Kwijtscheldingsregeling Waterschap Veluwe 2011

Geldend van 17-12-1997 t/m 31-12-1998 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-1998

Artikelen

Artikel 1

Geen kwijtschelding wordt verleend voor:

  • a.

    de zuiveringslasten bedoeld in artikel 3 lid 2 onder b van de "Verordening zuiveringslasten Waterschap Veluwe 1997";

  • b.

    de omslag ongebouwd bedoeld in artikel 3 van de "Omslagverordening Waterschap Veluwe 1997";

  • c.

    de omslag gebouwd bedoeld in artikel 7 van de "Omslagverordening Waterschap Veluwe 1997";

  • d.

    de leges bedoeld in artikel 1 van de "Legesverordening Waterschap Veluwe 1997".

Artikel 2

Geen kwijtschelding wordt verleend voor reeds betaalde aanslagen. indien het verzoek als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de "Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990" niet is ingediend binnen 3 maanden nadat de (laatste) betaling op de belastingaanslag heeft plaatsgevonden en de belastingschuldige heeft betaald onder omstandigheden die aanleiding zouden hebben gegeven tot kwijtschelding.

Artikel 3

De Kwijtscheldingsregeling van het Waterschap Noord-Veluwe, de Kwijtscheldingsregeling van het Waterschap Oost-Veluwe en de Kwijtscheldingsregeling van het Zuiveringsschap Veluwe blijven van toepassing op belastingschulden die zijn ontstaan voor 1 januari 1997. Voor belastingschulden die zijn ontstaan in de periode 1 januari 1997 t/m 31 december 1997 is de "Kwijtscheldingsregeling Waterschap Veluwe 1997" van toepassing.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking en vindt toepassing op belastingschulden die zijn ontstaan na 1 januari 1998.

Artikel 5

Deze regeling kan worden aangehaald als "Kwijtscheldingsregeling Waterschap Veluwe 1998".

Aldus besloten in de openbare vergadering van 17 december 1997,

, dijkgraaf

, secretaris

Toelichting

Algemeen

Op grond van artikel 144, lid 2 Waterschapswet wordt voor waterschapsbelastingen kwijtschelding verleend met toepassing van de krachtens artikel 26 Invorderingswet 1990 gestelde regels ("Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990").

Het algemeen bestuur kan echter binnen bepaalde grenzen afwijkende regels stellen die er toe leiden dat in het geheel géén dan wel gedeeltelijke kwijtschelding wordt verleend (art. 144, lid 3 Waterschapswet) of dat in ruimere mate kwijtschelding wordt verleend (art. 144, lid 4Waterschapswet) .

Met ingang van 1 januari 1998 is de mogelijkheid vervallen om zelf afwijkende regels te stellen die er toe leiden dat in beperktere mate kwijtschelding wordt verleend. Concreet houdt dit in dat in vergelijking met de regeling in 1997 bij de berekening van het netto-besteedbaar inkomen betalingen op andere belastingschulden niet meer buiten beschouwing mogen worden gelaten. Conform artikel 15, lid a van de "Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990" zullen met ingang van 1 januari 1998 betalingen op andere belastingschulden een verminderende invloed hebben op de betalingscapaciteit bij waterschapsbelastingen. De verwachting is evenwel dat deze wijziging in de regeling weinig effect zal hebben op het totaal aantal te verlenen kwijtscheldingen, omdat de meeste aanvragers/aanvraagsters van kwijtschelding nauwelijks te maken hebben met betalingen op andere belastingschulden.

Artikel 1

In artikel 1 worden belastingen genoemd waarvoor in het geheel geen kwijtschelding wordt verleend.

Artikel 2

Door een aanpassing van de Waterschapswet is het vanaf 1998 niet meer mogelijk afwijkende regels te hanteren die er toe leiden dat in beperktere mate kwijtschelding wordt verleend. Het stellen van een termijn voor indiening van kwijtscheldingsverzoeken met betrekking tot nog openstaande aanslagbedragen is vanaf 1 januari 1998 dus niet meer mogelijk. Wel blijft gehandhaafd de regeling dat verzoeken om kwijtschelding van reeds betaalde belastingaanslagen moeten worden ingediend binnen drie maanden na de (laatste) betaling. Artikel 2 is een bevestiging van artikel 26, par. 1 , lid 3 van de Leidraad Invordering Waterschapsbelastingen.

Artikel 3

Artikel 4 regelt de inwerkingtreding. Het besluit is van toepassing op belastingschulden die zijn ontstaan op of na 1 januari 1998, ongeacht het belastingjaar waarop het verzoek betrekking heeft.