Gedragscode bestuurlijke integriteit Rijn en IJssel

Geldend van 27-03-2009 t/m heden

Intitulé

Gedragscode bestuurlijke integriteit Rijn en IJssel

Volledige tekst van de Gedragscode bestuurlijke integriteit Rijn en IJssel

Kernbegrippen

Leden van het college van dijkgraaf en heemraden (hierna, voor zover niet anders vermeld, te noemen: het college) en het algemeen bestuur van Waterschap Rijn en IJssel stellen bij hun handelen de kwaliteit van het openbaar bestuur centraal. Integriteit is daarvoor een belangrijke voorwaarde. De belangen van het waterschap en in het verlengde daarvan die van de burgers zijn het primaire richtsnoer.

Bestuurlijke integriteit houdt in dat de verantwoordelijkheid die met de functie van bestuurder samenhangt wordt aanvaard en dat er de bereidheid is daarover verantwoording af te leggen.

Verantwoording wordt intern afgelegd aan mede-collegeleden dan wel aan het algemeen bestuur. Verantwoording wordt ook extern afgelegd, aan organisaties en burgers voor wie bestuurders hun functie vervullen.

Een aantal kernbegrippen is leidend en plaatst de integriteit van bestuurders in een

breder perspectief: Deze kernbegrippen dienen als basis en uitgangspunt om de regels en gedragingen van de gedragscode te toetsen. Deze kernbegrippen zijn:

a. Dienstbaarheid: Het handelen van een bestuurder is altijd volledig gericht op het belang van het waterschap en de organisaties en burgers die daar onderdeel van uitmaken.

b. Functionaliteit: Het handelen van een bestuurder heeft een herkenbaar verband met de functie die deze vervult in het bestuur van het waterschap.

c. Onafhankelijkheid: Het handelen van een bestuurder wordt gekenmerkt door onpartijdigheid, dat wil zeggen dat geen vermenging optreedt met oneigenlijke belangen en dat ook iedere schijn van een dergelijke vermenging wordt vermeden.

d. Openheid: Het handelen van een bestuurder is transparant, zodat er een optimale verantwoording mogelijk is en de controlerende organen volledig inzicht hebben in het handelen van de bestuurder en de beweegredenen daarbij.

e. Betrouwbaarheid: Een bestuurder houdt zich aan gemaakte afspraken. Men moet op het waterschap kunnen rekenen. Kennis en informatie waarover de bestuurder uit hoofde van de functie als bestuurder beschikt, wendt hij alleen aan voor het doel waarvoor die zijn gegeven.

f. Zorgvuldigheid: Het handelen van een bestuurder is zodanig dat alle organisaties en burgers op gelijke wijze en met respect worden bejegend en dat belangen van partijen op correcte wijze worden afgewogen.

Gedragscode

Hoofdstuk 1  Algemene bepalingen

 1.1 Deze gedragscode geldt voor de leden van het college van dijkgraaf en heemraden en het algemeen bestuur - in deze regeling tezamen aangeduid als bestuurders - tenzij uit de tekst van een gedragsregel anders blijkt.

1.2 In gevallen waarin deze code niet voorziet of waarbij toepassing niet eenduidig is, vindt bespreking plaats in het college of het algemeen bestuur.

1.3 De code is openbaar en op een toegankelijke wijze te raadplegen.

1.4 Bestuurders ontvangen bij hun aantreden een exemplaar van de code.

1.5 Een bestuurder is aanspreekbaar op de naleving van deze code.

Hoofdstuk 2  Belangenverstrengeling

2.1 Een bestuurder doet opgave van zijn financiële belangen.

2.2 Bij publiek-private samenwerkingsrelaties voorkomt de bestuurder (de schijn van) bevoordeling in strijd met eerlijke concurrentieverhoudingen.

2.3 Een oud-bestuurder wordt het eerste jaar na de beëindiging van zijn ambtstermijn uitgesloten van het tegen beloning verrichten van werkzaamheden voor het waterschap waaraan hij verbonden was.

2.4 Indien de onafhankelijke oordeelsvorming van een bestuurder over een onderwerp in het geding kan zijn, geeft deze bij de besluitvorming daarover aan in hoeverre het onderwerp hem persoonlijk aangaat.

2.5 Een bestuurder die familie- of vriendschapsbetrekkingen of anderszins persoonlijke betrekkingen heeft met een aanbieder van diensten of zaken aan het waterschap, onthoudt zich van deelname aan de besluitvorming over de betreffende opdracht.

2.6 Een bestuurder neemt van een aanbieder van diensten aan het waterschap geen geschenken, faciliteiten of diensten aan die zijn onafhankelijke positie ten opzichte van de aanbieder kunnen beïnvloeden.

