Gedragscode voor bestuurders

Geldend van 25-12-2008 t/m heden

Intitulé

Gedragscode voor bestuurders

Gedragscode voor bestuurders

1. Algemene bepalingen.

1.1.

Onder “het dagelijks bestuur” wordt verstaan het dagelijks bestuur van het waterschap Aa en Maas.

Onder “bestuurder” wordt verstaan: de dijkgraaf, de leden van het dagelijks bestuur en de leden van het algemeen bestuur van het waterschap Aa en Maas.

Onder “presidium”wordt verstaan:  de dijkgraaf en de voorzitters van de belangengroeperingen van de categorie ingezetenen en de voorzitters van de categorieën ongebouwd, bedrijfsgebouwd en natuurterreinen van het algemeen bestuur van het waterschap Aa en Maas.

1.2.

Deze gedragscode geldt voor alle bestuurders van waterschap Aa en Maas.

1.3.

De bestuurders ontvangen een exemplaar van deze gedragscode.

1.4.

Deze gedragscode is openbaar middels plaatsing op de webpagina van het waterschap en door derden te raadplegen.

Toelichting;

Het hanteren van een integriteitcode heeft, behalve het verstrekken van de legitimiteit van het bestuur, ook een sterk functioneel aspect. Door deze code laat het waterschap zien, dat het integriteit als een serieuze zaak beschouwt en hieraan grote waarde hecht.

1.5.

Bij twijfel over de uitleg en / of strekking van deze gedragscode c.q. van regelingen, die integriteitaspecten in zich hebben, maakt de bestuurder de aard en de achtergrond van zijn / haar twijfel onverwijld kenbaar aan de secretaris-directeur, die de kwestie voorlegt aan de dijkgraaf. Indien hiertoe noodzaak bestaat of de kwestie de dijkgraaf zelf betreft, wordt deze voorgelegd aan het presidium.

Toelichting:

Integriteit is in de eerste plaats een kwestie van mentaliteit en bewustwording. Bestuurders moeten zich om die reden steeds bewust zijn van een goede democratische controle en bereid zijn tot verantwoording van hun bestuurlijk handelen. Een heldere, open discussie is hierbij van groot belang. Collegiale besluitvorming over gevoelige zaken levert een belangrijke bijdrage aan de versterking van het integriteitbeleid, zodat het bij onduidelijkheden in de rede ligt hierover zo spoedig mogelijk opheldering te krijgen. Nopen de onduidelijkheden tot het verkrijgen van een standpunt, dan voorziet de dijkgraaf in de nodige besluitvorming op grond van diens bestuurlijk – coördinerende taak. Om te voorkomen dat de dijkgraaf over een eigen vraagpunt moet oordelen is de bepaling opgenomen dat, in gevallen waar de dijkgraaf zelf in een dergelijke positie komt te verkeren, overlegt de dijkgraaf met het presidium, die over deze kwestie oordeelt.

1.6.

Deze code wordt aangehaald als: “Gedragscode voor bestuurders van waterschap Aa en Maas”.

2.Belangenverstrengeling.

2.1.

Bestuurders doen opgave van eventuele (financiële) belangen in de ondernemingen en / of organisaties, waarmee het waterschap Aa en Maas betrekkingen onderhoudt en wel conform de wijze, die in de Waterschapswet is geregeld met betrekking tot de melding van nevenfuncties.

Toelichting:

Bestuurders moeten hun taken onbevooroordeeld en objectief vervullen. Het hebben van bepaalde financiële belangen of het verrichten van bepaalde transacties kan de (schijn van) belangenverstrengeling tot gevolg hebben. Openheid in de vorm van publieke kennisgeving kan bestuurlijke perikelen op dit vlak voorkomen. “financieel belang” dient hier breed te worden gedefinieerd en het kan gaan om het bezit van effecten in de vorm van een aanmerkelijk belang, vorderingsrechten, onroerend goed, bouwgrond of financiële deelnemingen in ondernemingen en dergelijke. Ook negatieve financiële belangen, zoals bijvoorbeeld schulden uit hypothecaire vorderingen, kunnen in verband met mogelijke belangenverstrengeling relevant zijn. Wat de wijze van melden betreft, is om pragmatische redenen gekozen voor aansluiting bij het bepaalde met betrekking tot de plicht tot melding van nevenfuncties in het reglement van orde.

