Verordening van Provinciale Staten van de provincie Noord-Brabant houdende regels omtrent subsidie (Algemene subsidieverordening Noord-Brabant)

Geldend van 20-06-2017 t/m 23-07-2020

Intitulé

Verordening van Provinciale Staten van de provincie Noord-Brabant houdende regels omtrent subsidie (Algemene subsidieverordening Noord-Brabant)

Provinciale Staten van Noord-Brabant,

Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten, d.d. 21 augustus 2012;

Gelet op de artikelen 105, 143 en 145 van de Provinciewet;

Overwegende dat Provinciale Staten op 30 september 2005 de Algemene subsidieverordening Provincie Noord-Brabant hebben vastgesteld, laatstelijk gewijzigd op 13 februari 2009;

Overwegende dat het Rijk als onderdeel van een breed pakket aan maatregelen voor vermindering van uitvoerings- en controlelasten op 24 april 2009 het Kader financieel beheer rijkssubsidies (hierna: Rijkssubsidiekader) heeft vastgesteld;

Overwegende dat Provinciale Staten in navolging van de andere provincies in een streven naar landelijke uniformiteit hebben besloten tot een provinciale doorvertaling van de uitgangspunten van het Rijkssubsidiekader in de Algemene subsidieverordening Provincie Noord-Brabant;

Overwegende dat dit voor burgers, bedrijven en instellingen, alsmede voor de provincie moet leiden tot een vergaande lastenvermindering, deregulering en een vereenvoudigd, uniform, efficiënt en transparant subsidieverstrekkings-proces.

Overwegende dat Provinciale Staten het vanwege het grote aantal noodzakelijke wijzigingen in de Algemene subsidieverordening Provincie Noord-Brabant wenselijk achten een geheel nieuwe verordening vast te stellen;

Besluiten vast te stellen de volgende verordening:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    begrotingssubsidie: buitenwettelijke subsidie als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onder c, van de Awb;

  • c.

    BTW: belasting toegevoegde waarde;

  • d.

    controleverklaring: accountantsverklaring als bedoeld in artikel 2:393, vijfde lid, van het Burgerlijk Wetboek of verklaring inzake vrijwillige controle als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder o, van de Wet toezicht accountantsorganisaties;

  • e.

    exploitatiesubsidie: subsidie in de vorm van een periodieke aanspraak op financiële middelen, verleend voor een bepaald tijdvak, ten behoeve van de geheel of gedeeltelijke dekking van de exploitatie van een subsidieaanvrager;

  • f.

    incidentele subsidie: buitenwettelijke subsidie in incidentele gevallen als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onder d, van de Awb;

  • g.

    project: activiteit of samenhangend geheel van activiteiten die afgebakend zijn in de tijd en gericht op een specifiek eindresultaat;

  • h.

    projectsubsidie: subsidie in de vorm van een eenmalige aanspraak op financiële middelen, verleend voor een eenmalig project van een subsidieaanvrager, ten behoeve van de geheel of gedeeltelijke dekking van de begroting van dat project;

  • i.

    tendersysteem: systeem waarbij alle subsidieaanvragen voor een bepaald tijdstip moeten worden ingediend, waarna op basis van kwalitatieve criteria een rangorde voor de verdeling van de subsidie wordt bepaald;

  • j.

    toelage: tijdelijke verhoging van de bezoldiging gedurende bijzondere of verzwarende omstandigheden, met inbegrip van waarneming, inconveniënten en overwerk;

  • k.

    toeslag: eenmalig of structureel bedrag in aanvulling op de bezoldiging toegekend voor persoonlijke kwaliteiten of persoonlijke prestaties.

Artikel 2 Delegatie regelgevende bevoegdheid

  • 1 Door Gedeputeerde Staten worden nadere regels in de vorm van subsidieregelingen vastgesteld voor het verstrekken van subsidies op de volgende beleidsterreinen:

    • a.

      algemeen bestuur;

    • b.

      openbare orde en veiligheid;

    • c.

      verkeer en vervoer;

    • d.

      waterhuishouding;

    • e.

      milieubeheer;

    • f.

      recreatie en natuur;

    • g.

      economische en agrarische zaken;

    • h.

      welzijn;

    • i.

      ruimtelijke ordening en volkshuisvesting.

