Reglement van orde voor de vergaderingen van het college van dijkgraaf en hoogheemraden De Stichtse Rijnlanden 2012

Geldend van 30-10-2012 t/m heden

Intitulé

Reglement van orde voor de vergaderingen van het college van dijkgraaf en hoogheemraden De Stichtse Rijnlanden 2012

Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden,

overwegende, dat het reglementair is voorgeschreven dat voor zijn vergaderingen een Reglement van orde moet worden vastgesteld;

gelet op artikel 15 van het Reglement voor het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2008, vastgesteld door provinciale staten van Utrecht bij besluit van 18 februari 2008 en door provinciale staten van Zuid-Holland bij besluiten van 30 januari en 26 maart 2008;

BESLUIT:

vast te stellen het Reglement van orde voor de vergaderingen van het college van dijkgraaf en hoogheemraden van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden.

Inhoud

Hoofdstuk 1            Algemene bepalingen

Artikel 1     Begripsomschrijvingen

  • 1. waterschap: Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden;

  • 2. wet: de Waterschapswet;

  • 3. algemeen bestuur: het algemeen bestuur van het waterschap, als bedoeld in artikel 10 van de wet;

  • 4. college: het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het waterschap, zijnde het dagelijks bestuur als bedoeld in artikel 10 van de wet;

  • 5. voorzitter: de dijkgraaf van het waterschap, zijnde de voorzitter als bedoeld in artikel 10 van de wet, of diens daartoe aangewezen vervanger;

  • 6. hoogheemraad: een lid van het college, niet zijnde de voorzitter;

  • 7. leden: de dijkgraaf en de hoogheemraden;

  • 8. secretaris: de secretaris-algemeen directeur van het waterschap, zijnde de ingevolge artikel 53 van de wet benoemde functionaris of diens daartoe aangewezen vervanger;

  • 9. vergadering: een bijeenkomst van het college, die als zodanig is aangekondigd;

  • 10. portefeuillehouder: één van de leden die door de taakverdeling als bedoeld in artikel 25 van dit Reglement van orde een bepaalde portefeuille van aandachtsgebieden behartigt binnen het college.

Artikel 2     De voorzitter

  • 1. De voorzitter is belast met:

    a. het leiden van de vergadering;

    b. het handhaven van de orde gedurende de vergadering;

    c. het (doen) naleven van het reglement van orde;

    d. hetgeen de wet of dit reglement hem verder opdraagt.

  • 2. De voorzitter verleent het woord, formuleert de conclusies, geeft aan waarover zal worden gestemd en deelt de uitslag van de stemming mee.

Artikel 3     De secretaris

  • 1. De secretaris is in de vergadering aanwezig.

  • 2. De secretaris kan, wanneer de voorzitter hem het woord verleent, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen en daarbij gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan het college.

  • 3. De secretaris kan zich bij de vervulling van zijn taak doen bijstaan door één of meer ambtenaren.

Hoofdstuk 2            De vergaderingen

Paragraaf 2.1           Tijdstip van vergaderen; voorbereiding

Artikel 4     Vergaderfrequentie

  • 1. Het college vergadert in het algemeen éénmaal in de twee weken en stelt per kalenderjaar een vergaderschema vast.

  • 2. Voorts vergadert het college indien de voorzitter dit nodig oordeelt of tenminste twee andere leden van het college daarom verzoeken.

Artikel 5     Tijd en Plaats van vergaderen

  • 1. De vergaderingen worden in de regel gehouden in het waterschapskantoor.

  • 2. De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en/of een ander aanvangstijdstip bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen.

Artikel 6     Oproep; agenda

  • 1. De voorzitter stelt met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 4 en 5 dag, plaats en tijdstip van de vergadering vast. Hij roept de leden schriftelijk op.

  • 2. De voorzitter en secretaris stellen de agenda op.

  • 3. De agenda en de stukken die dienen ter toelichting van de voorstellen worden, spoedeisende gevallen uitgezonderd, gelijktijdig met de oproeping tenminste drie werkdagen voorafgaand aan de vergadering aan de leden toegezonden.

  • 4. De stukken als bedoeld in artikel 43, eerste en tweede lid, van de Waterschapswet worden op afwijkend gekleurd papier verzonden in een gesloten envelop voorzien van het predikaat ‘geheim'. Deze gesloten envelop wordt voorzien van de naam van de geadresseerde.

  • 5. De secretaris draagt als algemeen directeur ervoor zorg dat de voorstellen compleet zijn en getoetst op integraliteit, alvorens deze ter behandeling aan het college worden voorgelegd.

