigen die algemene bijstand of een uitkering ontvangen die is aangewezen in het Besluit inburgering;

  • 2.

    oudkomers die zelf geen inkomsten uit werk of uitkering hebben.

Het eerste lid van artikel 3 van deze verordening draagt het college op om vast te stellen aan welke groepen inburgeringsplichtigen (binnen de twee doelgroepen van artikel 19, eerste lid, WI) een inburgeringsvoorziening zal worden aangeboden.

In het tweede lid is - overigens niet in volgorde van importantie - vastgelegd binnen welke kaders het college tot zijn keuze van groepen kan komen. Het is van belang deze kaders niet te eng te definiëren. Te strenge criteria zouden kunnen leiden tot het niet benutten van beschikbare middelen. Om deze reden is in het tweede lid gesproken van ‘voorrang geven aan’. Deze formulering geeft ruimte voor flexibiliteit en voorkomt dat de verordening elk jaar aangepast dient te worden. Voor de inhoud van het tweede lid is aangesloten bij de prioriteiten die zijn benoemd in de nota ‘Inburgering in Tilburg. Beleidsuitgangspunten 2007 tot en met 2009’.

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening

In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, vijfde lid, WI). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden inburgeringsvoorziening samen te stellen.

In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende inburgeringsvoorziening moet vaststellen, genoemd worden de verschillenden factoren die hierbij een rol kunnen spelen. De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijk bedienaren wordt geregeld per ministeriële regeling. Gemeenten hebben niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijk bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven. In artikel 4.24 van het Besluit Inburgering en artikel 4.25 van de Regeling Inburgering, is bepaald dat de gehele inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt aangeboden door een landelijke aanbieder.

Ingeval van uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, kan het voordelen opleveren de inburgeringsvoorziening daarmee te combineren. Uitgangspunt is wel, zo blijkt uit artikel 19, vierde lid, van de wet, dat een aanbod voor een inburgeringsvoorziening aan een uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtige niet wordt gedaan, indien dat diens arbeidsinschakeling belemmert.

De WI bepaalt dat de inburgeringsvoorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (reïntegratievoorziening) als een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden aan een inburgeringsplichtige die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere sociale zekerheidswet of sociale zekerheidsregeling én die verplicht is om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden (artikel 20, eerste lid, WI). Indien in deze specifieke situatie geen reïntegratievoorziening wordt aangeboden, kan de gemeente derhalve geen inburgeringsvoorziening aanbieden. Het college is verantwoordelijk voor het aanbieden van de gecombineerde inburgeringsvoorziening (artikel 20, tweede lid, WI). Het tweede lid draagt het college op om ervoor te zorgen dat de inburgeringsvoorziening wordt afgestemd op de reïntegratievoorziening.

Het derde lid regelt de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgeringsvoorziening aan inburgeringsplichtigen kan aanbieden. In de wet is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toe leidt naar het inburgeringsexamen en het één maal kosteloos afleggen van dat examen (artikel 19, derde lid, WI). Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- én nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, zesde lid, WI). Het onderdeel individuele begeleiding door een casemanager wordt in het Tilburgse beleid als randvoorwaarde tot een succesvol inburgeringsprogramma beschouwd. Om deze reden is dit onderdeel tevens opgenomen in het derde lid. Verder zijn activiteiten gericht op arbeid, opleiding of participatie als aparte onderdelen opgenomen. Er is getracht deze zo ruim mogelijk te benoemen, omdat de concrete invulling nog niet vaststaat. Dit is van belang aangezien inburgeringsplichtigen, zodra zij een aanbod accepteren, ook gehouden zijn deel te nemen aan alle onderdelen.

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, WI).

In artikel 5 wordt geregeld dat de inburgeringsplichtige het bedrag in beginsel in één keer voldoet. De inburgeringsplichtige heeft desgevraagd het recht de eigen bijdrage in maximaal 10 termijnen te betalen. Per beschikking zal het tijdstip waarop word geïnd worden vastgelegd. Artikel 24, eerste lid, WI maakt het bij inburgeringsplichtigen die algemene bijstand ontvangen mogelijk dat het college de eigen bijdrage verrekent met deze uitkering. Als het college wil overgaan tot verrekening, moet dat worden vastgelegd in de beschikking tot toekenning van de inburgeringsvoorziening.

Artikel 6 Opleggen van verplichtingen

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een inburgeringsvoorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de toekenning van de inburgeringsvoorziening deze verplichtingen vast.

Artikel 7 De procedure van het doen van een aanbod

Het doen van een aanbod van een inburgeringsvoorziening kan juridisch gezien worden opgevat als een feitelijke handeling van het college. Dit betekent dat de bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht over het nemen van besluiten in beginsel niet van toepassing zijn. Om die reden zijn in dit artikel enkele procedurele bepalingen opgenomen die er voor moeten zorgen dat het doen van een aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt. Dit is van belang omdat een aanbod de start is van een procedure die – als het goed is – leidt tot een besluit en beschikking tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening.

In het eerste lid van dit artikel wordt geregeld dat het college het aanbod van een inburgeringsvoorziening aan de inburgeringsplichtige op schriftelijke wijze doet. Op deze wijze kan er geen onduidelijk ontstaan over het feit dat het college de inburgeringsplichtige een aanbod heeft gedaan. Het schriftelijke aanbod wordt zoveel mogelijk persoonlijk overhandigd aan de inburgeringsplichtige. Dit zal in de regel geschieden tijdens een gesprek met de casemanager. Het aanbod zal inhoudelijk dezelfde strekking moeten hebben als de uiteindelijke beschikking.

In het tweede lid wordt bepaald dat de inhoud van en rechten en plichten bij het aanbod worden vastgelegd. Hierdoor kan de instemming met het aanbod tevens worden opgevat als instemming met de beschikking tot de toekenning van de inburgeringsvoorziening (die eenzijdig door de gemeente wordt opgelegd). Deze beschikking moet dan wel dezelfde inhoud hebben als het aanbod.

Het derde lid bepaalt dat de inburgeringsplichtige middels ondertekening de acceptatie kenbaar maakt. Een inburgeringsplichtige hoeft een aanbod niet te accepteren. Weigert de inburgeringsplichtige het aanbod, dan zal hij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het inburgeringsexamen. Het vierde lid bevestigt dit gegeven.

Het vijfde lid bepaalt tenslotte dat de gemeente binnen een termijn van twee weken met het besluit tot toekenning van de inburgeringsvoorziening komt.

Artikel 8 De inhoud van de beschikking

In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval bij beschikking moeten worden vast gelegd. Ingeval van een oudkomer, moet het college per beschikking de dag vastleggen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (artikel 26 WI). Binnen vijf jaar ná deze datum moet de inburgeringsplichtige oudkomer het inburgeringexamen hebben behaald. De termijn waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet (artikel 7 WI). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden gemaakt.

Het besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening is in het geval van de doelgroepen zoals genoemd in artikel 19, lid 2, van de WI en artikel 3, tweede lid, van deze verordening een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. Per beschikking zal de toegekende inburgeringsvoorziening, inclusief de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige nauwkeurig moeten worden omgeschreven. Op grond van artikel 23 WI dient de inburgeringsplichtige medewerking te verlenen aan de uitvoering van de inburgeringsvoorziening. Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt. Per beschikking kan worden neergelegd dat de inburgeringsplichtige als onderdeel van de inburgeringsvoorziening op een eerder tijdstip een inburgering-examen moet afleggen. Het ligt voor de hand dat het afleggen van dit examen verplicht wordt gesteld direct nadat de looptijd van de inburgeringsvoorziening is afgelopen. Per beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 5 van de verordening. Er is voor gekozen in de verordening een onderscheid te maken tussen de onderwerpen die in de beschikking ter oplegging van de inburgeringsplicht worden vastgelegd (eerste lid van artikel 8 van deze verordening) en de onderwerpen die in de beschikking voor toekenning van een inburgeringsvoorziening worden vastgesteld (tweede lid). In het geval een inburgeringsplichtige het aanbod tot een inburgeringsvoorziening weigert, kan alleen de beschikking zoals genoemd onder het eerste lid worden opgelegd.

Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

Artikel 35 van de WI draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 van de WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. In lid 1 tot en met 4 van artikel 9 van deze verordening is de hoogte van de boetes bepaald. In de verordening is gekozen de boetebedragen weer te geven als percentages van de bijstandsnorm, zoals ook in de huidige Boeteverordening Wet inburgering nieuwkomers. Rechtsgelijkheid gebiedt dat de hoogte van de bestuurlijke boetes in deze verordening wordt afgestemd op de hoogte van de maatregelen in de Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand. Gekozen is om de hoogte van de boete zoveel mogelijk aan te laten sluiten bij de maximale bedragen in artikel 34 van de WI. De kans dat een inburgeringsplichtige zijn plicht ‘afkoopt’ middels het betalen van bestuurlijke boetes wordt op deze wijze zo veel mogelijk ingeperkt.

De boetes die in de verordening worden opgenomen, zijn geen gefixeerde bedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook zonodig rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 38, tweede lid, WI). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan of gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige, afwijking van de hoogte van de voorgeschreven boete geboden is. Afwijking van de standaardboete kan zowel een verhoging als een verlaging betekenen, zij het dat de verhoging niet het maximumbedrag van artikel 34 WI te boven mag gaan. Lid 6 van artikel 9 van deze verordening gaat in op deze bepalingen.

Artikel 10 Stimuleringsbonus

In dit artikel is bepaald dat een bonus kan worden verdiend ter hoogte van de eigen bijdrage, indien de inburgeringsplichtige binnen de in de beschikking gestelde termijn het inburgeringsexamen aflegt. Deze bonusregeling is opgenomen als een extra stimulans tot het (succesvol) afronden van het inburgeringsprogramma.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 12 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 16 april 2007

de griffier, de voorzitter,

Inburgering in Tilburg

Beleidsuitgangspunten 2007 tot en met 2009

1. Inleiding

Op 1 januari 2007 is de Wet Inburgering (WI) in werking treden. Deze wet vervangt de Wet Inburgering Nieuwkomers (WIN) uit 1998 en de oudkomersregelingen, en houdt een ingrijpende breuk met het inburgeringsverleden in.

De WI kent een grote regeldichtheid, maar desondanks is er op meerdere terreinen ruimte voor gemeentelijke beleidsvrijheid. In deze nota zal worden ingegaan op de wet zelf, de beleidsmatige marges waarbinnen we hem gaan implementeren en uitvoeren en de financiën die daarmee gemoeid zijn. De reden waarom deze nota zo laat wordt voorgelegd is een nogal complexe en wordt in hoofdstuk 5 toegelicht. Deze nota vormt tegelijkertijd de basis voor de Verordening Wet Inburgering, die de gemeenteraad op grond van diverse artikelen in de WI dient vast te stellen.

Op dit moment verkeert de gemeente Tilburg in een vergevorderd stadium van overleg met de regiogemeenten over samenwerking binnen het kader van de WI. Dit traject is nog niet formeel afgerond. Voorliggende nota heeft derhalve alleen betrekking op Tilburg. De resultaten van dit proces om te komen tot een regionaal samenwerkingsverband zullen in een later stadium ter informatie worden voorgelegd.

In de nota is de input meegenomen zoals die naar voren is gekomen in de beraadslaging over de gefaseerde invoering van de WI in de raadscommissie Maatschappij op 12 februari 2007.

De opbouw van onderliggende nota is als volgt. Eerst zullen hieronder de hoofdlijnen van de WI worden beschreven. Vervolgens wordt ingegaan op de te maken beleidskeuzes. Het hoofdstuk daarna handelt over de gevolgen van de WI voor onder meer de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) en de huidige regionale samenwerking. In de laatste twee hoofdstukken komen de tijdplanning en de begroting aan bod.

Tilburg, februari 2007

2. De WI in hoofdlijnen

De kern van de WI wordt gevormd door een algemene inburgeringsplicht voor alle vreemdelingen die legaal in Nederland verblijven anders dan voor een tijdelijk doel (met uitzondering van geestelijke bedienaren).

De inburgeringsplicht geldt echter niet voor de vreemdeling die:

  • -

    jonger dan 16 jaar of ouder dan 65 jaar is

  • -

    ten minste 8 jaren tijdens de leerplichtige leeftijd in Nederland heeft verbleven

  • -

    in het bezit is van een in het Besluit Inburgering aangewezen diploma, certificaat of ander document

  • -

    volledig leerplichtig is

  • -

    een opleiding volgt waarvan de afronding leidt tot uitreiking van een in het Besluit Inburgering aangewezen diploma, certificaat of ander document

  • -

    onderdaan is van een lidstaat van de EU/EER of Zwitserland

  • -

    op grond van internationale verdragen of besluiten geen inburgeringsplicht kan worden opgelegd

  • -

    op 1 januari 2007 60 jaar of ouder was

Ontheffing van de inburgeringsplicht is mogelijk op basis van psychische, verstandelijke en lichamelijke belemmeringen.

De inburgeringsplicht omvat een tweetal componenten:

  • 1.

    Verwerving van mondelinge en schriftelijke vaardigheden van de Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse samenleving.

  • 2.

    Behalen van het inburgeringsexamen, bestaande uit een centraal onderdeel en een praktijkonderdeel. Nieuwkomers dienen dit examen binnen 3½ jaar na ontvangst van de gemeentelijke beschikking te behalen. Zij moeten daartoe op alle onderdelen taalniveau A2 scoren. Oudkomers moeten het examen binnen 5 jaar na ontvangst van de gemeentelijke beschikking behalen. Zij slagen als zij voor de schriftelijk vaardigheden (lezen en schrijven) niveau A1 en voor de mondelinge vaardigheden (spreken en luisteren) niveau A2 halen. Het inburgeringsexamen kent twee varianten: Opvoeding, Gezondheid en Onderwijs (OGO) & Burgerschap en Werk & Burgerschap voor bemiddelbare uitkeringsgerechtigden.

2.1. Taken van de gemeente

De gemeente krijgt in het nieuwe inburgeringsstelsel de volgende taken:

  • 1.

    Het informeren van inburgeraars over hun plichten en rechten.

  • 2.

    Het handhaven van inburgeraars die een inburgeringsplicht hebben, door het opleggen van sancties in de vorm van het opleggen van een bestuurlijke boete of maatregel wanneer de inburgeringsplichtige in strijd met de WI en/of gemeentelijke verordening handelt. Bij het opleggen van een boete dienen verwijtbaarheid en ernst van de overtreding in ogenschouw te worden genomen. De volgende boetemaxima gelden voor de volgende overtredingen:

    • ·

      € 250,- voor het niet verschijnen bij de gemeente na een intakeoproep.

    • ·

      € 500,- voor het niet behalen van het inburgeringsexamen of het geen medewerking verlenen aan de uitvoering van de aangeboden inburgeringsvoorziening.

    • ·

      € 1000,- voor het wederom niet behalen van het inburgeringsexamen na vaststelling van een nieuwe termijn (maximaal 2 jaar) door het college waarbinnen het inburgeringsexamen alsnog behaald diende te worden.

Indien de inburgeringsplichtige het examen niet haalt kan de gemeente er ook voor kiezen om:

  • -

    De termijn te verlengen waarbinnen het examen behaald dient te worden, indien de inburgeringsplichtige aannemelijk maakt dat hem geen verwijt treft ter zake van het niet behalen van het examen.