  • 2 In afwijking van het eerste lid geldt de verplichting tot het vaststellen van nadere regels niet in de gevallen, bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Awb.

Artikel 3 Vereisten nadere regels

  • 1 In de subsidieregelingen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, worden door Gedeputeerde Staten bepalingen opgenomen met betrekking tot:

    • a.

      de doelgroep;

    • b.

      de subsidiabele activiteiten;

    • c.

      de subsidievereisten;

    • d.

      de vereisten voor een subsidieaanvraag;

    • e.

      het subsidieplafond;

    • f.

      de subsidiehoogte;

    • g.

      de verdeelcriteria;

    • h.

      de evaluatie.

  • 2 Onverminderd het eerste lid, kunnen door Gedeputeerde Staten in ieder geval bepalingen worden opgenomen met betrekking tot:

    • a.

      de weigeringsgronden;

    • b.

      de subsidiabele en niet subsidiabele kosten;

    • c.

      de subsidieverlening;

    • d.

      de ontbindende of opschortende voorwaarden;

    • e.

      de verplichtingen van de subsidieontvanger, bedoeld in artikel 4:37 van de Awb;

    • f.

      de vaststelling;

    • g.

      de bevoorschotting en betaling;

    • h.

      de reservevorming.

Artikel 4 Delegatie bevoegdheid tot besluitvorming

  • 1 Door Gedeputeerde Staten kunnen subsidies als bedoeld in artikel 4:23 van de Awb worden verstrekt voor de beleidsterreinen, genoemd in artikel 2, eerste lid, voor zover de in de provinciale begroting voor dat doel opgenomen gelden toereikend zijn.

  • 2 Onder de bevoegdheid tot het verstrekken van subsidies, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval ook begrepen:

    • a.

      het nemen van besluiten tot weigeren, intrekken of wijzigen van subsidies;

    • b.

      het verlenen van voorschotten;

    • c.

      het geheel of in termijnen betalen van voorschotten of subsidiebedragen;

    • d.

      het opschorten van de verplichting tot betaling van voorschotten of subsidiebedragen;

    • e.

      het terugvorderen van onverschuldigd betaalde voorschotten en subsidiebedragen;

    • f.

      het toepassen van de hardheidsclausule;

    • g.

      het beslissen op bezwaarschriften tegen subsidiebesluiten.

  • 3 Door Gedeputeerde Staten kunnen aan de subsidieverstrekking verplichtingen als bedoeld in de artikelen 4:38 en 4:39 van de Awb worden verbonden.

  • 4 Door Gedeputeerde Staten kan geen mandaat worden verleend van de bevoegdheid tot:

    • a.

      het toepassen van de hardheidsclausule, bedoeld in het tweede lid, onder g;

    • b.

      het verlenen van begrotingssubsidies en incidentele subsidies.

Artikel 4a Wet Bibob

[vervallen]

Artikel 5 Misbruik en oneigenlijk gebruik

  • 1. Door Gedeputeerde Staten worden met het oog op het tegengaan van misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidies:

    • a.

      risicoanalyses uitgevoerd, die schriftelijk worden vastgelegd bij de totstandkoming van de subsidieregelingen, bedoeld in artikel 2, eerste lid;

    • b.

      beoordelingen uitgevoerd of de al dan niet steekproefsgewijze verantwoording voldoet aan de voorwaarden die hieraan zijn gesteld;

    • c.

      aanvullende administratieve of fysieke controles uitgevoerd, indien de risicoanalyses, bedoeld onder a, of andere omstandigheden, daartoe aanleiding geven;

    • d.

      de beschikbare handhavingsmogelijkheden actief en consistent toegepast;

    • e.

      overzichten bijgehouden van misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidies;

    • f.

      de subsidieregelingen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, periodiek geëvalueerd.

