Regeling vervallen per 30-12-2009

Keur waterkeringen waterschap Aa en Maas

Geldend van 05-03-2004 t/m 29-12-2009

I. Algemene bepalingen.

Artikel 1           Begripsomschrijvingen

In deze keur wordt verstaan onder:

beheersplan:

plan, als bedoeld in artikel 3 van de Verordening op de wa­terkering Noord-Brabant 1997, waarin het beleid van het waterschap ten aanzien van zijn waterkerende taken is omschreven, inclusief het beleid ten behoeve van de ontheffingverlening.

beschermingszone:

de gronden aan weerszijden van de primaire wa­ter­keringen die zich uit­strekken tot 30 meter van de teen daarvan, tenzij uit de legger een andere afstand voortvloeit.

buitenbeschermingszone:

de gronden aan weerszijden van de primaire wa­ter­keringen, die zich uit­strekken vanaf 30 meter uit de teen van de waterkering tot 20 meter daarbuiten, tenzij uit de legger een andere afstand voortvloeit.

buitengewoon onderhoud:

het in stand houden van de water­kering overeen­komstig het in de legger bepaalde over rich­ting, vorm, afmeting en constructie. Dit onderhoud aan primaire en regionale waterkeringen wordt door het waterschap zelf uitgevoerd.

coupure:

doorgang in een waterkering ten behoeve van een (water-)weg, spoorbaan, etc.

gesloten seizoen:

de periode van 1 oktober tot 1 april waarin geen werken op, in of nabij de waterkering mogen worden uitgevoerd

gewoon onderhoud:

het in goede conditie houden van de waterkerende functie, zoals het maaien en frezen van de grasmat.

het bestuur:

het dagelijks bestuur van het wa­terschap Aa en Maas.

het waterschap:

waterschap Aa en Maas.

jongvee:

runderen tot een leeftijd van 18 maanden.

kernzone:

de waterkering, gelegen tussen de buitenteen en binnenteen inclusief eventuele bermen.

kruin van de waterkering:

het vlak dat de bovenkant van een waterkering vormt, tussen de binnen- en buitenkruinlijn.

legger:

beschrijving met kadastrale kaarten waarop alle waterkeringen binnen het beheersgebied van het waterschap zijn aangegeven, waarvan de vaststelling is voorgeschre­ven in artikel 13 sub b van de Wet op de waterkering en artikel 5 van de Verordening op de waterkering Noord-Brabant 1997.

overige waterkeringen:

de waterkeringen en kaden zoals in groen aange­geven op

de bij deze keur beho­rende overzichtstekeningen omschreven in bijlage II.

primaire waterkeringen:

de als zodanig in de legger aan­ge­geven waterkeringen

als bedoeld in de Wet op de wa­terkering en tevens in paars aange­geven op de

bij deze keur beho­rende overzichtstekening en omschreven in bijlage II

profiel van vrije ruimte:

vrij te houden ruimte voor het blijvend kunnen realiseren van de waterkerende functie van de waterkering

regionale waterkeringen:

waterkeringen als bedoeld in artikel 1 van de Verordening op de water­kering Noord-Brabant 1997 en tevens in bruin aange­geven op de bij deze keur beho­rende overzichtstekening en omschreven in bijlage II.

schouw:

controle door of namens het bestuur op de staat van onder­houd van in de legger opgenomen waterkeringen.

teen van de waterkering:

indien de teen van een waterkering niet in het terrein aanwijs­baar is, wordt die teen bepaald door een lijn, welke zich bevindt op een afstand van driemaal de hoogte van de wa­terkering, geme­ten uit de lijn in het maaiveld, loodrecht beneden de binnen- of buiten­kruinlijn, naar gelang het de teen bin­nendijks dan wel bui­tendijks be­treft. De hoogte van de water­kering is gelijk aan de loodrechte afstand tussen het maaiveld en de mid­denkruin­lijn. Is de binnen- of bui­tenkruinlijn niet aanwijsbaar, dan worden deze ge­acht de voortzetting te zijn van bin­nen- of buitenkruin­lijn van het onmiddellijk aangrenzende dijkgedeel­te.

waterkerende werken:

in de legger als zodanig vastgestelde werken die een waterkerende functie hebben.

waterkeringen:

primaire, regionale en overige waterke­rin­gen, zoals aangegeven op de bij deze keur behorende en zodanig gewaarmerkte overzichtstekening.

werken:

alle door menselijk toe­doen ontstane con­structies of inrichtin­gen met toebehoren.

Artikel 2           Erfpacht en vruchtgebruik

Waar in deze keur aan eigenaren een verplichting of verbod is opgelegd, rust deze verplich­ting of dit verbod bij erfpacht, vruchtgebruik of opstalrecht ook op de erfpach­ter, vrucht­ge­bruiker of opstalhouder.

