Regeling vervallen per 01-12-2008

Omslagklassenverordening waterschap Vallei en Eem 1997

Geldend van 12-01-1997 t/m 30-11-2008 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-1997

Het algemeen bestuur van het waterschap Vallei en Eem;

Op het voorstel van de Voorbereidingscommissie d.d. 13 december 1996;

Overwegende dat het wenselijk is een verordening vast te stellen, waarin omslagklassen worden ingesteld teneinde te voorkomen dat verschillen in hoedanigheid of ligging van gebouwde en ongebouwde onroerende zaken bij de toepassing van de omslagverordening leiden tot onevenredig voor- of nadeel voor de omslagplichtigen;

Gelet op artikel 120 van de Waterschapswet (Stb. 1991, 444);

B e s l u i t :

vast te stellen de navolgende verordening (Omslagklassenverordening waterschap Vallei en Eem 1997):

Omslagklassenverordening waterschap Vallei en Eem 1997

Begripsbepalingen

Artikel 1

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    Omslagverordening 1997: de "Omslagverordening van het waterschap Vallei en Eem 1997";

  • b.

    een ongebouwde onroerende zaak: een ongebouwde onroerende zaak als bedoeld in artikel 5 van de Omslagverordening 1997;

  • c.

    een gebouwde onroerende zaak: een gebouwde onroerende zaak als bedoeld in artikel 10 van de Omslagverordening 1997.

1

Gebiedsomschrijving

Artikel 2

Het gebied van het waterschap is het gebied, zoals omschreven in artikel 1 van het reglement voor het waterschap Vallei en Eem.

2

Waterkeringszorg

Artikel 3

  • 1. Voor de gebouwde en de ongebouwde onroerende zaken worden voor de waterkeringszorg twee omslagklassen ingesteld. De onroerende zaken worden ingedeeld in één van de volgende omslagklassen:

    • omslagklasse 0: ongebouwde en gebouwde onroerende zaken gelegen in gebieden zonder specifiek belang bij de waterkeringszorg;

    • omslagklasse I: ongebouwd en gebouwde onroerdende zaken gelegen in gebieden met specifiek belang bij de waterkeringszorg.

  • 2. De begrenzing van de omslagklassen als bedoeld in het vorige lid zijn aangegeven op de kaarten nrs. 4-1 en 4-2 welke onderdeel uitmaken van deze verordening.

    3

Omslagklassen waterkeringszorg

Artikel 4

De op grond van de artikelen 6 en 11 van de Omslagverordening 1997 vastgestelde heffingsmaatstaf van de gebouwde- en ongebouwde onroerende zaken, die geheel of grotendeels zijn gelegen in de in artikel 3 genoemde omslagklasse-gebieden, wordt vermenigvuldigd met de volgende factor:

  • omslagklasse 0: 0,0;

  • omslagklasse I: 1,0.

4

Oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer

Artikel 5

  • 1. Voor de ongebouwde onroerende zaken worden voor het oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer vier omslagklassen ingesteld. De ongebouwde onroerende zaken worden ingedeeld in één van de volgende omslagklassen:

    • omslagklasse 1: ongebouwde onroerende zaken, gelegen in gebieden die belang hebben bij het daar aanwezige watergangenstelsel en bij bemaling;

    • omslagklasse 2: ongebouwde onroerende zaken, gelegen in gebieden die belang hebben bij het daar aanwezige watergangenstelsel;

    • omslagklasse 3: ongebouwde onroerende zaken, gelegen in gebieden die belang hebben bij het in een ander gebied gelegen watergangenstelsel;

    • omslagklasse 4: ongebouwde onroerende zaken, gelegen in gebieden die geen belang hebben bij het oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer.

  • 2. Voor de gebouwde onroerende zaken worden voor het oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer drie omslagklassen ingesteld. De gebouwde onroerende zaken worden ingedeeld in één van de volgende omslagklassen:

    • omslagklasse 5: gebouwde onroerende zaken, gelegen in gebieden die belang hebben bij het daar aanwezige watergangenstelsel;

    • omslagklasse 6: gebouwde onroerende zaken, gelegen in gebieden die belang hebben bij het in een ander gebied gelegen watergangenstelsel;

    • omslagklasse 7: gebouwde onroerende zaken, gelegen in gebieden die geen belang hebben bij het oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer.

  • 3. De begrenzing van de omslagklassen als bedoeld in lid 1 en 2 zijn aangegeven op de kaarten nrs. 4-3 en 4-4 welke onderdeel uitmaken van deze verordening.