2.2.

Bij publiek – private samenwerkingsrelaties voorkomt de bestuurder (de schijn van) bevoordeling.

2.3.

Een bestuurder, die familie- of vriendschapsbetrekkingen heeft met een aanbieder van diensten aan het waterschap of die een persoonlijk belang bij een besluit heeft, maakt hiervan voorafgaand aan de besluitvorming melding aan de dijkgraaf en onthoudt zich van deelname aan besluitvorming terzake.

2.4.

Een bestuurder neemt van een aanbieder van diensten aan het waterschap geen faciliteiten of diensten aan, die zijn onafhankelijke positie ten opzichte van de aanbieder kan beïnvloeden.

Toelichting 2.2. t/m 2.4.

Bij belangenverstrengeling betreft het niet alleen mogelijk persoonlijk voordeel voor de bestuurder zelf. Het kan ook gaan om bevoordeling van bijvoorbeeld vrienden en familieleden of van bedrijven en instellingen, waarmee de bestuurder als privé-persoon banden heeft. De bevoordeling kan, naast het verlenen van overheidsgunsten, ook bestaan uit het doorgeven van informatie. Op het bestuursorgaan rust de plicht om ertegen te waken, dat het tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkende personen, die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden (artikel 2.4 Awb). In het reglement van orde is reeds opgenomen in welke gevallen er niet mag worden deelgenomen aan een stemming. In lijn met de “Winsum – jurisprudentie” dient het stemgedrag van bestuurders in ieder geval altijd uiterst zorgvuldig te worden afgewogen en ligt het in de rede, dat hiervan in voorkomende gevallen, voorafgaand aan de besluitvorming, expliciet melding wordt gemaakt. Deze  “Winsum-jurisprudentie” is inmiddels in artikel 38a van de Waterschapwet verankerd.

2.5.

Een oud – bestuurder kan gedurende een jaar na beëindiging van zijn ambtstermijn door het dagelijks bestuur worden uitgesloten van het verrichten van werkzaamheden als zelfstandige voor het waterschap Aa en Maas.

Toelichting:

Onderhavige bepaling beoogt te voorkomen, dat kennis of informatie, die is verworven door de werkzaamheden bij het waterschap, kan worden gebruikt voor het realiseren van persoonlijke doeleinden.

3.Nevenfuncties.

3.1.

Een bestuurder vervult, los van de hiertoe in de Waterschapswet opgenomen wettelijke onverenigbaarheden zoals opgesomd in art.33 WSW, geen (neven-)functie, waarbij sprake is of kan zijn van strijdigheid met het belang van het waterschap.

Toelichting:

Op grond van de Waterschapswet zijn bestuurders reeds verplicht om hun nevenfuncties te melden. In de wet is verder opgenomen, dat zij geen (neven-) functies mogen vervullen, waarvan de uitoefening ongewenst is met het oog op een goede vervulling van het ambt ( zie bijlage). Hoewel het niet eenvoudig valt op te sommen wat wel en wat niet meer “door de beugel” kan, beoogt dit artikel vooral te bewerkstelligen dat er, bij twijfel, collegiale afstemming plaatsvindt. De beslissing om een (neven-)functie te aanvaarden of aan te houden, is uiteindelijk primair de verantwoordelijkheid van de bestuurder zelf. De bestuurder zal zich, zo nodig, wel moeten kunnen verantwoorden.

3.2.

Vergoedingen, niet zijnde onkostenvergoedingen, die een bestuurder ontvangt in verband met een nevenbetrekking uit hoofde van zijn functie, worden gestort in de waterschapskas..

Toelichting:

Van een nevenbetrekking uit hoofde van de functie (q.q.-nevenfunctie) is slechts sprake, indien de statuten van de rechtspersoon benoeming van een waterschapsbestuurder voorschrijven. Ook kan van een q.q.-nevenfunctie sprake zijn als aan de benoeming van de bestuurder een waterschapsbesluit ten grondslag ligt conform de hiertoe geformuleerde beleidsstandpunten.

4.Informatie.

4.1.

Een bestuurder gaat zorgvuldig en correct om met informatie, waarover hij uit hoofde van zijn ambt beschikt.

