Regeling vervallen per 05-04-2012

Verordening kinderopvang Nieuwegein 1997

Geldend van 16-02-2012 t/m 04-04-2012 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2012

Intitulé

Verordening kinderopvang Nieuwegein 1997

Raadsbesluit

De raad van de gemeente Nieuwegein;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 20 mei 1997;

gezien het Tijdelijk besluit kwaliteitsregels kinderopvang;

gelet op het bepaalde in de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende verordening, luidende als volgt: "Verordening kinderopvang Nieuwegein 1997".

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

Burgemeester en wethouders:

burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein.

b.

Kinderopvang:

het op één of meer dagen per week in georganiseerd verband en tegen geldelijke vergoeding bieden van onderdak, verzorging, begeleiding en opvoeding gedurende meer dan twee uur per dag aan kinderen afkomstig uit meerdere huishoudens in de leeftijd van 0 jaar tot het moment waarop zij het basisonderwijs verlaten, door anderen dan de eigen ouders, pleeg- of stiefouders op uren dat ouders/verzorgers hiervoor niet beschikbaar zijn;

c.

Kindercentrum:

kinderopvang in een ruimtelijke voorziening buiten een gezinssituatie, alsmede kinderopvang binnen een gezinssituatie indien de opvang betrekking heeft op meer dan vier kinderen tegelijk;

d.

Kinderdagverblijf:

een kindercentrum waar één of meer van de navolgende vormen van kinderopvang plaatsvinden:

- opvang gedurende een dag op een gedeelte van een dag voor kinderen in de leeftijd van 0 tot 4 jaar (hele of halve dagopvang);

- opvang zowel overdag als ´s avonds en/of ’s nachts voor kinderen in de leeftijd van 0 t/m 12 jaar (24-uurs opvang).

e.

Peuterspeelzaal:

een ruimtelijke voorziening voor kinderopvang uitsluitend voor kinderen vanaf twee jaar tot het moment waarop zij basisonderwijs volgen, met een maximale verblijfsduur van 4 uur per dag;

f.

Buitenschools kinderdagverblijf:

een kindercentrum voor schoolgaande kinderen in de leeftijd van 4 t/m 12 jaar voor en na schooltijd en gedurende de vakanties;

g.

Gastouderopvang:

het door een gastouder op één of meer dagen per week, binnen de eigen huishouding of binnen de huishouding van de ouder(s)/verzorger(s) bieden van kinderopvang aan gelijktijdig maximaal vier kinderen afkomstig uit meerdere huishoudens;

h.

Gastouderbureau:

een organisatie die de bemiddeling van gastouderopvang tussen gastouder en ouders/verzorgers regelt;

i.

Ouder/verzorger:

de persoon die een minderjarig kind dat bij hem inwoont, opvoedt en verzorgt;

j.

Gastouder:

een persoon die gastouderopvang biedt, die tot stand komt door bemiddeling van een gastouderbureau;

k.

Houder:

de natuurlijke of rechtspersoon die een kindercentrum of gastouderbureau in stand houdt;

l.

Groep:

een eenheid die bestaat uit een aantal kinderen en een aantal functionarissen en eventueel begeleiders;

m.

Functionaris:

1. in een kindercentrum werkzame persoon die werkzaamheden verricht, niet zijnde een vrijwilliger, opgenomen in de voor kinderopvang geldende CAO en die over de voor die werkzaamheden benodigde opleiding beschikt;

2. in een gastouderbureau werkzame persoon, belast met de bemiddeling van gastouderopvang, die voor zijn werkzaamheden de op grond van de voor de kinderopvang geldende CAO benodigde opleiding heeft.

n.

Begeleider:

de in een kindercentrum werkzame persoon die anders dan als functionaris belast is met het bieden van verzorging en opvoeding of onderdak en begeleiding aan kinderen;

o.

NEN:

door de Stichting nederlands Normalisatie-instituut vastgestelde norm.