2.7 Een bestuurder vervult geen nevenfuncties die een structureel risico vormen voor een integere invulling van de bestuursfunctie.

2.8 Een bestuurder geeft ten behoeve van de openbaarmaking van zijn nevenfuncties en qualitate qua nevenfuncties (nevenfuncties uit hoofde van het bestuurslidmaatschap) aan voor welke organisatie de functies worden verricht, wat het tijdsbeslag is en of de functies bezoldigd zijn.

2.9 Een bestuurder behoudt geen inkomsten uit een qualitate qua nevenfunctie (noot: nevenfunctie die een bestuurder uit hoofde van zijn bestuursfunctie vervult) (tenzij dat op grond van de wet geheel of gedeeltelijk is toegestaan). De inkomsten komen ten goede aan de kas van het waterschap.

Hoofdstuk 3  Informatie

3.1 Een bestuurder gaat zorgvuldig en correct om met informatie waarover hij uit hoofde van zijn ambt beschikt. Hij zorgt ervoor dat stukken met vertrouwelijke gegevens veilig worden opgeborgen en dat computerbestanden beveiligd zijn.

3.2 Een bestuurder houdt geen informatie achter.

3.3 Een bestuurder verstrekt geen informatie die vertrouwelijk of geheim is.

3.4 Een bestuurder maakt niet ten eigen bate of ten bate van zijn persoonlijke betrekkingen gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen informatie.

3.5 Een bestuurder gaat verantwoord om met e-mail- en internetfaciliteiten van het waterschap.

Hoofdstuk 4  Geschenken, diensten en uitnodigingen

4.1 Een bestuurder accepteert geen geschenken, faciliteiten of diensten indien zijn onafhankelijke positie hierdoor kan worden beïnvloed. In onderhandelingssituaties weigert hij door betrokken relaties aangeboden geschenken of andere voordelen.

4.2 Geschenken en giften die een bestuurder uit hoofde van zijn functie ontvangt, worden gemeld bij de secretaris-directeur van het waterschap en geregistreerd.

4.3 Geschenken en giften die een bestuurder uit hoofde van zijn functie ontvangt en die een geschatte waarde van meer dan € 50,- vertegenwoordigen, zijn eigendom van het waterschap. Er wordt een waterschapsbestemming voor gezocht. Geschenken en giften die een waarde van € 50,- of minder vertegenwoordigen kunnen worden behouden.

4.4 Geschenken en giften worden niet op het huisadres ontvangen. Indien dit toch is gebeurd, meldt de bestuurder dit in het bestuursorgaan waarvan hij deel uitmaakt, waarna een besluit over de bestemming van het geschenk of de gift wordt genomen.

4.5 Aanbiedingen voor privé-werkzaamheden of kortingen op privé-goederen worden niet geaccepteerd.

4.6 Een bestuurder maakt het bestuursorgaan waarvan hij deel uitmaakt melding van uitnodigingen voor excursies en evenementen op kosten van derden.

Hoofdstuk 5  Bestuurlijke uitgaven, onkostenvergoedingen, buitenlandse reizen en voorzieningen

5.1 Uitgaven worden uitsluitend vergoed als de hoogte en de functionaliteit ervan kunnen worden aangetoond. Een bestuurder is terughoudend bij het in rekening brengen van uitgaven die zich op het grensvlak van privé en publiek bevinden.

5.2 Een bestuurder declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden vergoed.

5.3 In geval van twijfel omtrent een declaratie of over het correct gebruik van een creditcard door een bestuurslid, wordt dit voorgelegd aan de dijkgraaf en zo nodig - ter besluitvorming aan het college voorgelegd.

5.4 Een bestuurder die het voornemen heeft uit hoofde van zijn functie een buitenlandse reis (noot: onder een buitenlandse reis wordt verstaan een reis naar het buitenland (inclusief de Nederlandse Antillen en Aruba), niet zijnde een reis naar een instelling van de Europese Unie) te maken of is uitgenodigd voor een buitenlandse reis of werkbezoek op kosten van derden, heeft vooraf toestemming nodig van het bestuursorgaan waar hij deel van uitmaakt. Het waterschapsbelang van de reis is doorslaggevend voor de besluitvorming. Indient het toestemming aan een lid van het college betreft, wordt het algemeen bestuur van deze besluitvorming in het college op de hoogte gesteld.

5.5 Een bestuurder meldt het voornemen tot een buitenlandse reis of een uitnodiging daartoe in het bestuursorgaan waar hij deel van uit maakt en verschaft daarbij informatie over het doel van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap, de geraamde kosten en de wijze waarop van de reis verslag wordt gedaan.