  • 2. Door Gedeputeerde Staten kunnen met het oog op het tegengaan van misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidies risicoanalyses worden uitgevoerd, die schriftelijk worden vastgelegd bij het verlenen van begrotingssubsidies en incidentele subsidies.

Artikel 6 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door

  • a.

    rechtspersonen; of

  • b.

    natuurlijke personen.

Artikel 7 Vormen van subsidie

  • 1. Subsidie wordt verstrekt in de vorm van:

    • a.

      een projectsubsidie;

    • b.

      een exploitatiesubsidie;

    • c.

      een begrotingssubsidie, die naar haar aard kan worden aangemerkt als een exploitatiesubsidie;

    • d.

      een begrotingssubsidie, die naar haar aard kan worden aangemerkt als een projectsubsidie, of;

    • e.

      een incidentele subsidie.

  • 2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid, wordt op de volgende wijze verstrekt:

    • a.

      in de vorm van een geldbedrag;

    • b.

      in de vorm van een geldlening; of

    • c.

      in de vorm van een garantstelling.

Artikel 8 Weigeringsgronden

  • 1 Onverminderd de artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb wordt subsidie in ieder geval geweigerd indien:

    • a.

      het aangevraagde subsidiebedrag minder bedraagt dan € 1.000;

    • b.

      de aangevraagde subsidie niet in voldoende mate in het algemeen provinciaal belang wordt geacht;

    • c.

      de activiteiten van de aanvrager niet gericht zijn op de provincie Noord-Brabant;

    • d.

      de activiteiten van de aanvrager niet aantoonbaar ten goede komen aan de inwoners van de provincie Noord-Brabant; of

    • e.

      de subsidieontvanger op enigerlei wijze handelt in strijd met de fundamentele rechtsbeginselen.

  • 2. Onverminderd het eerste lid wordt subsidie geweigerd indien:

    • a.

      de aanvrager van een exploitatiesubsidie of een begrotingssubsidie, die naar haar aard kan worden aangemerkt als een exploitatiesubsidie, bestuurders of andere personen die voor hem werkzaam zijn, in het desbetreffende kalenderjaar hoger bezoldigt dan 100 procent van de bezoldiging van een minister; en

    • b.

      de aanvrager, bedoeld onder a, voor meer dan 25 procent van zijn inkomsten afhankelijk is van subsidies of bijdragen van de overheid.

  • 3. Bij de beoordeling of sprake is van een hogere bezoldiging dan de bezoldiging van een minister, bedoeld in het tweede lid, onder a, betrekken Gedeputeerde Staten de in het desbetreffende kalenderjaar genoten vakantie- en eindejaarsuitkering, toelagen en toeslagen van de bestuurders en andere personen die werkzaam zijn voor de subsidieaanvrager.

Artikel 9 Subsidievereisten

  • 1. Om voor een projectsubsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, in aanmerking te komen wordt in ieder geval voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de aanvraag betreft een eenmalige aanspraak op financiële middelen;

    • b.

      de aanvraag betreft een eenmalig project;

    • c.

      de aanvraag betreft niet de reguliere activiteiten van de subsidieaanvrager;

    • d.

      de aanvraag wordt ingediend op grond van een subsidieregeling als bedoeld in artikel 2, eerste lid.

  • 2. Om voor een exploitatiesubsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder b, in aanmerking te komen wordt in ieder geval voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de aanvrager is een rechtspersoon;

    • b.

      de aanvraag betreft een periodieke aanspraak op financiële middelen;

    • c.

      c. de aanvraag betreft een kalenderjaar of een bepaald aantal kalenderjaren met een maximum van vier;

    • d.

      de aanvraag betreft de reguliere activiteiten van de subsidieaanvrager;

    • e.

      e. de aanvraag wordt ingediend op grond van een subsidieregeling als bedoeld in artikel 2, eerste lid.