Artikel 2 Vergunningsplicht

  • 1. Het is verboden, zonder vergunning van burgemeester en wethouders, een kindercentrum open te stellen of te houden.

  • 2. Het is verboden, zonder vergunning van burgemeester en wethouders, een gastouderbureau op te zetten of te houden.

Artikel 3 Weigering en ontheffing

  • 1. Burgemeester en wethouders weigeren de vergunning indien niet wordt voldaan aan de kwaliteitsregels die in hoofdstuk 2 van deze verordening worden gesteld.

  • 2. In afwijking van lid 1 zijn burgemeester en wethouders bevoegd tijdelijk ontheffing te verlenen van de voorschriften in artikel 17 en de op artikel 12 gebaseerde nadere regels.

Artikel 4 Voorschriften en beperkingen

  • 1. Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2. Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

Artikel 5 Behandeling aanvraag

  • 1. Op in behandeling genomen aanvragen is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 2. Een ieder kan zijn zienswijze over de aanvraag naar voren brengen.

Artikel 6 Beslistermijn

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om vergunning of ontheffing binnen 12 weken.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen hun besluit voor ten hoogste acht weken verdagen.

  • 3. Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.

Artikel 7 Aanhouding

  • 1. Burgemeester en wethouders houden het besluit op de aanvraag om vergunning of ontheffing aan, totdat zij een beslissing hebben genomen over de aanvraag voor een bouwvergunning overeenkomstig artikel 40, lid 1 van de Woningwet.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in artikel 6, nemen burgemeester en wethouders, voor zover de aanhouding bedoeld in het eerste lid langer duurt dan de in artikel 6 gestelde termijn, het besluit op een aanvraag om vergunning of vrijstelling zo spoedig mogelijk na afloop van de in artikel 6 bedoelde termijn.

Artikel 8 Inhoud van de vergunning

  • 1. In de vergunning worden vermeld:

    • a.

      naam van de houder;

    • b.

      het soort voorziening;

    • c.

      het aantal uren dat de voorziening is geopend;

    • d.

      de plaatselijke aanduiding van het perceel dan wel de percelen waarin de voorzieningen voor kinderopvang zijn gevestigd;

    • e.

      het aantal en soort lokaliteiten en de oppervlakte daarvan;

    • f.

      het aantal kinderen, naar leeftijd uitgesplitst, dat per dagdeel maximaal aanwezig kan zijn;

    • g.

      het maximum aantal groepen;

    • h.

      de peildata waarop de onder f en g genoemde aantallen moeten worden geteld.

  • 2. Het in het eerste lid onder c, d, e, g en h gestelde is niet van toepassing op de vergunning voor een gastouderbureau.

  • 3. Naast de in het eerste lid onder a en b genoemde gegevens, wordt in de vergunning voor een gastouderbureau bij c het adres vermeld waar de bemiddelaar kantoor houdt.

Artikel 9 Duur van de vergunning en ontheffing

De vergunning of ontheffing wordt verleend voor maximaal vijf jaar.

Artikel 10 Verplichtingen van de houder

  • 1. De vergunning of vrijstelling is niet overdraagbaar.

  • 2. De houder is verplicht aan burgemeester en wethouders gegevens te verstrekken die door of namens hen in verband met de huisvesting, verzorging en begeleiding van de kinderen van belang worden geacht.

  • 3. De houder is voorts verplicht om, indien de verstrekte gegevens wijziging ondergaan, daarvan onmiddellijk schriftelijk mededeling te doen aan burgemeester en wethouders.

  • 4. De vergunninghouder is verplicht de vergunning op een zichtbare plaats in het kindercentrum/gastouderbureau op te hangen.

