Regeling vervallen per 31-12-2018

Kostentoedelingsverordening

Geldend van 21-01-2000 t/m 31-12-2002 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2000

waterschap Zuiderzeeland

ZZL99/832

Kostentoedelingsverordening

De voorlopige algemene vergadering van het Waterschap Zuiderzeeland;

gelezen het voorstel van het voorlopig college van dijkgraaf en heemraden;

B E S L U I T :

vast te stellen de volgende verordening: Kostentoedelingsverordening.

Aanhef

In de aanhef van de verordening wordt verwezen naar het reglement, onder meer in verband met de daarin opgenomen uitgangspunten voor de kostentoedeling.

Begripsbepalingen

Verordening

Artikel 1

  • Deze verordening verstaat onder:

  • 1. kosten: kosten, zoals opgenomen in de begroting naar kostendragers van het waterschap en welke gedekt worden met behulp van omslagen;

  • 2. zakelijk gerechtigden ongebouwd: degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van ongebouwde onroerende zaken;

  • 3. zakelijk gerechtigden gebouwd: degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van gebouwde onroerende zaken;

  • 4. pachters: degenen die krachtens een door de Grondkamer goedgekeurde pachtovereenkomst het gebruik hebben van ongebouwde onroerende zaken;

  • 5. ingezetenen: degenen die hun werkelijke woonplaats hebben in het gebied van het waterschap.

    1

    Waterkeringszorg

Artikel 2

De kosten voor de waterkeringszorg worden als volgt toegedeeld:

35% aan de ingezetenen;

53% aan de zakelijk gerechtigden gebouwd;

12% aan de zakelijk gerechtigden ongebouwd.

2

Waterkwantiteitsbeheer

Artikel 3

  • De kosten voor het waterkwantiteitsbeheer worden als volgt toegedeeld:

  • 25 % aan de ingezetenen;

  • 9 %  aan de zakelijk gerechtigden gebouwd;

  • 66 % aan de zakelijk gerechtigden ongebouwd en pachters gezamenlijk.

    3

  • Intrekken oude verordening, inwerkingtreding

Artikel 4

  • 1. De “Kostentoedelingsverordening Waterschap Noordoostpolder” en de “Kostentoedelingsverordening Heemraadschap Fleverwaard” worden ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op de belastingjaren waarvoor deze verordeningen hebben gegolden.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van haar bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2000.

    4

    Citeertitel

Artikel 5

  • Deze verordening kan aangehaald worden als "Kostentoedelingsverordening 2000".

  • Aldus vastgesteld in de voorlopige algemene vergadering van het Waterschap Zuiderzeeland

  • d.d. 3 januari 2000.

  • de secretaris-directeur,       de dijkgraaf,

  • mr. B. van den Elsaker.       mr. ing. H.L. Tiesinga.

Toelichting

bij de Kostentoedelingsverordening

Algemene toelichting

De Waterschapswet biedt provinciale staten de mogelijkheid om bij reglement waterschappen op te richten en aan die waterschappen taken van waterstaatkundige aard op te dragen.

Per 1 januari 2000 worden het Waterschap Noordoostpolder en het Heemraadschap Fleverwaard opgeheven en wordt in de taakgebieden van deze waterschappen één all-in waterschap ingesteld, het Waterschap Zuiderzeeland.

Het taakgebied omvat de Noordoostpolder, de polders Oostelijk en Zuidelijk Flevoland en enige kleine gebieden gelegen in de provincies Friesland en Overijssel.