    5

Omslagklassen oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer

Artikel 6

  • 1. De op grond van artikel 6 van de Omslagverordening 1997 vastgestelde heffingsmaatstaf van de ongebouwde onroerende zaken, die geheel of grotendeels zijn gelegen in de in artikel 5, eerste lid, genoemde omslagklasse-gebieden, wordt vermenigvuldigd met de volgende factor:

    • omslagklasse 1: 2,4;

    • omslagklasse 2: 1,5;

    • omslagklasse 3: 0,3;

    • omslagklasse 4: 0.

  • 2. De op grond van artikel 11 van de Omslagverordening 1997 vastgestelde heffingsmaatstaf van de gebouwde onroerende zaken, die geheel of grotendeels zijn gelegen in de in artikel 5, tweede lid, genoemde omslagklasse-gebieden, wordt vermenigvuldigd met de volgende factor:

    • omslagklasse 5: 1,3;

    • omslagklasse 6: 0,3;

    • omslagklasse 7: 0;

    6

Intrekking oude omslagklassenverordeningen, inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 7

  • a.

    De "Omslagklassenverordening 1994" van het waterschap Noord-Veluwe en de "Omslagklassenverordening waterschap Gelderse Vallei en Eem", worden ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op de belastingjaren waarover waterschapsomslagen worden geheven met inachtneming van het bepaalde in die verordeningen.

  • b.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag volgende op die van haar bekendmaking.

  • c.

    Deze verordening vindt voor het eerst toepassing op het in artikel 17 van de Omslagverordening 1997 bedoelde belastingjaar dat aanvangt op 1 januari 1997.

  • d.

    Deze verordening kan aangehaald worden als "Omslagklassenverordening waterschap Vallei en Eem 1997".

7

Aldus besloten in openbare vergadering van 6 januari 1997,

de voorzitter,

de secretaris,

Toelichting omslagklassenverordening wWaterschap Vallei en Eem

Algemene toelichting

Taken

De Waterschapswet biedt provinciale staten de mogelijkheid om bij reglement waterschappen op te richten en aan die waterschappen tajen van waterstaatkundige aard op te dragen.

Op grond van artikel 1 van het reglement voor het waterschap Vallei en Eem (vastgesteld door provinciale staten van Gelderland en Utrecht) zijn de taken van het waterschap:

  • Waterkeringszorg

  • Oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer

  • Oppervlaktewaterkwaliteitsbeheer.

Voor dekking van de kosten uit de taken waterkeringszorg en oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer wordt omslag (=waterschapsbelasting) geheven. Deze kostentoedelingsverordening is alleen van belang voor deze twee taken.

Voor de taak oppervlaktewaterkwaliteitsbeheer wordt verontreinigingsheffing geheven. De basis van die heffing is de door de provincies vast te stellen Verordening Waterkwaliteitsbeheer en de door het algemeen bestuur van het waterschap vast te stellen verordening verorntreinigingsheffing op grond van de Wet Verontreinging Oppervlaktewateren (WVO).

Belanghebbenden

Voor kostentoedeling is van belang de in de Waterschapswet geformaliseerde trits belang-betalingzeggenschap. Degenen die belang hebben bij de uitoefening van taken door het waterschap, moeten daarvoor waterschapsbelasting betalen (omslag), maar hebben ook zeggenschap in het bestuur. Hoe de zeggenschap verder is uitgewerkt in actief en passief kiesrecht en in ontvangen samenstelling van bestuursorganen valt na te lezen in het door provinciale staten vastgestelde reglement en het kiesreglement voor het waterschap Vallei en Eem. In het reglement voor het waterschap Vallei en Eem zijn als belanghebbende categoriën voor de taken waterkeringszorg en oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer aangewezen:

  • de ingezetenen, onder wie worden verstaan degenen die hun werkelijke woonplaats hebben in het gebied van het waterschap

  • de zakelijk gerechtigden tot gebouwde onroerende zaken

  • de zakelijk gerechtigden tot ongebouwde onroerende zaken.

Uitgangspunten

Deze omslagklassenverordening vormt tezamen met de Omslagverordening 1997 (artikel 110, tweede lid van de Waterschapswet en de Kostentoedelingsverordening 1997 (artikel 119, eerste lid van de Waterschapswet) de basis voor de omslagheffing. De Omslagverordening 1997 regelt de belastingplicht, de belastingobjecten, de heffingsmaatstaven, tarieven en de wijze van heffing en invordering (zie ook toelichting bij de Omslagverordening 1997). De kostentoedelingsverordening geeft per taak en per categorie van belanghebbenden het totale aandeel in de kosten, die door omslagheffing worden verhaald (zie toelichting bij Kostentoedelingsverordening 1997).

