Regeling vervallen per 26-11-2021

BIBOB beleidsregel betreffende de aanvraag om een omgevingsvergunning bouwactiviteit Gemeente Geldrop-Mierlo

Geldend van 04-04-2013 t/m 25-11-2021

Intitulé

BIBOB beleidsregel betreffende de aanvraag om een omgevingsvergunning bouwactiviteit Gemeente Geldrop-Mierlo

Artikel 0 Dit artikel moet nog worden gesplitst

BIBOB beleidsregelbetreffende de aanvraag om een omgevingsvergunning bouwactiviteit

Gemeente Geldrop-Mierlo

Inhoudsopgave

Inleiding 3

Regionale invoering Wet BIBOB in Brabant- Zuidoost 3

Invoering Wet BIBOB in de gemeente Geldrop-Mierlo 4

Noodzaak om beleid vast te stellen 4

Beleidsregel 4

Algemene toelichting 11

1.Inleiding

Een van de conclusies die de Parlementaire Enquête Commissie Van Traa in 1996 trok, was dat de ernst van georganiseerde criminaliteit vooral was gelegen in het grote financiële gewin van honderden miljoenen guldens en de economische macht die daaruit voortvloeit. Die economische macht beperkt zich niet tot de onderwereld, maar dringt in allerlei gedaanten in de bovenwereld door, aldus de commissie. Criminele personen kunnen met al dat geld infiltreren in het economische leven door ondermeer gebruik te maken van bestuurlijke faciliteiten, zoals vergunningen, subsidies en overheidsopdrachten. Dit heeft een aantasting van de integriteit van de overheid tot gevolg. Criminaliteit, georganiseerde criminaliteit, speelt zich niet af op een eiland. Er bestaan vele raakvlakken tussen criminaliteit en wat wel genoemd wordt de “wettige omgeving”. Deze raakvlakken bieden het bestuur een goed aanknopingspunt om bij te dragen aan de preventie en bestrijding van criminaliteit. Het bestuur heeft daarbij eigen instrumenten: vergunning weigeren, vergunning intrekken, pand sluiten, een subsidie of de gunning van een opdracht weigeren. Het gebruik van deze instrumenten is vaak erg effectief. Soms effectiever dan opsporen en vervolgen. Bestuursorganen hebben er op dit terrein sinds 1 juni 2003 een instrument bij gekregen: de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet BIBOB).

De Wet bevordering integriteitbeoordeling door het openbaar bestuur (hierna: ‘Wet BIBOB’) geeft bestuursorganen een instrument in handen om zich tegen het risico, dat zij ongewild criminele activiteiten faciliteren, te beschermen. De Wet BIBOB geeft namelijk een aantal extra mogelijkheden om deze risico-inschatting op juiste wijze uit te kunnen voeren en biedt een extra weigering- en/of intrekkinggrond, op grond waarvan vergunningen of subsidies kunnen worden geweigerd of ingetrokken.

De Wet BIBOB en het daarbij behorende Besluit BIBOB geven o.a. de volgende toepassingsmogelijkheden:

  • §

    Drank- en Horecawetvergunning;

  • §

    Exploitatievergunningen voor openbare inrichtingen;

  • §

    Omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten;

  • §

    Omgevingsvergunning voor milieuactiviteiten;

  • §

    Subsidieregelingen, die gebaseerd zijn op een wet of Algemene Maatregel van Bestuur;

  • §

    Aanbestedingen in de sectoren bouw, milieu en ICT.

    • 2.

      Regionale invoering Wet BIBOB in Brabant- Zuidoost

Gemeenten zijn niet verplicht om de Wet BIBOB toe te passen. Het is echter wel belangrijk dat zoveel mogelijk gemeenten dat doen. Dat voorkomt namelijk het zogenaamde waterbedeffect. Dat betekent, dat als een kwaadwillende persoon die in een bepaalde gemeente geconfronteerd wordt met de toepassing van de Wet BIBOB, hij geen aanvraag zal indienen, maar zal uitwijken naar die gemeente die de Wet BIBOB (nog) niet toepast.

Om die ongewenste ontwikkeling tegen te gaan en te voorkomen heeft het Regionaal College van de politie Brabant Zuidoost op 31 maart 2005 besloten tot regionale toepassing van de Wet BIBOB. Op die manier kan namelijk het meest effectief en efficiënt de instrumenten uit de Wet BIBOB worden toegepast. Het RIEC (Regionaal Informatie- en Expertisecentrum) speelt hierin een coördinerende rol.