Belang

Bij de kostentoedeling van een waterschap staat het begrip belang centraal. De Waterschapswet geeft dat aan door voor te schrijven dat voor die toedeling als maatstaf wordt gehanteerd "de aard en omvang van het belang". De feitelijke betekenis van het begrip belang moet gezien worden in het licht van de taakuitoefening door het waterschap. Bij het belang van de onroerende zaak betreft het de instandhouding van het goed en de gebruiksmogelijkheid daarvan. Voor ingezetenen gaat het om het kunnen wonen, werken en recreëren in het taakgebied. De wetgever legt daarbij de nadruk op de waterstaatkundige eenheid. Hantering van dit algemene beginsel betekent, dat alle belanghebbenden van een bepaalde categorie in beginsel hetzelfde (gemeenschappelijke) belang hebben bij een waterschapstaak. Wel kunnen er bijzondere feiten of omstandigheden van zodanige aard zijn dat, wanneer zij niet in de omslagregeling zouden worden verdisconteerd, binnen het waterschap het ene gebied in onevenredige mate in een financieel gunstiger positie zou verkeren, dan een ander gebied. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan gronden die door hun ligging bijzondere kosten veroorzaken of juist in bijzondere mate van bepaalde specifieke maatregelen profijt hebben.

De Waterschapswet ziet de kostentoedeling als een globale verdeling van kosten over de categorieën belanghebbenden. Het verdisconteren van bijzondere feiten of omstandigheden geschiedt door middel van het instellen van omslagklassen. Dit dient te worden geregeld in een Omslagklassenverordening.

Belanghebbenden

Voor de kostentoedeling is bepalend de voor de waterschappen kenmerkende en in de Waterschapswet geformaliseerde trits: belang-betaling-zeggenschap. Deze trits houdt in dat degenen die belang hebben bij de uitoefening van de taken door het waterschap daarvoor waterschapsbelasting betalen naar de mate van dat belang, maar evenzeer naar de mate van dat belang zeggenschap hebben in het waterschapsbestuur. Bij de kostentoedeling worden de kosten van het waterschap toegedeeld naar de categorieën van belanghebbenden naar mate van het totale belang per categorie. Per categorie wordt in de kostentoedelingsverordening een percentage opgenomen dat staat voor het aandeel in het door waterschapsomslagen te dekken bedrag.

Begroting en omslagklassen

De lasten en baten worden in de begroting per taak gescheiden gehouden. De jaarlijkse begroting van een waterschap komt per taak uit op een tekort, het bedrag dat gedekt wordt door heffing van waterschapsbelasting. Als eerste stap wordt dat tekort op basis van de kostentoedelingsverordening verdeeld over de categorieën belanghebbenden die in het waterschapsbestuur vertegenwoordigd zijn.

Als tweede stap wordt het kostenaandeel per categorie belanghebbenden geïndividualiseerd door middel van de belastingmaatstaf per belastingplichtige. De belastingmaatstaven zijn beschreven in de omslagverordening.

Omslag wordt gezien als een algemene belasting van het waterschap die berust op de grondslag van het belang bij de waterstaatkundige verzorging van het taakgebied. Omslag is dus geen betaling van de burger aan de overheid voor bepaalde diensten. Waterschapszorg is niet te vangen in concrete diensten, die rechtstreeks aan de burger geleverd worden. Het begrip omslag betekent in zich al "het omslaan van kosten". Omslagheffing voert in zijn oorsprong ook terug op het gemeenschappelijk dragen van kosten voor het aanleggen/onderhouden van waterstaatkundige werken in een taakgebied.

Belang per taak

De Waterschapswet geeft aan dat de kostentoedeling zoveel mogelijk per taak moet plaatsvinden. De waterstaatkundige taak van Zuiderzeeland omvat op grond van artikel 4, lid 1 en 2 van het provinciale reglement:

1.   waterkeringenbeheer;

2.   waterkwantiteitsbeheer (waterkwantiteitsbeheer van oppervlaktewater en met dit beheer  samenhangende regeling

       van de freatischegrondwaterstand);

3.   waterkwaliteitsbeheer (van oppervlaktewater).

Daarbij bepaalt artikel 4, lid 3 van het reglement dat de uitoefening van de taken is gericht op integraal waterbeheer.

