Subsidieregeling landschappen van allure Noord-Brabant

Geldend van 01-04-2013 t/m 24-10-2013

Gelet op artikel 105 en artikel 143 van de Provinciewet;

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

Gelet op artikel 107 en artikel 108 van het Europees Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

Overwegende dat Provinciale Staten, gezien het advies van de Statencommissie Ruimte en Milieu van 26 november 2010, op 10 december 2010 het investeringsvoorstel “Landschappen van Allure” hebben vastgesteld;

Overwegende dat de provincie met het investeringsvoorstel “Landschappen van Allure” in samenwerking met de regio een gerichte bijdrage wil leveren aan de ambitie om van Brabant een hoogwaardige kennis- en innovatieregio te maken, omdat hoogwaardige groene landschappen van belang zijn voor een aantrekkelijk vestigings- en leefklimaat in Brabant, complementair zijn aan de sterke en innovatieve stedelijke landschappen en samen een essentiële vestigingsfactor én een waardevol bezit vormen voor de complete kennis- en innovatieregio die de provincie nastreeft;

Overwegende dat de provincie met het investeringsvoorstel de drie provinciale landschappen, de Brabantse Wal, Het Groene Woud en de Maashorst, wil ontwikkelen tot drie toplocaties als het gaat om het beleven en ervaren van natuur en landschap in Brabant;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten deze doelstellingen willen bereiken door subsidie in de vorm van een geldbedrag, lening of een garantie te verlenen aan projecten gericht op de versterking van de landschappen door biodiversiteit en het beleven daarvan, het vormgeven van dynamische ontwikkelingen in de landschappen en het ondernemen en beleven in de landschappen;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op verzoek van Provinciale Staten een Bidbook voor de Landschappen van Allure hebben opgesteld waarin de door regionale stuurgroepen ontwikkelde Streefbeelden voor de landschappen zijn opgenomen;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op de te subsidiëren projecten het Besluit 2012/21/EU van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, tweede lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen (PbEU 2012, L 7) van toepassing verklaren;

Besluiten vast te stellen de volgende regeling: 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Adviescommissie Landschappen van Allure: adviescommissie ingesteld op grond van artikel 82 van de Provinciewet;

  • b.

    Bidbook: Bidbook Landschappen van Allure, zoals opgenomen in bijlage 1;

  • a.

    de Brabantse Wal: het gebied van de gemeenten Bergen op Zoom, Steenbergen en Woensdrecht en de deelgebieden Wouwse Plantage tot aan Visdonk gelegen in de gemeente Roosendaal, zoals weergegeven op de kaart in bijlage 2;

  • b.

    de Maashorst: het gebied van de gemeenten Bernheze, Landerd, Oss en Uden, zoals weergegeven op de kaart in bijlage 3.

  • c.

    Het Groene Woud: het gebied van de gemeenten Best, Boxtel, Dongen, Eindhoven, Haaren, Heusden, Loon op Zand, Oirschot, Oisterwijk, Schijndel, ’s-Hertogenbosch, Sint Michielsgestel, Sint Oedenrode, Son en Breugel, Tilburg, Veghel ten westen van de Zuid-Willemsvaart, Vught en Waalwijk ten oosten van de N261, zoals weergegeven op de kaart in bijlage 4;

  • d.

    regionale stuurgroep: Bestuurlijk Overleg de Brabantse Wal, Streekraad Het Groene Woud en Stuurgroep de Maashorst;

  • e.

    Streefbeeld: Streefbeeld voor de Landschappen van Allure, zoals opgenomen in het Bidbook;

  • f.

    Statencommissie: commissie uit Provinciale Staten van Noord-Brabant, relevant op dit beleidsterrein.

Artikel 2 Doelgroep

  • 1 Subsidie kan worden aangevraagd door een samenwerkingsverband van:

    • a.

      natuurlijke personen en rechtspersonen;

    • b.

      rechtspersonen.

  • 2 In het samenwerkingsverband als bedoeld in het eerste lid:

    • a.

      treedt een deelnemer met rechtspersoonlijkheid op als penvoerder en draagt zorg voor:

      • 1˚.

        de subsidieaanvraag;

      • 2˚.

        de overige correspondentie;

      • 3˚.

        de inhoudelijke en financiële verantwoording.

    • b.

      draagt het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 3 Subsidievorm

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze regeling projectsubsidies.

  • 2 Subsidies als bedoeld in het eerste lid kunnen worden verstrekt in de vorm van:

    • a.

      een geldbedrag;

    • b.

      een geldlening;

    • c.

      een garantstelling.

 Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

    versterking van het landschap;

  • b.

    dynamische ontwikkeling in het landschap; of

  • c.

    ondernemen en beleven in het landschap.

Artikel 5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien de totale projectkosten minder bedragen dan € 2.000.000. 

Artikel 6 Subsidievereisten

  • 1 Om voor subsidie als bedoeld in artikel 4 in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in:

      • 1˚.

        de Brabantse Wal;

      • 2˚.

        Het Groene Woud; of

      • 3˚.

        de Maashorst.

    • b.

      het project past binnen het Streefbeeld voor het desbetreffende gebied;

    • c.

      het project sluit aan bij de richting van de projectvoorstellen, zoals opgenomen in het Bidbook;

    • d.

      het project heeft een bovenlokaal karakter;

    • e.

      aan het project liggen ten grondslag:

      • 1˚.

        raadpleging van de desbetreffende Statencommissie;

      • 2˚.

        een investeringsvoorstel, overeenkomstig het door Gedeputeerde Staten vastgestelde formulier, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze voldaan wordt aan de vereisten van deze regeling en waarin de bevindingen zijn verwerkt van de raadpleging, bedoeld onder 1˚;

      • 3˚.

        een positief advies van de desbetreffende regionale stuurgroep.

  • 2 Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 4, onderdeel a, in aanmerking te komen voldaan aan ten minste één van de volgende vereisten:

    • a.

      het project draagt bij aan het behouden en versterken van het landschap in ecologische, cultuurhistorische en ruimtelijke zin;

    • b.

      het project draagt bij aan het behouden en versterken van biodiversiteit in de vorm van aard-, water-, bodemkunde en flora en fauna;

    • c.

      het project draagt bij aan het versterken van het recreatief gebruik en de beleving van het landschap.

  • 3 Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 4, onderdeel b, in aanmerking te komen voldaan aan ten minste één van de volgende vereisten:

    • a.

      het project versterkt de ontwikkeling van functies in het landschap die bijdragen aan de kwaliteit van het landschap in ecologische, cultuurhistorische en ruimtelijke zin;

    • b.

      het project versterkt de landschappelijke inpassing, kwaliteit en vormgeving bij een ruimtelijke ontwikkeling van infrastructuur, wonen en werken;

    • c.

      het project versterkt de toegankelijkheid en ontsluiting van het landschap, specifiek gericht op de relatie tussen stad en land.

  • 4 Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 4, onderdeel c, in aanmerking te komen voldaan aan ten minste één van de volgende vereisten:

    • a.

      het project bevordert innovatie die bijdraagt aan de kwaliteit van het landschap in ecologische, economische en sociaal-culturele sectoren;

    • b.

      het project levert nieuwe financiële oplossingen op voor de inrichting en beheer van het landschap, alsmede het beleven en het gebruik daarvan;

    • c.

      het project laat partijen participeren die nog niet eerder bij de ontwikkeling van het landschap betrokken zijn geweest. 

Artikel 7 Subsidiabele kosten

  • 1 Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle daadwerkelijk gemaakte kosten voor subsidie in aanmerking.

  • 2 In afwijking van het eerste lid zijn kosten voor investeringen in gebouwen, bouwwerken en fiets-, wandel- en ruiterpaden, inclusief daarvoor benodigde kunstwerken, subsidiabel tot een maximum van 20% van de totale projectkosten.

Artikel 8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor investeringen in het op orde brengen van de basis van natuur en water, voorzover voorzien in een andere provinciale regeling;

  • b.

    kosten voor investeringen in gebouwen en bouwwerken die bedrijfsmatig geëxploiteerd kunnen worden of een woonbestemming hebben, met uitzondering van een gebouw van cultuurhistorisch belang of met een kleinschalige maatschappelijke bestemming, waarbij de subsidie wordt gevraagd in de vorm van een geldlening of garantstelling;

  • c.

    kosten voor investeringen in een pretpark, recreatiepark, golfbaan of andere leisurevoorziening, die bedrijfsmatig geëxploiteerd kan worden;

  • d.

    kosten voor investeringen in verharde wegen inclusief de daarvoor benodigde kunstwerken, met uitzondering van artikel 7, tweede lid;

  • e.

    kosten waarvoor de aanvrager reeds subsidie heeft ontvangen;

  • f.

    kosten voor uitvoering van wettelijke taken;

  • g.

    kosten van beheer en onderhoud;

  • h.

    kosten voor reguliere activiteiten van de deelnemers van het samenwerkingsverband;

  • i.

    kosten gemaakt voor het moment van indiening van de aanvraag;

  • j.

    kosten voor leges en vergunningverlening;

  • k.

    kosten voor aansprakelijkheid en verhaal;

  • l.

    loonkosten voor deskundigen boven een maximum van gemiddeld € 93 per uur, inclusief sociale lasten en overhead;

  • m.

    loonkosten van medewerkers van de deelnemers van het samenwerkingsverband;

  • n.

    vergoeding voor ureninzet van vrijwilligers;

  • o.

    reiskosten. 

