Beleidsregels voor toepassing van het forfait voor kleine bedrijfsruimten bij IBA-systemen

Geldend van 15-01-2009 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2009

Intitulé

Beleidsregels voor toepassing van het forfait voor kleine bedrijfsruimten bij IBA-systemen

De ambtenaar belast met de heffing van het waterschap Aa en Maas;

gelet op artikel 21, derde lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) en de  artikelen 15 en 20 van de verordening op de verontreinigingsheffing;

B E S L U I T :

vast te stellen de volgende beleidsregels voor toepassing van het forfait voor kleine bedrijfsruimten bij IBA–systemen.

Beleidsregels voor de berekening van de vervuilingswaarde van vanuit IBA-systemen geloosd afvalwater van huishoudelijke aard

Artikel 1  Definities

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    Wvo: Wet verontreiniging oppervlaktewateren;

  • b.

    zuiveringtechnisch werk: zuiveringtechnisch werk als bedoeld in artikel 17, onderdeel f, Wvo;

  • c.

    IBA–systeem: een systeem voor de individuele behandeling van afvalwater met certificering klasse II of III;

  • d.

    certificering: attestering als bedoeld in de beoordelingsrichtlijn K10002 van het Kiwa;

  • e.

    woonruimte: woonruimte als bedoeld in artikel 17, onderdeel c, van de Wvo;

  • f.

    bedrijfsruimte: bedrijfsruimte als bedoeld in artikel 17, onderdeel d, van de Wvo;

  • g.

    afvalwater van huishoudelijke aard: afvalwater afkomstig van huishoudens of hiermee vergelijkbaar afvalwater.

  • h.

    ingenomen water: ingenomen water als bedoeld in artikel 17, onderdeel j, van de Wvo.

  • i.

    ambtenaar belast met de heffing: ambtenaar als bedoeld in artikel 123, derde lid, onderdeel b, van de Waterschapswet;

  • j.

    beheerder: beheerder als bedoeld in artikel 18, tweede lid, sub b, Wvo;

  • k.

    zuiveringsrendement: het percentage zuurstofbindende stoffen in afvalwater van huishoudelijke aard dat door middel van een IBA–systeem wordt verwijderd.

1

Artikel 2  Forfaitaire regeling voor IBA–systemen

  • 1 De beheerder van een IBA–systeem is heffingplichtig voor de verontreinigingsheffing voor het direct lozen van afvalstoffen op oppervlaktewater in beheer bij het waterschap.

  • 2 De vervuilingswaarde van de afvalstoffen die vanuit een IBA–systeem worden geloosd, wordt gesteld op:

    • a.

      drie vervuilingseenheden indien door de heffingplichtige aannemelijk is gemaakt dat de vervuilingswaarde minder dan vijf vervuilingseenheden bedraagt;

    • b.

      één vervuilingseenheid indien door de heffingplichtige aannemelijk is gemaakt dat de vervuilingswaarde één vervuilingseenheid of minder bedraagt.

    2

Artikel 3  Bepaling vervuilingswaarde

  • 1 De bepaling van de vervuilingswaarde van een lozing vanuit een IBA–systeem als bedoeld in artikel 2, vindt plaats aan de hand van het totale waterverbruik van de aangesloten woon– en bedrijfsruimten en van het zuiveringsrendement van het betreffende IBA–systeem.

  • 2 Indien op een IBA–systeem uitsluitend woonruimten zijn aangesloten, wordt de vervuilingswaarde voor de toepassing van de forfaitaire regeling van artikel 2, tweede lid, bepaald volgens de formule:

    A x 0,023 x (100–B)/100 = aantal vervuilingseenheden (ve), waarbij:

     A = het totale aantal m³ water dat in het kalenderjaar ten behoeve van de op de IBA aangesloten woonruimten is ingenomen;

     B = het zuiveringsrendement van het betreffende IBA–systeem.