Voor de taken genoemd onder 1 en 2 geldt: voor de belastingheffing is een kostentoedeling per afzonderlijke taak nodig, naar rato van de aard en omvang van het belang van de in het bestuur vertegenwoordigde categorieën. Belang wordt zo geïnterpreteerd dat het niet alleen belang betreft van degenen die gebaat zijn bij waterschapsvoorzieningen, maar tevens het belang dat voorzieningen worden getroffen om waterstaatkundige bezwaren op te heffen.

De kosten voor de taak waterkwaliteitsbeheer worden verhaald door middel van de verontreinigingsheffing op basis van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. Het belang bij deze taak wordt tot uitdrukking gebracht met de stelregel "de vervuiler betaalt" en daarbij passende belastinggrondslagen.

Kostentoedelings- en omslagklassenonderzoek

Het onderzoek naar de kostentoedeling en classificatie heeft deels in eigen beheer plaatsgevonden; een deel is uitgevoerd door een extern adviesbureau te weten Arcadis Heidemij.

In het onderzoek is ingegaan de wijze waarop de kosten van het waterkeringenbeheer en van het waterkwantiteitsbeheer voor het nieuwe waterschap verdeeld moeten worden over de categorieën belanghebbenden.

Bij de totstandkoming van het onderzoek zijn in acht genomen de bepalingen en uitgangspunten van:

1.        de Waterschapswet;

2.        het reglement van het Waterschap Zuiderzeeland;

3.        het Ipo-UvW rapport van de werkgroep vervolgstudie waterschapsfinanciën "Rapport inzake de kostentoedeling"

           (rapport werkgroep Havelaar), Den Haag, juni 1989;

4.        de uitgangspunten die door de Stuurgroep Waterschap Zuiderzeeland i.o.

5.        zijn opgenomen in bijlage 1.1. van het eindrapport van Arcadis Heidemij.

Daarnaast is bij de totstandkoming van het onderzoek in acht genomen het rapport van de Unie van Waterschappen "Rapport kostentoedeling waterschap methode Oldambt", Den Haag, 1981. De methode leidt tot een theoretische kostenverdeling die kan worden toegepast op de werkelijke kosten. Een beschrijving van deze methode is opgenomen in het eindrapport van Arcadis Heidemij.

Na de toepassing van de toedeling naar categorieën, kan een nuancering noodzakelijk blijken binnen een categorie. Het komt voor dat het belang bij de waterstaatkundige situatie en de waterschapsvoorzieningen, als gevolg van verschil in ligging en hoedanigheid van delen van taakgebieden, zeer verschilt binnen een categorie belanghebbenden. Gezien deze (forse) verschillen in belang kan er geen evenredige verdeling van het kostenaandeel binnen een categorie plaatsvinden via uitsluitend de toepassing van de (uniforme) belastingmaatstaf. In die situatie is de nadere verdeling van het kostenaandeel van een categorie belanghebbenden geboden. Een nadere classificatie naar omslagklassen is de oplossing die leidt tot een evenredige kostenverdeling.

De Waterschapswet biedt met het oog hierop de mogelijkheid om in aansluiting op de kostentoedeling naar categorieën, omslagklassen in te stellen. Artikel 120, lid 7 van de Waterschapswet bepaalt dat een waterschap omslagklassen in kan stellen om te voorkomen dat verschillen in hoedanigheid en ligging leiden tot onevenredig voor- of nadeel voor omslagplichtigen. Als laatste stap in dit onderzoek is de gewenste indeling in omslagklassen onderzocht.

Per taak is eerst het kostenaandeel algemene taakbelangen (ingezetenen) vastgesteld.

De Unie/IPO werkgroep Havelaar heeft hiertoe landelijke geldende richtlijnen opgesteld.

Vervolgens is voor de resterende kosten de toedeling binnen de specifieke taakbelangen (gebouwd en ongebouwd) bepaald. De kosten die resteren na vaststelling van het aandeel algemene taakbelangen worden toegedeeld aan de eigenaren van gebouwde en de eigenaren en pachters van ongebouwde onroerende zaken.