4.2.

Een bestuurder maakt niet ten eigen bate of in zijn persoonlijke betrekkingen gebruik van de in de uitoefening van het ambt verkregen informatie.

Toelichting:

Integriteitrisico’s kunnen ontstaan als een bestuurder over informatie beschikt, die hij kan gebruiken om er persoonlijk voordeel mee te behalen of kan aanwenden ten bate van bijvoorbeeld vrienden, kennissen, familieleden of andere relaties. De verleiding kan groot zijn om in de privé-sfeer melding te maken van informatie, die voor relaties van direct belang is. Soms gaat het daarbij om informatie, die in principe openbaar wordt, maar waarbij de bestuurder of zijn relaties voordeel hebben bij het eerder verkrijgen van die informatie. De geloofwaardigheid van de organisatie wordt hiermee aangetast. Er moet op kunnen worden vertrouwd, dat informatie bij het waterschap in goede handen is en niet wordt gebruikt voor andere doeleinden dan waarvoor die informatie is verkregen. Een bijzondere vorm van oneigenlijk gebruik van informatie is het lekken van informatie naar pers en media.

4.3.

Een bestuurder betracht te allen tijde volledige openheid van zaken, tenzij sprake is van informatie, die geheim of vertrouwelijk is ofwel, binnen de kaders van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), niet voor openbare verstrekking in aanmerking komt.

Toelichting:

Bestuurders dienen altijd de waarheid te spreken en mogen geen informatie “onder de pet” houden. Zij moeten open en eerlijk zijn over hun feiten en falen. Dit beginsel leidt alleen uitzondering in geval van vergaderingen met gesloten deuren of in het geval, dat over een bepaalde aangelegenheid geheimhouding is opgelegd. In dat geval vinden de uitzonderingsbepalingen van de Wob toepassing en hoeft informatie niet voor derden openbaar te worden gemaakt. Verder dient een bestuurder zich te onthouden van “het schenden van geheimen, waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, dat hij uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt of beroep verplicht is het te bewaren”.

5. Aannemen van geschenken.

5.1.

De bestuurder is zich bij voortduring bewust van de kwetsbaarheid van het waterschapsbestuur bij het accepteren van geschenken, giften en dergelijke en is terughoudend in het aannemen ervan.

Toelichting:

Bij het afleggen van de ambtseed of belofte verklaren bestuurders, dat zij geen giften of gunsten hebben gegeven of beloofd om benoemd te worden. Ook beloven ze geen geschenken of beloften te hebben aangenomen of te zullen aannemen om iets te doen of te laten. Dat betekent, kort gezegd, dat nooit giften of gunsten – ook niet als die van geringe waarde zijn – mogen worden aangenomen in ruil voor een tegenprestatie. Voor zover toch geschenken worden ontvangen, hoeft dat geen probleem te zijn zolang de onafhankelijkheid van de bestuurder maar niet in het geding is (zie ook 5.2.).

5.2.

De bestuurder accepteert slechts geschenken of giften op persoonlijke titel, indien het relatief bescheiden zaken betreft en er geen koppeling bestaat met een te leveren tegenprestatie. De bestuurder betracht uiterste terughoudendheid bij het ingaan op uitnodigingen van externe relaties voor informele ontmoetingen, reizen en dergelijke en voorkomt, dat er attenties op zijn / haar privé-adres worden bezorgd. Geschenken, die het relatief bescheiden karakter te boven gaan of aan huis zijn bezorgd, worden, onder dankzegging aan de afzender, geretourneerd.

Toelichting:

Het ontvangen van geschenken door bestuurders persoonlijk, bergt een aanzienlijk integriteitrisico in zich. Persoonlijk ontvangen of aangeboden geschenken boven een bepaalde waarde (circa € 50) of geschenken, die aan huis zijn bezorgd, dienen daarom te worden geretourneerd. Hierbij kan, behalve de geschatte waarde, mede als uitgangspunt dienen, dat een geschenk dat men zelf niet zou geven, ook niet geaccepteerd behoord te worden. Bedacht moet worden, dat de onafhankelijkheid in de besluitvorming onder geen beding mag worden aangetast en acceptatie van geschenken niet is aan te bevelen in het geval, dat onderhandelingen gaande zijn.