Artikel 7     Ter inzage legging stukken

  • 1. De stukken die dienen ter toelichting van de voorstellen en niet in kopie aan de leden worden toegezonden, worden gelijktijdig met het verzenden van de voorstellen voor de leden in het waterschapskantoor ter inzage gelegd. Indien ná dit tijdstip stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden.

  • 2. Een lid mag een origineel van een ter inzage gelegd stuk niet buiten het waterschapskantoor brengen.

  • 3. Een lid mag een kopie van een ter inzage gelegd stuk slechts voor eigen gebruik buiten het waterschapskantoor brengen.

  • 4. De leden kunnen de ter inzage gelegde stukken inzien vanaf de dag dat de agenda waarop het onderwerp is vermeld, is verzonden, tot na afloop van de vergadering waarin de behandeling van het onderwerp is voltooid.

  • Paragraaf 2.2           Orde van de vergadering

Artikel 8     Verhindering

Indien een lid verhinderd is om de vergadering bij te wonen, brengt hij dit zo spoedig mogelijk ter kennis van de secretaris.

Artikel 9     Opening vergadering

  • 1. De vergadering van het college wordt niet geopend voordat meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

  • 2. Indien ingevolge het eerste lid de vergadering niet kan worden geopend, belegt de voorzitter opnieuw een vergadering op een tijdstip dat tenminste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen.

  • 3. Op de vergadering als bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. Het college kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het eerste lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

Artikel 10   Openbaarheid; toelating tot de vergadering van anderen dan de leden

  • 1. De vergaderingen van het college zijn niet openbaar.

  • 2. De voorzitter kan, met instemming van het college, ook andere ambtenaren dan de secretaris of andere daarvoor naar zijn oordeel in aanmerking komende personen toelaten tot de vergadering teneinde deel te nemen aan de beraadslaging.

  • 3. Op degene die op grond van het tweede lid is toegelaten tot de vergadering, zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11   Behandeling onderwerpen

  • 1. De voorzitter brengt de te behandelen onderwerpen in de op de agenda aangekondigde volgorde in behandeling. Het college kan besluiten van die volgorde af te wijken.

  • 2. Onderwerpen die niet op de agenda zijn vermeld, kunnen in spoedeisende gevallen en zoveel mogelijk met bijbehorende stukken op voorstel van de voorzitter terstond in behandeling worden genomen, tenzij het college anders beslist.

  • 3. Indien het college daarmee instemt, kan de voorzitter de behandeling van aangelegenheden, voorstellen of verslagen verdagen tot een volgende vergadering.

Artikel 12   Volgorde sprekers

  • 1. Een lid voert niet het woord zonder daartoe van de voorzitter toestemming te hebben verkregen.

  • 2. De voorzitter verleent het woord in een door hem te bepalen volgorde waarbij desgewenst de desbetreffende portefeuillehouder als eerste het woord krijgt over een voorstel.

  • 3. Van deze volgorde kan worden afgeweken wanneer het woord wordt gevraagd over een persoonlijk feit, over de vaststelling van een vraagpunt of over het indienen van een voorstel van orde.

Artikel 13         Interrupties; verstoring en handhaving van de orde

  • 1. Een spreker mag niet in zijn rede worden gestoord, tenzij de voorzitter hem aan de naleving van het reglement van orde moet herinneren. Interrupties zijn toegestaan, tenzij de voorzitter beslist dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties zal afronden.

  • 2. De voorzitter kan het woord ontnemen aan een spreker die, na tot de orde te zijn geroepen, voortgaat van het in beraadslaging zijnde onderwerp af te wijken of op welke andere wijze dan ook de orde te verstoren.

  • 3. De voorzitter kan ter handhaving van de orde, of zo daar anderszins naar zijn oordeel aanleiding toe bestaat, de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen of sluiten.

Artikel 14   Einde beraadslaging

Indien de voorzitter of één van de andere leden menen dat een naar voren gebracht agendapunt voldoende is besproken, kan hij de sluiting van de beraadslaging voorstellen.

Paragraaf 2.3           Procedures bij stemming

Artikel 15   Stemverbod; stemverplichting

  • 1. Een lid neemt niet deel aan de stemming over een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken.

  • 2. Een benoeming of aanbeveling gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.

  • 3. Bij een schriftelijke stemming wordt onder het deelnemen aan de stemming verstaan het inleveren van een behoorlijk ingevuld stembriefje.