Aanmerkelijke verschillen in aard en omvang van het belang binnen bepaalde belangencategorieën worden tot uitdrukking gebracht door het instellen van zogenaamde omslagklassen. Deze omslagklassen worden vastgelegd in de omslagklassenverordening. Dit resulteert in correcties op de heffingsmaatstaf binnen een categorie belanghebbenden. Zonder omslagklassen is er op basis van de kostentoedeling een gelijke doorbelasting van de kosten binnen de gehele categorie. Het vaststellen van een Omslagklassenverordening is, in tegenstelling tot de omslagverordening en de Kostentoedelingsverordening niet verplicht.

Bij de indeling in omslagklassen is gekeken naar de mate van het gebiedsbelang en zijn niet per individueel perceel de verschillen in mate van belang onderzocht. Omslagklassen moeten onevenredige verschillen in mate van belang op grond van gebiedskenmerken voorkomen, zodat het nooit de bedoeling is dit exact per perceel te bepalen.

Instelling van omslagklassen

Volgens de Memorie van Antwoord op de Waterschapswet heeft het instellen van omslagklassen (en de indeling daarin van gebieden) tot doel een nadere nuancering aan te brengen in het individuele belang van een omslagplichtige bij de waterschapstaak binnen de categorie waartoe die omslagplichtige behoort. De indeling van de gebieden laat de kostenverdeling op grond van de kostentoedelingsverordening over de categorieën ongemoeid.

Op grond van artikel 120 van de Waterschapswet kunnen omslagklassen voor onroerende zaken worden ingesteld om te voorkomen dat verschillen in hoedanigheid of ligging binnen een bepaalde categorie van belanghebbenden leiden tot onevenredig voor- of nadeel voor de omslagplichtigen. Deze bepaling ziet derhalve op de categoriën zakelijk gerechtigden tot ongebouwde onroerende zaken en zakelijke gerechtigden tot gebouwde onroerende zaken. In artikel 121 van de Waterschapswet wordt bepaald dat de ingezetenenomslag wordt vastgesteld op een vast bedrag per woonruimte. Voor de categorie ingezetenen kunnen dan ook geen omslagklassen worden ingesteld.

Deze omschrijving is kenmerkend voor de zogenaamde solidariteitsgedachte, zoals die geldt voor het omslagstelsel. Dit betekent dat niet ieder verschil in hoedanigheid of ligging binnen een bepaalde categorie kan leiden tot een afzonderlijke omslagklasse, maar dat er sprake moet zijn van een aanmerkelijk verschil. In de Memorie van Toelichting op de Waterschapswet wordt de nadruk gelegd op het uitgangspunt dat gebouwde- en ongebouwde onroerende zaken gemeenschappelijk belang hebben bij de verschillende taken. Er kunnen echter wel bijzondere feiten of omstandigheden zijn van zodanige aard dat, wanneer zij niet in de omslagregeling worden verdisconteerd, binnen een waterschapsgebied het ene gebied in onevenredige mate in een financieel gunstiger positie zou verkeren dan een ander gebied.

Bij verschillen in hoedanigheid moet bijvoorbeeld gedacht worden aan verschillen in het voorzieningenniveau voortvloeiende uit verschillen in grondsoort en grondgebruik. Bij verschillen in ligging moet bijvoorbeeld gedacht worden aan ligging in een bepaald bemalingsgebied met een groot verschil in voorzieningenniveau ten opzichte van andere gebieden, maar ook aan verschillen in hoogteligging (in absolute zin ten opzichte van N.A.P).

De vraag wanneer er sprake is van onevenredig voor- of nadeel door het niet instellen van omslagklassen, is niet eenvoudig te beantwoorden. Uit de jurisprudentie blijkt hoe in het verleden verschil in belang werd benaderd, hetgeen aanwijzingen biedt voor het uitgangspunt "onevenredig voor- of nadeel". Uit deze jurisprudentie kan worden afgeleid dat bij verschillen van 50% of meer ten opzichte van het gemiddelde tarief het instellen van omslagklassen als een verplichting moet worden beschouwd, maar dat ook kleinere verschillen dan 50% zouden kunnen leiden tot de instelling van omslagklassen. Bij verschillen van 25% of minder is er in ieder geval geen sprake van onevenredig voor- of nadeel, zodat dan geen omslagklassen kunnen worden ingesteld. Opgemerkt moet nog worden, dat voor- of nadeel altijd in samenhang zullen optreden. Door het omslagstelsel zal voordeel voor een bepaalde groep omslagplichtigen altijd samengaan met nadeel voor de rest van de omslagplichtigen.