Artikel 3           Gedoogplicht

De eigenaren of gebruikers van waterkeringen of van nabij waterkeringen gelegen percelen zijn verplicht:

  • a.

    de door het bestuur aan te wijzen personen en hun werk­tuigen op die gronden toe te laten ten behoeve van de instandhouding van de waterkeringen;

  • b.

    te gedogen dat aan de waterkeringen met de benodigde werk­tuigen werken worden uitgevoerd;

  • c.

    te gedogen dat afrasteringen tijdelijk worden verwij­derd als dit voor het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de instandhouding van de waterkeringen nodig is;

  • d.

    schapen op eerste aan­zegging van het bestuur te verwijde­ren indien de instandhouding van een goede grasmat in gevaar is of dreigt te komen.

II. Gebodsbepalingen

Artikel 4           Onderhoud

  • 1. Het onderhoud van primaire en regionale waterkeringen berust bij het waterschap Aa en Maas, tenzij in de leg­ger of ontheffing anders ver­meld.

  • 2. Het onderhoud van de overige waterkeringen berust bij de ei­genaar daar­van.

Artikel 5           Onderhoudsplicht

  • 1. De onderhoudsplichtigen van water­keringen zijn verplicht:

    • a.

      wild -met uitzondering van muskus­ratten en beverratten- dat het wa­terke­rend vermogen van de waterke­ring schaadt, te bestrijden;

    • b.

      deze vrij te houden van afval, voorwerpen en materia­len;

    • c.

      beschadigingen aan de waterkering te herstel­len;

    • d.

      vegetatie schadelijk voor de erosiebestendigheid van de grasmat, zoals brandnetels, akkerdistels en zuring, te bestrijden;

    • e.

      de grasmat, die­nende tot bescherming van de waterkering, in stand te houden.

  • 2. De onderhoudsplichtigen van primaire en regionale water­keringen zijn, onvermin­derd het bepaalde in lid 1, verplicht deze in stand te houden in overeenstemming met de legger en de beheersvisie.

Artikel 6           Gesloten seizoen

  • 1. Aan de primaire waterkering mag in het gesloten seizoen geen buiten­gewoon onderhoud worden uit­gevoerd.

  • 2. De waterkering mag in het gesloten seizoen niet met schapen beweid worden, tenzij dit in het belang van de waterkering is, onder aanwijzing dan wel met toestemming van het waterschap.

Artikel 7           Waterkerende werken

  • 1. De onderhoudsplichtigen van werken welke in, op, aan, onder of boven waterkeringen of de bescher­mingszones van waterkeringen zijn aangebracht en die een waterkerende of mede een waterkerende functie hebben, dienen deze onverminderd het bepaalde in de artikelen 5 en 6, waterkerend te houden.

  • 2. De eigenaren van de in waterkeringen voor­ko­mende coupures dragen zorg dat deze op eerste aanzeg­ging door of namens het bestuur worden gesloten.

  • 3. De schotbalken en overige keer- en afsluitmiddelen bestemd tot afsluiting van coupures dienen door de eigenaren in goede staat te worden gehouden en zo vaak als dat door het bestuur nodig wordt geoordeeld te worden getoond.

  • 4. Het bestuur is bevoegd om beproeving te eisen van de schotbalken en overige keer- en afsluitmiddelen door de eigenaar.

  • 5. De onderhoudsplichtigen genoemd in lid 1 zijn verplicht in een vijfjaarlijkse toetsing verslag uit te brengen aan het waterschap. Binnen een redelijke termijn dienen zij vervolgens indien nodig aanpassingsmaatregelen te treffen conform het beheerdersoordeel van het waterschap.

  • 6. Op werkzaamheden uitgevoerd op grond van dit artikel zijn de verbodsbepalingen van artikel 9 onverminderd van toepassing.

Artikel 8           Afrasteringen

De eigenaar of gebruiker van percelen welke worden gebruikt voor het houden van vee en/of huisdieren en welke zijn gelegen nabij water­keringen waarop ingevol­ge het bepaalde in artikel 9, eerste lid, onder i, het houden van vee en/of huis­dieren is verbo­den, zijn ver­plicht daarlangs een voldoen­de kerende afrastering aan te brengen en te onder­hou­den.

III. Verbodsbepalingen

Artikel 9           Verbodsbepalingen

  • 1. Het is verboden op, in, onder, boven of aan een waterkering:

    • a.

      te ploegen, te spitten, te gra­ven, te bemesten, te injecteren of daarop of daarin enige handeling te ver­richten of na te laten, waardoor de vastheid en de gelijkheid van het opper­vlak veran­derd wordt;

    • b.

      werken aan te leggen, te hebben, te wijzigen of op te ruimen;

    • c.

      buizen (inclusief peilbuizen en pulsen), kabels of leidingen te leggen, te hebben, te wijzigen of op te ruimen;

    • d.

      gebouwen, getimmerten, muren of andere construc­ties of inrichtin­gen te plaatsen, te hebben, te ver­bouwen of te slopen;

    • e.