Afspraken worden zoveel mogelijk op elkaar afgestemd en er worden keuzes gemaakt voor een uniforme uitvoering van de Wet BIBOB. De aanpak is gefaseerd. Ondanks deze afspraken van gefaseerde invoer kunnen individuele gemeenten daar van afwijken. Iedere gemeente heeft wat dat betreft een eigen verantwoordelijkheid. Wel hebben alle gemeenten de regionale aanpak onderschreven en streven zoveel mogelijk naar een uniforme aanpak.

3.Invoering Wet BIBOB in de gemeente Geldrop-Mierlo

De gemeente Geldrop-Mierlo heeft ook ingestemd met deze regionale aanpak. In dat kader heeft de gemeente ook een BIBOB coördinator benoemd. Deze functionaris is in eerste instantie verantwoordelijk voor de invoering van de Wet BIBOB in de gemeente en belast met de uitvoering van het vastgestelde beleid. Tevens is de functionaris de gemeentelijke vertegenwoordiger in de regio en aanspreekpunt voor het landelijk Bureau BIBOB.

De gemeente Geldrop-Mierlo is volgens de regionale afspraak gestart met de horeca- en de prostitutiebranche, smart-, head- en growshopsen de speelautomatenhallen. Deze beleidsregel betreft de tweede fase en richt zich op de omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten.

4.Noodzaak om beleid vast te stellen

De inzet van de instrumenten uit de Wet BIBOB moet gezien worden als een uiterste middel. Daarom moeten eerst andere mogelijkheden onderzocht worden om een vergunning te weigeren of in te trekken. Omdat de gemeente niet verplicht is om de Wet BIBOB toe te passen en er dus keuzevrijheid is, is er voor gekozen om per toepassingsgebied beleid vast te stellen in de vorm van een beleidsregel. Ook het landelijk Bureau BIBOB verlangt dat de gemeente beleid vaststelt.

In de beleidsregel wordt in algemene termen aangegeven in welke gevallen de gemeente de Wet BIBOB zal toepassen, hoe de gemeente haar eigen onderzoek zal verrichten en wanneer een advies aan het landelijk Bureau BIBOB gevraagd zal worden. Dit schept duidelijkheid naar de burgers en ondernemingen die aan een BIBOB onderzoek kunnen worden onderworpen. Bovendien schept het een helder kader voor de toetsing door de democratische controleorganen van de door de gemeente in een concreet geval genomen beslissing. Vooral de afweging om tot een BIBOB onderzoek over te gaan, dient - juist met het oog op het ingrijpende karakter van het instrument - weloverwogen en met inachtneming van de beginselen van behoorlijk bestuur te worden genomen. Daarbij spelen proportionaliteit (evenredigheid van het middel), subsidiariteit (zijn er alternatieven), rechtszekerheid en rechtsgelijkheid een belangrijke rol.

5.Beleidsregel

Algemeen

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van kracht geworden. Artikel 2.1 van de Wabo vermeldt dat het verboden is zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk (lid 1 onder a). In artikel 2.20, eerste lid van de Wabo, respectievelijk artikel 5.19, vierde lid, onder b, van de Wabo is geregeld dat een aanvraag voor een omgevingsvergunning (deels) kan worden geweigerd respectievelijk een verleende vergunning (deels) kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB.

Een bestuursorgaan kan op basis van artikel 3 van de Wet BIBOB een gevraagde beschikking weigeren of intrekken, voor zover hij bij of krachtens de wet daartoe de bevoegdheid heeft gekregen.

Beleidsuitgangspunten

Uitgaande van het doel van de Wet BIBOB, het waarborgen van de integriteit van het bestuursorgaan en het voorkomen van ongewild faciliteren van criminele activiteiten en daarmee het tegenhouden van vergunningen waarbij een bepaalde mate van criminele beïnvloeding te verwachten valt, zijn beleidsuitgangspunten benoemd waarbij BIBOB van toepassing is.

A. Bouwsom

Bouwprojecten van enige omvang worden onderworpen aan een BIBOB toets. In dit kader wordt een onderscheid gemaakt tussen kleinere en grotere bouwprojecten, dit bezien in combinatie met de bouwsom.