Voor beantwoording van de vraag of bij het waterschap al dan niet omslagklassen moeten worden ingesteld is onderzoek vereist. Dit onderzoek is in opdracht van het waterschap gelijktijdig met het kostentoedelingsonderzoek uitgevoerd. Tijdens dit onderzoek is op basis van de bevindingen een inschatting gemaakt van aspirant-omslagklassen. Vervolgens zijn de kosten per individuele aspirantomslagklasse berekend, zodat een beeld ontstaat van de voor- en nadelen binnen een bepaalde categorie. Het besluit tot instellen van omslagklassen is op deze uitkomsten gebaseerd. De resultaten zijn vastgelegd in het rapport 'Toedeling waterschapslasten Waterschap Vallei en Eem'. Dit rapport maakt onderdeel uit van deze toelichting.

Voor alle duidelijkheid, deze omslagklassenverordening beperkt zich alleen tot de instelling van omslagklassen binnen de categorieën gebouwd en ongebouwd. Wettelijk is het niet toegestaan omslagklassen voor de categorie ingezetenen in te stellen.


Noot
1

[Toelichting: Onder b en c worden de begripsomschrijvingen van de onroerende zaken omschreven. Voor de begripsomschrijving wordt verwezen naar de Omslagverordening 1997. Voor de afbakening van ongebouwde belastingobjecten is aansluiting gezocht bij de indeling van de grond zoals die zijn opgenomen in de kadastrale registratie (Kadaster). Voor het gebouwd is aansluiting gezocht bij de de voorschriften zoals die gelden voor de onroerende-zaakbelasting (OZB).]

Noot
2

[Toelichting: Het gebied van het waterschap Vallei en Eem is vastgelegd in het reglement voor waterschap Vallei en Eem.]

Noot
3

[Toelichting: Er zijn in het waterschap gebieden die niet direct worden beschermd door waterkeringen. In het rapport "Toedeling waterschapslasten Vallei en Eem" is aangegeven hoe de grenzen van deze gebieden zijn bepaald. De ongebouwde onroerende zaken in deze gebieden hebben geen belang bij de waterkeringszorg door het waterschap. Door toepassing van de factor 0,0 op de heffingsmaatstaf van gebouwde- en ongebouwde onroerende zaken in deze gebieden, wordt het ontbreken van belang geëffectueerd. Deze gebieden zijn op de bij deze verordening behorende kaart met omslagklasse 0 aangegeven.

Uit het puur collectieve karakter van de waterkeringszorg volgt dat in het algemeen het belang van alle onroerende zaken in het taakgebied even groot is. Of een onroerende zaak bij overstroming enkele centimeters of een paar meter overstroomt maakt niet uit. Om deze reden kan geen aanmerkelijk verschil worden gemaakt in hoedanigheid en ligging en worden voor de waterkeringszorg niet méér omslagklassen ingesteld dan deze omslagklasse, aangeduid met "omslagklasse I".]

Noot
4

[Toelichting: De factoren waarmee de heffingsmaatstaf binnen de twee omslagklassen gebouwd en ongebouwd wordt vermenigvuldigd, zijn gebaseerd op de verschillen in belang. De wijze waarop deze verschillen zijn bepaald, is reeds in de toelichting op artikel 3 vermeld.]

Noot
5

[Toelichting: In het eerste lid wordt aangegeven dat voor de ongebouwde onroerende zaken vijf verschillende omslagklassen worden ingesteld. De begrenzing van deze omslagklassen is op de kaarten, die onderdeel uitmaken van deze verordening, weergegeven. Bij de indeling van het gebied in omslagklassen zijn de volgende criteria gebruikt:

- het al dan niet aanwezig zijn van een watergangenstelsel;

- bemalen en onbemalen.

In een klein gedeelte van het gebied van het waterschap (ca 300 ha) worden ten behoeve van ongebouwde onroerende zaken geen taken op het gebied van het oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer uitgevoerd. Dit betreft o.a. het natuurgebied de Blauwe kamer en dat in open verbinding staat met de Neder-Rijn en delen van het Eemmeer en Nijkerkernauw die binnen de grens van het waterschap liggen.

Deze gebiedjes zijn aangeduid met de omslagklasse 4.