  • -

    Ontheffing van de inburgeringsplicht te verlenen, indien op grond van door de inburgeringsplichtige aantoonbaar geleverde inspanningen geconcludeerd kan worden dat het voor hem redelijkerwijs niet mogelijk is het inburgeringsexamen te behalen.

Zolang het inburgeringsexamen niet is gehaald komt de inburgeringsplichtige niet in aanmerking voor een zelfstandige verblijfsvergunning of verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, tenzij de inburgeringsplichtige ontheffing van de inburgeringsplicht is verleend.

3.Het faciliteren (inkopen en verstrekken van trajecten) voor:

  • ·

    Uitkeringsgerechtigde vreemdelingen

  • ·

    Vreemdelingen met een verblijfsvergunning bepaalde of onbepaalde tijd asiel

  • ·

    Oudkomers zonder eigen inkomsten uit arbeid of uitkering

  • ·

    Geestelijke bedienaren

De faciliterende taak van de gemeente dient nader toegelicht te worden. De gemeente is wettelijk verplicht om alle vreemdelingen met een vluchtelingenstatus, ongeacht het feit of ze uitkeringsgerechtigd of niet-uitkeringsgerechtigd zijn, én geestelijke bedienaren een inburgeringstraject aan te bieden. Aan oudkomers zonder eigen inkomsten uit arbeid of uitkering en uitkeringsgerechtigden met een verblijfsvergunning regulier kán de gemeente een aanbod doen. Het inburgeringsaanbod aan (bemiddelbare) uitkeringsgerechtigden mag uitsluitend worden gedaan in combinatie met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Voor de faciliterende taak ontvangen gemeenten jaarlijks een voorschot per inburgeringstraject. De vreemdeling die een aanbod krijgt dient wel een eigen bijdrage te betalen van € 270,- voor dit aanbod waar hij wettelijk maar één keer recht op heeft. Op de financiering zal in hoofdstuk 6 gedetailleerder worden ingegaan. Belangrijk om nu te melden is dat de gemeente in een verordening dient aan te geven welke prioriteitstelling zij hanteert bij het aanbieden van trajecten aan inburgeraars. Immers, om uitvoeringstechnische en financiële redenen kan de gemeente de omvangrijke doelgroep alleen gefaseerd bedienen.

Daarnaast biedt de WI de gemeente de mogelijkheid om aan vreemdelingen die geen aanbod krijgen de inburgeringsplicht per beschikking op te leggen. De gemeente heeft dan alleen nog een informatie- en handhaaffunctie naar deze groep toe. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige zelf de kosten betaalt van het traject dat hem moet voorbereiden op het examen. Hiervoor kan een lening afgesloten worden bij de IB-Groep ter hoogte van maximaal € 5.000,-. De lening is niet renteloos. Indien de inburgeringsplichtige het examen binnen 3 jaar heeft behaald en een cursus heeft ingekocht bij een instelling met een keurmerk, heeft hij recht op een gemaximeerde vergoeding, waarmee de lening voor een deel kan worden terugbetaald aan de IB-Groep.

De verschillen tussen de inburgering oude stijl en de WI zijn hieronder in hoofdlijnen weergegeven:

WIN (1998) en oudkomersregelingen (2000)

Wet Inburgering (2007)

Inspanningsverplichting (deelname aan cursus)

Resultaatverplichting (halen inburgeringsexamen)

Regierol gemeente

Eigen verantwoordelijkheid, regierol gemeente voor bepaalde doelgroepen

Overheid betaalt de kosten

Inburgeraar betaalt zelf de kosten met uitzondering van specifieke groepen

Toets na cursus zonder consequenties (geen examen, maar momentopname)

Verplicht examen dat behaald moet worden (op straffe van sancties)

Verplichte inkoop nieuwkomers bij ROC; oudkomers vrije markt

Vrije inburgeringsmarkt voor beide doelgroepen

Inburgering boven werk

Werk boven inburgering

2.2. Inburgering van genaturaliseerden en westerse vreemdelingen

Het kabinet had aanvankelijk de intentie om ook (genaturaliseerde) personen met de Nederlandse nationaliteit middels de WI inburgeringsplichtig te maken. De Raad van State heeft dit afgeraden, vanwege de grote juridische risico's die hieraan kleven. De minister van Vreemdelingenzaken en Integratie heeft dit advies overgenomen. Toch zijn er nog steeds inburgeringsbehoeftige personen onder de genaturaliseerden en onderdanen van een lidstaat van de EU, EER en Zwitserland.

Middels een aparte regeling heeft het Rijk gemeenten in staat gesteld om ook de leden van deze groep een inburgeringsvoorziening aan te bieden. De G31 moeten de kosten van dit aanbod wel dekken uit de budgetten die zij krijgen voor de WI. Genaturaliseerde Nederlanders en westerse vreemdelingen moeten aan vergelijkbare voorwaarden voldoen als niet-westerse vreemdelingen om een trajectaanbod te kunnen krijgen, echter bij de eersten is geen sprake van een inburgeringsplicht, maar van vrijwillige deelname op basis van een met de gemeente gesloten overeenkomst. Zij zijn in de terminologie van de WI dus inburgeringsbehoeftig, terwijl niet-westerse vreemdelingen inburgeringsplichtig zijn.

3. Nieuwe beleidsuitgangspunten

De WI maakt de formulering van nieuwe beleidsuitgangspunten noodzakelijk, aangezien deze wet duidelijk andere accenten en doelstellingen heeft en daarmee een drastische breuk inhoudt met het inburgeringsverleden. Deze uitgangspunten betreffen thema's waarop gemeenten van het Rijk ruimte krijgen om eigen beleid te formuleren. Deze thema's worden hieronder besproken. De keuzes die inzake deze thema's worden gemaakt vormen de marges waarbinnen het nieuwe inburgeringsstelsel zal worden geïmplementeerd en uitgevoerd.

3.1. Ambitie

Strikt genomen zou gekozen kunnen worden voor een minimale beleidsvariant met betrekking tot de doelstelling van het nieuwe inburgeringsstelsel. Dit zou inhouden dat onze ambitie begrensd blijft bij een streven om zo veel mogelijk mensen te laten slagen voor het inburgeringsexamen. In feite is de kern van onze ambitie al geformuleerd in de Kaderstellende notitie Integratie en Participatie 'Allemaal Tilburgers' (2005):

"Zoveel mogelijk Tilburgers moeten het Nederlands in voldoende mate beheersen om daadwerkelijk deel te kunnen nemen aan de Tilburgse gemeenschap."

We kiezen dus nadrukkelijk niet voor de minimale variant: we willen meer. Inburgering vormt voor ons het voorportaal van blijvende maatschappelijke participatie op het gebied van arbeid, vrijwilligerswerk en onderwijs. Het zou immers zonde zijn om niet door te pakken op de investering in mensen die een inburgeringstraject hebben doorlopen en (met succes) het examen hebben afgelegd. Uitkeringsgerechtigden dienen werk te bemachtigen en blijven onder de regie van de gemeente vallen zolang ze daar nog niet in zijn geslaagd. Het risico op verdamping van de inburgeringsinvestering is het grootst bij de niet-uitkeringsgerechtigden (vaak vrouwen). Deze groep moet extra gestimuleerd worden om na het inburgeringstraject betaald werk te verrichten, een opleiding te volgen, vrijwilligerswerk te doen of anderszins te participeren in de samenleving. Dit sluit nadrukkelijk aan bij de wensen en behoeften die leven onder de doelgroep zelf (zie Sociale atlas van vrouwen uit etnische minderheden, Sociaal-Cultureel Planbureau), maar ook in de samenleving als geheel. Bovendien sluiten we met deze ambitie van blijvende maatschappelijke participatie aan bij de doelstellingen van het nieuwe kabinet. In het coalitieakkoord tussen het CDA, de PvdA en ChristenUnie zijn de partijen het volgende overeengekomen:

"Inburgering wordt verdiept: het gaat om ‘meedoen’ in de breedste zin van het woord."