Artikel 9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend binnen de tenderperiode van 1 april 2013 tot en met 30 april 2013. 

Artikel 10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 4, voor de tenderperiode van 1 april 2013 tot en met 30 april 2013, vast op € 26.475.000. 

Artikel 11 Subsidiehoogte

  • a.

    De hoogte van de subsidie in de vorm van een geldbedrag bedraagt 100% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van 50% van de totale projectkosten.

  • b.

    De hoogte van de subsidie in de vorm van een geldlening bedraagt 100% van de subsidiabele kosten tot een maximum van 50% van de totale projectkosten.

  • c.

    De hoogte van de subsidie in de vorm van een garantstelling bedraagt 100% van de subsidiabele kosten tot een maximum van 50% van de totale projectkosten.

Artikel 12 Verdeelcriteria

  • 1 Indien de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond, genoemd in artikel 10, te boven gaan, maken Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende aanvragen op basis van de volgende afwegingscriteria:

    • a.

      de mate waarin het project bijdraagt aan het versterken van het landschap, te waarderen met maximaal 55 punten;

    • b.

      de mate waarin het project partijen laat participeren die nog niet eerder bij de ontwikkeling van het landschap betrokken zijn geweest, te waarderen met maximaal 15 punten;

    • c.

      de mate waarin verdienmogelijkheden van het project voor het landschap bijdragen aan een structurele financiering van het versterken van het landschap, te waarderen met maximaal 15 punten;

    • d.

      de mate waarin het project toepassing geeft aan innovatieve concepten en oplossingen in en voor het landschap, te waarderen met maximaal 15 punten.

  • 2 Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door de hoogste score op basis van het afwegingscriterium in het eerste lid, onder a.

  • 3 Indien toepassing van het tweede lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting. 

Artikel 13 Extern advies

Gedeputeerde Staten leggen subsidieaanvragen als bedoeld in artikel 4, voor advies over artikel 6 en 12, voor aan de Adviescommissie Landschappen van Allure. 

Artikel 14 Subsidieverlening

  • 1 Subsidie in de vorm van een geldlening of garantstelling wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat tussen de subsidieontvanger en de provincie een overeenkomst ter uitvoering van de subsidiebeschikking tot stand komt.

  • 2 In de overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, en in de beschikking tot subsidieverlening wordt een regime voor betaling van rente en aflossing opgenomen. 

Artikel 15 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1 De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      het project wordt vóór 1 januari 2017 gerealiseerd;

    • b.

      de subsidieontvanger overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag;

    • c.

      de subsidieontvanger houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

  • 2 De subsidieontvanger kan een aanvraag indienen tot ontheffing van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, onder a, indien het redelijkerwijs niet mogelijk is om te voldoen aan deze verplichting. 

 Artikel 16 Prestatieverantwoording

Gedeputeerde Staten leggen in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger bij de aanvraag tot vaststelling aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan. 

Artikel 17 Bevoorschotting en betaling

  • 1 Gedeputeerde Staten bepalen de hoogte van het voorschot op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte.

  • 2 Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt betaald in termijnen waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald. 

Artikel 18 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze regeling aan Provinciale Staten een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze regeling in de praktijk.

Artikel 19 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2013.

Artikel 20 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling landschappen van allure Noord-Brabant.

Ondertekening

‘s-Hertogenbosch, 19 maart 2013

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

de secretaris drs. W.G.H.M. Rutten

 

Bijlagen

Bijlage 1 bij Subsidieregeling landschappen van allure Noord-Brabant

[Klik hier om het document te downloaden]  [± 11 Mb]

Bijlage 2 bij Subsidieregeling landschappen van allure Noord-Brabant

[Klik hier om het document te downloaden]

Bijlage 3 bij Subsidieregeling landschappen van allure Noord-Brabant

[Klik hier om het document te downloaden]

Bijlage 4 bij Subsidieregeling landschappen van allure Noord-Brabant

[Klik hier om het document te downloaden]  