      palen en borden, uitgezonderd afrasteringen ten be­hoeve van beweiding, te plaatsen, te hebben, te wijzigen of op te ruimen;

    • f.

      beplanting, zoals bomen, heggen, heesters of struiken te planten, te hebben, te vervangen, te kappen of te rooien;

    • g.

      de grasmat of andere verdedi­gingsmaterialen op of aan water­keringen en binnen de beschermingszones te beschadigen, te vernietigen, te verplaatsen of te verwijderen;

    • h.

      met rij- of voertuigen dan wel paarden te rijden buiten verharde wegen;

    • i.

      vee en/of huisdieren te houden of te laten lopen, met uitzonde­ring van scha­pen. Voor regionale en overige waterkeringen geldt tevens een uitzonde­ring voor jongvee;

    • j.

      materialen, zoals hooi-, riet- of stromijten, zand-, aard-, vuilnis-, puin- of mesthopen, te plaatsen, te ver­spreiden of te hebben;

    • k.

      gras, hooi, stoffen of voorwerpen van welke aard ook te verbranden;

    • l.

      ligplaatsen van vaartuigen en vlotten aan te leggen of ankers te hebben of

      te plaatsen, behalve voor door het dagelijks bestuur toegestane recreatieve activiteiten;

    • m.

      boringen te verrichten, waaronder boringen voor winning van gas, vloeistoffen of delfstoffen en boringen ten behoeve van milieumetingen, evenals seismisch onderzoek te verrichten;

    • n.

      explosiegevaarlijk materiaal of explosiegevaarlijke inrichtingen te hebben;

    • o.

      tijdelijke voorzieningen, zoals bouw- en woonwagens, tenten, caravans e.d. te plaatsen of te hebben;

    • p.

      chemische en biologische bestrijdingsmiddelen toe te passen.

  • 2. Het is verboden:

    • a.

      binnen de beschermingszone en buitenbeschermingszone van een primaire waterke­ring leidingen, inclusief mantelbuizen, te leggen, te hebben, te wijzigen of te verwijderen;

    • b.

      binnen 4 meter uit de teen van de primaire waterke­ring bomen, heggen, hees­ters of struiken te planten, te hebben, te vervangen, te kappen of te rooien;

    • c.

      binnen de beschermingszone van een primaire waterke­ring werken, gebouwen, getimmerten, muren of andere bouwcon­struc­ties of inrichtingen te plaatsen, te heb­ben, te verbouwen of te slopen;

    • d.

      binnen de beschermingszone en buitenbeschermingszone van een primaire waterke­ring gronden af te graven en/of op te brengen, te egaliseren dan wel vijvers, putten of water­gan­gen te gra­ven, te ver­diepen of te verbreden, evenals seismisch onderzoek te verrichten;

    • e.

      binnen de beschermingszone en buitenbeschermingszone van een primaire waterke­ring explosiegevaarlijk materiaal of explosiegevaarlijke inrichtingen te hebben;

    • f.

      binnen de beschermingszone van de primaire waterke­ring kabels te leggen, te hebben, te wijzigen of te verwijderen.

IV. Ontheffing

Artikel 10         Ontheffingen

  • 1. Door of namens het bestuur kan schriftelijk onthef­fing worden verleend van de in deze keur ge­stelde gebods- en ver­bods­bepa­lin­gen. Hierbij wordt rekening gehouden met het beheersplan en alle bij de onthef­fing­verlening betrokken belangen, waar­onder die van land­schap, natuur en cultuurhisto­rie. Daarnaast kan een verleende ontheffing ambtshalve dan wel op aanvraag worden gewijzigd of ingetrokken.

  • 2. Bij de aanvraag verstrekt de aanvrager, in drievoud, in elk geval de volgende gegevens en bescheiden:

    • a.

      een duidelijke beschrijving waarvoor ontheffing wordt gevraagd;

    • b.

      een duidelijke situatietekening van de locatie met een schaal van ten minste 1:1000.

    • c.

      een duidelijke tekening met dwarsprofiel(en) waarin opgenomen het dijklichaam en maatvoering ten opzichte van N.A.P. met hierin geprojecteerd de op te richten, te wijzigen of te slopen werken;

    • d.

      benodigde berekeningen en overige bescheiden die nodig zijn om de aanvraag te kunnen beoordelen, zoals een bovenaanzicht of grondmechanische berekeningen.

  • 3. Het bestuur kan in het kader van de toetsing of controle van een waterkering een ontheffinghouder verplichten relevante gegevens te verstrekken.

Artikel 11         Meldingen

  • 1. Voor een activiteit die geen gevolg heeft voor de aard, omvang en constructie van de waterkering kan worden volstaan met een melding. Alvorens met deze werken aan te vangen, dient de aanvrager de melding bij het waterschap te doen en de schriftelijke bevestiging door of namens het bestuur af te wachten.

  • 2. Bij een melding dienen de in artikel 10, lid 2 genoemde gege­vens en bescheiden alleen te worden aangeleverd op verzoek van het bestuur.

