Peilbesluit Alm en Biesbosch

Aanhef

I

De peilen van de waterstand in de oppervlaktewateren in het gehele beheersgebied van het waterschap Hoogheemraadschap Alm en Biesbosch, met uitzondering van peilvakken 43 en 72 zoals genoemd in de bij dit peilbesluit behorende peilenkaart, als volgt vast te stellen:

[ Toelichting op vervallen van 116:

De Vergadering van Hoofdingelanden van het Hoogheemraadschap Alm en Biesbosch;

gelezen het voorstel van het College van Dijkgraaf en Hoogheemraden van 13 november 2002, nummer 02.3356/0.B. tot het gedeeltelijk intrekken van het peilbesluit zoals vastgesteld in de Vergadering van Hoofdingelanden van het waterschap Hoogheemraadschap Alm en Biesbosch van 28 juni 2000 en goedgekeurd op 29 september 2000 door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;

verwegende dat in het nationaal

natuurbeleidsplan (1990) het westelijk deel van de Noordwaard, bestaande uit de polders Spiering, Maltha en Hardenhoek, is aangewezen als natuurontwikkelingsgebiect in te richten als zoetwatergetijdegebied;

overwegende dat het waterschap Hoogheemraadschap Alm en Biesbosch met de andere betrokken partijen op 2 november 2001 een bestuursovereenkomst, genaamd "overeenkomst inrichting zoetwatergetijdegebied Noordwaard 2001", heeft ondertekend;

overwegende dat de reden voor ondertekening van deze overeenkomst is geweest dat partijen het wenselijk hebben gevonden om de consequenties voor belanghebbenden in het gebied, voor de inspanningsverplichting uit het convenant uit 1993 en de te nemen besluiten in beeld te brengen in de vorm van een bestuursovereenkomst;

overwegende dat op grond van artikel 6.2.1 van de Verordening waterhuishouding Noord-Brabant 1997 de waterkwantiteitsbeheerder voor de in zijn beheer zijnde oppervlaktewateren één of meerdere peilbesluiten vaststelt;

overwegende dat het inrichten van de eerder genoemde polders in de Noordwaard als zoetwatergetijdegebied een wijziging van het gebied waarop het peilbesluit van toepassing is, met zich meebrengt;

overwegende dat de ondertekende bestuursovereenkomst betrekking heeft op peilvak 116 van het huidige peilbesluit;

overwegende dat het waterschap uiterlijk tot het moment van feitelijke aansluiting van het gebied op de rivier het volgende peil in peilvak 116 zal aanhouden, voor het zomerpeil 0,75 -m NAP en voor het winterpeil 1 ,10 -m NAP;

gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht, de Wet op de waterhuishouding, de Verordening waterhuishouding Noord-Brabant 1997;

HEEFT BESLOTEN

1. Het gebied waar het peilbesluit op van toepassing is zodanig te wijzigen dat het peilvak 116 niet meer onder het peilbesluit valt;

2. Dit besluit treedt, met in achtneming van de te volgen procedures, in werking nadat de goedkeuring door Gedeputeerde Staten van Noord­Brabant onherroepelijk is geworden.

3. Tot aansluiting plaatsvindt van het natuurontwikkelingsgebied Noordwaard op de rivier wordt in dit gebied een zomerpeil van NAP -0,75 m en een winterpeil van NAP-1,10 m gehandhaafd.

Aldus vastgesteld in de Vergadering van Hoofdingelanden van 18 december 2002.

De Vergadering van Hoofdingelanden voornoemd,

De secretaris, mr. H.H.G. van der Linden

De dijkgraaf, A.B. Snoek ]]

zoals op de bij dit besluit behorende kaart en in de bij dit besluit behorend onderbouwend rapport 'Onderzoek ten behoeve van herziening peilbesluit kenmerk Wdc12.1, definitief 02, d.d. 29 maart 2000) nader is aangegeven, zulks onder de navolgende voorwaarden:

1. Het dagelijks bestuur van het waterschap draagt er zorg voor dat de in dit peilbesluit aangegeven waterstanden gedurende de daarbij aangegeven perioden zoveel mogelijk worden gehandhaafd.

2. Het dagelijks bestuur is bevoegd om, indien de (weers- )omstandigheden dit naar zijn oordeel noodzakelijk maken, de bovengenoemde waterstanden tijdelijk te verhogen of te verlagen. Zo snel als redelijkerwijs mogelijk is, zal het vastgestelde peil weer worden gehandhaafd.