Het stimuleren van blijvende deelname aan de Tilburgse gemeenschap via werk, opleiding en vrijwilligerswerk moet wel worden georganiseerd. Dit kan gerealiseerd worden middels de inkoop of subsidiëring van natrajecten, zoals reïntegratietrajecten voor niet-uitkeringsgerechtigden en schakeltrajecten naar kwalificerende opleidingen. Het inburgeringstraject en het natraject moeten dan wel naadloos op elkaar aansluiten.

Om blijvende participatie te kunnen realiseren zullen middelen uit het W-deel van de Wet Werk en Bijstand (WWB), de WEB-middelen en andere relevante budgetten integraal worden ingezet. Natrajecten mogen namelijk niet gefinancierd worden met inburgeringsmiddelen. Nadere inhoudelijke voorstellen rondom de idee van blijvende participatie zullen vóór de zomer van 2007 worden voorgelegd. Ook met betrekking tot inburgeraars die het inburgeringsexamen niet kunnen halen. Bekeken moet worden wat de gemeente nog voor deze groep kan betekenen op het gebied van participatie. Ervaringen uit de pilots 'Reïntegratie van niet-uitkeringsgerechtigde voormalige nieuwkomers' (Alexander Calder) en 'Taalparticipatie in de wijk' zullen daarin worden meegenomen.

3.2. Prioriteitstelling met betrekking tot de doelgroep

De gemeente ontvangt een bedrag van bijna € 10.000.000,- om in 2007, 2008 en 2009 650 uitkeringsgerechtigde en 1.238 niet-uitkeringsgerechtigde of niet-bemiddelbare (zowel inburgeringsplichtige als –behoeftige) inburgeraars te bedienen. Meer hierover in het onderdeel 'Begroting'. Nu kan volstaan worden met de constatering dat bij een dergelijke omvang alleen een gefaseerde aanpak reëel is, uit uitvoeringstechnisch en uit financieel oogpunt.Daarom dient er een prioriteitstelling vastgesteld te worden die zal worden verwerkt in een verordening. De kenmerken van de potentiële doelgroep worden hieronder omschreven.

Kenmerken doelgroep

De doelgroep potentiële inburgeringsplichtigen in Tilburg is omvangrijk. Het Team Onderzoek en Informatie van Beleidsontwikkeling heeft becijferd dat ongeveer 3.500 personen onder de WI gaan vallen. Dit is de bruto omvang, aangezien het bestand ook personen bevat die op basis van hun prestaties in het WIN-programma, oudkomerstraject of hun schooldiploma ontheven kunnen worden van de inburgeringsplicht.

Verblijfstitel

Ongeveer 50% heeft een verblijfsvergunning bepaalde tijd regulier, 2% een verblijfsvergunning bepaalde tijd asiel en 7,5% een verblijfsvergunning onbepaalde tijd asiel. De rest van de populatie heeft in overgrote meerderheid een verblijfsvergunning onbepaalde tijd regulier.

Herkomst

Opvallend is het grote aandeel Turkse staatsburgers. Bijna 40% van de potentieel inburgeringsplichtigen heeft de Turkse nationaliteit, tegenover 18% Marokkanen, 14% overige Afrikanen en 12% Aziaten.

Spreiding over de wijken

De meeste potentieel inburgeringsplichtigen (in absolute aantallen) wonen in Stokhasselt, Vlashof, Het Zand, Het Wandelbos, Korvel en Groenewoud.

Verdeling geslacht, leeftijd en verblijfsduur

Iets meer dan de helft van de populatie is vrouw (55%), tegenover 45% mannen.

16 tot en met 24 jaar

17%

25 tot en met 34 jaar

40%

35 tot en met 44 jaar

27%

45 tot en met 54 jaar

12%

55 jaar en ouder

4%

< 5 jaar in Nederland

35%

5 jaar - < 10 jaar in Nederland

30%

10 jaar - > 10 jaar in Nederland

35%

Inkomenssituatie

Ongeveer eenderde van de potentiële inburgeringsplichtigen is uitkeringsgerechtigd.

Kinderen

52% van de doelgroep heeft minderjarige kinderen, 48% heeft geen minderjarige kinderen.

De groep potentiële inburgeringsbehoeftigen is veel omvangrijker. Tilburg telt naar schatting 20.000 allochtonen (bijvoorbeeld westerse allochtonen en genaturaliseerde niet-westerse allochtonen) die inburgeringsbehoeftig kunnen zijn. Er is geen uitgebreide statistische exercitie ondernomen om de kwalitatieve kenmerken van de inburgeringsbehoeftigen in beeld te brengen.

Kaders prioriteitstelling

Het verdient aanbeveling om de prioriteitstelling met betrekking tot het doen van een trajectaanbod niet gedetailleerd uit te werken. Er moet voldoende ruimte zijn voor flexibiliteit en vrijheid van handelen voor het college, het verantwoordelijke orgaan voor de uitvoering van de WI. Temeer daar in de Verordening WI aangegeven dient te worden hoe en aan welke doelgroepen een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden. Daarom benoemen we hieronder een aantal groepen die voorrang krijgen bij het vaststellen door het college van de groep of groepen inburgeraars waaraan een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden. Binnen deze kaders kan het college een meer gedetailleerde prioriteitstelling vaststellen en deze, bijvoorbeeld jaarlijks, ter kennisname aan de raad aanbieden.

Hierbij moet opgemerkt worden dat de gemeente eenvoudigweg wettelijk verplicht is om vreemdelingen met een asielstatus en geestelijke bedienaren een traject aan te bieden. Omdat er geen sprake is van keuzevrijheid bij asielgerechtigden en geestelijke bedienaren zijn deze hieronder buiten de opsomming van voorrangsgroepen gelaten, die overigens niet in volgorde van importantie is opgesteld.

1. Personen die uitstromen uit inburgeringstrajecten oude stijl

De belangrijkste voorrangsgroep vormen de personen die in 2007 en latere jaren een inburgeringsprogramma op basis van de WIN, de Oudkomersregeling 2006 of WEB afronden en desondanks geen vrijstelling kunnen krijgen van de inburgeringsplicht, vanwege onvoldoende resultaat of het niet beschikken over een door het Rijk erkend certificaat. Zowel de gemeente als de inburgeringsplichtige is gebaat bij een gecontinueerde, ononderbroken leerlijn. In 2009 vervalt deze prioriteitscategorie overigens. Deze categorie is tijdelijk omdat voor de zojuist genoemde inburgerinswetten en -regelingen een sterfhuisconstructie geldt (zie hoofdstuk 'Gevolgen WI voor de WEB' hieronder).

2. Inburgeraars met het ouderlijke gezag over één of meer minderjarige kinderen

Over de argumenten voor deze keuze kunnen we kort zijn. De investering in deze groep krijgt immers ook zijn weerslag op de opvoeding van minderjarigen. Kinderen worden bijvoorbeeld minder belast met vertaalwerk voor hun ouders, terwijl het begrip voor en betrokkenheid bij de leefwereld van kinderen bij allochtone opvoeders middels inburgering kan worden vergroot.