Een en ander kan als volgt schematisch worden weergegeven.

[ schema is als bijlage toegevoegd]

                                                                                               Taakbelangen

Stap 1                                                                 algemene                           specifieke

Toedeling van de kosten                                  taakbelangen                     taakbelangen

over de algemene

specifieke taakbelangen

Stap 2

Bepaling van de kosten-

aandelen gebouwd en

ongebouwd binnen de                                                             gebouwd                ongebouwd

specifieke taakbelangen

Stap 3

Toedeling van het kosten-

aandeel ongebouwd over de                                                                      eigenaren   pachters

eigenaren en de gebruikers

Categorieën van belang-                                    ingezetenen  eigenaren   eigenaren   pachters

hebbenden aan wie kosten                                                                         gebouwd   ongebouwd

toegedeeld (kunnen) worden

Het onderzoek naar de toedeling van de kosten van het waterkwantiteitsbeheer aan de categorieën gebouwd en ongebouwd is verricht door Arcadis Heidemij, inclusief het onderzoek naar de instelling van omslagklassen binnen de categorie ongebouwd. De reden hiervoor is dat de toepassing van de rekenmethodiek Oldambt alleen door een gespecialiseerd bureau kan plaatsvinden.

De resultaten zijn weergegeven in het eindrapport van het onderzoek van Arcadis Heidemij Advies "Toedeling lasten waterkwantiteit" d.d. 16 februari 1999 (kenmerk 634/OA99/1992/33490/am).

Basis omslagheffing

De kostentoedelingsverordening (artikel 119 van de Waterschapswet) vormt tezamen met de (facultatieve) omslagklassenverordening (artikel 120, zevende lid van de Waterschapswet) en de omslagverordening (artikel 110, van de Waterschapswet) de basis voor de omslagheffing. Bij de bepaling van de kostentoedeling dient het waterschap, naast de wettelijke voorschriften, de uitgangspunten in acht te nemen die de provincie daaromtrent in het reglement heeft gesteld.

De kostentoedelingsverordening behoeft de goedkeuring van gedeputeerde staten en dient ten minste eenmaal per vijf jaar te worden herzien.

Kostentoedeling waterkeringszorg

In eerste instantie wordt de toedeling naar de ingezetenen vastgesteld.  Het kostenaandeel is op grond van het rapport van de werkgroep Havelaar gebaseerd op de bevolkingsdichtheid van het taakgebied. De niet aan de ingezetenen toegedeelde kosten worden aan de categorieën ongebouwd en gebouwd toegedeeld, rekening houdend met de totale waarde in het economisch verkeer van de gebouwde en ongebouwde onroerende zaken in het taakgebied.

Het onderzoek heeft geleid tot de volgende toedeling voor wat betreft de omslag waterkeringen:

-      ingezetenen    35%

-      gebouwd         53%

-      ongebouwd     12%

        totaal            100%

Kostentoedeling Waterkwantiteitsbeheer

De toedeling naar de ingezetenen is op grond van Havelaar gebaseerd op de mate waarin deze categorie voor haar functioneren in het gebied van het waterschap afhankelijk is van de waterstaatkundige verzorging door het waterschap. Deze afhankelijkheid wordt afgemeten aan de bevolkingsdichtheid.

De niet aan de ingezetenen toegedeelde kosten van het waterkwantiteitsbeheer worden aan de categorieën ongebouwd en gebouwd toegedeeld aan de hand van de methode Oldambt. Deze methode gaat uit van het belang van die categorieën bij het niveau van de door het waterschap getroffen voorzieningen en de door die categorie veroorzaakte kosten van het waterschap.

Het onderzoek naar de kostentoedeling heeft geleid tot de volgende toedeling voor wat betreft de omslag waterkwantiteit:

-      ingezetenen     25%

-      gebouwd           9%

-      ongebouwd      66%

        totaal            100%

N.b.   Ongebouwd omvat het aandeel van de zakelijk gerechtigden ongebouwd en pachters gezamenlijk.