  • 3 Voor de toepassing van het tweede lid wordt het zuiveringsrendement van de IBA–systemen van de te onderscheiden klassen gesteld op een factor:

     klasse II:        75

     klasse III:       90

  • 4 De berekeningsmethode als vermeld in het tweede en derde lid is van overeenkomstige toepassing, indien op een IBA–systeem één bedrijfsruimte is aangesloten van waaruit uitsluitend huishoudelijk afvalwater wordt afgevoerd. Ditzelfde geldt voor een IBA–systeem, waarop naast een bedrijfsruimte, ook één of meer woonruimten zijn aangesloten.

  • 5 In afwijking van het eerste lid wordt de vervuilingswaarde van een lozing vanuit een IBA–systeem op één vervuilingseenheid gesteld, indien:

    • a.

      niet meer dan één woonruimte op het betreffende IBA–systeem is aangesloten;

    • b.

      uitsluitend afvalwater van huishoudelijke aard wordt afgevoerd.

    3

Artikel 4  Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1 Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking en werken terug tot 1 januari 2009 en hebben betrekking op belastbare feiten die zich vanaf 1 januari 2009 voordoen of hebben voorgedaan.

  • 2 De beleidsregels, vastgesteld bij besluit van het hoofd Fiscale Zaken van waterschap de Aa en Maas van 1 december 2006 blijven na intrekking van toepassing op belastingaanslagen ter zake van belastbare feiten die zich vóór de aanvang van het jaar 2009 hebben voorgedaan.

  • 3 Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels voor de berekening van de vervuilingswaarde van vanuit IBA–systemen geloosd afvalwater van huishoudelijke aard’.

  • Aldus vastgesteld door de ambtenaar belast met de heffing bij besluit van 13 januari 2009.

  • ’s-Hertogenbosch, 13 januari 2009,

  • De ambtenaar belast met de heffing,

  • Mr. J.E.H. van der Voordt

Toelichting

Algemeen

Bij dit besluit zijn fiscale beleidsregels vastgesteld voor toepassing van het zogenaamde bedrijfsruimteforfait bij het afvoeren van stoffen vanuit een IBA–systeem (zuiveringstechnisch werk). Om onder de werkingssfeer van deze beleidsregels te vallen, dient aan enkele voorwaarden te zijn voldaan:

  • a.

    het betreffende IBA–systeem is gecertificeerd en ingedeeld in de klassen II of III van de beoordelingsrichtlijn K10002 van het Kiwa;

  • b.

    het betreffende IBA–systeem wordt uitsluitend gebruikt voor de zuivering van afvalwater van huishoudelijke aard;

  • c.

    het IBA–systeem wordt niet beheerd door het waterschap en ook niet gezamenlijk door het waterschap en een gemeente.

a Certificering

 Deze beleidsregels gaan uit van de certificering en klassenindeling op grond van de beoordelingsrichtlijn K10002 van het Kiwa. Dit biedt, tezamen met de vereisten die aan het onderhoud van IBA–systemen kunnen worden gesteld, een zekere garantie voor het te behalen zuiveringsrendement. Uitsluitend IBA–systemen die zijn ingedeeld in de klassen II en III komen in aanmerking voor de toepassing van het bedrijfsruimteforfait. Systemen van klasse I kennen hiervoor immers een te laag zuiveringsrendement. Indien de heffingplichtige van mening is dat niettemin een aanslag van één vervuilingseenheid zou moeten worden opgelegd, dient hij dit aannemelijk te maken door middel van meting, bemonstering en analyse. Ditzelfde geldt voor systemen die niet grond van de genoemde beoordelingsrichtlijn zijn gecertificeerd.

b Afvalwater van huishoudelijke aard

 IBA–systemen zijn in beginsel ontworpen voor de behandeling van water van huishoudelijke aard. Dat wil zeggen afvalwater afkomstig van woonruimten en afvalwater van bedrijfsruimten met een vergelijkbare samenstelling. De certificering en klassenindeling van de IBA–systemen door het Kiwa zijn gebaseerd op dit afvalwater. Over het zuiveringsrendement van IBA–systemen bij zuivering van afvalwater van andere dan huishoudelijke aard is nog weinig bekend. In dergelijke gevallen zal de belastingplichtige door middel van meting, bemonstering en analyse de toepasbaarheid van het forfait aannemelijk moeten maken.

c Beheer

 In de gevallen waarin het waterschap of het waterschap samen met een gemeente beheerder is van het IBA–systeem, wordt de achterliggende vervuiler in de verontreinigingsheffing betrokken, dat wil zeggen de aangesloten woon– of bedrijfsruimte. Deze beleidsregels zijn in dat geval niet van toepassing. De achterliggende vervuiler wordt door het waterschap belast op grond van artikel 20, lid 1 Wet verontreiniging oppervlaktewateren (meting, bemonstering en analyse) of ontvangt een aanslag van drie vervuilingseenheden of één vervuilingseenheid op grond van het woonruimteforfait van artikel 21, lid 1 Wet verontreinigingsheffing oppervlaktewateren.