3. Vreemdelingen met een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd

Deze groep vreemdelingen wordt om meerdere redenen als voorrangsgroep aangemerkt. De vergunning voor onbepaalde tijd volgt op de vergunning voor bepaalde tijd. Echter, met de invoering van de WI gaat dit niet vanzelf. De Vreemdelingenwet is zodanig aangepast dat geen verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd kan worden verkregen zolang de vreemdeling het inburgeringsexamen niet heeft behaald. Daardoor kan lange tijd onduidelijk blijven of iemand voor onbepaalde tijd in Nederland mag verblijven, wat niet bevorderlijk is voor het individuele integratieproces. Verblijfszekerheid vormt immers de basis van dit proces. Daarom willen wij zo veel mogelijk inburgeringsplichtigen faciliteren om aan deze plicht te voldoen en willen daarmee hun juridische verblijfszekerheid versterken. Bovendien vormt deze groep vreemdelingen de meerderheid onder de inburgeringsplichtigen. Verder zijn houders van de vergunning voor bepaalde tijd meestal jong en kort in Nederland, waardoor investeren in de vorm van inburgering doorgaans meer rendement oplevert: zij hebben nog een leven voor zich en hebben vaker minderjarige kinderen of krijgen deze nog.

4. Uitkeringsgerechtigden

In de met het Rijk gemaakte afspraken is afgesproken dat eenderde van de beschikbare trajecten ingezet zullen worden voor bemiddelbare uitkeringsgerechtigden. In deze trajecten moeten inburgering en reïntegratie gecombineerd worden aangeboden. Het belang dat aan deze groep wordt gehecht behoeft weinig betoog. Het verwerven van een plek op de arbeidsmarkt kan een enorme stimulans betekenen voor de zelfredzaamheid, vitaliteit, sociaal-economische onafhankelijkheid en daarmee voor het integratieproces van uitkeringsgerechtigden. Gebrek aan kennis van de Nederlandse taal en samenleving vormt één van de grootste belemmeringen voor toetreding tot de arbeidsmarkt.

Opgemerkt moet worden dat niet-bemiddelbare uitkeringsgerechtigden ook onder de inburgeringsplicht vallen. De gemeente kan hen echter alleen een voorziening aanbieden die gericht is op de variant OGO & Burgerschap van het inburgeringsexamen.

5. Zelfmelders

Om eigen initiatief en enthousiasme niet af te remmen, maar juist te stimuleren merken we tot slot de 'zelfmelders' als voorrangsgroep aan. Zelfmelders zijn inburgeringsplichtigen die zichzelf melden bij de gemeente met het verzoek hen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Verwacht wordt dat er vanuit deze groep voldoende belangstelling zal zijn, bijvoorbeeld vanwege het gegeven dat het officiële inburgeringsexamen ook de naturalisatietoets gaat vervangen.

Hierboven zijn de voorrangsgroepen gedefinieerd. Tot slot kiezen we ervoor om één minst prioritaire groep te benoemen: inwoners van Tilburg van 55 jaar tot en met 64 jaar met een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd regulier of asiel. Deze groep is zeer klein in omvang, de leden ervan hebben doorgaans geen minderjarige kinderen en wonen al lang in Nederland. Personen die in deze leeftijdscategorie vallen maar een verblijfsvergunning bepaalde tijd hebben, krijgen alleen een aanbod (en daarmee de inburgeringsplicht opgelegd) als zij hier zelf voor kiezen. Zij worden wel actief benaderd.

Verplichting en motivatie

In de WI spelen verplichtingen en sancties een voorname rol. Met het verplichtende karakter van de wet hebben we geen moeite. Wat we echter niet willen is dat dit aspect ons beleid domineert. In de uitvoeringspraktijk gaan we daarom zo veel mogelijk proberen personen die we een traject willen aanbieden intrinsiek te motiveren. We hebben liever dat inburgeraars nut en noodzaak van inburgering zelf inzien. Dit aspect nemen we daarom nadrukkelijk mee bij de voorlichting en werving van inburgeraars en de inhoudelijke vormgeving van trajecten.

3.3. Inrichting informatiefunctie

De WI verplicht gemeenten om inburgeraars te informeren over hun rechten en plichten. De wijze waarop gemeenten de informatiefunctie oppakken dienen zij weer te geven in een verordening. Gekozen kan worden voor een minimale invulling van de informatiefunctie waarbij naast een informatiecampagne van het Rijk, alleen mensen die de inburgeringsplicht krijgen opgelegd worden geïnformeerd. Wij kiezen er echter voor om naast de nationale campagne en het informeren van klanten, de kennis rondom de WI zo diep en breed mogelijk in de samenleving te brengen. Dit is des te belangrijker aangezien de reikwijdte van de WI tot veel vragen en misschien zelfs onbegrip kan leiden in de stad. Het feit dat naast nieuwkomers en uitkeringsgerechtigde oudkomers in principe alle overige niet-westerse vreemdelingen ook inburgeringsplichtig zijn, is immers een nieuw en voor veel burgers wellicht verrassend element.

Diep en breed betekent dat we de informatieverstrekking niet overlaten aan slechts één fysiek loket, maar alle relevante kanalen en instrumenten benutten. Dat zal voor een deel zoeken, doen en leren - dus een proces - worden. We gaan in ieder geval gebruik maken van een dagelijks spreekuur bij het Team Inburgering van de sector Sociale Zaken, van het nieuwkomersloket bij de sector Burgerzaken, overige relevante gemeentelijke loketten (zoals het LoketZ), instellingen, de gemeentelijke website en schriftelijk voorlichtingsmateriaal. De deskundigheidsbevordering inzake de WI zal actief ter hand worden genomen richting professionals werkzaam bij de relevante afdelingen van de gemeente en bij instellingen, kaders van zelforganisaties en allochtone opinieleiders.

3.4. Handhavingsfunctie

De WI maakt het gemeenten mogelijk om personen die géén aanbod van de gemeente krijgen, zoals werkende oudkomers of nieuwkomers zonder uitkering, de inburgeringsplicht op te leggen door middel van de afgifte van een beschikking. De gemeentelijke rol blijft dan beperkt tot informatieverstrekking en handhaving, of met andere woorden: na 3½ jaar (nieuwkomers) of 5 jaar (oudkomers) controleren of de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen heeft behaald. Zo niet, dan kan de gemeente een boete opleggen. Inburgeringsplichtigen uit deze 'handhaafgroep' dienen hun inburgeringstraject overigens zelf te financieren, eventueel middels een lening bij de IB-Groep.

We gaan nieuwkomers die we geen aanbod mogen doen handhaven. Deze groep nieuwkomers bestaat helemaal uit gezinsmigranten met een reguliere verblijfsvergunning en zonder uitkering. Het zijn mensen die zich voor het eerst in Nederland vestigen en vooraf op de hoogte waren van de verplichtingen die hier gelden.

Dit ligt echter anders bij oudkomers. Wij vinden het onverantwoord om inwoners van Tilburg die soms al enkele decennia in Nederland wonen een educatieve plicht op te leggen zonder te zorgen voor degelijke faciliteiten. Bovendien is het maar de vraag of deze categorie oudkomers in die mate zelfredzaam is dat zij de in de WI veronderstelde 'eigen verantwoordelijkheid' adequaat kunnen oppakken en invullen.

Het wordt echter een andere zaak wanneer de gemeente besluit om een oudkomer een inburgeringsvoorziening aan te bieden, en de oudkomer weigert vervolgens het aanbod. In die gevallen leggen we de inburgeringsplicht toch op en dient de oudkomer zelf zorg te dragen voor een degelijke voorbereiding op het inburgeringsexamen.

Nadere voorstellen inzake de handhavingsfunctie, bijvoorbeeld met betrekking tot de hoogte van boetes, zullen apart in de vorm van een voorstel verordening WI worden voorgelegd.