Omslagklassenonderzoek

Binnen de taak waterkwantiteitsbeheer bleek bij het kostentoedelingsonderzoek voor het ongebouwd een nadere verdeling noodzakelijk in zogenaamde "omslagklassen". Hiervoor wordt verwezen naar de Omslagklassenverordening en de toelichting daarop.


Noot
1

[Toelichting: Begripsbepalingen

Onder a wordt het begrip kosten, zoals dat geldt voor de kostentoedelingsverordening, nader gedefinieerd. In de algemene toelichting is reeds ingegaan op de relatie tussen de begroting en de kostentoedelingsverordening. Hieruit bleek dat de kostentoedeling betrekking heeft op de door omslagheffing te dekken bedragen in de begroting naar taken.

De onder b tot en met e gegeven definities van de begrippen zakelijk gerechtigden ongebouwd en gebouwd, pachters en ingezetenen zijn conform artikel 11, tweede lid van de Waterschapswet.]

Noot
2

[Toelichting: Waterkeringszorg

Artikel 2

De eerste stap bij de kostentoedeling van de waterkeringszorg is het bepalen van het belang van de ingezetenen (het algemeen belang). Ingezetenen hebben belang bij de instandhouding en het onderhoud van waterkeringen indien de bewoonbaarheid van een gebied in het geding is. Hiervan is sprake in de polders van het taakgebied.

Artikel 25, derde lid van het reglement bepaalt dat de kosten van de waterkeringszorg voor maximaal 40 procent dienen te worden toegedeeld aan de categorie ingezetenen. Dit percentage is ontleend aan de landelijke tabel welke aangeeft dat in geval van een lage bevolkingsdichtheid (minder dan 350 inwoners per km²) het kostenaandeel 35 à 40% bedraagt. Onder toepassing van de landelijke criteria is gekozen voor een aandeel van 35%. Deze keuze wordt gemotiveerd door het gegeven dat het inwoneraantal van de provincie Flevoland sinds 1988, het jaar dat als basis heeft gediend voor de werkgroep Havelaar, met 68% is gestegen. Met het aantal van 230 inwoners per km² (in het jaar 2003, halverwege de maximale werkingsduur van de kostentoedelingsverordening) vertoont Flevoland een niet zodanig afwijkend beeld van de rest van Nederland dat een correctie naar beneden, zoals in het verleden is geschied, noodzakelijk wordt geacht.

Vervolgens is het resterende kostenaandeel toegedeeld aan de categorieën gebouwd en ongebouwd. Deze toedeling vindt plaats op basis van de waardeverhouding tussen het areaal gebouwd en ongebouwd zoals dat naar verwachting op 1 januari 2003 in het gebied aanwezig zal zijn.

Voor het gebouwd is het waardepeil voor de onroerende zaakbelasting gehanteerd per 1 januari 1995 en voor ongebouwd de gemiddelde maximale prijs per 1 januari 1995 die Domeinen hanteert in de drie polders van het taakgebied (ƒ 50.000,-- per hectare). De totale waarde gebouwd en ongebouwd bedraagt 29,205 miljard gulden versus 6,6975 miljard gulden.

De aldus berekende verhouding gebouwd versus ongebouwd is 81,3% : 18,7%.

Met inachtneming van het aandeel voor de ingezetenen wordt deze verhouding 35 : 52,9 : 12,1. (Ter verduidelijking: de verhouding 81,3 : 18,7 wordt toegepast op de 65% kosten die resteert na berekening van het aandeel ingezetenen van 35%.) Afgerond op 35 : 53 : 12.]