 In alle andere gevallen zijn deze beleidsregels wel van toepassing. Het betreft hier gevallen waarin ofwel de gemeente ofwel de achterliggende vervuiler(s) het IBA– systeem beheer (beheren). Het beheer van een IBA–systeem kan samenvallen met degene die het IBA–systeem gefinancierd heeft, maar dat hoeft niet altijd het geval te zijn. Zie hierna ook de toelichting op artikel 1.

Eén woonruimte

Er wordt beleidsmatig onderscheid gemaakt tussen een IBA–systeem waarop één woonruimte is aangesloten en een IBA–systeem waarop meerdere woon– en/of bedrijfsruimten zijn aangesloten (een zogenaamde ‘groeps–IBA’). De lozingen van de eerste categorie worden automatisch onder het forfait van één vervuilingseenheid gebracht, mits vanuit deze woonruimten uitsluitend afvalwater van huishoudelijke aard wordt afgevoerd. Dit is een praktische werkwijze die goed verdedigbaar is, gelet op het zuiveringsrendement van de klasse II en III IBA–systemen.

Meerdere aansluitingen

In geval op één IBA–systeem meer dan één woonruimte of bedrijfsruimte is aangesloten wordt de vervuilingswaarde berekend op grond van de hoeveelheid ingenomen water en het zuiveringsrendement van het betreffende IBA–systeem. Het zuiveringsrendement voor de onderscheiden klassen is vastgesteld op een factor die mede is bepaald op grond van de certificeringseisen van de geldende attesteringsrichtlijn. Overigens kan zich in deze situatie de omstandigheid voordoen dat de berekening resulteert in een vervuilingswaarde van méér dan vijf vervuilingseenheden. Hoewel de beleidsregels hierin strikt genomen niet voorzien – deze zien op toepassing van het kleine bedrijfsruimteforfait van één of drie vervuilingseenheden – kan deze berekening worden aangemerkt als een redelijke schatting op grond waarvan deze lozing in de heffing kan worden betrokken.

Enkele fiscaaltechnische aanvullingen op de tekst en toelichting van de beleidsregels

1 Werkingssfeer

Ten aanzien van de klasse–indeling van de IBA–systemen

Het beleid voor IBA–systemen is uitsluitend van toepassing op IBA–systemen die zijn geattesteerd en ingedeeld in de klassen II of III van de beoordelingsrichtlijn K 10002 van het Kiwa (Attestering van IBA–systemen). Daarnaast moet het gaan om afvalwater van huishoudelijke aard afkomstig van woon– en/of bedrijfsruimten. In samenhang met de vereisten die aan het onderhoud van IBA–systemen kunnen worden gesteld, biedt dit een zekere garantie voor het gehanteerde zuiveringsrendement.

IBA–systemen van klasse I (zoals bijvoorbeeld septic–tanks) zijn uitgesloten van het beleid, omdat deze een te laag zuiveringsrendement hebben om in aanmerking te komen voor het bedrijfsruimteforfait van één vervuilingseenheid. Dit betekent dat de vaststelling van de vervuilingswaarde via meting, bemonstering en analyse plaatsvindt. Ook ingeval de heffingplichtige om een andere reden van mening is dat de opgelegde aanslag uit zou moeten gaan van minder vervuilingseenheden, dient hij/ zij dit aannemelijk te maken door middel van meting, bemonstering en analyse. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een belastingplichtige die een IBA–systeem heeft geplaatst dat niet volgens de bovengenoemde beoordelingsrichtlijn is geattesteerd.