3.5. Klantregie

Op dit moment beschikken we middels het Team Inburgering van de sector Sociale Zaken, dat nu ruim twee jaar operationeel is, over een goed functionerende infrastructuur op het gebied van klantregie voor inburgeraars. Die infrastructuur gaan we in stand houden. Uit noodzaak. De doelgroep heeft te maken met een relatief geringe mate van zelfredzaamheid en betrekkelijk zware problematiek op meerdere terreinen. Vaak zullen meerdere trajecten gelijktijdig moeten worden ingezet. Dat vereist coördinatie en management. Daarom gaan we het casemanagement als standaardonderdeel van het dienstverleningspakket aanbieden aan inburgeraars die van ons een aanbod krijgen. Als caseload hanteren we voorlopig de formule 1 casemanager op 70 klanten voor uitkeringsgerechtigde inburgeraars en 1 casemanager op 100 klanten voor niet-uitkeringsgerechtigde inburgeraars. Na één jaar met deze caseload te hebben gewerkt gaan we bezien of bijstelling van deze norm noodzakelijk is.

Nieuwkomers die we de inburgeringsplicht opleggen en die geen aanbod van de gemeente krijgen zullen worden gehandhaafd en geïnformeerd door een consulent nieuwkomers. Het consulentschap is een minder intensieve vorm van klantregie.

De kosten die met de klantregie gepaard gaan staan beschreven in het begrotingsdeel van deze nota.

3.6. Gemeentelijk aanbod

De gemeente dient inburgeringsvoorzieningen in te kopen die inburgeraars voorbereiden op één van de twee profielen van het inburgeringsexamen:

  • 1.

    Werk & Burgerschap

  • 2.

    OGO & Burgerschap

De trajecten voor bemiddelbare uitkeringsgerechtigden dienen samenlooptrajecten te zijn: inburgering gecombineerd met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

Aanbesteding

De trajecten dienen vanwege de hoogte van de bedragen ingekocht te worden middels een Europese openbare aanbesteding. Voorop staat dat we via deze aanbesteding een aanbod willen vormgeven dat zo nauw mogelijk aansluit bij de behoeften van de doelgroep (maatwerk), zo veel mogelijk keuzemogelijkheden bevat voor de inburgeraar en de casemanager (variatie) en inburgeraars zo goed mogelijk voorbereidt op het inburgeringsexamen (effectiviteit). Uiteindelijk is de keuze die de casemanager maakt uiteraard doorslaggevend.

Maatwerk, variatie en effectiviteit willen we bereiken via een zorgvuldig inkoopproces. De afdeling Onderwijs en Jeugd en de sector Sociale Zaken zijn bezig samen dit proces te trekken. Daarbij bieden we de uitvoering, die dagelijks contact heeft met de doelgroep, het Participatieteam Allochtone Vrouwen en de Klantenraad Werk en Bijstand volop de gelegenheid om input te leveren. Maatwerk betekent voor ons ook beschikken over geschikte cursuslocaties. Een centraal aanbod zal voor veel inburgeraars geen probleem of zelfs wenselijk zijn. Bij niet-uitkeringsgerechtigde oudkomers en uitkeringsgerechtigde vrouwen op met name de activeringstrede kan het raadzaam zijn om een decentraal aanbod in de wijk te realiseren in verband met sociaal-culturele en fysieke drempels.

Tegelijkertijd zetten we als gemeente in op de ontwikkeling van een stabiele, efficiënte en effectieve keten van uitvoerders. Het instrument van aanbesteding zullen we daarom benutten om partners te selecteren die in staat zijn gezamenlijk een dergelijke keten op te bouwen. De mogelijkheid om contracten te verlengen moet nadrukkelijk ingebouwd worden.

Eigen bijdrage en stimuleringsbonus

De WI bepaalt dat een inburgeraar voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld, een eigen bijdrage is verschuldigd van € 270,-. De gemeente dient bovendien in een verordening regels op te stellen omtrent de inning van de eigen bijdrage. Dat gaan we ook doen. Echter, om het gemeentelijke aanbod zo aantrekkelijk mogelijk te maken en om inburgeraars vooral positief te stimuleren (zie uitgangspunt 4), roepen we een stimuleringsbonus in het leven. Deze bonus, ter hoogte van de eigen bijdrage, kan door de inburgeraar worden verdiend wanneer hij of zij binnen de door het college gestelde termijn het inburgeringsexamen aflegt. Ook wordt deze bonusregeling toegepast om inburgeraars extra te stimuleren het inburgeringsprogramma (succesvol) af te ronden. Hier ligt tevens een financieel belang voor de gemeente: 70% van onze rijksvergoeding per traject is pas gegarandeerd na deelname van de inburgeraar aan het examen. Waar mogelijk wordt de stimuleringsbonus verrekend met de eigen bijdrage.

Maatschappelijke begeleiding

Maatschappelijke begeleiding dient volgens de WI onderdeel uit te maken van de inburgeringsvoorziening die is vastgesteld voor houders van een verblijfsvergunning bepaalde of onbepaalde tijd asiel. In Tilburg hebben we al eerder bepaald dat maatschappelijke begeleiding - die verzorgd wordt door Stichting Nieuwkomers en Vluchtelingenwerk (SNV) onder de productnaam individuele maatschappelijke begeleiding (IMB) - wordt geboden aan nieuwkomers met intensieve problematiek, ofwel vooral aan nieuwkomers met een vluchtelingenstatus, en niet aan traditionele gezinsmigranten. De reguliere instanties zijn onvoldoende in staat om de groep vluchtelingennieuwkomers adequaat te bedienen; de toegelaten vluchteling weet de instellingen vaak niet te vinden. In deze situatie is IMB voor de duur van in principe één jaar gerechtvaardigd. Na deze periode van een jaar dient de statushouder in staat te worden geacht om zelf zijn weg in de samenleving te vinden.

We kiezen ervoor om deze lijn te handhaven en geen IMB aan te bieden aan oudkomers met een vluchtelingenstatus. De maatschappelijke begeleiding van deze groep zal met name in de vorm van voortgangsgesprekken verzorgd worden door de casemanager, die een regulier traject of voorziening kan inschakelen op het moment dat de problematiek te intensief is of wordt.

Kinderopvang

Kinderopvang vormt een belangrijke randvoorwaarde voor een succesvol inburgeringstraject. Wij gaan hier dan ook serieus op inzetten. Met de inwerkingtreding van de WI is de Wet Kinderopvang gewijzigd. Inburgeringsplichtigen kunnen door deze wijziging aanspraak maken op een tegemoetkoming in de kosten van de kinderopvang. De kinderopvang voor deze groep zal worden geregeld via de reguliere kanalen, die bijvoorbeeld ook gelden voor uitkeringsgerechtigden. Voor inburgeringsbehoeftigen zal nog een constructie worden voorgesteld. Hiervoor is jaarlijks een bedrag van ruim € 300.000,- (budget cursistenkinderopvang) beschikbaar. Hieruit moet ook de kinderopvang voor WEB-klanten worden gefinancierd. Vanwege te veel onbekende gegevens is het niet zinvol om nu financiële aannames te doen. De kinderopvang voor inburgeringsbehoeftigen zal in een later stadium worden voorgelegd, waarbij ingegaan zal worden op de financiële én inhoudelijke aspecten.

4. Gevolgen WI voor de WEB, WIN en regionale samenwerking

Met de gemeenten in Midden-Brabant wordt binnen het verband van het Regionaal Overleg Educatie Midden-Brabant (ROEM) al jaren samengewerkt op het gebied van educatie en inburgering. De WI gaat echter een geheel nieuwe situatie creëren, bijvoorbeeld omdat deze wet de educatie en inburgering uit elkaar trekt, terwijl zij voorheen nadrukkelijk waren vervlochten.