Voor het bepalen van de verschillen in belang tussen drie (omslagklasse 1, 2 en 3) van de vier genoemde omslagklassen binnen de categorie ongebouwd, is gebruik gemaakt van de methode Oldambt. Voor de vierde omslagklasse (omslagklasse 4) is deze methode niet nodig, omdat daar het belang ontbreekt. Bij de methode Oldambt worden de kosten van het voorzieningenniveau uitgedrukt in kosten per hectare. Voor een toelichting op deze methode wordt verwezen naar de toelichting op artikel 4 van de

Kostentoedelingsverordening 1997. Op basis van de begroting over 1996 zijn de kosten per hectare per omslagklasse uitgerekend. Hieruit blijkt dat de kosten per hectare in de gebieden met omslagklasse 1 circa 140% en in omslagklasse 2 circa 50% hoger zijn dan de gemiddelde kosten per hectare. De kosten per hectare in omslagklasse 3 zijn circa 70% lager dan de gemiddelde kosten per hectare. Deze verschillen rechtvaardigen de instelling van omslagklassen, om daarmee te voorkomen dat onevenredig voor- of nadeel voor omslagplichtigen binnen de categorie ongebouwd ontstaat. Er is geen afzonderlijke omslagklasse binnen de categorie ongebouwd vastgesteld voor bos- en natuurgebieden. Bos- en natuurgebieden nemen niet een zodanig bijzondere positie in ten opzichte van de overige ongebouwde onroerende zaken dat dit een afzonderlijke omslagklasse rechtvaardigt.

In het tweede lid wordt aangegeven dat voor de gebouwde onroerende zaken drie verschillende omslagklassen worden ingesteld. De begrenzing van deze omslagklassen is op de kaart, die onderdeel uitmaakt van deze verordening, weergegeven. Bij de indeling van het gebied in omslagklassen is enkel het criterium "het al dan niet aanwezig zijn van een watergangenstelsel" gebruikt.

Voor het bepalen van de verschillen in belang tussen twee (omslagklasse 5 en 6) van de drie genoemde omslagklassen binnen de categorie gebouwd, is gebruik gemaakt van de methode Oldambt. Voor de derde omslagklasse (omslagklasse 7) is deze methode niet nodig, omdat daar belang ontbreekt. Bij de methode Oldambt worden de kosten van het voorzieningenniveau uitgedrukt in kosten per hectare. Voor een toelichting op deze methode wordt verwezen naar de toelichting op de kostentoedelingsverordening.

Op basis van de begroting over 1996 zijn de kosten per hectare per omslagklasse uitgerekend. Deze kosten per hectare worden per omslagklasse vergeleken met de gemiddelde kosten per hectare (dit zijn de kosten per hectare na kostentoedeling, maar zonder omslagklassen).

Uit deze vergelijking blijkt dat de kosten per hectare in de gebieden met omslagklasse 5 ongeveer 30% hoger zijn dan de gemiddelde kosten per hectare. De kosten per hectare in omslagklasse 6 zijn circa 70% lager dan de gemiddelde kosten per hectare.

Deze verschillen rechtvaardigen de instelling van omslagklassen, om daarmee te voorkomen dat onevenredig voor- of nadeel voor omslagplichtigen binnen de categorie gebouwd ontstaat.]

Noot
6
  • 1[Toelichting: 1. De factoren waarmee de heffingsmaatstaf binnen de vier omslagklassen ongebouwd wordt vermenigvuldigd, zijn gebaseerd op de verschillen in belang. De wijze waarop deze verschillen zijn bepaald, is reeds in de toelichting op artikel 5, eerste lid, vermeld.
  • 2 De factoren waarmee de heffingsmaatstaf binnen de drie omslagklassen gebouwd wordt vermenigvuldigd, zijn gebaseerd op de verschillen in belang. De wijze waarop deze verschillen zijn bepaald, is reeds in de toelichting op artikel 5, tweede lid, vermeld.]
Noot
7

[Toelichting: De bepaling met betrekking tot de intrekking van de oude omslagklassenverordeningen is opgenomen om te voorkomen dat geen omslagen voor de belastingjaren voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze omslagklassenverordening kunnen worden geheven met toepassing van de oude omslagklassenverordening.

De vastlegging van de inwerkingtreding en de toepassingsverklaring van de omslagklassenverordening bij de letters b en c leidt tot overeenkomst met de datum van inwerkingtreding van de Omslagverordening 1997 en de Kostentoedelingsverordening 1997. Deze drie verordeningen zijn op een zodanige wijze aan elkaar verbonden, dat een gelijke datum van inwerkingtreding is vereist.

Indien daar aanleiding toe bestaat kan deze verordening worden gewijzigd. Dit zal over het algemeen gelijktijdig met een wijziging van de kostentoedelingsverordening plaatsvinden, omdat redenen om die verordening te wijzigen meestal ook van toepassing zijn op de belangenverhoudingen binnen een bepaalde categorie.]