V. Schouw

Artikel 12         Schouw

  • 1. Door of namens het bestuur wordt schouw gevoerd over de primaire, regionale en overige waterkeringen.

  • 2. Schouwvoering vindt minimaal aan het begin en het einde van het gesloten seizoen plaats.

  • 3. Het bestuur kan indien zij het nodig acht besluiten een extra schouw te voeren.

  • 4. Het bestuur stelt de datum van de schouw vast en maakt die tenminste vier weken tevoren bekend door kennis­geving ervan in een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op andere geschikte wijze.

  • 5. De in het vierde lid voorgeschreven bekendmaking kan in spoedeisende gevallen voor de aanvang van een extra schouw worden vervangen door een persoonlijke aan­schrij­ving. Daarbij kan met een kortere termijn dan genoemd in het vierde lid worden volstaan.

VI. Schadevergoeding

Artikel 13         Schadevergoeding

Aan de eigenaar, gebruiker of ontheffinghouder die schade lijdt of zal lij­den, als gevolg van de toepassing van, door of vanwege het waterschap verrichte handelingen voor de uitvoer van deze keur, welke schade re­delijkerwijze niet of niet geheel voor zijn rekening behoort

te blijven en waarvan de vergoe­ding niet of niet op andere wijze voldoende is verze­kerd, wordt door het bestuur op zijn aanvraag een naar bil­lijkheid te bepa­len schadevergoeding toegekend. Op de aanvraag voor schadevergoeding is de Verordening nadeelcompensatie van het waterschap van toepassing.

VII. Strafbepalingen

Artikel 14         Strafbepalingen

  • 1. Overtreding van de bepalingen van deze keur wordt ge­straft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete tot ten hoogste het bedrag van de tweede cate­gorie als genoemd in artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht, al dan niet met openbaarmaking van de rech­terlijke uitspraak.

  • 2. Indien ten tijde van het plegen van de in het eerste lid genoemde overtreding nog geen jaar is verlopen, sinds een vroegere veroordeling van de schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, kan hechtenis tot het dubbele van het gestelde maximum worden opgelegd.

VIII Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 15         Ontheffingen

  • 1. Een ontheffing, verleend vóór inwerkingtre­ding van deze keur wordt geacht ingevolge deze keur te zijn verleend.

  • 2. Voor al hetgeen vóór inwerkingtreding van deze keur rechtmatig tot stand is gebracht, wordt geacht ont­heffing ingevolge deze keur te zijn verleend.

Artikel 16         Leggers en kaarten

Voor waterkeringen, waarvoor bij of krachtens wet, bij pro­vinciale verordening of bij waterschapsreglement het vast­stellen van een legger niet is voorgeschreven, evenals voor waterkeringen, waarvoor vaststelling van een legger wel is voorgeschreven maar waar vast­stelling nog niet heeft plaatsgehad en waarvoor de in artikel 1 genoemde kaarten nog geen deel uitmaken van deze keur geldt dat het gewoon en bui­tengewoon on­derhoud wordt uitgevoerd door degene die voor inwerkingtre­ding van deze keur als onderhoudsplich­ti­ge is aangewezen.

Artikel 17         Inwerkingtreding

  • 1. Deze keur treedt in werking zes weken na de dag waarop dit besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.

  • 2. Op het tijdstip genoemd in het eerste lid wordt de Keur op de waterkeringen waterschap De Maaskant 2001, door de Vergadering van Hoofdingelanden op 27 september 2001 vastgesteld, ingetrokken, met dien verstande dat de bepalingen van deze keur van kracht blijven, indien en voorzover de dienovereenkomstige bepalingen van deze keur niet in werking zijn getreden.

Artikel 18         Citeertitel

Deze keur wordt aangehaald als Keur waterkeringen waterschap Aa en Maas.

Aldus vastgesteld door het Algemeen Bestuur op 5 januari 2004,

de griffier,                                             de dijkgraaf,

drs. C.J.E. van Vlokhoven                      drs. L.P.M. van den Berg

Bijlage I: Toelichting op de keur waterkeringen waterschap Aa en Maas

ALGEMEEN

­Deze keur is opgesteld conform het bepaalde in de Al­geme­ne wet be­stuurs­recht, de Water­schapswet, de Wet op de water­kering en de Ver­orde­ning op de water­kering Noord-Brabant 1997. De keur vervangt de “Keur op de waterkeringen 2001“ van waterschap

De Maaskant. Een aantal bepalingen uit de “Keur oppervlaktewateren 2001” van het waterschap De Aa is naar deze keur overgeheveld.

De bepalingen in deze keur dienen te worden toegepast met inachtneming van het voor waterkeringen geldende beleid. Zij­ bevatten uitsluitend geboden en verboden die zich richten tot derden en niet tot het water­schap als lichaam van open­baar bestuur, handelend ter uitvoe­ring van zijn taak.