Als eerste uitgangspunt in deze beleidsregel geldt, dat een BIBOB toets plaatsvindt in geval van een aanvraag voor een omgevingsvergunning bouwactiviteit, waarbij sprake is van een bouwsom van meer dan € 500.000,- (exclusief btw). De bouwsom wordt door de gemeente berekend, zoals vastgesteld conform de methodiek als beschreven in de legesverordening.

B. CumulatieAanvragen voor een omgevingsvergunning bouwactiviteit worden onderworpen aan een BIBOB toets vanaf de 4e aanvraag op jaarbasis van dezelfde aanvrager en/of betrokkenen met een bouwsom van meer dan € 50.000,- (exclusief btw).

C. Risicocategorieën

Een volgend uitgangspunt is het aanwijzen van specifieke risicocategorieën, die gevoelig worden geacht voor criminele invloeden. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning bouwactiviteit wordt aan een BIBOB toets onderworpen, indien de bouwsom meer bedraagt dan € 50.000,- (exclusief btw) en minder bedraagt dan of gelijk is aan

€ 500.000,- (exclusief btw) en waarbij sprake is van een of meerdere onderstaande risicocategorieën:

Risicocategorieën

  • §

    Inrichtingen waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet: - logies wordt verstrekt (waaronder hotels, kamerverhuurbedrijven, pensions), - dranken worden geschonken (waaronder horecabedrijven), of - rookwaren of spijzen (waaronder coffeeshops) voor directe consumptie worden verstrekt;

  • §

    Voor het publiek toegankelijke, besloten ruimten waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet seksuele handelingen worden verricht, seksuele diensten worden aangeboden of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden (waaronder prostitutiebedrijven, darkrooms, seksbioscopen, sekswinkels, erotische massagesalons);

  • §

    Een natuurlijke persoon, een groep van natuurlijke personen of een rechtspersoon die bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet seksuele handelingen verricht of seksuele diensten aanbiedt in een andere ruimte dan de bedrijfsruimte (waaronder escortbedrijven);

  • §

    Inrichtingen die in het maatschappelijk verkeer worden aangeduid als smartshops, headshops of growshops;

  • §

    Inrichtingen die zijn bestemd om het publiek de gelegenheid te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de kansspelen (waaronder speelautomatenhallen en gamecenters);

  • §

    Afvalbewerkings- en verwerkingsbedrijven;

  • §

    Wisselkantoren;

  • §

    Kapsalons;

  • §

    Cadeauwinkels;

  • §

    Belwinkels;

  • §

    Internetcafé's;

  • §

    Niet-geregistreerde uitzendbureaus;

  • §

    Transportondernemingen;

  • §

    Autohandel (verkoop en verhuur);

  • §

    Sloopbedrijven;

  • §

    Sportscholen;

  • §

    Beauty-, welness- en saunabedrijven;

  • §

    Im- en exportbedrijven (handelsondernemingen; schoenen, kleren, onderdelen);

  • §

    Vastgoedbedrijven;

  • §

    Vrijplaatsen (locaties waar en/of groepen waartegen een effectief overheidsoptreden wordt belemmerd, leidend tot een maatschappelijk ongewenste situatie, waarbij aanwijzingen bestaan voor het aanwezig zijn van strafbare gedragingen waaronder (fiscale) fraude en waarbij we spreken over handhavingsknelpunten. De belemmering betreft soms een bestaande of vermeende dreiging, soms een sociaal-culturele hindernis);

  • §

    Vuurwerkbranche.

NB.: Bovenstaande opsomming van risicocategorieën is niet limitatief. Deze risicocategorieën kunnen, indien nieuwe ontwikkelingen dit noodzakelijk maken, door het college van burgemeester en wethouders worden aangepast.

D. Bijzondere gevallen

Naast de hiervoor genoemde gevallen waarbij als regel een zogenoemde BIBOB toets plaatsvindt, kan de Wet BIBOB (binnen de mogelijkheden van de wet) ook in bijzondere gevallen worden ingezet als instrument in het kader van de handhaving van (lokaal) beleid. Om die reden zal, naast de hiervoor aangeduide gevallen, ook een BIBOB toets mogelijk zijn bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit, waarbij op basis van feiten en omstandigheden, of gebaseerd op (aanvullend) lokaal beleid, gemotiveerd een risico-inschatting conform de Wet BIBOB in dat geval geboden is.