Algemeen

AanleidingOp 10 december 2010 hebben Provinciale Staten van Noord-Brabant het investeringsvoorstel “Landschappen van Allure” vastgesteld. Het betreft een van de voorstellen uit de Investeringsstrategie Agenda van Brabant. In het Bestuursakkoord “Tien voor Brabant” van de provincie van april 2011 zijn de ambities uit dit investeringsvoorstel overgenomen. Het in 2011 door Provinciale Staten vastgestelde koersdocument “Transitie stad en platteland” geeft de wijze aan waarop de provincie wil samenwerken aan de ontwikkeling van het landelijk gebied in relatie met de Brabantse steden. De provincie wil de ambities voor mooie landschappen realiseren door samenwerking te bevorderen tussen partijen zoals gemeenten, terreinbeheerders, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en burgers. Met deze regeling wordt beoogd bij te dragen aan de realisatie van Landschappen van Allure.

Doelstelling van de regelingDe provincie kiest ervoor om te investeren in natuur en landschap van drie gebieden: de Brabantse Wal, Het Groene Woud en de Maashorst. Het gaat hier om de ontwikkeling van drie landschappen die op ecologisch, sociaal en economisch gebied belangrijk en onderscheidend zijn voor Brabant vanwege hun ligging ten opzichte van stedelijke gebieden. Hier kunnen stad en land sterk met elkaar verbonden worden.

Met de regeling landschappen van allure wil de provincie de komende vier jaar een bijdrage leveren aan de realisatie van drie hoogwaardig groene landschappen, die van groot belang zijn voor een aantrekkelijk vestigings- en leefklimaat in Brabant. Deze landschappen zijn dan complementair aan de sterke en innovatieve stedelijke landschappen. Samen vormen zij een belangrijke vestigingsfactor én een waardevol bezit voor een bijzonder woon- en leefmilieu in Brabant. Op deze manier wil de provincie bijdragen aan de ambitie om van Brabant een sterke kennis- en innovatieregio te maken.

Door te investeren in de Brabantse Wal, Het Groene Woud en de Maashorst worden drie mooie landschappen in Brabant ontwikkeld, landschappen die belangrijk zijn voor het beleven, het wonen en het werken. De provincie wil graag mensen met natuur en landschap verbinden (het landschap leeft) en het bedrijfsleven met natuur en landschap verbinden (het landschap loont).

Het door de provincie beschikbaar gestelde investeringsbudget moet er voor zorgen dat de landschappen op termijn én voor langere tijd op een zichtbaar hoog kwaliteitsniveau komen, de allure in het landschap. Die allure verbindt particulieren en bedrijven aan de landschappen waardoor de natuur en het landschap duurzaam en zelfstandig in stand gehouden kan worden. Binnen dit investeringsvoorstel Landschappen van Allure zijn voor de provincie de begrippen innovatie (vernieuwen), verdienmodellen (financieren) en participatie (meedoen) daarom van belang om de kwaliteiten van de landschappen te versterken.

Juridisch kader

Algemene wet bestuursrecht en de Algemene SubsidieverordeningDe regels van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant (Asv) zijn op deze subsidieregeling van toepassing.

Subsidies en Europese staatssteunregels

Bij de opzet van de subsidieregeling is in geval van subsidieverlening sprake van staatssteun. Staatssteun is in beginsel verboden, maar uitzonderingen zijn mogelijk. Een aparte categorie steunmaatregelen betreft diensten van algemeen economisch belang (DAEB). DAEB onderscheiden zich van gewone diensten door de aanwezigheid van publieke belangen met betrekking tot kwaliteit en toegankelijkheid. Indien de overheid van mening is dat bepaalde economische diensten in het algemeen belang zijn en het marktmechanisme niet in voldoende mate in deze diensten voorziet, kan zij besluiten om de DAEB te gaan ondersteunen.

Deze subsidieregeling ziet met name op projecten die onder natuurbescherming vallen. De Europese Commissie heeft natuurbeschermingstaken als DAEB erkend. Gelet hierop kunnen projecten die zien op natuurbescherming onder de DAEB regels worden gebracht. Projecten of onderdelen van projecten die zien op gewone commerciële activiteiten, zoals een subsidie aan lokale hoteleigenaren, boeren of andere bedrijven vallen niet onder DAEB. Hiervoor gelden de reguliere staatssteunregels.

De compensatie voor het verrichten van DAEB dient aan een aantal strikte voorwaarden te voldoen:

  • 1.

     De begunstigde onderneming moet daadwerkelijk belast zijn met de uitvoering van openbare dienst verplichtingen en die verplichtingen moeten duidelijk omschreven zijn (artikel 4 van het DAEB-Vrijstellingsbesluit).

  • 2.