Wan­neer het waterschap optreedt als ieder ander privaat per­soon heeft het voor de

uitvoe­ring van inge­volge de keur ontheffingplichtige werken een ontheffing nodig.

ARTIKELSGEWIJS

Artikel 1 Begripsomschrijvingen 

beheersplan

Hierin zijn uitgangspunten en richtlijnen opgenomen voor een duurzaam beheer van de waterkeringen. Het gaat hierbij voornamelijk om het ontheffingenbeleid op basis van waterkeringstechnische aspecten, bedoeld voor de instandhouding van LNC-waarden (landschap, cultuurhistorie en natuur).

gesloten seizoen

In de periode van 1 oktober tot 1 april mogen geen activiteiten plaatsvinden in het dijklichaam van de waterkering of in de beschermingszone waarvoor verbodsbepalingen gelden, omdat tijdens deze periode de kans op hoogwater zo hoog is en dat deze activiteiten een negatieve invloed kunnen hebben op het waterkerend vermogen.

kernzone

Denk hierbij aan het uittreepunt in het maaiveld van een glijcirkel. Hierbij is de teen van de waterkering gedefinieerd als de snijlijn van het dijktalud met het horizontale maaiveld, tenzij uit de legger een andere lijn voortvloeit.

legger

De keur bepaalt niet aan welke vormvereisten een leg­ger moet voldoen. Deze vereisten zijn al in de Wet op de water­kering en provinciale Verordening waterkering vervat. De contouren van het beheersgebied van het waterschap zijn opgenomen in de bij deze keur behorende overzichtstekening.

waterkeringen

Tot de waterkeringen wordt het hele dijk­lichaam gere­kend, gelegen tussen de binnen- en buitenteen, inclusief kruinen, taluds, (piping- of stabiliteits-) bermen en de daarin gele­gen werken welke van belang zijn voor de ke­ring van wa­ter.

Artikel 3 Gedoogplichten

De gedoogplichten voor de eigenaren en gebruikers van waterkeringen en van nabij water-keringen gele­gen gronden als neergelegd in dit artikel zijn gedeeltelijk dezelfde als verwoord in de artike­len 9 en 10 van de Waterstaatswet 1900, maar zijn breder van strekking (met name breder dan het gestelde in artikel 9). De bepalingen van de Waterstaats­wet 1900 staan hier niet aan in de weg. Het vierde lid van artikel 9 van deze wet houdt er zelfs uitdrukkelijk rekening mee dat dit soort verdergaande gedoogplichten uit anderen hoofde voortvloeien.

Sub d  ziet voornamelijk op extreme droogte of ernstige verweking van de gras­mat. In dat geval is het van belang op te kunnen treden om verdere aan­tasting van de grasmat te voorkomen. Voor het beweiden van de waterkering met de dieren is door middel van ontheffingverlening en een pachtcontract toestemming verleend.

Artikel 4 Onderhoud

De onderhoudsplicht die niet bij een hogere regeling dan de keur of bij overeenkomst in het leven is geroepen wordt door het waterschapsbestuur bij keur in het leven geroe­pen. Dit gebeurt in het onderhavige artikel door als onderhouds­plichtigen aan te wij­zen degenen die in de legger tot het plegen van gewoon of buitengewoon onderhoud zijn aan­gewe­zen. Door het bepaalde in dit artikel gaat de legger als het ware deel uitmaken van de keur.

De nieuwe keur en legger doorlopen in­gevolge de Waterschapswet een vaststellingsproce­du­re van overeen­komstige aard, zodat ook bij de onderhavige wijze van aanwij­zing van onder­houdsplichtigen een voldoende rechtsbescherming van belanghebbenden is verze­kerd.

Artikel 5 Onderhoudsplicht

In deze bepaling wordt omschreven waartoe onderhouds­plichtigen, het waterschap voor primaire en regionale waterkeringen en de eigenaren voor de overige waterkeringen, bij

de uitvoering van het gewone onderhoud gehou­den zijn. De verantwoordelijkheid voor de bestrijding van muskusratten op waterkerin­gen berust bij de provincie.

Lid 1, sub a  De verplichting tot bestrijding van wild geldt zover deze niet strijdig is met hogere c.q. andere regel- en wetgeving, zoals de Vogel- en habitatrichtlijn, de Natuur-beschermingswet en de Flora- en Faunawet.

Lid 1, sub c  Onder beschadiging van het waterkerend vermogen wordt verstaan schade aan de grasmat of ingravingen in de waterkering.

Lid 1, sub e  Naast de gebruikelijke wijze van grasmatbeheer bestaat bij het waterschap ook behoefte aan ruimte voor een andere wijze van grasmatbeheer op waterkeringen, waarbij meer reke­ning wordt gehouden met op waterkeringen voorkomende vegeta­tieve waarden zonder dat dit ten koste gaat van het waterke­rend vermogen van de waterkering. In dit artikel is de mo­ge­lijkheid voor een dergelijk beheer geheel opengelaten ter­wijl tevens een grasmatbeheer zoals dat gebruikelijk is kan worden voorgeschreven. Het waterschap kan door nader invulling te geven aan het bepaalde onder dit lid de door hem gewenste onder­houds­vorm bewerkstelligen.