In het kader van het integriteitbeleid dienen de begrippen “geschenken en giften” ruim te worden geïnterpreteerd. Ook uitnodigingen voor een diner, een excursie of werkbezoek zijn beïnvloedingsmiddelen, waarmee zorgvuldig moet worden omgesprongen. Als het gaat om excursies en werkbezoeken geldt als voorwaarde, dat zij functioneel zijn en in het belang van het waterschap, waarbij het waterschap de reis- en verblijfskosten betaalt.

Bij twijfel ligt, gelet op het extra gevoelige karakter van onderhavig integriteitaspect, collegiale bespreking binnen het bestuur voor de hand.

5.3.

Geschenken of giften, die de bestuurder ontvangt ten behoeve van het waterschap, worden geregistreerd en worden eigendom van het waterschap Aa en Maas.

6.Declaratiegedrag.

6.1.

De bestuurder declareert geen kosten, die reeds op andere wijze worden vergoed.

6.2.

De declaraties van bestuurders worden vergoed in overeenstemming met de bepalingen, die zijn vastgelegd in het “Waterschapsbesluit, hoofdstuk 3 “en de “Verordening voorzieningen bestuursleden 2009 “

Toelichting:

De opzet en inrichting van genoemde verordening is reeds zodanig, dat deze op een groot aantal punten automatisch een scheiding bewerkstelligt tussen de persoonlijke en de publieke middelen. Voor zover bestuurders zaken toch nog rechtstreeks kunnen factureren, zijn hierover in het Waterschapsbesluit en de verordening heldere procedures vastgelegd. Het betreft hier vergoedingen voor reis- en verblijfskosten, buitenlandse dienstreizen, alsmede de kosten van deelname aan cursussen, congressen, seminars of symposia.

6.3

Indien een bestuurder een bijdrage levert aan een commercieel congres, dient de bestuurder daarvoor een honorarium te vragen, waarvoor door de organisatie namens welke men optreedt een factuur wordt opgemaakt.

Toelichting:

Wanneer een bestuurder een bijdrage levert  aan een bijeenkomst, congres of symposium dan doet hij dat doorgaans niet op persoonlijke titel  maar in zijn hoedanigheid van bestuurder. Uitgangspunt is dat de gevraagde spreker/voorzitter een nuttige bijdrage levert die naast inhoudelijke kennisuitwisseling bijdraagt aan de verbetering van de positie en het imago van waterschappen.

Een bestuurder die bijdraagt aan bij bijeenkomsten die door een commercieel bureau worden georganiseerd  dient daarvoor een honorarium te vragen  (commercieel tarief afhankelijk van het niveau tussen de € 500 – 1500 per dagdeel) Dit honorarium wordt overgemaakt naar de Unie indien men namens de Unie een bijdrage levert en naar het waterschap als men dat namens het waterschap doet.

Inmiddels gangbaar beleid binnen ons waterschap is dat bestuurders voor hun inspanningen voor een commercieel congres/symposium een bijdrage vragen van (prijspeil 2008) € 1200,- inclusief BTW voor een hele dag en € 600,- incl. BTW voor een dagdeel.

De gegevens van de organisatie en het overeengekomen honorarium dienen te worden doorgeven aan afdeling Financiën met het verzoek om een factuur te maken. Door Financiën wordt de factuur aan de organisatie toegestuurd en de betaling afgehandeld.

Indien door een  bestuurder een bijdrage wordt geleverd aan een bijeenkomst waaraan deelnemers kosteloos kunnen deelnemen dan kunnen reis- en verblijfkosten bij het eigen waterschap gedeclareerd worden (of bij de Unie indien men een bijdrage levert op verzoek van de Unie)

Indien door een bestuurder een bijdrage wordt geleverd aan een kostendekkende (financiële bijdrage tot maximaal € 100,-) of commerciële bijeenkomst (kosten liggen hoger dan € 100,-) dan moeten de kosten voor reis- en verblijf worden gedeclareerd bij de organisatie van de van de bijeenkomst.

6.4

De secretaris-directeur is verantwoordelijk voor een deugdelijke administratieve afhandeling en registratie van declaraties.

7.Gebruik eigendommen van het waterschap.

7.1.