     De parameters op basis waarvan de compensatie wordt berekend, moeten vooraf op objectieve en doorzichtige wijze worden vastgesteld (artikel 4 van het DAEB Vrijstellingsbesluit).

  • 3.

     De compensatie mag niet hoger zijn dan nodig is om de kosten van

  • de uitvoering van de openbare dienst verplichting, rekening houdend met de opbrengsten alsmede met een redelijke winst uit de uitvoering van die verplichtingen, geheel of gedeeltelijk te dekken (artikel 5 van het DAEB-Vrijstellingsbesluit).

  • 4.

     Er dient verwezen te worden naar het DAEB-Vrijstellingsbesluit van de Europese Commissie. Dit vrijstellingsbesluit stelt als voorwaarde dat iedere twee jaar gerapporteerd wordt over het gebruik van de vrijstellingsbeschikking.

Artikelsgewijs

Artikel 2 Doelgroep Eerste lid SamenwerkingsverbandBeoogd wordt om projecten te financieren waarbij meerdere partijen in de regio samenwerken en waar – naast natuur en landschap – mogelijk meer belangen kunnen worden geïntegreerd. Derhalve moet subsidie worden aangevraagd door een samenwerkingsverband. Indien het samenwerkingsverband rechtspersoonlijkheid heeft kan het samenwerkingsverband zelf de subsidieaanvraag indienen. Indien het samenwerkingsverband geen rechtspersoonlijkheid bezit, dient een van de deelnemers met rechtspersoonlijkheid de subsidieaanvraag in.

Tweede lid Deelnemers samenwerkingsverbandBij een samenwerkingsverband is er sprake van schriftelijke instemming van alle deelnemers over ten minste de activiteiten in de subsidieaanvraag, de penvoering en de financiële en inhoudelijke verantwoording. Het samenwerkingsverband beschikt over een door alle deelnemers van het samenwerkingsverband ondertekende verklaring, waaruit de instemming van alle deelnemers met betrekking tot de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd, de penvoering en de inhoudelijke en financiële verantwoording blijkt.

Artikel 3 SubsidievormDe Agenda van Brabant zet in op nieuwe investeringsstrategieën. De provincie wil naast het eenmalige karakter van subsidie in de vorm van een geldbedrag ook doelen realiseren via andere subsidievormen. Op basis van dit artikel kan de provincie ook via het geven van een lening of het doen van een garantstelling in projecten participeren.

Gestimuleerd wordt dat de financiële inzet in projecten daar waar mogelijk revolverend zal zijn. Het geld kan dan niet één keer maar meerdere keren gebruikt worden ten behoeve van landschapsdoelen. Bovendien wordt daarmee gestimuleerd dat landschappen zichzelf in stand kunnen houden. De provincie wil na deze investeringsimpuls geen blijvende financiële rol meer in de landschappen innemen.

Artikel 5 WeigeringsgrondenIn artikel 5 is de weigeringsgrond opgenomen dat de totale projectkosten van een project de twee miljoen euro moeten overschrijden. Hiermee is beoogd om alleen omvangrijke en grootschalige projecten te financieren.

Naast voornoemde weigeringsgrond zijn de algemene weigeringsgronden in artikel 4:35 van de Awb en artikel 8 van de Asv van toepassing. De weigeringsgrond in artikel 5 is een aanvulling op de weigeringsgronden genoemd in de Awb en de Asv.

Artikel 6 SubsidievereistenHet eerste lid bevat de basisvereisten waaraan alle projecten moeten voldoen. Het tweede tot en met vierde lid bevat de vereisten voor de drie verschillende soorten subsidiabele projecten. Wanneer het project dus gericht is op de versterking van het landschap (artikel 4, onderdeel a), moet er worden voldaan aan de basisvereisten en één van de vereisten van het tweede lid. Wanneer het project gericht is op de dynamische ontwikkeling van het landschap (artikel 4, onderdeel b), moet er worden voldaan aan de basisvereisten en één van de vereisten van het derde lid. En wanneer het project is gericht op het ondernemen en het beleven in het landschap (artikel 4, onderdeel c) moet worden voldaan aan de basisvereisten en één van de vereisten van het vierde lid.