De burgemeester is via deze beleidsregel gemandateerd hiertoe dit besluit te nemen, gezien zijn/haar betrokkenheid en informatiewinning in het driehoeksoverleg.

Er is in ieder geval sprake van een bijzonder geval als de BIBOB Officier van Justitie de gemeente adviseert om een advies aan het Landelijk Bureau BIBOB aan te vragen (via de zogenaamde (uitgelokte) tipfunctie). Er kan dus bij alle aanvragen voor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit gebruik worden gemaakt van de (uitgelokte) tipfunctie.

Als bijzonder geval wordt ook verstaan het reeds in aanvang hebben genomen van bouwactiviteiten, zonder dat daarvoor de vereiste vergunning is aangevraagd en

de bouwsom meer bedraagt dan € 50.000,- (exclusief btw) en minder bedraagt dan of gelijk is aan € 500.000,- (exclusief btw).

E. Risicogebied

Er kunnen risicogebieden in de gemeente aanwezig zijn of zich ontwikkelen die gevoelig worden geacht voor criminele invloeden. Om deze reden wordt een aanvraag voor een omgevingsvergunning bouwactiviteit onderworpen aan een BIBOB toets, indien de bouwsom meer bedraagt dan € 50.000,- (exclusief btw) en minder bedraagt dan of gelijk is aan € 500.000,- (exclusief btw) en de bouwactiviteiten zich binnen het als zodanig aangewezen risicogebied bevinden.

Deze risicogebieden kunnen, indien nieuwe ontwikkelingen dit noodzakelijk maken, na vaststelling van deze beleidsregel door het college van burgemeester en wethouders worden aangewezen bij afzonderlijk besluit.

Uitzonderingen op toepassing Wet BIBOB

De toepassing van de Wet BIBOB bij een aanvraag omgevingsvergunning inzake een bouwactiviteit in de hierboven genoemde gevallen zal niet worden toegepast, ingeval de aanvraag afkomstig is van:

  • §

    Overheidsinstanties;

  • §

    Semi-overheidsinstanties;

  • §

    Toegelaten woning(bouw)corporaties (toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting conform Woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning).

  • §

    Door het College van B&W bij (specifiek) besluit aangewezen aanvragers(b.v. PPS constructies van particuliere ondernemingen en overheid)

Uitvoering beleid

Het van toepassing verklaren van de Wet BIBOB op de hierboven genoemde aanvragen voor vergunningen betekent dat het bevoegd gezag zowel bij de verlening van de vergunning alsook bij het toezicht op de naleving ervan, in de aangegeven gevallen steeds zal onderzoeken of er sprake is van ernstig gevaar als genoemd in artikel 3 Wet BIBOB i.c. dat de beschikking mede zal worden gebruikt om:

  • §

    Uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten (witwassen) of,

  • §

    Strafbare feiten te plegen.

Op grond van artikel 3 Wet BIBOB kan het bevoegd gezag in die situatie een vergunning weigeren of intrekken.

Het onderzoek naar de aanwezigheid van bovengenoemd gevaar en de daaruit voortkomende toepassingsmogelijkheden van de weigering- of intrekkingsgronden ex artikel 3 Wet BIBOB gebeurt in een tweetal stappen:

Stap 1

De aanvrager wordt verzocht bij de aanvraag aanvullende informatie te verstrekken middels een BIBOB vragenformulier. Dit BIBOB vragenformulier maakt onderdeel uit van het reguliere aanvraagformulier; het totale aanvraagpakket vormt de basis voor de ontvankelijkheidstoetsing.

Indien op basis van toepassing van de definitie van het begrip “betrokkene” ook zakelijke relaties met de feitelijke vergunningaanvrager in verband gebracht kunnen worden, zullen ook zij gevraagd worden het BIBOB vragenformulier in te vullen en maakt dit formulier ook dit deel uit van de aanvraagprocedure omgevingsvergunning bouwactiviteit.

Dit onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van:

  • §

    de door de aanvrager/houder van de vergunning beantwoorde BIBOB vragen die zijn opgenomen in het BIBOB vragenformulier (inclusief bijlagen);

  • §

    de door hem/haar daarbij aangeleverde documenten;

  • §

    eventuele extra, op verzoek van het bevoegd gezag, door aanvrager/houder overlegde documenten of informatie;

  • §

    open bronnen onderzoek (zoals Kamer van Koophandel, Kadaster etc.).