Als regel zal de overgang van zomerpeil naar winterpeil plaatsvinden in de loop van de maanden september-oktober en de overgang van winterpeil naar zomerpeil in de maanden maart-april-mei, waarbij de weersomstandigheden en het verloop van de grondwaterstand in aanmerking worden genomen. Het zomerpeil zal vanwege het streven naar een optimale conservering van het gebiedseigen water, zo vroeg mogelijk in het voorjaar worden ingesteld.

II

De peilen van de waterstand in de oppervlaktewateren in peilvak 43 van het beheersgebied van het waterschap Hoogheemraadschap Alm en Biesbosch, zoals genoemd in de bij dit peilbesluit behorende peilenkaart, als volgt vast te stellen:

zoals op de bij dit besluit behorende kaart en in de bij dit besluit behorend onderbouwend rapport 'Onderzoek ten behoeve van herziening peilbesluit (kenmerk Wdc12.1, definitief 02, d.d. 29 maart 2000) nader is aangegeven, zulks onder de navolgende voorwaarden:

1. Het dagelijks bestuur van het waterschap draagt er zorg voor dat de in dit peil besluit aangegeven waterstanden gedurende de daarbij aangegeven perioden zoveel mogelijk worden gehandhaafd.

2. Het dagelijks bestuur is bevoegd om, indien de (weers- )omstandigheden dit naar zijn oordeel noodzakelijk maken, de bovengenoemde waterstanden tijdelijk te verhogen of te verlagen. Zo snel als redelijkerwijs mogelijk is, zal het vastgestelde peil weer worden gehandhaafd.

Als regel zal de overgang van zomerpeil naar winterpeil plaatsvinden in de loop van de maanden september-oktober en de overgang van winterpeil naar zomerpeil in de maanden maart-april-mei, waarbij de weersomstandigheden en het verloop van de grondwaterstand in aanmerking worden genomen. Het zomerpeil zal vanwege het streven naar een optimale conservering van het gebiedseigen water, zo vroeg mogelijk in het voorjaar worden ingesteld.

III

De peilen van de waterstand in de oppervlaktewateren in peilvak 72 van het beheersgebied van het waterschap Hoogheemraadschap Alm en Biesbosch, zoals genoemd in de bij dit peilbesluit behorende peilenkaart, als volgt vast te stellen:

Het hoogheemraadschap voert in het winterhalfjaar normaliter het hoge winterpeil. Het lage winterpeil wordt ingesteld bij een neerslagverwachting voor het beheersgebied voor de komende 24 uur die hoger is dan:

zoals op de bij dit besluit behorende kaart en in de bij dit besluit behorend onderbouwend rapport 'Onderzoek ten behoeve van herziening peilbesluit (kenmerk Wdc12.1, definitief 02, d.d. 29 maart 2000) nader is aangegeven,. zulks onder de navolgende voorwaarden:

1. Het dagelijks bestuur van het waterschap draagt er zorg voor dat de in dit peilbesluit aangegeven waterstanden gedurende de daarbij aangegeven perioden zoveel mogelijk worden gehandhaafd.

2. Het dagelijks bestuur is bevoegd om, indien de (weers- )omstandigheden dit naar zijn oordeel noodzakelijk maken, de bovengenoemde waterstanden tijdelijk te verhogen of te verlagen. Zo snel als redelijkerwijs mogelijk is, zal het vastgestelde peil weer worden gehandhaafd.

3. Als regel zal de overgang van zomerpeil naar winterpeil plaatsvinden in de loop van de maanden september-oktober en de overgang van winterpeil naar zomerpeil in de maanden maart-april-mei, waarbij de weersomstandigheden en het verloop van de grondwaterstand in aanmerking worden genomen. Het zomerpeil zal vanwege het streven naar een optimale conservering van het gebiedseigen water, zo vroeg mogelijk in het voorjaar worden ingesteld.

IV

dat dit besluit in werking treedt, met in achtneming van de te volgen procedures, nadat goedkeuring onherroepelijk is geworden.

Aldus vastgesteld in de Vergadering van Hoofdingelanden van het waterschap Hoogheemraadschap Alm en Biesbosch van 28 juni 2000.

De Vergadering van Hoofdingelanden voornoemd,

De secretaris, Mr. H.H.G. van der Linden

De Dijkgraaf, A.B. Snoek