5.6 Het ten laste van het waterschap meereizen van de partner van een bestuurder naar en in het buitenland is uitsluitend toegestaan wanneer dit gebeurt op uitnodiging van de ontvangende partij en het belang van het waterschap daarmee is gediend. Het meereizen van de partner wordt bij de besluitvorming betrokken.

5.7 Het anderszins meereizen naar en in het buitenland van derden op kosten van het waterschap is niet toegestaan. Het meereizen van derden op eigen kosten is toegestaan en wordt in dat geval bij de besluitvorming betrokken.

5.8 Het verlengen van een buitenlandse dienstreis voor privé-doeleinden is toegestaan, mits dit is betrokken bij de besluitvorming. De extra reis- en verblijfkosten komen volledig voor rekening van de bestuurder.

5.9 Gebruik van waterschapseigendommen of waterschapsvoorzieningen voor privé-doeleinden is niet toegestaan, tenzij het betreft de bruikleen van een fax, mobiele telefoon en computer die mede voor privé-doeleinden kunnen worden gebruikt

5.10 Het college kan bepalen dat leden van het college voor hun dienstreizen gebruik maken van een dienstauto (met of zonder chauffeur) en dat van de dienstauto gebruik kan worden gemaakt voor woon-werkverkeer of voor de uitoefening van de qualitate qua nevenfuncties.

Hoofdstuk 6  Slotbepalingen

6.1 Indien het vermoeden bestaat dat een bestuurslid zich niet houdt aan de bepalingen van deze gedragscode, stelt de dijkgraaf een onderzoek in uit eigen beweging, op verzoek van een bestuurslid dan wel op verzoek van het gehele bestuur.

6.2 Indien zich interpretatieverschillen voordoen met betrekking tot de inhoud van deze bepalingen en/of de gedragingen die ten grondslag liggen aan het vermoeden van schending van deze gedragscode, bespreekt de dijkgraaf dit met het desbetreffende bestuurslid. De dijkgraaf bepaalt of en wanneer de kwestie aan de orde wordt gesteld in de vergadering van het desbetreffende bestuur.

6.3 Indien het vermoeden bestaat dat er strafrechtelijke aspecten kleven aan het handelen van een bestuurslid, brengt de dijkgraaf dit ter kennis van het openbaar ministerie.

6.4 Indien het vermoeden bestaat dat de dijkgraaf zich niet aan de bepalingen van de gedragscode houdt, zijn leden van het bestuur gehouden de kwestie aan de orde te stellen in de vergadering van het desbetreffende bestuur.

Toelichting op de Gedragscode bestuurlijke integriteit Rijn en IJssel

Algemeen

Waterschapsbestuurders zijn er voor alle ingelanden in het gebied, de bestuursleden vervullen een voorbeeldfunctie. Dit stelt hoge eisen aan de kwaliteit van het openbaar bestuur en aan degenen die daarin functioneren. Integriteit is een wezenlijk onderdeel daarvan. Een integer bestuur bevordert de geloofwaardigheid en de legitimiteit van het waterschap als overheidsorgaan. Als gevolg van allerlei maatschappelijke ontwikkelingen kan de integriteit van bestuursleden onder druk komen te staan.

In de Waterschapswet staat waar een bestuurslid in ieder geval aan gehouden is, vooral met betrekking tot het vervullen van nevenfuncties (noot: artikel 31, 32 en 33 van de Waterschapswet) en het afleggen van de eed of belofte (noot: artikel 34 van de Waterschapswet).

Het doel van deze gedragscode is om bestuursleden van Waterschap Rijn en IJssel houvast te geven, bij het ‘handen en voeten geven’ aan de functie van lid van het algemeen bestuur, lid van het college van dijkgraaf en heemraden of dijkgraaf.

Deze gedragscode is belangrijk als beoordelingskader bij vragen, twijfels en discussies. De code bevat normen over hoe in een bepaalde situatie te handelen en de eventueel te volgen (procedurele) stappen.

Integriteit is in de eerste plaats een kwestie van mentaliteit en bewustwording. Bestuursleden moeten zich ervan bewust zijn dat zij voor de gemeenschap werken en verantwoordelijk zijn voor de besteding van gemeenschapsgeld. Door het maken van duidelijke afspraken hierover, wordt dat ook controleerbaar en inzichtelijk. ‘Checks and balances’. Zo wordt een duidelijk houvast gecreëerd waar zowel bestuursleden als de ingelanden goed mee uit de voeten kunnen.

De code heeft vooral bestuurlijke en politieke relevantie. Bestuursleden zijn aanspreekbaar op de naleving ervan. Wanneer zij zich er niet aan houden, kan dat consequenties hebben voor hun functioneren en hun positie.