In de praktijk is overigens goed denkbaar dat veel (oude) septic–tanks niet in beeld zijn en dat de woonruimten die daarop zijn aangesloten op basis van het woonruimteforfait worden aangeslagen. Dit is een werkwijze die is te rechtvaardigen, omdat deze in vrijwel geen enkel geval zal leiden tot een nadeel voor de belastingplichtige. Integendeel, in geval van alleenbewoning is namelijk altijd het alleenwonendenforfait van één vervuilingseenheid van toepassing.

Ten aanzien van het beheer (en de financiering) van IBA–systemen

Een tweede beperking van de werkingssfeer van deze beleidsregels kan worden gevonden in afspraken omtrent het beheer van de IBA–systemen. Zoals reeds in de toelichting bij de beleidsregels is aangegeven, zijn de beleidsregels niet van toepassing in de gevallen waarin het beheer in handen is van het waterschap of van het waterschap en een gemeente samen. In deze gevallen wordt de achterliggende vervuiler belast.

De beleidsregels bieden de mogelijkheid voor het vaststellen van fiscaal beleid over de berekening van de vervuilingswaarde van vanuit IBA–systemen geloosd afvalwater van huishoudelijke aard. Dit raakt niet aan de keuze van een gemeente voor riolering of IBA–systemen en raakt ook niet aan de keuze ten aanzien van de financiering van IBA–systemen.

2 Inhoud van het beleid

Wettelijke forfaitaire regeling

Artikel 2, tweede lid, van de beleidsregels is gebaseerd op de forfaitaire regeling van artikel 21, derde lid, van de Wvo. Deze regeling kent twee forfaits: een forfait van drie vervuilingseenheden en een forfait van één vervuilingseenheid. Indien de beheerder van het IBA–systeem aannemelijk maakt dat de vervuilingswaarde van het effluent minder dan vijf vervuilingseenheden bedraagt, wordt de vervuilingswaarde op drie vervuilingseenheden gesteld (forfait van drie vervuilingseenheden). Indien de beheerder van het IBA–systeem aannemelijk maakt dat de vervuilingswaarde van het effluent minder dan één vervuilingseenheid bedraagt, wordt de vervuilingswaarde op één vervuilingseenheid gesteld (forfait van één vervuilingseenheid).

Aansluiting op één woonruimte of op meerdere woon– en of bedrijfsruimten

Er wordt bij toepassing van de genoemde wettelijke regeling beleidsmatig onderscheid gemaakt tussen een IBA–systeem waarop één woonruimte is aangesloten en een IBA–systeem waarop meerdere woon– en/ of bedrijfsruimten zijn aangesloten (een zogenaamde ‘groeps–IBA’). De lozingen van de eerste categorie worden automatisch onder het forfait van één vervuilingseenheid gebracht, mits vanuit deze ruimten uitsluitend afvalwater van huishoudelijke aard wordt afgevoerd. Bij lozingen vanuit bedrijfsruimten – ongeacht of er één of meer bedrijfsruimten op het IBA–systeem is (respectievelijk zijn) aangesloten – vindt altijd een berekening van het zuiveringsrendement plaats volgens de artikel 3 opgenomen formule. Dit is een praktische werkwijze die op grond van de gehanteerde zuiveringsrendementen goed verdedigbaar is. Verschil met de eerdere aanbevelingen is dat naast IBA–systemen van klasse III ook die van klasse II rechtstreeks onder het bedrijfsruimteforfait van één vervuilingseenheid kunnen worden gebracht.

Meerdere aansluitingen

In geval op één IBA–systeem meer dan één woonruimte of bedrijfsruimte is aangesloten wordt de vervuilingswaarde berekend op grond van de hoeveelheid ingenomen water en het zuiveringsrendement van het betreffende IBA–systeem. Het zuiveringsrendement van klasse II en III IBA–systemen is op basis van de beoordelingsrichtlijn en praktijkervaring bij de waterschappen respectievelijk vastgesteld op 75% en 90%.