  • 3. Om voor een begrotingssubsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder c en d, in aanmerking te komen, wordt in ieder geval voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de aanvrager is een rechtspersoon;

    • b.

      de aanvraag betreft een periodieke of eenmalige aanspraak op financiële middelen;

    • c.

      de provinciale begroting of de toelichting bij de provinciale begroting vermeldt:

      • 1°.

        de subsidieontvanger;

      • 2°.

        het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld.

  • 4. Om voor een incidentele subsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder e, in aanmerking te komen, wordt in ieder geval voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de aanvraag betreft een eenmalige aanspraak op financiële middelen;

    • b.

      de aanvraag betreft een incidenteel geval;

    • c.

      de aanvraag betreft een beperkt tijdvak met een maximum van vier kalenderjaren.

Artikel 10 Berekeningswijze subsidiabele kosten

De subsidieaanvrager hanteert bij het berekenen van de subsidiabele kosten de uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen, opgenomen in de daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde regeling.

Artikel 11 Niet subsidiabele kosten

De volgende kosten komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    BTW die op grond van de Wet op de Omzetbelasting 1968 verrekenbaar kan zijn;

  • b.

    BTW die op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds 2003 compensabel kan zijn.

Artikel 12 Vereisten subsidieaanvraag

Een subsidieaanvraag voldoet in ieder geval aan de volgende vereisten:

  • a.

    subsidieaanvragen worden ingediend bij Gedeputeerde Staten;

  • b.

    subsidieaanvragen worden ingediend met gebruikmaking van het daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde aanvraagformulier;

  • c.

    een subsidieaanvraag bevat ten minste het volledig ingevulde aanvraagformulier en de daarin voorgeschreven bijlagen.

Artikel 13 Subsidie-arrangementen

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken subsidies tot € 25.000 in de vorm van een vast bedrag.

  • 2 Gedeputeerde Staten verstrekken subsidies van € 25.000 tot € 125.000 in de vorm van een vast bedrag of een vast bedrag voor een nog te verrichten prestatie-eenheid.

  • 3 Gedeputeerde Staten verstrekken subsidies van € 125.000 en hoger op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.

  • 4 Gedeputeerde Staten leggen het vaste bedrag, bedoeld in het eerste en tweede lid, vast in de subsidieregeling, bedoeld in artikel 2, eerste lid, of bepalen het vaste bedrag op basis van gegevens die worden ingediend bij de aanvraag.

Artikel 14 Verdelingswijzen

Gedeputeerde Staten kunnen subsidies verdelen:

  • a.

    op volgorde van binnenkomst;

  • b.

    door middel van een tendersysteem;

  • c.

    naar evenredigheid; of

  • d.

    door middel van loting.

Artikel 15 Beslistermijnen subsidieverlening

Gedeputeerde Staten beslissen op een aanvraag voor subsidie binnen:

  • a.

    13 weken na ontvangst van de aanvraag of na afloop van de aanvraagperiode;

  • b.

    22 weken na ontvangst van de aanvraag of na afloop van de aanvraagperiode, indien sprake is van cofinanciering van een door de Raad van de Europese Unie, het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of de Commissie van de Europese Gemeenschappen goedgekeurd programma;

  • c.

    22 weken na ontvangst van de aanvraag of na afloop van de aanvraagperiode, indien over de aanvraag advies, als bedoeld in artikel 3:5 van de Awb, wordt ingewonnen;

  • d.

    22 weken na ontvangst van de aanvraag of na afloop van de aanvraagperiode, indien nader onderzoek is ingesteld;

  • e.

    40 weken na ontvangst van de aanvraag of na afloop van de aanvraagperiode, bij:

    • 1°.

      internationale peer reviews;

    • 2°.

      internationale beoordelingscommissies.

Artikel 16 Verplichtingen algemeen

Aan de subsidieontvanger worden in ieder geval de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.

    de zaak die tot stand is gekomen met provinciale subsidie wordt niet binnen een periode van 5 jaar na realisering daarvan vervreemd, verhuurd of met hypotheek of andere zakelijke rechten bezwaard, dan wel geheel of gedeeltelijk aan de in de aanvraag omschreven bestemming onttrokken, tenzij Gedeputeerde Staten hiervoor ontheffing verlenen;

  • b.

    indien door of namens de subsidieontvanger een of meer publicaties worden gedaan met betrekking tot de te subsidiëren activiteit, dient in de publicaties te worden vermeld dat de activiteit geheel of gedeeltelijk met financiële steun van de provincie Noord-Brabant wordt of is gerealiseerd.