  • 4. Bij een stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, verplicht zijn stem uit te brengen.

Artikel 16   Stemquorum

  • 1. Een stemming is alleen geldig, indien meer dan de helft van het aantal leden dat zitting heeft en zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, daaraan heeft deelgenomen.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing in een vergadering als bedoeld in artikel 9, tweede lid, voorzover het onderwerpen betreft die in de daaraan voorafgaande en ingevolge artikel 9, eerste lid, niet geopende vergadering aan de orde waren gesteld.

Artikel 17   Besluitquorum

  • 1. Voor het totstandkomen van een besluit bij stemming is de meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht.

  • 2. De leden die zich niet verenigd hebben met een genomen besluit kunnen dit in de besluitenlijst laten opnemen, eventueel onder bijvoeging van de redenen.

Artikel 18   Stemverplichting

  • 1. Nadat de beraadslaging gesloten is verklaard, gaat het college over tot stemming, tenzij geen van de leden stemming verlangt.

  • 2. Indien over een voorstel geen stemming wordt gevraagd, is het aangenomen.

  • 3. De stemming over personen voor het doen van een benoeming, voordracht of aanbeveling geschiedt bij schriftelijke stemming.

  • 4. De stemming over zaken geschiedt bij handopsteking, tenzij de voorzitter of één van de leden hoofdelijke stemming verlangt.

Artikel 19   Stemming over wijzigingen en onderdelen

  • 1. Indien op enig voorstel wijzigingen zijn voorgesteld, gaat de eventuele stemming daarover vooraf aan die over het oorspronkelijke voorstel, met dien verstande dat over het voorstel met de naar het oordeel van de voorzitter meest vergaande strekking het eerst wordt gestemd.

  • 2. Wanneer een voorstel in onderdelen is gesplitst, wordt eerst over de onderdelen en daarna over het voorstel in zijn geheel gestemd.

Artikel 20   Mondelinge stemming

  • 1. Bij mondelinge stemming wordt de stem uitgebracht door het uitspreken van het woord voor of tegen, zonder bijvoeging van redenen.

  • 2. De stemming geschiedt zodanig dat door de voorzitter het laatste wordt gestemd.

  • 3. Indien de vergadering niet voltallig is, wordt bij staking van de stemmen het nemen van een besluit uitgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend.

  • 4. Indien de stemmen staken in een voltallige vergadering of in de in het derde lid bedoelde volgende vergadering, is de stem van de voorzitter beslissend.

  • 5. Onder een voltallige vergadering wordt verstaan een vergadering waarin alle leden, voorzover zij aan de stemming mogen deelnemen, hun stem hebben uitgebracht.

Artikel 21   Stemming over personen

  • 1. De stemming over personen geschiedt bij gesloten en ongetekende stembriefjes indien de voorzitter of een lid een dergelijke wijze van stemmen verlangt.

  • 2. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. Het college kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 3. De opneming van de stemmen geschiedt door de secretaris.

  • 4. De secretaris leest de inhoud van ieder stembriefje hardop voor, maakt hiervan aantekening en deelt vervolgens de uitslag hardop mee.

  • 5. Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk ingevuld stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    • een blanco stembriefje;

    • een ondertekend stembriefje;

    • een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

    • een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

    • een stembriefje waarbij op een ander persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 6. Wanneer bij een eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, vindt een tweede stemming plaats.

  • 7. Wanneer ook bij de tweede stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen de twee personen die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd.

  • 8. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 9. Indien bij de tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

  • 10. Na vaststelling van de uitslag van de schriftelijke stemming vernietigt de secretaris onmiddellijk de stembriefjes.

  • 11. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist het college, op voorstel van de voorzitter.

Artikel 22    Beslissing door het lot

  • 1. Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing zal plaatsvinden door de secretaris op afzonderlijke, geheel identieke, briefjes geschreven.

  • 2. Nadat deze briefjes door de voorzitter zijn nagezien worden ze, op gelijke wijze naar binnen gevouwen, in een daarvoor bestemde bus gedaan en omgeschud. Daarna neemt de voorzitter een briefje uit de bus en is degene wiens naam op het briefje is vermeld, gekozen.

Hoofdstuk 3            Overige bepalingen

Artikel 22   Besluitenlijst

  • 1. Tijdens elke vergadering wordt zoveel mogelijk de besluitenlijst van de vorige vergadering vastgesteld.