Artikel 11 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing; sluiting

  • 1. Burgemeester en wtehouders kunnen de vergunning of ontheffing intrekken of wijzigen:

    • a.

      indien ter verkrijgen daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten, opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, moet worden aangenomen, dat intrekking of wijziging daarvan wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning is verstrekt;

    • c.

      indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden algemene of nadere regels niet zijn of worden nagekomen;

    • d.

      indien van de vergunning geen gebruik wordt gemaakt binnen de termijn van één jaar;

    • e.

      indien de houder dit verzoekt.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de kinderen tijdelijke of blijvende sluiting van een kindercentrum of een gastouderbureau gelasten, indien naar hun oordeel dringende omstandigheden die niet uit deze verordening voortvloeien, daartoe aanleiding geven.

HOOFDSTUK 2 KWALITEITSREGELS

Paragraaf 1 Regels voor alle vormen van kinderopvang

Artikel 12 Nadere regels

  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd algemene of nadere regels te stellen, waaraan het kindercentrum, de houder en de in het kindercentrum werkzame functionarissen en begeleiders moeten voldoen. Deze regels hebben betrekking op:

    • a.

      de verzorging en begeleiding van en het toezicht op de kinderen;

    • b.

      de accommodatie, inrichting, hygiënische toestand en veiligheid van de voorziening voor zover deze eisen noodzakelijk zijn voor de kinderopvang en hierin niet wordt voorzien bij of krachtens de Woningwet;

    • c.

      de aan de functionarissen en begeleiders te stellen eisen van gezondheid en gedrag;

    • d.

      de aanwezigheid van gegevens in het kindercentrum.

  • 2. Het kindercentrum dient hygiënisch en veilig te zijn als zodanig te voldoen aan de eisen dan wel de aanwijzing gesteld door of namens de directeur van de GGD en commandant van de brandweer.

Artikel 13 Invloed ouders/verzorgers, gastouders, functionarissen en begeleiders

  • 1.

    De houder zorgt ervoor dat de invloed van functionarissen, begeleiders, ouders/verzorgers en gastouders op het beleid van de houder gewaarborgd is.

  • 2.

    De houder van een kindercentrum of een gastouderbureau voorziet in een reglement voor medezeggenschap van ouders/verzorgers waarin is geregeld:

    • -

      het instellen van een oudercommissie en de wijze van benoeming van de leden van deze commissie;

    • -

      de middelen die de oudercommissie ter beschikking worden gesteld ten einde haar taken naar behoren te kunnen uitoefenen;

    • -

      de procedures voor de adviserende taak op het terrein van:

      • ·

        het opheffen, fuseren, verhuizen, verbouwen, uitbreiden dan wel verkleinen van de organisatie;

      • ·

        het benoemen van de directie;

      • ·

        de plaatsings- en wachtlijstprocedures;

      • ·

        het pedagogisch beleid, het veiligheids-, hygiëne- en gezondheidsbeleid;

    • -

      de oudercommissie wordt tijdig en afdoende geïnformeerd.

      Het reglement omvat verder procedures voor de adviserende taak van de oudercommissie in zaken die voor de kinderen van specifiek belang zijn:

    • -

      de voeding;

    • -

      de klachtenprocedure.

Artikel 14 Informatie aan ouders/verzorgers

De houder van een kindercentrum of een gastouderbureau informeert de ouders/verzorgers voorafgaand aan het aangaan van de overeenkomst schriftelijk over:

  • a.

    het te voeren beleid, waaronder het pedagogisch beleid en de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan artikel 16, derde lid;

  • b.

    de wijze waarop klachten worden behandeld;

  • c.

    de wijze waarop de inspraak is geregeld;

  • d.

    de wijze waarop het contact met de ouders/verzorgers wordt onderhouden.

Artikel 15 Verzekeringen

  • 1. De houder van een kindercentrum sluit een passende aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering af ten behoeve van de in het centrum aanwezige functionarissen, begeleiders en kinderen.

  • 2. De houder van een gastouderbureau sluit een passende aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering ten behoeve van de bij het bureau werkzame functionarissen en begeleiders, alsmede de bij het bureau aangesloten gastouders en door hen opgevangen kinderen.