Noot
3
  • 1[Toelichting: Waterkwantiteitsbeheer

Artikel 3:

Artikel 3:

  • 1Het waterkwantiteitsbeheer van het waterschap is gericht op de waterbeheersing, het op peil houden van het oppervlaktewater in de polders, wateraf- en aanvoer alsmede het beheer en onderhoud van de watergangen die dienen tot afvoer, aanvoer en berging van water, en de daarbij behorende werken. In de kostentoedelingsverordening wordt volstaan met het bepalen van een gezamenlijk kostenaandeel voor de zakelijk gerechtigden ongebouwd en de pachters. Het is niet mogelijk om binnen de ongebouwde onroerende zaken het belang van de zakelijk gerechtigden methodisch te bepalen ten opzichte van het belang van de pachters. Aanbevolen wordt door de werkgroep Havelaar om de omslag ongebouwd en de pachtersomslag zodanig vast te stellen dat de zakelijk gerechtigden ongebouwd enerzijds en de pachters/gebruikers anderzijds, ieder 50% van het kostenaandeel ongebouwd voor hun rekening nemen. Besluitvorming hieromtrent zal bij de vaststelling van de omslagverordening plaatsvinden. De eerste stap van de kostentoedeling bij het waterkwantiteitsbeheer betreft het bepalen van het taakgebied. Dit taakgebied betreft het op grond van artikel 2, lid 1 van het reglement vastgestelde gebied. Daarna dienen de categorieën belanghebbenden te worden bepaald. Op grond van artikel 5, lid 5 van het reglement zijn dat de categorieën ingezetenen, ongebouwd, gebouwd en pachters. Opgemerkt wordt dat de categorie pachters bij de kostentoedeling samenvalt met ongebouwd. Vervolgens dienen de kosten van het waterkwantiteitsbeheer aan de categorieën belanghebbenden te worden toegedeeld. Daartoe dienen allereerst de belangen van de ingezetenen (algemene taakbelangen) ten opzichte van de belangen van gebouwd en ongebouwd (samen de specifieke taakbelangen) te worden bepaald.
  • 2Op grond van artikel 25, het zevende lid van het reglement dienen de kosten van het kwantiteitsbeheer voor maximaal 30% te worden toegedeeld aan de categorie ingezetenen. De werkgroep Havelaar heeft voorgesteld om in een situatie van sterke afhankelijkheid van de waterstaatkundige verzorging in een taakgebied een marge van 25 tot 30% te hanteren waarbij de keuze in deze marge afhankelijk is van het inwoneraantal. Op basis van de landelijke criteria is het kostenaandeel voor de ingezetenen bepaald op 25%.
  • 3Vervolgens zijn onder toepassing van de methode Oldambt de aandelen voor het gebouwd en ongebouwd bepaald. Het onderzoeksresultaat is een verhouding gebouwd/ongebouwd van 11,5 : 88,5. Met inachtneming van het aandeel ingezetenen wordt deze verhouding, inclusief de afronding 25 : 9 : 66 (ingezetenen : gebouwd : ongebouwd). (Ter verduidelijking: de verhouding 11,5 : 88,5 wordt toegepast op de 75% van de kosten die resteert na berekening van het aandeel ingezetenen van 25%.).]
Noot
4
  • 1[Toelichting: Intrekken oude verordeningen, Inwerkingtreding

Artikel 4:

Artikel 4:

  • 1De vastlegging van de inwerkingtreding van de kostentoedelingsverordening is mede van belang in verband met de werkingsduur van de verordening. Artikel 119, lid 5 Waterschapswet bepaalt, dat de kostentoedelingsverordening ten minste éénmaal in de vijf jaar dient te worden herzien. Indien daar aanleiding toe is, kan de verordening ook eerder worden herzien. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn, indien de belangenverhoudingen door een stedelijke uitbreiding of landinrichting een substantiële wijziging ondergaan. De wettelijke verplichting tot herziening houdt niet in, dat de werkingsduur wettelijk beperkt is tot ten hoogste 5 jaar, als gevolg waarvan de verordening van rechtswege zou vervallen na afloop van deze periode. Het is dan ook niet nodig en evenmin wenselijk om een datum waarop de werkingsduur afloopt in de verordening op te nemen.]