  • 2. De leden hebben het recht een voorstel tot verandering te doen, indien de besluitenlijst onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft wat besloten is.

  • 3. De besluitenlijst moet in elk geval inhouden:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de secretaris en de ter vergadering aanwezige leden, alsmede van de leden die afwezig waren;

    • b.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest en de besluiten die ter zake zijn genomen;

    • c.

      in voorkomende gevallen de uitslag van de stemming, met een vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden;

    • d.

      in voorkomende gevallen bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van de personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 10 van dit reglement is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 4. De besluitenlijst wordt opgesteld onder de zorg van de secretaris.

  • 5. De vastgestelde besluitenlijst wordt door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

  • 6. Zo spoedig mogelijk na de vaststelling van de besluitenlijst wordt deze voor het algemeen bestuur beschikbaar gesteld.

Artikel 23   Rondvraag

Vóór de sluiting van de vergadering geeft de voorzitter de gelegenheid tot het doen van mededelingen en het stellen van vragen.

Artikel 24   Waarneming

  • 1. In de eerste vergadering na de benoeming van de hoogheemraden bij de aanvang van een nieuwe zittingstermijn en na tussentijdse benoeming van de voorzitter of een hoogheemraad en voorts wanneer daartoe anderszins aanleiding bestaat, stelt het college de volgorde vast waarin de hoogheemraden de voorzitter bij diens afwezigheid of ontstentenis vervangen.

  • 2 Degene die op grond van artikel 51a van de wet, gedurende meer dan dertig dagen onafgebroken met de waarneming van het ambt van dijkgraaf belast is geweest, geniet voor die tijd, ten laste van het waterschap, een vergoeding ten bedrage van de voor dat ambt vastgestelde bezoldiging. Indien de waarneming geschiedt door een lid van het dagelijks bestuur wordt de vergoeding verminderd met hetgeen als lid van het dagelijks bestuur aan bezoldiging wordt ontvangen.

Artikel 25   Portefeuilleverdeling

  • 1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 84, eerste lid, en 89, eerste lid, van de wet, stelt het college in de eerste vergadering na de benoeming van de hoogheemraden bij de aanvang van een nieuwe zittingstermijn en na tussentijdse benoeming van de voorzitter of een hoogheemraad en voorts wanneer daartoe anderszins aanleiding bestaat, een verdeling van de portefeuilles van aandachtsgebieden van de leden vast.

  • 2. Bij de verdeling van de portefeuilles wordt gestreefd naar een zo evenwichtig mogelijke taakverdeling tussen de leden.

  • 3. Tegelijk met de vaststelling van de verdeling van de portefeuilles als bedoeld in het eerste lid, wijst het college voor elke portefeuille of onderdeel daarvan een waarnemer aan.

  • 4. Tijdens de vergaderingen van het algemeen bestuur voert de desbetreffende portefeuillehouder namens het college het woord over de tot zijn portefeuille behorende onderwerpen. Indien een onderwerp tot meer dan één portefeuille behoort, wijst het college een van de portefeuillehouders aan als woordvoerder.

Artikel 26   Discussie; afwijkend standpunt

  • 1. Discussie tussen de leden dient plaats te vinden in de vergadering van het college.

  • 2. Als een lid zich niet met een bepaald voorstel aan het algemeen bestuur kan verenigen, wordt op zijn verzoek dit standpunt alsmede de redenen daarvoor in het voorstel aangegeven.

  • 3. Indien een lid tijdens de vergadering van het algemeen bestuur een nadere uitleg wil geven over zijn standpunt als bedoeld in het tweede lid, dient hij dit tijdens de vergadering van het college aan te kondigen.

Hoofdstuk 4            Vertegenwoordiging in andere organisaties

Artikel 27   Verslag en verantwoording

  • 1. Een hoogheemraad die door het college is aangewezen tot lid van een algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht om (in aansluiting op de behandeling van de ingekomen stukken) verslag te doen over zaken die in het bestuur als hierboven bedoeld aan de orde zijn.

  • 2. Iedere hoogheemraad kan aan een lid als bedoeld in het eerste lid vragen stellen.

  • 3. Wanneer een hoogheemraad het lid als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit het college over het toestaan daarvan.

  • 4. Over een voorstel tot ontslag van een hoogheemraad als lid van een algemeen bestuur van een openbaar lichaam / ander gemeenschappelijk orgaan als bedoeld in het eerste lid, wordt niet beraadslaagd dan nadat in een vergadering, die ten minste veertien dagen tevoren is gehouden, is besloten te verklaren dat de betrokken hoogheemraad niet meer het vertrouwen van het college bezit als lid van dat algemeen bestuur.