Eerste lid Basisvereisten Onder a Landschappen van allureEen project moet worden uitgevoerd in een van de drie genoemde gebieden. Het woord “of” in de opsomming laat echter ook ruimte voor uitvoering in meer dan een gebied. Onder b StreefbeeldHet Streefbeeld is een meerjarige visie op landschap en vormt de basis voor de ontwikkeling als landschap van allure. Het Streefbeeld heeft niet alleen ruimtelijke, maar ook sociale, economische en ecologische aspecten in zich. De regionale stuurgroepen hebben in 2011 en 2012 het Streefbeeld ontwikkeld voor het betreffende landschap van allure. Aan de door de regio ontwikkelde Streefbeelden liggen de volgende visies ten grondslag: - Toekomstschets Brabantse Wal (sept. 2009) en de visie zoals verwoord in ‘Investerings- en uitvoeringsprogramma De Brabantse Wal’ (sept. 2011) - Het Groene Woud, “Ontwikkelingsvisie 2011-2020, Versterking door Samenwerking’’ (2011) - de Maashorst, het Maashorstmanifest (2010)Onder c Bidbook Het Bidbook zoals opgenomen in de bijlage geeft de Streefbeelden voor de landschappen aan en bevat richtinggevende projectvoorstellen. De bijlage bij het Bidbook bevat het advies van het Kwaliteitsteam Sijmons over het Bidbook. Onder d BovenlokaalHiermee wordt beoogd aan te geven dat het project uitstraling dient te hebben op het totale landschap van het betreffende gebied. Met de landschappen van allure wil de provincie namelijk investeren in projecten die een uitstraling hebben op minimaal bovenlokaal niveau en bij voorkeur op provinciaal of (inter-) nationaal niveau. Die uitstraling is zichtbaar in de ruimtelijk, landschappelijke kwaliteit en de wijze waarop innovatieve concepten in en voor het landschap ontwikkeld worden.Onderdeel e Investeringsvoorstel Onder 1e raadpleging StatencommissieDeze raadpleging heeft als doel de aanvrager in de gelegenheid te stellen om de visie van de Statencommissie te betrekken bij de formulering van zijn voorstel. De provincie en de aanvrager stemmen nader af op welke wijze de raadpleging van de relevante Statencommissie plaatsvindt. Onder 2e investeringsvoorstelIn het format van Gedeputeerde Staten inzake het investeringsvoorstel is in ieder geval opgenomen dat er een sluitende investeringsbegroting, een exploitatieplan en een communicatieplan wordt ingediend. Tevens dient het investeringsvoorstel aan te geven op welke wijze de bevindingen van de Statencommissie zijn verwerkt.Onder 3e regionale stuurgroep Uit het positieve advies van de desbetreffende regionale stuurgroep dient te blijken dat het project past binnen het voor het desbetreffende gebied vastgestelde streefbeeld.

Tweede lid Vereisten versterking van het landschapDe waarde van de drie landschappen ligt primair in de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten. Ook de aspecten donkerte en stilte en daarbij behorende contrasten behoren tot die kwaliteiten. Tevens is het recreatieve gebruik en beleving van het landschap van grote waarde. Het zijn deze kwaliteiten die de landschappen bijzonder maken en de grote betekenis voor Brabant verklaren. Het is van belang om die kwaliteiten te beschermen en te herstellen, maar vooral ook verder te ontwikkelen. Daarom wil de provincie investeringen stimuleren in de ecologische en landschappelijke ontwikkeling van de landschappen, dit gerelateerd aan versterking van de biodiversiteit en verhoging van de gebruiks- en belevingswaarden.

Derde lid Vereisten dynamische ontwikkeling in het landschapLandschappen zijn dynamisch en altijd in ontwikkeling. Nieuwe ontwikkelingen zoals op het gebied van infrastructuur en bedrijvigheid in deze waardevolle gebieden vragen om zorgvuldige afwegingen. Daarom wil de provincie die ontwikkelingen versterken met een hoogwaardige landschappelijke, ecologische en architectonische invulling. Dit vereiste is gericht op extra investeringen in verduurzaming en vergroening van de infrastructuur en economie.

Vierde lid Vereisten ondernemen en beleven in het landschap Lokale bedrijven zoals in de agrarische sector en de sector recreatie en toerisme zijn samen met lokale overheden de belangrijkste gebruikers en beheerders van het landschap. Zij zijn de partijen die de landschappen mede dragen. De provincie wil dat in dat verband geïnvesteerd wordt in innovatie in het landschap, in nieuwe financiële arrangementen voor het landschap en in de participatie van partijen (waaronder ook burgers) die voorheen nog niet bij de landschappen betrokken waren.

Artikel 7 Subsidiabele kosten Tweede lid Gebouwen en paden De subsidiabele kosten ten aanzien van “rood en grijs” zoals voor gebouwen, bouwwerken en paden, worden begrensd tot een maximum van 20 % van de totale projectkosten. De provincie wil dat de gelden voor de landschappen van allure primair ten goede komen aan de natuur en het landschap. Dat betekent dat de provincie alleen in beperkte gevallen zal investeren in gebouwen, bouwwerken en paden, alleen daar waar dat een gerichte betekenis of directie relatie heeft met natuur en landschap. Hierbij worden zowel de kosten- als de batenaspecten van deze voorzieningen betrokken.

