Regeling vervallen per 01-01-2018

Reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur van het Waterschap Roer en Overmaas

Geldend van 20-11-1995 t/m 31-12-2008

Aanhef

REGLEMENT VAN ORDE VOOR DE VERGADERINGEN VAN HET ALGEMEEN BESTUUR

Het algemeen bestuur van het Waterschap Roer en Overmaas;

Gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur d.d. 30 oktober 1995, waterschapsblad 1995, nummer 68;

Gelet op het bepaalde in artikel 9 van het Reglement voor het Waterschap Roer en Overmaas, hierna te noemen 'het reglement';

BESLUIT:

I. in te trekken het op 11 juni 1990 vastgestelde Reglement van orde voor de vergaderingen van het college van hoofdingelanden van het Waterschap Roer en Overmaas;

II. vast te stellen het navolgende Reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur van het Waterschap Roer en Overmaas.

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt voor de aanvang van ieder kalenderjaar een vergaderschema vast voor de in dat jaar te houden vergaderingen. Het vergaderschema wordt tijdig ter kennis van de leden van het algemeen bestuur gebracht.

  • 2. In geval het dagelijks bestuur tussentijds een vergadering nodig oordeelt, danwel tenminste vier leden van het Algemeen Bestuur, belegt de voorzitter deze binnen tien dagen.

Artikel 2

De voorzitter zorgt dat elk lid van het algemeen bestuur tenminste zeven dagen voor de datum van de vergadering in het bezit is van:

  • a.

    de oproepingsbrief, met daarbij de agenda, vermeldende de in de vergadering aan de orde te stellen onderwerpen;

  • b.

    de voorstellen, ontwerp-besluiten en nota's, betrekking hebbend op de op de agenda geplaatste onderwerpen.

Artikel 3

De agenda voor de vergadering bevat de te behandelen zaken in de volgorde waarin zij in de vergadering ter tafel zullen worden gebracht.

Artikel 4

  • 1. De stukken betrekking hebbende op zaken, die in de vergadering zullen worden behandeld, worden -spoedeisende gevallen uitgezonderd- voor de leden van het algemeen bestuur ter inzage gelegd.

  • 2. In de oproepingsbrief wordt vermeld gedurende welke dagen en uren de stukken ter inzage liggen.

  • 3. Geen lid mag enig ter inzage liggend stuk buiten het waterschapshuis brengen of doen brengen.

  • 4. Stukken, waaromtrent voorlopige geheimhouding is opgelegd, blijven onder berusting van de secretaris, die daarvan aan de leden van het algemeen bestuur inzage verleent onder mededeling van de geheimhouding.

Artikel 5

Onderwerpen, die niet op de agenda zijn vermeld, kunnen door de voorzitter ter sprake worden gebracht. Het algemeen bestuur beslist of deze onderwerpen aan de agenda zullen worden toegevoegd.

Hoofdstuk II Het onderzoek van de geloofsbrieven

Artikel 6

  • 1. Het onderzoek van de geloofsbrieven van de nieuwe inkomende leden heeft plaats in de eerste vergadering nadat deze geloofsbrieven zijn ingekomen en alvorens tot andere werkzaamheden wordt overgegaan.

  • 2. Het onderzoek van de geloofsbrieven en de daarbij over te leggen stukken, wordt opgedragen aan een commissie, bestaande uit drie leden, daartoe telkenmale uit het midden van de vergadering door de voorzitter benoemd.

  • 3. Een commissie als bedoeld in het voorgaande lid benoemt uit haar midden een voorzitter en vangt onverwijld met het onderzoek aan van de geloofsbrief of geloofsbrieven en alle andere daarop betrekking hebbende stukken, welke de voorzitter in haar handen heeft gesteld.

  • 4. De vergadering wordt inmiddels geschorst.

Artikel 7

  • 1. Na heropening der vergadering brengt de commissie indien haar van bezwaren tegen een geloofsbrief of de toelating van enig lid niet is gebleken, verslag uit bij monde van haar voorzitter, waarna de vergadering terstond over de toelating beslist.

  • 2. Indien bij de commissie bezwaren gerezen zijn tegen een geloofsbrief of toelating van enig lid, dan brengt de commissie schriftelijk haar verslag uit; zij maakt daarbij melding van de bezwaren tegen een geloofsbrief of tegen de toelating zelf, waarvan haar is gebleken.

  • 3. De voorzitter geeft de vergadering gelegenheid tot bespreking van het verslag van de commissie en de geloofsbrieven of de toelating zelf en brengt de voorstellen van de commissie in stemming, tenzij wegens onvolledigheid der stukken tot verdaging der beslissing wordt besloten.

  • 4. De nieuw gekozen, gekozen verklaarde of benoemde persoon wordt opgeroepen voor de eerstvolgende vergadering om daarin de eed of belofte af te leggen.

Hoofdstuk III Vergaderingen van het AB

Artikel 8

De voorzitter is in de vergaderingen van het algemeen bestuur belast met:

  • a.

    het leiden van de vergadering;

  • b.

    de zorg voor het naleven van de bepalingen van dit reglement.

Artikel 9

  • 1. De secretaris is in elke vergadering van het algemeen bestuur aanwezig.

  • 2. Bij ziekte, afwezigheid of ontstentenis van de secretaris wordt hij in al zijn taken vervangen door een ambtenaar ter secretarie, daartoe door het dagelijks bestuur aangewezen.

Artikel 10

  • 1. De leden, die verhinderd zijn de vergadering bij te wonen, geven daarvan zo spoedig mogelijk voor de aanvang van de vergadering kennis aan de secretaris.