Artikel 17 Meldingsplicht

De subsidieontvanger doet onverwijld schriftelijk melding aan Gedeputeerde Staten, zodra aannemelijk is dat:

  • a.

    de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht; of

  • b.

    niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

Artikel 18 Verplichtingen bij vermogensvorming

  • 1 Voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, is de subsidieontvanger in de gevallen, bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Awb, een vergoeding verschuldigd.

  • 2 De hoogte van de vergoeding, bedoeld in het eerste lid, wordt door Gedeputeerde Staten bepaald.

  • 3 Bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding, bedoeld in het tweede lid, gaan Gedeputeerde Staten uit van de economische waarde van de eigendommen en de andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt.

  • 4 In afwijking van het derde lid wordt bij verlies of beschadiging van eigendommen uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger is ontvangen, vermeerderd met de restwaarde.

  • 5 Indien het een onroerende zaak betreft, wordt de hoogte bepaald door een of drie door Gedeputeerde Staten in overleg met de subsidieontvanger aan te wijzen onafhankelijke deskundigen.

  • 6 De vergoeding, bedoeld in het eerste lid, bedraagt niet meer dan het aandeel van de provincie in de vermogensvorming.

  • 7 In afwijking van het eerste tot en met het zesde lid kunnen Gedeputeerde Staten op een daartoe strekkend verzoek van de subsidieontvanger besluiten dat geen vergoeding is verschuldigd, indien door een rechtspersoon of een natuurlijke persoon met een gelijke of nagenoeg gelijke doelstelling:

    • a.

      de activiteiten of werkzaamheden van de subsidieontvanger worden overgenomen en voortgezet;

    • b.

      de activa en passiva tegen boekwaarde worden overgenomen.

Artikel 19 Tussentijds voortgangsverslag

  • 1. Gedeputeerde Staten leggen bij het verlenen van subsidies tot € 25.000 niet de verplichting op tot het overleggen van een tussentijds voortgangsverslag.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen bij het verlenen van subsidies van € 25.000 en hoger de verplichting opleggen een tussentijds voortgangsverslag te overleggen, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt.

  • 3. Een voortgangsverslag als bedoeld in het tweede lid, wordt ten hoogste een keer per periode van twaalf maanden gevraagd.

  • 4. Gedeputeerde Staten sluiten bij het vragen van voortgangsverslagen, bedoeld in het tweede lid, zo veel mogelijk aan bij de natuurlijke rapportagemomenten van de subsidieontvanger.

Artikel 20 Vaststelling subsidies tot € 25.000

  • 1 Subsidies tot € 25.000 worden door Gedeputeerde Staten:

    • a.

      direct vastgesteld; of

    • b.

      ambtshalve vastgesteld.

  • 2 Voor het vaststellen van een subsidie als bedoeld in het eerste lid, onder b, toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat:

    • a.

      de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

  • 3 Gedeputeerde Staten leggen in de subsidieregeling, bedoeld in artikel 2, eerste lid, of in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger voldoet aan de verplichtingen, genoemd in het tweede lid.

  • 4 Gedeputeerde Staten leggen bij een subsidie als bedoeld in het eerste lid de subsidieontvanger geen verplichting op tot:

    • a.

      het bijhouden of het overleggen van een administratie van aan activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb;

    • b.

      het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder f, van de Awb;

    • c.

      het overleggen van een door een accountant opgesteld stuk.

  • 5 Gedeputeerde Staten stellen de subsidie, bedoeld in het eerste lid, onder a, vast binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag om subsidie of na afloop van de aanvraagperiode.