Bij alle aanvragen worden de aangeleverde gegevens (ingeleverde stukken, inclusief het BIBOB vragenformulier met bijlagen) over financiering en bedrijfsactiviteiten globaal, maar wel grondig, bekeken (lichte toets). Als er naar aanleiding van de antwoorden in het BIBOB vragenformulier en de ingeleverde stukken nog vragen zijn, dan wordt een dieper onderzoek uitgevoerd (diepgaande toets).

De BIBOB gronden vormen een aanvulling op de reeds bestaande mogelijkheden om een vergunning te weigeren of in te trekken. Het bevoegd gezag zal echter altijd eerst de bestaande weigerings- en intrekkingsgronden onderzoeken en, zo mogelijk, toepassen.

Mate van gevaar

  • §

    Wanneer het BIBOB vragenformulier niet volledig wordt ingevuld, wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling gesteld. In geval van een bestaande vergunning wordt het niet invullen van dit formulier op grond van artikel 4 van de Wet BIBOB aangemerkt als ernstig gevaar. Hierdoor kan het bestuursorgaan de omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk intrekken.

  • §

    Een weigering om gevraagde extra informatie aan te leveren dan wel onvolledig aan te leveren leidt tot het buiten behandeling stellen van de nieuwe aanvraag dan wel de mogelijkheid tot het intrekken van de reeds verstrekte vergunning.

  • §

    Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet BIBOB genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een 'ernstig gevaar' als bedoeld in de Wet BIBOB, kan het de vergunning weigeren of intrekken.

  • §

    Bij een 'mindere mate van gevaar' dat de (aangevraagde) vergunning wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten en witwaspraktijken kan het bevoegd gezag extra voorwaarden aan de vergunning verbinden. Deze voorwaarden dienen BIBOB gerelateerd te zijn.

Bij deze zogenoemde "eigen huiswerkfase" kan de informatiepositie van bestuursorganen voor de BIBOB toetsing versterkt worden vanuit het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC). Ook kan de gemeente desgewenst gebruik maken van de expertise van het RIEC.

Stap 2

Aanvullend op deze extra verstrekte informatie kan een advies bij het Landelijke Bureau

BIBOB worden gevraagd indien:

  • a.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of daarmee in verband te brengen betrokkenen, de financier van het betreffende bouwactiviteit en de onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd,

  • b.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur van aan de uitvoering van de beschikking te verbinden onderneming(en),

  • c.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering van de aan de betreffende beschikking te verbinden bouwactiviteit,

  • d.

    de officier van justitie de gemeente de tip geeft om in een bepaalde zaak een BIBOB advies aan te vragen.

Een toetsing aan de Wet BIBOB met behulp van een advies van het Landelijk Bureau BIBOB geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy moet het bevoegd gezag de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen.

Deze eisen brengen mee dat het bevoegd gezag eerst, zoals hierboven is uitgewerkt, gebruik moet maken van de eigen instrumenten. Voorts moet het vragen van een advies evenredig zijn gelet op de mate van gevaar en de ernst van de strafbare feiten.

De adviesaanvraag bij het Landelijk Bureau BIBOB is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (AWB). Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken.

Mandaatverlening

Aan de BIBOB coördinator wordt hierbij mandaat verleend om, ter uitvoering van deze beleidsregel in het kader van de toetsing van aanvragen om een vergunning en ten behoeve van de intrekking van een al verleende vergunning, namens het college:

  • 1.

    het BIBOB vragenformulier vast te stellen.

  • 2.

    te corresponderen met daarvoor in aanmerking komende personen en instellingen, waaronder de aanvrager en de houder van een vergunning.

Overgangsrecht

Deze beleidsregel is van toepassing op:

  • 1.

    na de datum van inwerkingtreding ontvangen aanvragen om een vergunning en op de datum van inwerkingtreding verleende vergunningen, waarop de beleidsregel van toepassing is;

  • 2.

    voor de datum van inwerkingtreding ontvangen aanvragen om een vergunning en de BIBOB Officier van Justitie, voordat een beslissing op de aanvraag is genomen, adviseert om een advies aan het landelijk Bureau BIBOB aan te vragen.

Evaluatie

Deze beleidsregel zal uiterlijk vijf jaar na vaststelling daarvan geëvalueerd worden en op basis daarvan zo nodig worden gewijzigd.