Gebruik van eigendommen van het waterschap of voorzieningen voor privé gebruik is niet toegestaan.

Toelichting:

Het is bestuurders uiteraard niet toegestaan om voorzieningen en eigendommen van het waterschap ten eigen bate aan te wenden in de privé-sfeer. Net zomin is het toegestaan om voor rekening van het waterschap personeel in te zetten voor privé-doeleinden.

Bijlage

Waterschapswet

Artikel 32

  • 1. De leden van het algemeen bestuur maken openbaar welke andere functies dan het lidmaatschap van het algemeen bestuur zij vervullen.

  • 2. Openbaarmaking geschiedt door terinzagelegging van een opgave van de in het eerste lid bedoelde functies op de secretarie van het waterschap.

Artikel 32a

  • 1. De leden van het algemeen bestuur die geen lid zijn van het dagelijks bestuur ontvangen een vergoeding voor hun werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten. Deze vergoeding en tegemoetkoming worden door het algemeen bestuur bij verordening vastgesteld naar bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen nadere regels. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend, ontvangen de leden van het algemeen bestuur als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van het waterschap.

  • 2. Van het bepaalde in het eerste lid kan het algemeen bestuur in bijzondere gevallen ontheffing verlenen. Het daartoe strekkende besluit  van het algemeen bestuur wordt door het dagelijks bestuur aan gedeputeerde staten gezonden.

Artikel 33

  • 1. Een lid van het algemeen bestuur mag niet:

    • a.

      als advocaat, procureur of adviseur in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van het waterschap of het waterschapsbestuur dan wel ten behoeve van de wederpartij van het waterschap of het waterschapsbestuur;

    • b.

      als gemachtigde in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de wederpartij van het waterschap of het waterschapsbestuur;

    • c.

      als vertegenwoordiger of adviseur werkzaam zijn ten behoeve van derden tot het met het waterschap aangaan van:

      1°. overeenkomsten als bedoeld in onderdeel d;

      2°. overeenkomsten tot het leveren van onroerende zaken aan  het waterschap;

    • d.

      rechtstreeks of middellijk een overeenkomst aangaan betreffende:

      1°. het aannemen van werk ten behoeve van het waterschap;

      2°. het buiten dienstbetrekking tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van het waterschap;

      3°. het leveren van roerende zaken anders dan om niet aan het waterschap;

      4°. het verhuren van roerende zaken aan het waterschap;

      5°. het verwerven van betwiste vorderingen ten laste van het waterschap;

      6°. het van het waterschap onderhands verwerven van onroerende zaken of beperkte rechten waaraan deze zijn onderworpen;

      7°. het onderhands huren of pachten van het waterschap.

  • 2. Van het eerste lid, aanhef en onderdeel d, kunnen gedeputeerde staten ontheffing verlenen.

  • 3. Het algemeen bestuur stelt voor zijn leden, voor de leden van het dagelijks bestuur en voor de voorzitter een gedragscode vast.

  • 4. Ten aanzien van een lid dat handelt in strijd met het bepaalde in het eerste lid, is artikel X 8, eerste tot en met vijfde lid, van de Kieswet van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat wordt gelezen voor:

    • a.

      burgemeester en wethouders: het dagelijks bestuur;

    • b.

      de raad: het algemeen bestuur.

Artikel 34

  • 1. Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen leggen de leden van het algemeen bestuur in de vergadering, in handen van de voorzitter, de volgende eed (verklaring en belofte) af:

    "Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van het algemeen bestuur te worden gekozen of benoemd, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, aan iemand enige gift of gunst heb gedaan of beloofd.

    Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk van iemand enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.

    Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van het algemeen bestuur naar eer en geweten zal vervullen.

    Zo waarlijk helpe mij God almachtig (Dat verklaar en beloof ik)".

Artikel 38

De leden van het algemeen bestuur stemmen zonder last.

Artikel 38a

  • 1. Een lid van het algemeen bestuur neemt niet deel aan de stemming over:

    • a.

      een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;

    • b.

      de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij behoort.

  • 2. Bij een schriftelijke stemming wordt onder het deelnemen aan de stemming verstaan het inleveren van een stembriefje.

  • 3. Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.

  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing bij het besluit betreffende de toelating van de na periodieke verkiezing gekozen en benoemde leden.