  • 6 Gedeputeerde Staten stellen de subsidie, bedoeld in het eerste lid, onder b, vast binnen 22 weken na de datum waarop de activiteiten uiterlijk verricht moeten zijn.

Artikel 21 Vaststelling subsidies van € 25.000 tot € 125.000

  • 1 Voor een subsidie van € 25.000 tot € 125.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij Gedeputeerde Staten.

  • 2. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt ingediend:

    • a.

      binnen 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

    • b.

      binnen een in de subsidieregeling, bedoeld in artikel 2, eerste lid, of in de beschikking tot subsidieverlening op te nemen afwijkende termijn.

  • 3 Bij de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, toont de subsidieontvanger aan dat:

    • a.

      de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

  • 4 Gedeputeerde Staten leggen in de subsidieregeling, bedoeld in artikel 2, eerste lid, of in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze subsidieontvanger voldoet aan de verplichtingen, genoemd in het derde lid.

  • 5 Gedeputeerde Staten leggen bij een subsidie als bedoeld in het eerste lid de subsidieontvanger geen verplichting op tot:

    • a.

      het bijhouden of het overleggen van een administratie van aan activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb;

    • b.

      het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder f, van de Awb;

    • c.

      het overleggen van een door een accountant opgesteld stuk.

  • 6 Indien de kosten en opbrengsten van de te verrichten activiteiten in verband met de aard van die activiteiten zodanig ongewis zijn, dat een realistische begroting niet vereist kan worden, kunnen Gedeputeerde Staten, in afwijking van het derde en vierde lid, bepalen dat de subsidieontvanger op basis van een daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten aantoont dat de activiteiten zijn verricht.

  • 7 In het geval het zesde lid van toepassing is, verbinden Gedeputeerde Staten in afwijking van het vijfde lid, onder a, aan de subsidie de verplichting dat de subsidieontvanger een administratie bijhoudt of overlegt van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb.

  • 8 Gedeputeerde Staten stellen binnen 22 weken na ontvangst van de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, de subsidie vast.

  • 9 In afwijking van het eerste tot en met het achtste lid, kan door Gedeputeerde Staten op grond van de risicoanalyse, bedoeld in artikel 5, onder a, worden bepaald dat artikel 20 van overeenkomstige toepassing is op subsidies als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 22 Vaststelling subsidies van € 125.000 en hoger

  • 1. Voor een subsidie van € 125.000 en hoger dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij Gedeputeerde Staten.

  • 2. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt ingediend binnen 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten of binnen een in de subsidieregeling, bedoeld in artikel 2, eerste lid, of in de beschikking tot subsidieverlening op te nemen afwijkende termijn, indien het een van de volgende subsidievormen betreft:

    • a.

      een projectsubsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a;

    • b.

      een begrotingssubsidie, die naar haar aard kan worden aangemerkt als een projectsubsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder d;

    • c.

      een incidentele subsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder e.

  • 3. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt ingediend voor 1 juli van het jaar na het kalenderjaar of de kalenderjaren waarvoor de subsidie is verleend, indien het een van de volgende subsidievormen betreft:

    • a.

      een exploitatiesubsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder b;

    • b.

      een begrotingssubsidie, die naar haar aard aangemerkt kan worden als een exploitatiesubsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder c.

  • 4. Bij de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, toont de subsidieontvanger aan dat:

    • a.

      de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

  • 5. Gedeputeerde Staten leggen in de subsidieregeling, bedoeld in artikel 2, eerste lid, of in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger voldoet aan de verplichtingen, genoemd in het vierde lid.

  • 6. Onverminderd het vierde en vijfde lid omvat de aanvraag tot vaststelling:

    • a.

      bij de subsidievormen, genoemd in het tweede lid:

      • 1°.

        een financieel verslag;

      • 2°.

        een controleverklaring, inclusief een oordeel over de rechtmatigheid, overeenkomstig het daartoe door Gedeputeerde Staten opgestelde controleprotocol;

    • b.

      bij de subsidievormen, genoemd in het derde lid:

      • 1°.

        een jaarrekening per kalenderjaar waarvoor subsidie is verleend, inclusief een toelichting op de besteding van de provinciale middelen;

      • 2°.

        een controleverklaring, inclusief een oordeel over de rechtmatigheid, overeenkomstig het daartoe door Gedeputeerde Staten opgestelde controleprotocol.