Nevenfuncties

Veel bestuursleden hebben nog andere (neven)functies, betaald of onbetaald. Voor veel bestuursleden een noodzakelijke bron van inkomsten, want de vergoeding voor bestuursleden is niet bedoeld om als volledig inkomen te dienen. Maar ook voor voltijd bestuurders (zoals de dijkgraaf) is het vervullen van nevenfuncties natuurlijk positief te waarderen.

Het vervullen van nevenfuncties – en vooral nevenfuncties in de publieke sfeer – vindt zijn grens waar dit afbreuk zou kunnen doen aan onafhankelijke oordeelsvorming of het aanzien van het ambt als bestuurder. Het is belangrijk om bij de beoordeling van een nevenfunctie te kijken of een goede functievervulling als bestuurslid nog mogelijk is. Ook mag de onpartijdigheid van het bestuurslid niet in het geding komen.

Met het oog op transparantie, geloofwaardigheid en legitimiteit van het bestuur en de individuele bestuurders, is het belangrijk dat de nevenfuncties openbaar worden gemaakt. Zo wordt er inzicht verschaft of en wanneer er belangenverstrengeling kan ontstaan.

Bij openbaarmaking van nevenfuncties wordt geredeneerd vanuit het oogpunt van het waterschapsbestuur. Dat betekent dat de eigenlijke hoofdbetrekking (dus de functie waar vanuit de bestuurder zijn inkomen genereert) voor de functie als waterschapsbestuurder een nevenfunctie is.

Openbaar te maken nevenfuncties zijn in ieder geval:

- hoofdbetrekking;

- lidmaatschap bestuur vereniging of stichting;

- lidmaatschap adviesraden;

- deelneming in ondernemingen.

Wettelijk verboden nevenfuncties

Er zijn nevenfuncties die de wet uitsluit (noot: artikel 33, eerste lid, van de Waterschapswet). Zo mag een lid van het algemeen bestuur niet optreden als advocaat of adviseur in conflicten, voor of tegen het waterschap. Bovendien mag een lid van het algemeen bestuur niet optreden als gemachtigde van een tegenpartij van het waterschap of betrokken zijn voor derden met het aangaan van overeenkomsten.

Ook voor leden van het college van dijkgraaf en heemraden en de dijkgraaf zijn regels opgenomen (noot: artikel 44a respectievelijk artikel 48 van de Waterschapswet). Een bestuurder mag geen nevenfuncties vervullen die ongewenste effecten opleveren met het oog op de functie als bestuurder. Dat is een ruime bepaling, waar de onderhavige gedragscode inhoud aan geeft.

Risicovolle nevenfuncties

Voor een aantal functies (noot: anders dan die, welke al in de Waterschapswet zijn uitgesloten) is terughoudendheid verstandig. Te denken valt aan functies bij instellingen of stichtingen die subsidie ontvangen van het waterschap of anderszins onderdeel uitmaken van besluitvorming van het waterschap.

Bij het aanvaarden van een nevenfunctie zijn de volgende afwegingen richtinggevend:

- er mag geen verstrengeling optreden tussen het ambt en de nevenfunctie;

- ook de schijn van belangenverstrengeling moet worden vermeden;

- het vervullen van de nevenfunctie mag geen afbreuk doen aan het aanzien van het ambt;

- de nevenfunctie mag niet leiden tot een zodanig tijdsbeslag dat daardoor het functioneren als bestuurder in het geding komt;

- de hoogte van de honorering mag geen aanleiding geven tot discussies;

- de vervulling van de nevenfunctie geschiedt vanuit het voortdurend besef dat de belangen van de nevenfunctie en de waterschapsbelangen uit elkaar worden gehouden.

Om controle op het vervullen van de functies mogelijk te maken, is openbaarheid een belangrijk aspect. Ook voor bestuurders geldt dat nevenfuncties openbaar moeten worden gemaakt.

Ook het voornemen tot het aanvaarden van een nevenfunctie moet worden gemeld. De verantwoordelijkheid voor het aanvaarden van de nevenfunctie ligt bij de bestuurder zelf.

‘Qualitate qua’-nevenfuncties (‘q.q.-nevenfuncties’)

Dit zijn nevenfuncties waarin de bestuurder uit hoofde van zijn functie als politiek ambtsdrager is benoemd. Het gaat dan om functies waarbij er een aantoonbaar belang voor het waterschap is. De bestuurder vertegenwoordigt het belang van Waterschap Rijn en IJssel in die nevenfunctie. Die q.q.-nevenfunctie is gekoppeld aan de inhoud en de duur van de functie als bestuurder.

Ook in deze nevenfuncties is het risico van belangenverstrengeling niet uitgesloten. Daarom is het belangrijk deze zoveel mogelijk uit elkaar te houden.