Overigens kan zich in deze situatie de omstandigheid voordoen dat de berekening resulteert in een vervuilingswaarde van méér dan vijf vervuilingseenheden. Hoewel de beleidsregels hierin strikt genomen niet voorzien – deze zien op toepassing van het bedrijfsruimteforfait van één of drie vervuilingseenheden – kan de uitkomst van deze berekening worden gehanteerd als zijnde een redelijke schatting op grond waarvan dergelijke lozingen in de heffing kunnen worden betrokken (de tabel afvalwatercoëfficiënten is strikt genomen immers alleen van toepassing op bedrijfsruimten).

Melkspoelwater

Uit ervaring is gebleken dat geen algemeen toepasbare formule voor de berekening van lozingen van melkspoelwater kan worden opgesteld. Lozingen van melkspoelwater blijven om die reden buiten het bereik van deze beleidsregels. In dat geval kan meting, bemonstering en analyse uitkomst bieden. Vanzelfsprekend kan een soortgelijke berekeningsmethode als in artikel 3, tweede lid, worden gehanteerd, uitgaande van een toepasselijke afvalwatercoëffi­ciënt. Houdt u er echter wel rekening mee dat de klasse–indeling van de IBA–systemen door het Kiwa heeft plaatsgevonden na tests met afvalwater van huishoudelijke aard.

De beoordelingsrichtlijn van het Kiwa en de Europese beoordelingsrichtlijn

Er is momenteel een Europese beoordelingsrichtlijn – (N)EN 12566–3 – voor IBA–systemen in voorbereiding. Op dit moment is de inhoud en strekking van deze beoordelingsrichtlijn echter nog onvoldoende duidelijk om deze in aanmerking te nemen. Ook de verhouding met de Nederlandse beoordelingsrichtlijn is nog niet helder. Vooralsnog gaan de beleidsregels uitsluitend uit van de beoordelingsrichtlijn K 10002 van het Kiwa. Vermoedelijk is de ingangsdatum van de richtlijn 1 juli 2009.

Considerans

In de considerans wordt verwezen naar artikel 21, derde lid, Wet verontreiniging oppervlaktewateren. Het forfait voor kleine bedrijfsruimten bij IBA–systemen is in de verordening geregeld in de artikelen 15 en 20.

Inwerkingtreding en citeertitel

Beleidsregels zijn bij besluit vastgestelde algemene regels. Deze regels worden bekendgemaakt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud daarvan in een vanwege het waterschapsbestuur uitgegeven blad of een dag–, nieuws–, of huis–aan–huisblad, dan wel op andere geschikte wijze. Indien alleen van de zakelijke inhoud wordt kennisgegeven, wordt het besluit tegelijkertijd ter inzage gelegd. In de kennisgeving wordt vermeld waar en wanneer het besluit ter inzake ligt (artikel 3:42 Awb).


Noot
1

[Toelichting: Algemeen

In de beleidsregels wordt zoveel mogelijk verwezen naar de wettekst waarin het forfait voor kleine bedrijfsruimten bij IBA–systemen is geregeld. Hiermee wordt voorkomen dat als gevolg van een tussentijds wetswijziging de definities in de beleidsregels af gaan wijken van de wettekst. Bij de uitleg van deze definities zijn de wetsgeschiedenis en jurisprudentie van belang.

Onderdeel c

In de beoordelingsrichtlijn K10002 is aangegeven dat IBA–systemen in drie hoofdgroepen ingedeeld kunnen worden: klasse I (waaronder de zogenaamde septic tanks van verschillende omvang), klasse II en klasse III (onderverdeeld in IIIa en IIIb). In beginsel komen alleen gecertificeerde systemen in de klassen II en III in aanmerking voor toepassing van de hier opgestelde beleidsregels, omdat ze een zuiveringsrendement van 75% of meer realiseren. Deze hoge zuiveringsrendementen kunnen in de berekening van het aantal vervuilingseenheden leiden tot een uitkomst die binnen het bereik van het kleine bedrijvenforfait bij IBA–systemen valt. De belastingplichtige kan gevraagd worden om aan te tonen dat de IBA volgens de voorschriften van de fabrikant geplaatst is en dat de IBA jaarlijks onderhouden wordt. Onderhoud kan bijvoorbeeld worden aangetoond door het overleggen van een onderhoudscontract.