Lid 2  Met de beheersvisie is bedoeld “Visie en plan voor het beheer van de Maasdijk” (traject Boxmeer –’s-Hertogenbosch) en de aanvulling daarop “Beheersvisie dijktraject

’s-Hertogenbosch – Heusden”. Deze zijn vastgesteld door de Vergadering van hoofd-ingelanden van het waterschap. In de beheersvisie heeft het waterschap zijn beleid

ten aanzien van het beheer van het dijkgrasland vastgelegd. Dit is uitgewerkt door het toekennen van nevenfuncties aan de dijkgraslanden. Hierbij is rekening gehouden met

de functie van aanliggende gronden alsmede actuele en potentiële natuurwaarden.

De nevenfuncties zijn vervolgens geconcretiseerd in be­heersvor­men:

    - natuurtechnisch beheer: extensief beweiden of maaien en afvoeren;

    - aangepast agrarisch beheer: matig extensief beweiden;

    - gazonbeheer: ter plaatse van bebouwing, uitgevoerd door aanwonenden;

    - waterstaatkundig beheer: maaien op korte, lastige trajecten.

Artikel 6 Gesloten seizoen

In deze bepaling wordt omschreven waartoe onderhouds­plichtigen, die verplicht zijn tot de uitvoering van het bui­tengewoon onderhoud, gehouden zijn.

De bepaling ziet toe op de omstandigheden waarin het onderhoud bij derden berust en richt zich dus niet tot het waterschap als waterkeringbeheerder maar tot onderhoudsplichtigen.

Lid 2  Ingevolge het bepaalde in het tweede lid mag in de periode dat hoog water en hoog opper­water kan voorkomen (van 1 oktober tot 1 april) geen buitengewoon onderhoud worden uitgevoerd aan primaire waterkeringen.

Artikel 7 Waterkerende werken

Het bepaalde in dit artikel richt zich in principe tot onder­houdsplichtigen van in, op, aan

of over waterkeringen of be­schermingszones van waterkeringen gelegen werken die een waterkerende of mede waterkerende functie hebben en die anders dan met ontheffing zijn aangebracht. Immers voor met ontheffing aangebrachte werken zullen bepalingen met een strekking als die van artikel 7 in de ontheffingsvoorschrif­ten behoren te worden opgeno­men.

Lid 2  De eigenaren van sluizen, uitwatering­en, doorgangen en derge­lijke coupures in waterkeringen zijn gehouden deze op eerste aan­zegging door of namens het bestuur te sluiten, ter voorkoming van overstroming van ach­ter de waterkering gelegen gronden.

Lid 3  De schotbal­ken dienen in zodanig goede staat wor­den onderhouden dat de coupu­res, ingeval dat wordt gevorderd, voldoende waterke­rend kunnen worden gesloten.

Lid 5  De bepaling richt zich niet tot het waterschap als waterkeringbeheerder, maar tot onderhoudsplichtigen van waterkerende werken, zoals de scheepvaartsluizen te Engelen, Macharen en Cuijk.

Lid 6  Behalve nieuwe of aangepaste werken in, op of nabij de waterkering zijn ook herstel-werkzaamheden in kader van de verleende ontheffing ontheffingsplichtig.

Artikel 8 Afrasteringen

Deze bepaling verplicht de eigenaren en gebruikers van door het bestuur aan te wijzen percelen, die zijn gelegen nabij waterkeringen, waarop het houden van vee en/of huisdieren inge­volge artikel 9, eer­ste lid, onder i is verboden, te voorzien van afras­teringen.

Artikel 9 Verbodsbepalingen

In dit artikel worden onderscheiden verboden die gelden:

  • voor waterkeringen;

  • binnen de beschermings­zone;

  • binnen de buitenbeschermingszone;

  • binnen 4 meter uit de teen van de water­kering.

De verboden met betrekking tot het dijklichaam van de waterkeringen zijn meer vergaand dan die gelden voor de bescher­mingszones. Dit omdat bepaalde handelingen, indien ze in de beschermingszones worden uitge­voerd, het waterkerend vermogen van de waterkering niet aantasten ter­wijl ze indien ze op de waterkering plaats zouden hebben wel degelijk het waterkerend vermogen zouden kun­nen aantasten. Voor dit soort handelingen geldt veelal dat ze ook niet kunnen worden toegestaan in de directe nabijheid van waterke­ringen.

Lid 1, sub a

Ingevolge het bepaalde in het eerste lid, onder a. is het ver­boden in waterkeringen welke grondroeringen dan ook te ver­richten. Voor de beschermingszones is een minder vergaand re­gime van toepassing, dat is verwoord in het tweede lid.