4.1. Noodzaak herijking educatiebeleid

De WEB-middelen zijn, naast de nieuwkomers- en oudkomersmiddelen, door de gemeente jarenlang ingezet om allochtone Tilburgers in te laten burgeren. De WEB is vanaf de datum van inwerkingtreding van de WI (1 januari 2007) echter niet meer zonder restricties toegankelijk voor nieuwe starters die onderwijs willen volgen in de Nederlandse taal en samenleving. Een inburgeringsplichtige of inburgeringsbehoeftige mag vanaf deze datum niet meer beginnen aan een inburgeringstraject dat vanuit de WEB wordt bekostigd, tenzij hij of zij:

  • -

    vrijgesteld is van de inburgeringsplicht vanwege bezit van bepaalde certificaten of diploma’s

  • -

    ontheffing heeft gekregen van de inburgeringsplicht op lichamelijke, psychische of verstandelijke gronden

  • -

    minimaal één keer deel heeft deelgenomen aan het inburgeringsexamen (ingeval van inburgeringsbehoeftigen)

  • -

    het inburgeringsexamen heeft behaald of na deelname ontheffing heeft gekregen (ingeval van inburgeringsplichtigen)

  • -

    analfabeet is

Een fuikconstructie richting de WI dus. Dit betekent dat Tilburg en de regiogemeenten zich moeten beraden op een nieuwe beleidsmatige invulling van de educatie, in de zin van het benoemen en bereiken van nieuwe doelgroepen. Inburgeringstrajecten hebben immers altijd het merendeel van onze inkoop op het gebied van educatie gevormd. De voorstellen tot herijking van het educatiebeleid zullen medio 2007 voorgelegd worden aan de raad.

4.2. Overgangsregeling WEB en WIN

Voor cursisten die vóór 1 januari 2007 zijn gestart met een inburgeringstraject op grond van de WEB geldt een overgangsregeling. Zij mogen hun cursus afmaken; het einde moet wel liggen op uiterlijk 31 december 2007. De kosten van de uitvoering van deze overgangsregeling bedragen ongeveer € 1.000.000,- en moeten uit de WI-middelen worden gefinancierd. Dit bedrag is hieronder dan ook opgenomen in de begroting. Bij nieuwkomers is het moment van toekenning van de verblijfsvergunning bepalend voor het feit of iemand nog mag instromen in de WIN. Ligt deze vóór 1 januari 2007 dan mag de nieuwkomer nog instromen. Diegenen die al waren gestart mogen hun traject afmaken. Op en na 1 januari 2007 is het ook niet meer mogelijk om te starten met een inburgeringsprogramma op grond van de Oudkomersregeling 2006. Diegenen die vóór deze datum op grond van deze regeling zijn gestart, mogen hun traject wel afmaken. Voor de WIN en de Oudkomersregeling geldt dus een sterfhuisconstructie.

In Tilburg worden op verzoek van de gemeente door het ROC Midden-Brabant geen aparte 1 jaar durende nieuwkomerstrajecten aangeboden. Deze trajecten zijn geïntegreerd in de opleidingen. Financieel betekende dit het volgende. Nieuwkomers mochten van de gemeente een hele opleiding volgen, die meestal 18 maanden duurde. 12 maanden werden gefinancierd uit de WIN-middelen, 6 maanden uit de WEB. Formeel stroomden nieuwkomers dus na afloop van hun WIN-traject uit naar de WEB. Onder de huidige regels ligt, of beter lag er een probleem. Vanaf 1 januari 2007 mogen alleen díe nieuwkomers instromen in de WEB die op grond van hun resultaten behaald tijdens het nieuwkomerstraject (dus voldoende niveau) vrijgesteld kunnen worden van de inburgeringsplicht.

Het ROC heeft aangegeven dat slechts een minderheid van de nieuwkomers hierin zal slagen, met als gevolg dat cursisten de opleiding niet mogen afmaken. Dit is een ongewenste situatie. Dit kan namelijk betekenen dat een nieuwkomer die in februari 2007 uitstroomt uit de WIN, niet door mag gaan onder de WEB en dus een halfjaar moet wachten op een nieuw traject op grond van de WI. We willen deze groep ‘niet-slagers’ weliswaar als prioritaire groep opnieuw een traject aanbieden, maar dit traject kan niet eerder dan september 2007 van start gaan, omdat de aanbesteding WI pas in juni zal worden afgerond (zie volgend hoofdstuk). Daarom is met het ROC overeengekomen dat nieuwkomers hun opleiding na afloop van het WIN-jaar mogen voortzetten tot uiterlijk juli 2007. De kosten hiervan (maximaal € 90.000,-) zullen gedekt worden uit het budget invoeringskosten WI dat door het Rijk via het gemeentefonds is uitgekeerd aan de gemeente.

4.3. Regionale samenwerking

De ROEM-gemeenten - met uitzondering van de gemeenten Waalwijk en Loon op Zand - willen de regionale samenwerking ook op het gebied van inburgering graag voortzetten. Momenteel wordt gewerkt aan een nieuwe samenwerkingsvorm op dit terrein. Op het moment dat dit proces – dat zich in een vergevorderd stadium bevindt - is afgerond zal de nieuwe regionale coöperatie ter informatie voorgelegd worden.

5. Tijdplanning

Bij monde van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) hebben gemeenten grote bezwaren gemaakt tegen de inwerkingtreding van de WI op 1 januari 2007 en meerdere malen aangedrongen bij het Rijk om uitstel van de invoeringsdatum. De VNG voerde daartoe (samengevat) een tweetal argumenten aan:

  • 1.

    Volgens de Code interbestuurlijke verhoudingen, overeengekomen tussen Rijk en gemeenten, mag een wet pas minimaal 3 maanden na publicatie in het Staatsblad in werking treden. Publicatie in het Staatsblad heeft pas op 7 december 2006 plaatsgevonden.

  • 2.

    Doordat de wet erg laat is behandeld in de Tweede Kamer, is pas eind oktober 2006 duidelijkheid ontstaan over de indicatieve budgetten voor de WI. Gemeenten konden toen pas starten met bestandsanalyses, die weer noodzakelijk zijn om een goede begroting op te stellen. Zonder begroting zal geen enkele gemeenteraad een beleidskader c.q. verordening vaststellen. Met als gevolg dat de aanbestedingsprocedure - die al gauw enkele maanden in beslag neemt - nog niet kan worden gestart. Dit bekent dat gemeenten dan ook tot diep in 2007 geen trajecten kunnen aanbieden aan burgers. Dit is niet correct, aangezien door de publiciteit rondom de WI wel verwachtingen worden geschapen richting de lokale overheid.

Het betoog van de VNG geeft op treffende wijze de situatie weer van het project dat belast is met de invoering van de WI in Tilburg. Vanwege de voortdurende onzekerheden op juridisch vlak inzake de doelgroep van de WI, de omvang van de budgetten en de aantallen te bedienen inburgeraars, is pas eind 2006 een analyse afgerond en een begin gemaakt met het opstellen van een begroting, twee onmisbare ingrediënten om tot deze nota te komen.

De eerste mogelijkheid om dit voorstel voor te leggen aan de gemeenteraad kwam daarmee op 16 april 2007. Echter, intussen dienden gemeenten de WI vanaf 1 januari 2007 uit te voeren. Op deze datum beschikte de gemeente noch over voorzieningen die aangeboden konden worden aan inburgeringsplichtigen, noch over een verordening. Vooruitlopend op een raadsbesluit heeft het college daarom op 12 december 2006 besloten om:

  • ·

    Nieuwkomers zonder uitkering en/of vluchtelingenstatus vanaf 1 januari 2007 te handhaven conform de WI.

  • ·

    Uitkeringsgerechtigde nieuwkomers en vluchtelingennieuwkomers vanaf deze datum een tijdelijke opvangtraject inburgering aan te bieden conform de WI en deze in te kopen bij het ROC Midden-Brabant.

  • ·

    Oudkomers op grond van de WI een inburgeringsvoorziening aan te bieden vanaf het moment dat de aanbesteding WI is afgerond en de contracten met de geselecteerde aanbieders zijn getekend.

