Regeling vervallen per 01-01-2018

Beleidsregel waterkeringen wijziging hoogteligging maaiveld

Geldend van 22-12-2009 t/m 31-12-2017

Kader

Op grond van artikel 4.5, lid 1 van de keur is het verboden zonder vergunning van het bestuur handelingen te verrichten in, op, onder of boven een zoals in de legger opgenomen waterstaatswerk, beschermingszone, buitenbeschermingszone en profiel van vrije ruimte.

Hieronder is ook begrepen het wijzigen van de hoogteligging van het maaiveld.

Begripsbepaling

Toepassingsgebied

Deze beleidsregel is van toepassing op het wijzigen van de hoogteligging van het maaiveld binnen de begrenzing van de waterkering, de bijbehorende beschermingszone en buitenbeschermingszone en het profiel van vrije ruimte.

Raakvlakken met ander beleid

Beheerplan Waterkeringen waterschap Peel en Maasvallei, Beleidsregel waterkeringen Wegen, op- en afritten, trappen en aanbermingen.

Motivering van het beleid

Doel van het beleid

De onderhavige verbodsbepaling is gericht op het beschermen van de waterkerende functie van de waterkering, op het voorkomen van belemmeringen met het oog op het versterking van bestaande waterkeringen en op het kunnen voeren van beheer en onderhoud aan de waterkering.

Motivering van het beleid

Regelmatig wordt gewerkt aan het maaiveld zowel aan de rivier als aan de landzijde van de waterkering. Soms komt hierbij verhoging of verlaging van het bestaande maaiveld aan de orde. Bijvoorbeeld bij wegaanleg, het bouwrijp maken van uitbreidingslocaties, graven van wateren, agrarisch grondverbeteringen (egalisatie), ontgrondingen, nevengeulen voor natuurontwikkeling, hoogwatergeulen, zandwinning e.d., maar ook rivierverdieping.

De hoogteligging van het maaiveld en de bodemopbouw, zowel aan de rivier- als ook aan de landzijde van de waterkering, is van belang voor de waterkering en is gebruikt bij het ontwerpen van de waterkering. Klei en zandlagen aan zowel de rivier- als ook aan de landzijde zijn in hoge mate bepalend voor de standzekerheid van de waterkering.

Om deze reden is het verboden om verandering aan te brengen in de hoogteligging van het maaiveld in de (buiten)beschermingszone.

Om voor een vergunning in aanmerking te komen, moet er worden voldaan aan een aantal randvoorwaarden. Uitgangspunt hierbij is dat de maaiveldaanpassingen geen nadelige invloed mogen hebben op de functie van de waterkering. Als maaiveldverlaging plaats vindt in het kader van een ruimtelijk plan dan vindt een watertoets plaats, waarbinnen de overige belangen worden beoordeeld. Om voor ontgrondingen uniformiteit in het toetsingskader aan te brengen, sluit Waterschap Peel en Maasvallei aan bij de CUR-aanbeveling 'Oeverstabiliteit bij zandwinputten', welke is opgesteld voor ontgrondingen. Hiermee wordt tevens de rechtsgelijkheid voor zandwinnende bedrijven en anderen bevorderd.

Maaiveldverlagingen/ontgrondingen kunnen op een aantal manieren gevaar opleveren voor de waterkering. Het heeft vooral invloed op de algehele standzekerheid van de waterkering. Bij een ontgronding is het mogelijk dat een omvangrijk deel van de oever afschuift en instort. Wanneer deze instortingen, ook wel oeverinscharingen genoemd, nabij waterkeringen plaatsvinden, kunnen deze een negatieve invloed hebben op de stabiliteit van de waterkering.

Toetsing

Algemene toetsingscriteria

Voor deze beleidsregel gelden ook de algemene toetsingscriteria zoals deze door het Algemeen Bestuur zijn vastgesteld.

Specifieke toetsingscriteria

1.       Voor alle (diepe) ontgrondingen geldt dat de CUR-aanbeveling 130 gehanteerd wordt bij het ontwerpen en toetsen van de uit te voeren ontgronding.

2.       Voor alle maaiveldverlagingen/ontgrondingen geldt dat door middel van hydrologisch en geotechnisch onderzoek en berekeningen moet worden aangetoond dat de ontgronding geen negatief effect op de algehele standzekerheid van de waterkering en het waterbeheer heeft. Bij het onderzoek en de berekeningen moet het profiel van vrije ruimte worden betrokken.

Voorschriften

Aan een te verlenen vergunning kunnen in elk geval voorschriften worden verbonden welke voortvloeien uit de hiervoor vermelde algemene en specifieke toetsingscriteria.