Artikel 8 Niet subsidiabele kosten Onderdeel a BasisVoor investeringen in het op orde brengen van de basis van natuur en water, zoals investeringen voor de ecologische hoofdstructuur, ecologische verbindingszones en beekherstel zijn diverse andere middelen voorhanden die zorgen dat de benodigde basis om allure te kunnen creëren ook aanwezig is. Om dubbele subsidiering te voorkomen zijn deze kosten gekenmerkt als niet-subsidiabel. Onderdeel b GebouwenUitgangspunt is dat een gebouw dat bedrijfsmatig gebruikt kan worden of waarin gewoond kan worden, zichzelf betaalt. Ofwel via de opbrengsten uit de onderneming ofwel uit de opbrengst van de verkoop van de woning. Subsidie is hiervoor dus niet beschikbaar. Uitzondering wordt gemaakt voor gebouwen die cultuurhistorisch van belang en kenmerkend voor het landschap zijn. Een zelfde uitzondering geldt voor gebouwen met een kleinschalige maatschappelijke voorziening (educatief, sociaal-medisch, sociaal-cultureel en levensbeschouwelijk) die een belangrijke rol (gaan) vervullen in ontwikkeling, beheer en beleving van het landschap. Een kleinschalige voorziening houdt in dat de maatschappelijke functie niet een hoofddoel of de hoofdfunctie is, maar de relatie met en de betekenis voor het landschap is het hoofddoel. Een dergelijke voorziening is in principe openbaar toegankelijk. Voor een bedrijf of woning in een dergelijk gebouw wil de provincie bijdragen in de initiële opstart. Via een lening of garantstelling is voor dergelijke gebouwen dus subsidie beschikbaar. Na de opstart komt dit geld terug naar de provincie. Onderdeel c LeisurevoorzieningenEen leisurevoorziening betreft een grootschalige en publieksaantrekkende voorziening ten behoeve van entertainment, cultuur, recreatie of sport. Kleinschalige recreatieve voorzieningen welke geheel of in overwegende mate in de open lucht worden aangeboden zoals een speeltuin of een klimbos vallen hier buiten. Onderdeel d Verharde wegenOok investeringen die nodig zijn als mitigerende maatregelen of maatregelen voor natuurcompensatie bij infrastructuurprojecten zijn niet subsidiabel. Onderdeel n VrijwilligersDe provincie subsidieert niet de vergoeding voor ureninzet van vrijwilligers. Burgerparticipatie, zoals de inzet van vrijwilligers, vindt de provincie wel belangrijk in de landschappen van allure. Maatregelen en activiteiten die de inzet van vrijwilligers mogelijk maken, zoals scholing en kennis, wil de provincie wel subsidiëren.

Artikel 9 Vereisten subsidieaanvraag In dit artikel staat aangegeven in welke periode de subsidieaanvragen ingediend moeten worden.

Artikel 10 SubsidieplafondHet subsidieplafond geeft het bedrag aan dat voor de genoemde periode beschikbaar is voor subsidie.

Artikel 11 SubsidiehoogteDe hoogte van de subsidie bedraagt altijd maximaal 50% van de totale projectkosten. Dit betekent dat de subsidieaanvrager een eigen bijdrage moet inbrengen van eveneeens 50%. Bij de beoordeling van de hoogte van de totale projectkosten, toetsen Gedeputeerde Staten of de projectbegroting realistisch is en geen onjuiste gegevens bevat. Ingevolge artikel 4:35 van de Awb kunnen Gedeputeerde Staten de subsidieaanvraag geheel of gedeeltelijk weigeren indien de aanvrager onjuiste gegevens heeft verstrekt. In deze regeling zijn geen normen opgenomen voor de hoogte van de eigen bijdrage. In de praktijk betekent dit dat beoordeeld wordt conform de strekking van het hiervoor genoemde art. 4:35 Awb of de hoogte van de eigen bijdrage reëel en realistisch is. Bij die beoordeling kunnen Gedeputeerde Staten gebruik maken van standaardbedragen uit andere (subsidie-) regelingen, standaardbedragen die gebruikelijk zijn in de markt of ervaringen uit andere projecten. Dit alles te beoordelen naar rato, redelijkheid en gericht op de doelen van Landschappen van Allure.