Naam beleidsregel

Deze beleidsregel kan worden aangehaald als “BIBOB beleidsregel betreffende de aanvraag om een omgevingsvergunning bouwactiviteit”.

Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag nadat deze is bekendgemaakt.

Algemene toelichting

Doel van de Wet BIBOB

Het achterliggende doel van de Wet BIBOB is dat voorkomen wordt, dat door het verlenen van een vergunning de overheid criminele activiteiten faciliteert. De Memorie van Toelichting bij de Wet BIBOB vermeldt daarover het volgende:

“Het openbaar bestuur moet in staat worden gesteld zich te beschermen tegen het risico dat criminele activiteiten worden gefaciliteerd, zowel wat betreft zijn bestuurlijke rol bij het verlenen van subsidies en vergunningen, als in zijn civielrechtelijke rol als contractpartij bij aanbestedingen en andere verbintenissen”.

Door de toepassing van de Wet BIBOB heeft de gemeente de mogelijkheid om, als dat nodig is, extra informatie over personen te verzamelen uit informatiesystemen. Daardoor is het mogelijk geworden om vergunningen te weigeren of in te trekken. Zonder die extra informatie zou dat niet mogelijk zijn geweest. Het Openbaar Ministerie en het landelijk Bureau BIBOB vervullen bij het verkrijgen van die extra informatie een belangrijke rol.

De Wet BIBOB

De Wet BIBOB regelt eigenlijk twee zaken. In de eerste plaats kunnen bepaalde vergunningen, subsidies en aanbestedingen geweigerd worden omdat er sprake is van criminele banden. Om diezelfde reden kunnen vergunningen, subsidies en gunningen na een aanbesteding ingetrokken worden of worden opgezegd.

Op de tweede plaats voorziet de Wet BIBOB in een landelijk Bureau BIBOB. Dit bureau is er speciaal voor om gemeenten als zij dat vragen te adviseren over de ernst van eventueel aanwezige criminele banden van een aanvrager van een vergunning of subsidie of een deelnemer aan een aanbesteding. Het bureau kan daarvoor een diepgaande screening verrichten. Daarvoor heeft het tal van zogenaamde gesloten bronnen tot haar beschikking.

Reikwijdte van de Wet BIBOB

Het is echter niet zo, dat bestuursorganen in alle gevallen de Wet BIBOB kunnen toepassen. De wetgever heeft vooral kwetsbare branches op het oog. Om die reden vallen niet alle bestuurlijke besluiten binnen het bereik van de Wet BIBOB, maar alleen de vergunningen, subsidies en aan te besteden overheidsopdrachten. De sectoren of branches waarop de Wet BIBOB kan worden toegepast staan in de wet genoemd en in het bij de wet behorende Besluit BIBOB.

De Drank- en Horecawet, de Wet op de kansspelen en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (bouw- en milieuvergunningen) hebben de vergunningverlening onder de Wet BIBOB gebracht. In het Besluit BIBOB worden lokale vergunningen zoals de exploitatievergunning voor horeca ('droge' en 'natte' horeca), de vergunningen voor prostitutiebedrijven, seksinrichtingen, grow-, head- en smartshops en speelautomatenhallen onder de werking van de wet gebracht.

Bureau BIBOB

Het landelijke Bureau BIBOB maakt deel uit van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Dit bureau adviseert en begeleidt de gemeente bij het toepassen van de Wet BIBOB. Op verzoek van de gemeente verricht het Bureau BIBOB ook onderzoek naar eventuele criminele banden van aanvragers van een vergunning, van de leidinggevenden in het bedrijf en van personen met wie de ondernemer een zakelijke relatie onderhoudt. Onderzocht wordt of deze personen misschien een relatie hebben tot bepaalde strafbare feiten, zoals de Wet BIBOB bedoelt.

Het gaat bij een onderzoek door het Bureau BIBOB om het uitbrengen van een advies over de mate waarin er gevaar bestaat dat iemand criminele banden heeft. Het onderzoek en dus het advies van het bureau kan drie uitkomsten hebben:

  • -

    er is geen sprake van gevaar;

  • -

    er is sprake van een mindere mate van gevaar;

  • -

    er is sprake van een ernstige mate van gevaar.

