Regeling vervallen per 01-01-2018

Algemene regel beheer en bediening stuwen derden

Geldend van 03-11-2011 t/m 31-12-2017

Kader

In artikel 3.3 van de Keur is opgenomen dat de eigenaren van stuwen de stuwen beheren en bedienen op de wijze als vermeld in de daartoe door het bestuur op te stellen algemene regels.

Toepassingsgebied

Deze algemene regel is van toepassing op de stuwen die door het waterschap zijn geplaatst en waarvan beheer en bediening niet bij het waterschap berust. Het betreft met name de stuwen die in de haarvaten van het watersysteem zijn geplaatst met het oog op waterconservering in het kader van de projecten "Optimaal Waterbeheer in de Landbouw" en "Stuwende Kracht" en die eigendom van de grondeigenaar zijn.

Motivering van de algemene regel

In het kader van de projecten "Optimaal Waterbeheer in de Landbouw" en "Stuwende Kracht" zijn door het waterschap, in overleg met betrokken grondeigenaren, stuwtjes geplaatst in de haarvaten van het watersysteem. Met de stuwtjes wordt een bijdrage geleverd aan waterconservering en verdrogingsbestrijding. Het onderhoud is schriftelijk vastgelegd, zodanig dat het dagelijks onderhoud berust bij de gebruiker en het buitengewoon onderhoud berust bij het waterschap. Deze algemene regel voorziet in voorschriften gericht op het beheer en de bediening van de stuwtjes.

Voorwaarden

1. De stuwen worden, met inachtneming van voorwaarde 5, ten minste ingesteld op het winterpeil zoals onder 2 en op het zomerpeil zoals onder 3 in deze algemene regel bepaald.

2. De winterpeilen zijn voor grasland 80 cm, voor bouwland en tuinbouw 100 cm en voor diep wortelende gewassen 120 cm beneden maaiveld.

3. De zomerpeilen zijn voor grasland 30 cm, voor bouwland 50 cm, voor tuinbouw 80 cm en voor diep wortelende gewassen 100 cm beneden maaiveld.

4. Voor de instelling van de stuwpeilen is de drooglegging ten opzichte van het 10% laagste maaiveld van het perceel met het meest kritieke gewas binnen het beïnvloedingsgebied van de stuw maatgevend.

5. Het bestuur kan afkondigen wanneer het zomerpeil of winterpeil ingesteld wordt.

6. De neerwaartse aanpassing van het stuwpeil geschiedt met maximaal 20 cm per etmaal.

7. Van de voorgaande voorschriften kan, onder meer ingeval van acute dreiging van inundatie, ingeval van verzadiging van de bovengrond of bij verwachting van veel neerslag, op aangeven van het bestuur worden afgeweken. De instructies van het bestuur dienen daarbij te worden opgevolgd.