Artikel 12 VerdeelcriteriaOmdat de omvang van het voor verstrekking van subsidies beschikbare bedrag wordt beperkt door het subsidieplafond, wordt in dit artikel bepaald hoe de beschikbare gelden over de in beginsel voor verlening in aanmerking komende aanvragen wordt verdeeld. In deze subsidieregeling wordt gebruik gemaakt van een tendersysteem als verdeling. Bij een tendersysteem moeten aanvragen binnen een bepaalde periode worden ingediend, waarna wordt voorzien in een gelijktijdige beslissing op aanvragen op grond van een onderlinge vergelijking aan de hand van een aantal criteria. De totale subsidiabele kosten uit de subsidieaanvragen die voldoen aan alle vereisten worden bij elkaar opgeteld. Indien het totaalbedrag van al die subsidieaanvragen het subsidieplafond niet overschrijdt, komen alle subsidieaanvragen die voldoen aan de subsidievereisten voor subsidieverlening in aanmerking. Indien het totaalbedrag van de voornoemde subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond wél te boven gaat, wordt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie een afweging gemaakt tussen de verschillende subsidieaanvragen op basis van de kwalitatieve verdeelcriteria uit dit artikel. De aanvragers met de meeste punten, dus hoogste rangschikking, komen in aanmerking voor subsidie, net zolang tot het subsidieplafond wordt bereikt. De subsidie wordt dan verdeeld in de volgorde van rangschikking (op grond van het aantal toegekende punten, waarbij uiteraard de subsidieaanvragen met een hoger puntenaantal hoger gerangschikt worden), totdat het subsidieplafond wordt bereikt. Alle andere subsidieaanvragen, waarvoor dus geen subsidie meer beschikbaar is vanwege overschrijding van het subsidieplafond, moeten geweigerd worden.

Eerste lid Afwegingscriteria onder a Versterken van het landschapBij het scoren van projecten wordt gekeken in hoeverre het project bijdraagt aan de vereisten, bedoeld in artikel 6, tweede lid. Een project dat aan meerdere vereisten voldoet scoort dus hoger dan een project dat slechts aan één vereiste voldoet. onder b ParticipatieBij dit onderdeel wordt gekeken in hoeverre het project er in slaagt nieuwe partijen te betrekken (naast terreinbeherende eigenaren en overheden). Leidt het project tot het aangaan van nieuwe samenwerkingsarrangementen ten behoeve van het landschap met bedrijven en burgers? Ook wordt gelet op de wijze van en de mate van burgerparticipatie (informeren, raadplegen, adviseren, coproductie, (mee)beslissen). onder c VerdienmogelijkhedenIn dit onderdeel is de mate waarin het project revolverend is van belang. Kan het investeringsbedrag worden terugverdiend of het kan terugvloeien naar het landschap (het is geen eenmalig geld)? In hoeverre laat het project zien dat investeren in het landschap loont, voor zowel belanghebbende zelf als voor het landschap in zijn geheel? Ook wordt gekeken of het project werkt met nieuwe financieringsconstructies ten behoeve van het landschap. Maakt het project gebruik van nieuwe vormen om natuur en landschap te financieren dan alleen vanuit overheidsgeld (bijvoorbeeld: sponsoring door ondernemers, gebruikers, degene die baat heeft betaald, fondsvorming, streekrekening, onderhoud en beheer van het landschap door derden)? onder d InnovatieEen project scoort hoger, indien het project innovatie bevordert (op ecologisch, economisch of sociaal-cultureel vlak) die bijdraagt aan de kwaliteit van het landschap. Innovatie kan via onderzoek, via kennisontwikkeling, via productontwikkeling, via de wijze waarop een en ander tot stand komt (proces innovatie). Ook wordt hierbij gekeken of het project zich onderscheidt door de wijze waarin samengewerkt wordt met instellingen op het vlak van (innovatief) onderzoek, kennis en onderwijs.

Tweede en derde lidBij een gelijke score tussen projecten wordt voor de rangschikking in eerste instantie bezien welk project de hoogste score heeft op basis van het afwegingscriterium in het eerste lid, onder a. Pas als ook dit resulteert in een gelijke score zal op basis van loting een definitieve afweging tussen de gelijkscorende projecten worden gemaakt.

Artikel 19 InwerkingtredingVoor de inwerkingtreding van deze regeling moeten Gedeputeerde Staten een afzonderlijk inwerkingtredingsbesluit vaststellen. Dat besluit is afhankelijk van de inwerkingtreding van de Asv en hangt mede samen met de eerder genoemde goedkeuring van de EC in verband met staatssteun.

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

de voorzitter

de secretaris

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

drs. W.G.H.M.Rutten