In de waterkering is elke grondroe­ring verboden, terwijl in beschermingszones grondroering in de vorm van agrarisch gebruik zoals ploegen wel is toegestaan

Lid 1, sub b

Onder de bepaling in het eerste lid onder b vallen o.a. op- en afritten, wegen, taludtrappen, wandel/voetpaden, enz.

Lid 1, sub g

De bepaling neergelegd in het eerste lid, onder g. beoogt de op of aan de waterkering of in de beschermingszones aange­brachte materialen ter verdediging van de waterkering te be­schermen.

Lid 1, sub i

Op grond van deze bepaling is het ver­boden op waterkeringen vee en/ of huisdie­ren te houden of te laten lo­pen met uitzondering van schapen. Voor regionale en overige waterkeringen geldt tevens een uitzondering voor jongvee. De bepaling verbiedt zowel het houden van (bewei­den met) huisdieren en vee op water­keringen als het laten lopen daarvan op waterkeringen. De hou­der van deze dieren dient er dus voor te zorgen dat deze zich niet op de waterkering bege­ven.

Door middel van onthef­fingverlening kan de mogelijkheid geboden worden om bepaal­de huis­dieren en/of (jong-)vee op be­paalde waterke­ringen voor een bepaal­de periode niet onder het verbods­regime te laten vallen.

Artikel 10 Ontheffing

Van de in de keur gestelde geboden en verboden kan het be­stuur schriftelijk ontheffing verlenen. De Alge­mene wet be­stuurs­recht regelt de aanvraag tot het ver­lenen van een ontheffing, de voorbereiding van de beslis­sing op de aanvraag, de beslis­termijn en de motive­ring van de beslissing.

Tegen een beslissing op een aanvraag tot ontheffingverlening staat beroep op de rechtbank en hoger beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State open. Alvorens een beroep op de rechter gedaan kan worden dient eerst een be­zwaarschrift te worden ingediend bij het bestuursorgaan dat de bestreden beslissing heeft genomen, in casu het dagelijks bestuur van het waterschap. Op de bezwaar­schriftenproce­dure zijn de bepalingen van de hoofdstukken 6 en 7 van de Algemene wet bestuursrecht van toe­pas­sing.

Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. Bij de beslissing over het verlenen van een keurontheffing en daaraan verbinden van ontheffingsvoorschriften is

de be­scherming van waterstaatkundige belangen de primaire invals­hoek. In het artikel is tevens een vertaling van de zogenaamde “brede kijk” opgenomen door expliciet de belangen van landschap, na­tuur en cultuurhistorie te noemen. Deze andere openbare belangen kunnen in de afweging worden meegenomen­ wanneer ze niet elders (op grond van andere wettelijke voorschriften) bescher­ming vinden.

Wanneer een wijziging plaatsvindt in richting, vorm, afmeting of constructie van een primaire waterkering dient ingevolge artikel 7 van de Wet op de waterkering goedkeuring te worden verkregen van de provincie (MER-plicht). Dit wordt voorafgegaan door een besluit van de provincie in kader van de MER-beoordelingsplicht.

Artikel 11 Meldingen

Onder meldingsplichtige werken wordt o.a. verstaan het maken van lasgaten door nutsbedrijven, het verrichten van kleine interne verbouwingen waar de funderingsdruk niet of in geringe mate toeneemt, het plaatsen van dakkapellen, het verrichten van herstelwerkzaamheden aan de rijbaan en bijbehorende werken, etc.

Artikel 12 Schouw

De schouwvoering als bedoeld in deze bepaling betreft voornamelijk de schouw op het onder­houd aan waterkeringen. Daarnaast wordt bij de schouw gelet op eventuele overtreding van ver­bodsbepalingen. De schouwfrequentie is niet ingevuld maar wordt ter nadere vast­stelling aan het bestuur overgela­ten.

Artikel 14 Strafbepalingen

Lid 1  In artikel 81 Waterschapswet is bepaald welke maximum straf op overtreding van de keur kan worden gesteld. In de onderha­vige keur is deze maximum straf opgenomen.

Artikel 15 Overgangsbepaling ontheffingen

Lid 1  van dit artikel beoogt werk of handelen die vóór inwer­kingtreding van de keur met ontheffing zijn aangebracht en ook ingevolge de geldende keur ontheffingsplichtig zijn de status te geven van werken die met een ontheffing ingevolge de keur zijn aange­bracht.

Lid 2  De werken, die vóór inwerking­treding van de keur zonder ontheffing legaal konden worden aangelegd en ingevolge de geldende keur ontheffing­plich­tig zijn, worden aangemerkt als met ontheffing ingevolge de geldende keur aangebracht.

Artikel 16 Overgangsbepaling leggers en/of kaarten

Bij het nog ontbreken van een legger waterkeringen wordt het onder­houd aan waterkeringen voortgezet door degenen die voor inwerkingtreding van de keur als onderhoudsplichtigen zijn aangewezen.

Artikel 17 Inwerkingtreding

Op de bekendmaking en inwerkingtreding van waterschapskeuren zijn de artikelen 73 tot en met 76 Waterschaps­wet van toepassing.