  • 5. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin het college één van zijn leden heeft benoemd.

  • 6. Dit artikel is tevens van overeenkomstige toepassing indien de in het eerste lid bedoelde aanwijzing betrekking heeft op de voorzitter of de secretaris.

Hoofdstuk 5            Slotbepalingen

Artikel 28   Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van dit reglement beslist het college op voorstel van de voorzitter zo mogelijk overeenkomstig het bepaalde in het Reglement van orde voor het algemeen bestuur van 2009.

Artikel 29   Inwerkingtreding; citeertitel

  • 1. Dit reglement treedt direct na vaststelling in werking.

  • 2. Dit reglement kan worden aangehaald als het Reglement van orde voor de vergaderingen van het college van dijkgraaf en hoogheemraden De Stichtse Rijnlanden 2012.

  • Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van 30 oktober 2012.

  • P.J.M. Poelmann, dijkgraaf.

  • drs. E. Th. Meuleman, secretaris-algemeen directeur.

Toelichting

Algemene toelichting

Artikel 15 van het op 31 maart 2008 in werking getreden ‘Reglement Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2008' bepaalt dat het college van dijkgraaf en hoogheemraden voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een Reglement van orde vaststelt. Dit Reglement wordt aan het algemeen bestuur toegezonden.

Voorts is in het Reglement voorgeschreven dat voor de vergaderingen in ieder geval regels gesteld worden ten aanzien van de wijze van oproeping tot vergadering, het vergaderquorum, het besluitquorum, de handhaving van de orde tijdens de vergaderingen en de wijze waarop de stemmingen plaatsvinden.

Daarnaast stelt de Waterschapswet in de artikelen 42 en 43 nadere regels omtrent de openbaarheid van de vergaderingen en omtrent het opleggen van een plicht tot geheimhouding.

Artikel 45 bepaalt dat het bepaalde in de artikelen 38 en 39 van overeenkomstig toepassing is ten aanzien van de leden van het college. Hoewel de Waterschapswet naast het Reglement van orde dient te worden gelezen, wordt hieronder nader ingegaan op die artikelen. Daardoor ontstaat een compleet overzicht van de regels die van toepassing zijn op het verloop van de vergaderingen van het college.

Artikel 10 Waterschapswet

Het bestuur van een waterschap bestaat uit een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter, onverminderd hetgeen het reglement bepaalt over de benaming van die onderscheidene bestuursorganen.

Artikel 38 Waterschapswet

De leden van het algemeen bestuur stemmen zonder last.

De leden van het waterschapsbestuur zijn niet gebonden aan een mandaat van hun kiezers. De leden moeten hun beslissingen kunnen nemen onder evenwichtige afweging van alle belangen. Daartoe verplicht de eed (verklaring en belofte) die ze moeten afleggen hen.

Artikel 39 Waterschapswet

Zij die behoren tot het algemeen bestuur van het waterschap en anderen die deelnemen aan de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor hetgeen zij in de vergadering van het algemeen bestuur hebben gezegd of schriftelijk aan het algemeen bestuur hebben overgelegd.

Deze bepaling regelt de onschendbaarheid van de bestuursleden voor hetgeen ter vergadering wordt gezegd. Deze onschendbaarheid geldt niet alleen voor de leden van het algemeen bestuur maar ook voor anderen die ter vergadering aanwezig zijn of die stukken hebben opgesteld die ter vergadering worden besproken.

Artikel 42 Waterschapswet

1. De vergaderingen van het dagelijks bestuur worden met gesloten deuren gehouden, voor zover het dagelijks bestuur niet anders heeft bepaald.

2. Het reglement van orde voor de vergaderingen kan regels geven omtrent de openbaarheid van de vergaderingen van het dagelijks bestuur.

Anders dan in de vergaderingen van het algemeen bestuur wordt in het dagelijks bestuur vergaderd over onderwerpen die nog verkeren in het stadium van een (voorlopig) voorstel waarover de gedachtevorming in het bestuur nog moet plaatsvinden.

Dat is de reden dat de vergaderingen van het dagelijks bestuur in beginsel achter gesloten deuren plaatsvinden. Het dagelijks bestuur kan echter te allen tijde beslissen om (een gedeelte van) een vergadering niet met gesloten deuren te laten plaatsvinden.

Uitgangspunt is echter dat de vergaderingen van het dagelijks bestuur plaatsvinden met gesloten deuren.