Paragraaf 2 Specifieke regels voor kindercentra

Artikel 16 Groepsgrootte en aantallen functionarissen

  • 1. De opvang van kinderen vindt in groepen plaats met dien verstande dat een groep van kinderen:

    • a.

      in de leeftijd van 0 tot 1 jaar gelijktijdig ten hoogste 12 kinderen omvat;

    • b.

      in de leeftijd van 0 tot 13 jaar gelijktijdig ten hoogste 16 kinderen omvat, waaronder ten hoogste 4 kinderen van 0 tot 1 jaar;

    • c.

      in de leeftijd van 4 tot 13 jaar gelijktijdig ten hoogste 20 kinderen omvat.

  • 2. Ten minste één functionaris wordt ingezet voor de verzorging en opvoeding van gelijktijdig ten hoogste:

    • a.

      4 kinderen in de leeftijd van 0 tot 1 jaar;

    • b.

      5 kinderen in de leeftijd van 1 tot 2 jaar;

    • c.

      6 kinderen in de leeftijd van 2 tot 3 jaar;

    • d.

      8 kinderen in de leeftijd van 3 tot 4 jaar;

    • e.

      10 kinderen in de leeftijd van 4 tot het einde van de basisschoolleeftijd;

    • f.

      het aantal functionarissen bij een gemengde groep wordt bepaald aan de hand van het gemiddelde, waarbij naar boven wordt afgerond.

  • 3. In afwijking van lid 2 kan gedurende een beperkte tijd, doch niet meer dan anderhalf uur, na opening en voor sluiting van het kindercentrum en in bijzondere omstandigheden één functionaris minder ingezet worden, met dien verstande dat ten minste één functionaris wordt ingezet.

  • 4. Indien slechts één functionaris ingezet wordt ingevolge lid 2 of 3, wordt naast deze functionaris ten minste één volwassene ingezet ter ondersteuning van die functionaris.

Artikel 17 Verblijfsruimte kindercentra

  • 1. Elke groep heeft een afzonderlijke vaste verblijfsruimte.

  • 2. Voor elk kind moet per verblijfsruimte minimaal drie vierkante meter netto speel/werkoppervlak beschikbaar zijn bepaald overeenkomstig NEN 2580.

  • 3. Het kindercentrum dient te beschikken over een voldoende beveiligde buitenspeelruimte, waarvan de oppervlakte minimaal vier vierkante meter per spelend kind bedraagt, bepaald overeenkomstig NEN 2580.

  • 4. Een groep van kinderen in de leeftijd vanaf 0 tot 1½ jaar heeft, naast een vaste verblijfsruimte, een aparte slaapruimte en kinderen die ouder zijn dan anderhalf jaar moeten kunnen slapen in een rustige afgescheiden ruimte.

Artikel 18 Voorkoming verspreiding infectieziekten

  • 1. Het is aan de houder, dan wel degene die met de dagelijkse leiding is belast, verboden:

    • a.

      enig persoon tot het kindercentrum of tot enige daarmee in verbinding staande lokaliteit, toe te laten of daarin zelf te vertoeven, wanneer, volgens of vanwege de directeur van de GGD, daarmee het gevaar van overbrenging van een infectieziekte, zoals genoemd in de Wet bestrijding infectieziekten en opsporing ziekte-oorzaken, aanwezig is;

    • b.

      enig persoon tot het kindercentrum of tot enige daarmee in verbinding staande lokaliteit, toe te laten of daarin zelf te vertoeven, wanneer hij redelijkerwijs kan vermoeden, dat daarmee het gevaar van overbrenging van een infectieziekte, zoals genoemd in de onder a vermelde wet, aanwezig is.

  • 2. Van het in het eerste lid, onder a omschreven verbod is de houder ontheven, zodra de behandelend geneesheer een schriftelijke verklaring heeft afgegeven, dat de kans op overbrenging van een infectieziekte is uitgesloten.