In het eerste geval zal de vergunning worden verleend of zal een verleende vergunning niet worden ingetrokken. In het tweede en derde geval zal de gemeente een afweging moeten maken of de vergunning wordt geweigerd of wordt ingetrokken of dat er (alsnog) extra voorschriften aan de vergunning worden verbonden. De gemeente moet zelf beoordelen of de feiten en conclusies uit het advies als motivering voor de negatieve beschikking kunnen worden gebruikt.

Subsidiariteit en proportionaliteit

Volgens de Memorie van Toelichting bij de Wet BIBOB zijn de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit belangrijke uitgangspunten van de wet. Subsidiariteit wil met zoveel woorden zeggen, dat in plaats van de Wet BIBOB toe te passen, een bestuursorgaan eerst andere, minder vergaande middelen toepast om het gewenste doel te bereiken. Sommige wetten en regels, zoals het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet, maken al een (beperkte) toets van de integriteit van de aanvrager mogelijk. Als op basis van die integriteitseisen een vergunning kan worden geweigerd of een verleende vergunning kan worden ingetrokken zal dat op die gronden gebeuren. Het onderzoek naar deze eisen grijpt wel in de persoonlijke levenssfeer, maar minder dan een onderzoek in het kader van de Wet BIBOB. Pas als de gewone weigerings- of intrekkingsgronden geen uitkomst bieden zal de toepassing van de Wet BIBOB in beeld komen. De instrumenten van de Wet BIBOB zijn dus aanvullend en als laatste middel bedoeld.

Het gebruik van de instrumenten uit de Wet BIBOB moet ook in verhouding staan tot het te dienen doel. Niet alle strafbare feiten die bekend worden, rechtvaardigen het vragen van een onderzoek door het Bureau BIBOB. In sommige gevallen kan dat als een veel te zwaar middel worden gezien. Dat wordt bedoeld met het begrip “proportionaliteit”.

Eigen onderzoek

De gemeente moet dus eerst nagaan of zij zelf een BIBOB onderzoek kan verrichten. Dat onderzoek kan verricht worden aan de hand van de informatie die door de aanvrager is gegeven in de aanvraagformulieren voor de vergunning. Het gaat daarbij om het vragenformulier, dat in artikel 30 van de Wet BIBOB staat omschreven en dat bij de aanvraag om een vergunning moet worden ingeleverd of dat met het oog op een mogelijke intrekking door de gemeente wordt uitgereikt en weer moet worden ingeleverd.

In het vragenformulier worden vooral vragen gesteld over de kapitaalverschaffing en/of financiering van investeringen, het eigendom van het pand waar een inrichting in is gevestigd, het eigendom van de inventaris en eventueel andere schulden die een aanvrager kan hebben. Met de informatie die naar aanleiding van deze vragen door de aanvrager wordt aangeleverd zal de gemeente proberen meer zicht te krijgen op de zakelijke relaties van de aanvrager die betrekking hebben op de inrichting waarvoor een vergunning wordt aangevraagd.

Daarbij zal de functionaris die de aanvraag behandelt, de checklist met indicatoren hanteren, die door het Bureau BIBOB is ontwikkeld. In de checklist worden de indicatoren ondergebracht in categorieën. Deze categorieën zijn de bedrijfsstructuur, de financiering, omstandigheden in de persoon van de aanvrager en algemeen geldende en beleidsindicatoren. Verder is binnen deze categorieën een onderverdeling gemaakt naar de (plaats van) de inrichting of organisatie, de persoon van de aanvrager of exploitant en de categorie overig. Daarnaast zijn er nog een aantal algemene indicatoren en beleidsindicatoren, die het bevoegd gezag zelf kan invullen.

Als het eigen onderzoek van de gemeente aanleiding geeft om verder onderzoek te doen dan zal de gemeente een advies vragen aan het Bureau BIBOB. In dat verband moeten alle personen die betrokken zijn bij de aanvraag er rekening mee houden dat het onderzoek ook naar hen plaatsvindt.

Bij het onderzoek naar een al verleende vergunning, mag het niet meewerken aan het invullen van het vragenformulier door de gemeente worden uitgelegd als een ernstig gevaar op crimineel misbruik en zal dus direct leiden tot intrekking van de vergunning.

De doelstelling van de gemeente met de toepassing van de Wet BIBOB is om personen en organisaties die in relatie staan tot de (georganiseerde) misdaad de voet dwars zetten bij pogingen actief te worden respectievelijk belangen te verwerven in de plaatselijke economie.