Artikel 43 Waterschapswet

1.   Het dagelijks bestuur kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, geheimhouding opleggen omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de vergadering worden overgelegd. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt zowel door hen die bij de behandeling aanwezig waren als door hen die op andere wijze van het behandelde of van de stukken kennis nemen, in acht genomen totdat het dagelijks bestuur haar opheft.

2.   Op grond van een belang genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de voorzitter, een commissie van het waterschap een afdelingsbestuur, ieder ten aanzien van de stukken die zijn aan het dagelijks bestuur of de leden van dit bestuur overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt.

3.   Indien het dagelijks bestuur zich terzake van het behandelde waarvoor een verplichting tot geheimhouding geldt tot het algemeen bestuur heeft gericht, wordt de geheimhouding in acht genomen totdat het algemeen bestuur haar opheft.

Dit artikel bepaalt dat het dagelijks bestuur ten aanzien van hetgeen in een vergadering wordt behandeld geheimhouding kan opleggen en deze ook weer kan opheffen.

Het dagelijks bestuur kan deze plicht opleggen aan degenen die aanwezig zijn bij een gesloten vergadering en aan hen die op andere wijze van het behandelde of van de stukken kennis nemen; dus niet alleen aan de leden van het dagelijks bestuur maar ook aan bijvoorbeeld externe deskundigen of ambtenaren. De geheimhoudingsplicht dient in de besloten vergadering te worden opgelegd. Het is niet mogelijk op een tijdstip na de besloten vergadering alsnog een geheimhoudingsplicht op te leggen.

Artikel 45 Waterschapswet

Ten aanzien van de leden van het dagelijks bestuur zijn de artikelen 38 tot en met 39 van overeenkomstige toepassing. Bovendien zijn de artikelen 31, 33 en 34 van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de leden van het dagelijks bestuur die zijn benoemd met gebruik van een op grond van artikel 41, derde lid, verleende ontheffing.

Dit artikel bepaalt dat voor dagelijks bestuursleden dezelfde regels gelden als voor algemeen bestuursleden met betrekking tot het stemmen over zaken. Dit is in dit reglement opgenomen in de artikelen 15, 16 en17.

In artikel 41, derde lid is opgenomen dat het mogelijk is om dagelijks bestuursleden te benoemen (met ontheffing van gedeputeerde staten) die geen deel uit maken van het algemeen bestuur. In dat geval zijn de artikelen 31 (vereisten voor het lidmaatschap en de onverenigbare betrekkingen voor algemeen bestuursleden), artikel 33 (verboden handelingen voor algemeen bestuursleden) en artikel 34 (afleggen eed of verklaring en belofte) van overeenkomstige toepassing verklaard.

Artikel 51 Waterschapswet

1.   Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter en - indien in de aanwijzing daarvan is voorzien bij het reglement - van de plaatsvervangend voorzitter wordt het ambt van voorzitter waargenomen door een, door het dagelijks bestuur aan te wijzen, ander lid van dat bestuur.

2.   Bij verhindering of ontstentenis van alle leden van het dagelijks bestuur wordt het ambt waargenomen door het oudste lid in jaren van het algemeen bestuur, tenzij het algemeen bestuur een ander lid met de waarneming belast.

3.   Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter op de dag met ingang waarvan het zittende algemeen bestuur is afgetreden, wordt het ambt waargenomen door een, door de afgetreden leden van het dagelijks bestuur aan te wijzen, afgetreden lid van het dagelijks bestuur, of, bij ontstentenis van alle afgetreden leden van het dagelijks bestuur, door het oudste afgetreden lid in jaren van het algemeen bestuur, een en ander tot in de waarneming overeenkomstig het eerste en tweede lid is voorzien.

Artikel 53 Waterschapswet

De secretaris van het waterschap wordt door het algemeen bestuur benoemd.

Artikel 84 Waterschapswet

1.   Het dagelijks bestuur is belast met de dagelijkse aangelegenheden van het waterschap.

2.   Het dagelijks bestuur is belast met de voorbereiding van al hetgeen in de vergadering van het algemeen bestuur ter overweging en beslissing moet worden gebracht.

3.   Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de beslissingen van het algemeen bestuur, tenzij bij het reglement de voorzitter hiermede is belast.

Artikel 89 Waterschapswet

1.   De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.

2.   Zij geven het algemeen bestuur mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen voorzover het verstrekken daarvan niet in strijd is met het openbaar belang.