  • 3. De bepalingen in het eerste en tweede lid laten onverlet de bepalingen krachtens de in het eerste lid, onder a, genoemde wet.

Paragraaf 3 Specifieke regels voor gastouderopvang

Artikel 19 Eisen aan de gastouderopvang

  • 1. Gastouderopvang geschiedt op basis van schriftelijke overeenkomsten tussen het gastouderbureau, de ouders/verzorgers en de gastouder.

  • 2. Contractueel worden in ieder geval vastgelegd de vergoeding voor de opvang en de kwaliteitseisen die het gastouderbureau aan de gastouderopvang stelt.

  • 3. Als kwaliteitseisen zijn in ieder geval opgenomen dat:

    • a.

      de woning waar gastouderopvang plaatsvindt veilige en voldoende ruimte biedt voor het aantal kinderen dat daar verblijft. De hier bedoelde ruimte heeft zowel betrekking op de speelgelegenheden binnen en buiten de woning als op de slaap- en rustruimte;

    • b.

      de gastouder over te controleren deskundigheid beschikt.

Paragraaf 4 Uitzonderingen voor peuterspeelzalen

Artikel 20 Specifieke regels peuterspeelzalen

In afwijking van artikel 16 kunnen groepen onder leiding staan van één functionaris en één begeleider.

Artikel 21 Verblijfsruimte peuterspeelzalen

Het in artikel 17, lid 4 bepaalde geldt niet voor peuterspeelzalen.

HOOFDSTUK 3 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 22 Strafbepaling

Overtreding van artikel 2 en 10 en van de kwaliteitsregels in hoofdstuk 2 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechtelijke uitspraak.

Artikel 23 Uitzonderingsbepalingen

Deze verordening is niet van toepassing op:

  • a.

    voorzieningen waarin de kinderopvang is geregeld bij of krachtens enig ander wettelijk voorschrift dan deze verordening;

  • b.

    lokaliteiten waarin aan bezoekers van gebouwen of inrichtingen gelegenheid wordt geboden kinderen voor de duur van het bezoek te doen verblijven.

Artikel 24 Toezicht en opsporing

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen personen aanwijzen die belast zijn met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze verordening gestelde voorschriften.

  • 2. De opsporing van de in artikel 22 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met het toezicht op de naleving van deze verordening zijn belast, voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde toezichthouders:

    • a.

      zijn bevoegd elke plaats te betreden met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner;

    • b.

      zijn onder meer belast met de controle van diploma’s en certificaten waaruit de vakbekwaamheid van de functionarissen blijkt, controle van de opvangadministratie en de controle van de verzorgingscontracten.

  • 4. Aanbevelingen en aanwijzingen van toezichthouders moeten worden opgevolgd.

Artikel 25 Controle

Burgemeester en wethouders controleren ten minste één maal per jaar de houders op naleving van de verordening.

Artikel 26 Overgangsbepaling

  • 1. Een jaar na de inwerkingtreding van deze verordening dienen alle houders van kindercentra en gastouderbureaus te voldoen aan de in of krachtens deze verordening gestelde eisen.

  • 2. Vergunningen en ontheffingen die zijn verleend onder de werking van de Verordening kinderopvang (1991-030) blijven nog gedurende één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.

  • 3. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing op grond van de Verordening kinderopvang (1991-030) is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 27 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de dag na die waarop zij is afgekondigd.

  • 2. De Verordening kindercentra (1991-030), vastgesteld op 4 juli 1991 en in werking getreden op 17 april 1992 wordt ingetrokken op de in het eerste lid bedoelde datum, met dien verstande dat de verordening gedurende één jaar onverkort van kracht blijft ten aanzien van kindercentra en gastouderbureaus die een op deze verordening gebaseerde vergunning hebben.

Artikel 28 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: “Verordening kinderopvang Nieuwegein 1997”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 3 juli 1997;

de secretaris
de voorzitter