Bijlage II: Lijst met waterkeringen onder de keur waterkeringen Aa en Maas

Onder de Keur op de waterkeringen vallen zowel primaire, regionale als overige waterkeringen.

Deze waterkeringen zijn opgenomen in de bij deze keur behorende overzichtskaarten.

I. Primaire waterkeringen

Tabel primaire waterkeringen - Dijkring 36

Locatie

Nummer dijkpaal

A     Linker Maasdijk   

dijkpaal 0 t/m 1004 

B     Waterkering St. Jansbeek   

dijkpaal 0 t/m 3 

C     Stuw Waranda

Tabel primaire waterkeringen - Dijkring 36a

Locatie

 Nummer dijkpaal

D     Maasdijk Keent   

dijkpaal 0 t/m 43 + 50 meter 

II. Regionale waterkeringen

Tabel regionale waterkeringen

Locatie

Nummer dijkpaal

E     Kade Groeningen 

dijkpaal 0 t/m 18 

F      Kade Luinbeek   

dijkpaal 0 t/m 2

G     Linker Diezedijk  

dijkpaal 125 + 60 meter t/m dijkpaal 127 + 70 meter 

H     Hoge Maasdijk/ Inlaagdijk / Voordijk / Molenhoek 

dijkpaal 0 t/m dijkpaal 80 

I       Nieuwendijk / Aardappelendijk   

dijkpaal 0 t/m dijkpaal 43 

III. Overige waterkeringen

Tabel overige waterkeringen

Locatie

Nummer dijkpaal

J1     Linker kade Oeffeltse Raam te Boxmeer 

 dijkpaal 0 t/m 5+ 20 meter

J2     Rechter kade Oeffeltse Raam te Boxmeer 

 dijkpaal 0 t/m 13 + 70 meter

K1    Linker kade Sambeekse Uitwatering, Boxmeer 

 dijkpaal 0 t/m 9

K2    Rechter kade Sambeekse Uitwatering, Boxmeer 

 dijkpaal 0 t/m 9

L1     Linker kade Sambeekse Uitwatering 

 dijkpaal 0 t/m 2+ 30 meter

L2     Rechter kade Sambeekse Uitwatering 

 dijkpaal 0 t/m 12+ 90 meter

III. Overige waterkeringen

Tabel overige waterkeringen

Locatie

Nummer dijkpaal

M1    Linker kade Oeffeltse Raam te Oeffelt   

 dijkpaal 0 t/m 10+ 80 meter

M2    Rechter kade Oeffeltse Raam te Oeffelt   

 dijkpaal 0 t/m 10+ 60 meter

N1    Linker kade Burgemeester Deelenkanaal  

 dijkpaal 0 t/m 17+ 80 meter

N2    Rechter kade Burgemeester Deelenkanaal    

 dijkpaal 1 + 30 meter t/m dijkpaal 16+ 40 meter

O1    Linker kade Hertogswetering   

 dijkpaal 0 t/m 114 + 50 meter

O2    Rechter kade Hertogswetering   

 dijkpaal 0 t/m 112 + 50 meter

P1    Linker kade Nulandse aanvoersloot   

 dijkpaal 0 t/m 15+ 10 meter

P2    Rechter kade Nulandse aanvoersloot  

 dijkpaal 0 t/m 15+ 10 meter

Q1    Linker kade Oude Hertogswetering    

 dijkpaal 0 t/m 2+ 50 meter

Q2    Rechter kade Oude Hertogswetering 

 dijkpaal 0 t/m 3+ 90 meter

R     Rechter Diezedijk     

 dijkpaal 0 t/m 43 + 50 meter

S     Kade Henriëttewaard 

 dijkpaal 0 t/m 24 + 50 meter

T      Noordelijke kade Ertveldplas    

 dijkpaal 0 t/m 23+ 50 meter

U1    Linker kade Aa       

U2    Rechter kade Aa  

V1    Linker kade Afwateringskanaal 's-Hertogenbosch – Drongelen 

 dijkpaal 3 + 10  meter t/m dijkpaal 14+ 20 meter

V2    Rechter kade Afwateringskanaal 's-Hertogenbosch – Drongelen 

 dijkpaal 0 t/m 19+ 20 meter

W1   Linker kade Groote wetering  

W2   Rechter kade Groote Wetering 

X1     Linker kade Leijgraaf 

X2     Rechter kade Leijgraaf

Y1    Linker kade Dungense loop 

Y2    Rechter kade Dungense loop 

Z1     Linker kade Afleidingskanaal 

Z2     Rechter kade Afleidingskanaal

AA1  Kaden Starkriet 

AB1  Linkerkade Helenaveen 

AB2  Rechter kade Helenaveen 

AC1  Linker kade Kanaal van Deurne 

AC2  Rechterkade Kanaal van Deurne

AD1  Linker kade Astense Aa 

AD2  Rechterkade Astense Aa