  • 7. In afwijking van het zesde lid, onder a, kan de subsidieontvanger die in een kalenderjaar aanvragen moet indienen voor de vaststelling van meerdere subsidies als bedoeld in het tweede lid, en waarbij voor elke subsidie afzonderlijk ten minste € 125.000 is verleend, ook volstaan met:

    • a.

      een op alle subsidies betrekking hebbend financieel verslag, dat is voorzien van een controleverklaring, of;

    • b.

      de jaarrekening, waarin alle verleende subsidies afzonderlijk zijn verantwoord en die vergezeld gaat van een controleverklaring.

  • 8. In afwijking van het zesde lid, kan de subsidieontvanger die in een kalenderjaar aanvragen moet indienen voor de vaststelling van zowel een exploitatiesubsidie of een begrotingssubsidie, die naar haar aard kan worden aangemerkt als een exploitatiesubsidie, als een of meerdere subsidies als bedoeld in het tweede lid, ook volstaan met de jaarrekening, waarin alle verleende subsidies afzonderlijk zijn verantwoord en die vergezeld gaat van een controleverklaring;

  • 9. In afwijking van het zesde lid, onderdeel a, onder 2°, omvat de aanvraag tot vaststelling geen controleverklaring, indien het een projectsubsidie betreft die ingevolge Europese verplichtingen verantwoord dient te worden.

  • 10. Gedeputeerde Staten stellen binnen 22 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 11. In afwijking van het eerste tot en met het achtste lid, kan door Gedeputeerde Staten op grond van de risicoanalyse, bedoeld in artikel 5, onder a, worden bepaald dat artikel 21 van overeenkomstige toepassing is op subsidies als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 23 Betaling en bevoorschotting

  • 1 Bij een beschikking als bedoeld in artikel 20, eerste lid, onder a, vindt de betaling van het subsidiebedrag in een keer plaats.

  • 2 Bij een beschikking als bedoeld in artikel 20, eerste lid, onder b, wordt 100 % bevoorschot.

  • 3 Het voorschot, bedoeld in het tweede lid, wordt in een keer betaald.

  • 4 Indien Gedeputeerde Staten in andere dan de in het tweede lid bedoelde gevallen besluiten tot bevoorschotting van de subsidie, worden in de subsidieregeling, bedoeld in artikel 2, eerste lid, of in de beschikking tot subsidieverlening, de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

  • 5 De bevoorschotting, bedoeld in het tweede en vierde lid, geschiedt ambtshalve en gelijktijdig met de beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 24 Hardheidsclausule

Door Gedeputeerde Staten kunnen in individuele gevallen bepalingen vastgesteld bij of krachtens deze verordening buiten toepassing worden gelaten of kan daarvan worden afgeweken, voor zover toepassing gelet op het belang van het doel van de regeling zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 25 Toezicht

Gedeputeerde Staten kunnen een of meer toezichthouders aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de aan de subsidieontvanger opgelegde voorwaarden en verplichtingen.

Artikel 26 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening en vervolgens telkens na vier jaar, aan Provinciale Staten een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze verordening in de praktijk.

Artikel 27 Intrekking

De Algemene subsidieverordening Provincie Noord-Brabant wordt ingetrokken.

Artikel 28 Overgangsrecht

Voor subsidieaanvragen ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening blijft de Algemene subsidieverordening Provincie Noord-Brabant zijn werking behouden.

Artikel 29 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op een door Gedeputeerde Staten te bepalen tijdstip.

Artikel 30 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant.

Ondertekening

's-Hertogenbosch, 12 oktober 2012
Provinciale Staten van Noord-Brabant,
de voorzitter prof. dr. W.B.H.J. van de Donk
de griffier mw. drs. C.J.M. Dortmans