De ambtelijke projectorganisatie die is belast met de invoering van de WI, bestaande uit medewerkers van de afdeling Onderwijs en Jeugd en de sector Sociale Zaken, is onderwijl intensief bezig met het voorbereiden van een zorgvuldige aanbesteding die dient te resulteren in een gemeentelijk aanbod dat zo nauw mogelijk aansluit bij de behoeften van de doelgroep. Dat vereist tijd. Uiterlijk eind juni 2007 zullen de contracten met de geselecteerde aanbieders worden getekend. Dit betekent dat de eerste oudkomers begin september 2007 kunnen starten op grond van de nieuwe inburgeringswet.

Dit betekent nadrukkelijk niet dat tussen 1 januari 2007 en 1 september 2007 de inburgeringsactiviteiten in de stad stil zullen liggen. Op basis van de Oudkomersregeling 2006, de Regeling inburgering allochtone vrouwen, de WIN en de WEB zullen ruim 1.000 personen zich in deze periode inspannen om in te burgeren in de Nederlandse samenleving.

6. Begroting WI 2007 tot en met 2009

Lasten

2007

2008

2009

Totaal

Kosten trajecten en instrumenten WI

1.898.576

5.655.728

5.655.728

13.210.032

Voortzetting WEB-trajecten

1.000.000

0

0

1.000.000

Voortzetting opleidingen ex-nieuwkomers

90.000

0

0

90.000

Tijdelijke opvangtrajecten nieuwkomers

60.000

0

0

60.000

Informatiefunctie

37.653

37.653

37.653

112.960

Kosten Team Inburgering (SoZa)

432.199

543.513

472.900

1.448.612

Individuele Maatschappelijke Begeleiding

150.000

150.000

150.000

450.000

Personele kosten (beleid en ondersteuning)

130.558

130.558

130.558

391.674

Overige (invoerings)kosten

70.000

25.000

5.000

100.000

Totaal lasten

3.868.986

6.542.452

6.451.839

16.863.277

Baten

2007

2008

2009

Totaal

Rijksbijdrage WI

3.743.459

3.743.459

3.743.458

11.230.376

W-deel WWB

792.857

2.078.572

2.078.572

4.950.000

Algemene rijksuitkering invoeringskosten

179.596

179.596

179.596

538.788

Eigen bijdrage minus stimuleringsbonus

7.282

21.847

21.847

50.976

Boetes

9.286

27.857

27.857

65.000

0

Totaal baten

4.732.480

6.051.331

6.051.330

16.835.140

Saldo

863.494

-491.122

-400.510

-28.137

6.1. Toelichting

  • ·

    De gemeente ontvangt van het Rijk een jaarlijkse bijdrage in het kader van het Grotestedenbeleid, via de Brede Doeluitkering Sociaal Integratie en Veiligheid (BDU SIV). De bijdrage bestaat uit een drietal componenten:

    • 1.

      Het prestatie-afhankelijke deel: Voor bemiddelbare uitkeringsgerechtigden (650 personen over 3 jaar) ontvangt de gemeente een voorschot van € 4.005,- per traject, voor niet-uitkeringsgerechtigden en niet-bemiddelbaren (1.238 personen over 3 jaar) een voorschot van € 5.950,- per traject. 30% van dit bedrag ontvangt de gemeente na afgifte van een beschikking of sluiten van een overeenkomst. 70% van de trajectvergoeding is pas gegarandeerd nadat de inburgeraar heeft deelgenomen aan het inburgeringsexamen. Het Rijk gaat daarbij uit van een uitvalnorm van 10%. Door het Rijk zal een prijsmonitor worden ingesteld. Hierin worden de prijsgegevens van inburgeringstrajecten verzameld. Door middel van een gemiddelde wordt de gemiddelde landelijke prijs voor inburgeringscursussen afgeleid. Op basis daarvan wordt de verrekeningsvergoeding voor het betreffende jaar en de voorschotvergoeding voor het volgende jaar vastgesteld.

    • 2.

      Het variabele deel: Dit wordt berekend aan de hand van het afgegeven aantal handhavingsbeschikkingen aan nieuwkomers zonder een aanbod (€ 310,- per beschikking).

    • 3.

      Het vaste deel: Dit deel is bestemd voor de inrichting van de gemeentelijke informatiefunctie (€ 154.544,- over 3 jaar).

  • ·

    Verder is door het Rijk éénmalig € 538.789,- uitgekeerd via het gemeentefonds om de gemeente in staat te stellen de invoeringskosten van de WI te financieren.

  • ·

    Het trajectvoorschot voor een uitkeringsgerechtigde is in het prestatie-afhankelijke deel lager dan het voorschot voor niet-uitkeringsgerechtigden. De reden hiervan is dat inburgeringstrajecten voor bemiddelbare uitkeringsgerechtigden gecombineerd dienen te worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Dit is ook de reden waarom het W-deel van de WWB is opgenomen aan de batenkant van de begroting.

  • ·

    De verwachting is dat de gemiddelde trajectprijs op de vrije markt hoger zal liggen dan de bedragen waar het Rijk vanuit gaat. Onder meer door een hoger percentage WWB-middelen (74% versus 26% WI-middelen) in te zetten ten behoeve van de financiering van de gecombineerde inburgeringsvoorzieningen, spelen we WI-middelen vrij die we inzetten voor noodzakelijke randvoorwaardelijke activiteiten zoals de klantregie en brengen we de begroting in evenwicht.

  • ·

    Het positieve saldo in 2007 wordt veroorzaakt doordat de WI in Tilburg pas in september 2007 in zijn volle breedte zal worden uitgevoerd (zie vorige hoofdstuk). In 2009 zal een zeer gering tekort ontstaan.

  • ·

    De regionale samenwerking zal conform bestaande afspraken en richtlijnen budgetneutraal worden uitgevoerd. Zij is niet opgenomen in bovenstaande begroting.

  • ·

    De begroting is opgesteld onder voorbehoud van goedkeuring van de programmabegroting 2008-2009.

6.2. Financiële risico’s

Nu al zijn een aantal financiële risico’s aan te geven omtrent de begroting van de WI. Reden te meer om na één jaar uitvoering van de WI in zijn volle breedte – dus rond september 2008, maar indien nodig eerder – de financiële stand van zaken op te maken en de begroting te actualiseren. De risico’s hebben betrekking op:

  • 1.

    De werkelijke prijzen van de inburgeringstrajecten na de aanbesteding. De in de begroting opgenomen bedragen voor trajecten zijn gebaseerd op inschattingen, gemaakt aan de hand van ervaringen uit het verleden. Na gunning kunnen de trajectprijzen hoger, maar ook lager uitvallen.

  • 2.

    De door het Rijk ingestelde prijsmonitor. De gemiddelde landelijke prijs voor trajecten kan lager worden vastgesteld dan de prijzen die Tilburg hanteert, of juist hoger waardoor dit risico ook positief kan uitpakken (zie vorige paragraaf).

  • 3.

    De uitvalnorm. Het Rijk hanteert bij het vaststellen van de financiële bijdrage een uitvalnorm van 10%. Minder uitval levert geldelijk voordeel op, meer uitval dan 10% een nadeel.

  • 4.

    De caseloadnorm bij de klantregie. Na 1 jaar uitvoering is het mogelijk dat wordt vastgesteld dat de caseloadnorm bij het Team Inburgering te hoog is en dat een verlaging noodzakelijk is. Dit zal in de begroting leiden tot een grotere kostenpost met betrekking tot de klantregie.

  • 5.

    De financiële afwikkeling van de WIN. Het Rijk schrijft gemeenten voor om nieuwkomers hun traject af te laten maken in 2007, en mogelijk nog in 2008, maar heeft hier (nog) geen financiële regeling tegenover gesteld. In Tilburg gaat het om een bedrag van ongeveer € 400.000,- dat hiermee is gemoeid. De VNG geeft aan dat de kans op een tegemoetkoming wel steeds groter wordt.