Uiteraard kunnen ook niet in Nederland gefabriceerde systemen op basis van de eerder genoemde beoordelingsrichtlijn worden gecertificeerd en ingedeeld in de klassen I, II of III.

Onderdeel j

In de praktijk is de beheerder degene die het zuiveringstechnische proces voert en daarvoor verantwoordelijk is. In de praktijk is dit vaak degene die verantwoordelijk is voor het onderhoud van het IBA–systeem.]

Noot
2

[Toelichting: Artikel 2 betreft de forfaitaire regeling van lozingen vanuit een IBA–systeem, als bedoeld in artikel 21, derde lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. De beheerder van het IBA–systeem is heffingplichtig voor de verontreinigingsheffing voor het direct lozen van afvalstoffen op oppervlaktewater in beheer bij het waterschap. Daarbij is de ‘beheerder van het IBA–systeem’ een beheerder als bedoeld in artikel 1, onderdeel j. De passage ‘in beheer bij het waterschap’ wil zeggen dat het IBA–systeem binnen het in de statuten van het waterschap vastgelegde taakgebied ligt.

Het tweede lid van dit artikel bevat twee forfaits: een forfait van drie vervuilingseenheden en een forfait van één vervuilingseenheid. Indien de beheerder van het IBA–systeem aannemelijk maakt dat de vervuilingswaarde van het effluent minder dan vijf vervuilingseenheden bedraagt, wordt de vervuilingswaarde op drie vervuilingseenheden gesteld (forfait van drie vervuilingseenheden). Indien de beheerder van het IBA–systeem aannemelijk maakt dat de vervuilingswaarde van het effluent minder dan één vervuilingseenheid bedraagt, wordt de vervuilingswaarde op één vervuilingseenheid gesteld (forfait van één vervuilingseenheid).]

Noot
3

[Toelichting: Eerste lid

In dit artikellid is het algemene uitgangspunt voor het bepalen van de vervuilingswaarde van de lozing vanuit een IBA–systeem opgenomen: het totale waterverbruik van de op het IBA–systeem aangesloten woon– en bedrijfsruimten en het zuiveringsrendement van het betreffende IBA–systeem. De vervuilingswaarde wordt uitgedrukt in vervuilingseenheden.

Tweede en vierde lid

Ten aanzien van huishoudelijk afvalwater dat wordt afgevoerd vanuit meer dan één woonruimte (tweede lid), danwel huishoudelijk afvalwater dat wordt afgevoerd vanuit een bedrijfsruimte, al dan niet in combinatie met één of meer woonruimten (vierde lid) geldt dat de vervuilingswaarde door middel van een formule kan worden berekend. Vervolgens kan de vervuilingswaarde worden vastgesteld op de wijze die in artikel 2 is omschreven. Indien de berekeningen tot een hogere uitkomst leiden dan vijf vervuilingseenheden is het forfait voor kleine bedrijfsruimten niet (meer) van toepassing. Zie in dit verband ook het algemene deel van de toelichting over de grenzen aan de beleidsregels.

In geval meerdere percelen op een IBA–systeem zijn aangesloten wordt uitgegaan van het totale waterverbruik van de aangesloten woon– en of bedrijfsruimten. Op grond van beleidsregels ten aanzien van de aanwijzing van de belastingplichtige en naar analogie van artikel 142 van de Waterschapswet kan één van de gebruikers van de woonruimten die op het IBA–systeem zijn aangesloten worden aangeslagen voor het geheel. Het verdient aanbeveling om reeds voorafgaand aan de plaatsing van een IBA–systeem afspraken te maken en vast te leggen wie als beheerder in de zin van de Wvo wordt beschouwd (bijvoorbeeld bij de aanvraag van de vergunning).

Derde lid

De zuiveringsrendementen in dit artikellid zijn berekend aan de hand van de attestering op basis van de Kiwa beoordelingsrichtlijn K10002. Deze is als bijlage bij deze beleidsregels opgenomen.

Vijfde lid

De genoemde voorwaarden zijn cumulatief. Met andere woorden, de heffingsplichtige dient aan alle voorwaarden te voldoen om in aanmerking te komen voor een vervuilingswaarde van één vervuilingseenheid.]