  • 2. Onmiddellijk na de opening van de vergadering deelt de voorzitter mede welke leden bericht van verhindering hebben gezonden.

Artikel 11

  • 1. Ieder lid tekent bij de aanvang der vergadering de presentielijst.

  • 2. Een lid, dat bij aanvang der vergadering niet aanwezig is, tekent de presentielijst zodra hij ter vergadering komt.

  • 3. Een lid, dat voor de sluiting de vergadering verlaat, geeft daarvan kennis aan de secretaris.

  • 4. Aan het eind van de vergadering wordt deze presentielijst door de voorzitter door ondertekening gesloten.

Artikel 12

  • 1. Indien aan een lid met toepassing van artikel 43 de toegang tot een vergadering is ontzegd, wordt zijn naam van de presentielijst afgevoerd.

  • 2. Aan dit lid wordt voor de bijwoning van de betrokken vergadering geen presentiegeld uitgekeerd.

Artikel 13

  • 1. De voorzitter, de leden van het dagelijks bestuur en de secretaris nemen in de vergadering plaats aan de voor hen bestemde tafel.

    Daarbij zit de waarnemend voorzitter onmiddellijk rechts naast de voorzitter en de secretaris onmiddellijk links naast de voorzitter.

  • 2. De leden van het algemeen bestuur nemen plaats op de plaatsen, die vanwege de voorzitter zijn aangegeven.

  • 3. Ambtenaren van het waterschap nemen de plaats in die hen door of vanwege de voorzitter wordt aangewezen.

Artikel 14

  • 1. De voorzitter opent de vergadering zodra meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is, echter niet voor het vastgestelde uur.

  • 2. Wanneer een half uur verlopen is na het voor de vergadering vastgestelde tijdstip en blijkens de presentielijst niet meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is opgekomen, doet de voorzitter de namen van de afwezigen voorlezen en stelt hij vast dat de vergadering wegens te geringe opkomst niet kan worden gehouden.

  • 3. Vervolgens wordt met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 1 en 2 een nieuwe vergadering belegd.

Artikel 15

  • 1. Indien aan de voorzitter is gebleken, nadat hij zich hiervan door hoofdelijke oproeping heeft verzekerd, dat meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden niet meer tegenwoordig is, verdaagt hij de vergadering.

  • 2. De vergadering wordt na verdaging hervat op de dag en het uur door de voorzitter bij de verdaging mede te delen;

    hij brengt de dag en plaats der vergadering en het uur van de opening in dit geval onverwijld ter kennis van de niet aanwezig leden.

Hoofdstuk IV Initiatiefrecht, recht van amendement en voorstel van orde

Artikel 16

  • 1. Ieder lid heeft het recht het algemeen bestuur een voorstel ter behandeling in een gewone vergadering te doen omtrent onderwerpen die niet op de agenda staan vermeld.

  • 2. Een voorstel, als bedoeld in het eerste lid, wordt schriftelijk en door de voorsteller ondertekend bij de voorzitter ingediend.

  • 3. Een voorstel is alleen onderwerp van beraadslaging indien het door tenminste drie andere leden wordt ondersteund, blijkende uit hun mede-ondertekening.

  • 4. De voorzitter plaatst het voorstel op de agenda voor de eerstvolgende gewone vergadering, of als deze reeds is verzonden, op de agenda voor de daarop volgende vergadering.

Artikel 17

  • 1. De voorzitter en ieder ter vergadering aanwezig lid heeft het recht staande de vergadering een voorstel te doen dat betrekking heeft op een aan de orde gesteld onderwerp, met dien verstande dat het voorstel voorgedragen door een lid -wil het in behandeling kunnen worden genomen- door tenminste drie andere leden moet worden ondersteund.

  • 2. Voordat wordt gevraagd of een voorstel als bedoeld in lid 1 wordt ondersteund, stelt de voorzitter de voorsteller desgevraagd in de gelegenheid de strekking daarvan mondeling toe te lichten.

Artikel 18

  • 1. Ieder lid kan tijdens de beraadslaging over een aan de orde zijnd onderwerp bij de voorzitter een voorstel van orde indienen.

  • 2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de werkzaamheden van de vergadering betreffen. In geval van twijfel of het voorstel dit karakter draagt, raadpleegt de voorzitter de vergadering, die zonder voorafgaande bespreking daarover beslist.

Artikel 19

  • 1. Indien het dagelijks bestuur tijdens de vergadering tot het oordeel komt dat de behandeling van een op de agenda of aanvullende agenda geplaatst onderwerp niet moet plaatsvinden of niet moet worden voortgezet, dan kan het besluiten dit onderwerp alsnog van de agenda af te voeren.

  • 2. De voorzitter geeft uitvoering aan een besluit als bedoeld in het eerste lid en doet daarvan mededeling aan het Algemeen Bestuur.

Artikel 20

  • 1. Ieder lid kan tijdens de beraadslaging over een aan de orde zijnd onderwerp een amendement danwel een sub-amendement indienen dat op dat onderwerp betrekking heeft.

  • 2. Onder een amendement wordt verstaan een voorstel tot wijziging van de tekst van een aan het algemeen bestuur ter vaststelling voorgelegd afzonderlijk ontwerp-besluit en onder een sub-amendement een voorstel tot wijziging van de tekst van een reeds ingediend amendement.

  • 3. Een amendement en een sub-amendement moeten, met verwijzing naar dit artikel, schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend. Zij moeten zodanig zijn geredigeerd dat de tekst geschikt is om in het ontwerp-besluit te worden opgenomen.

  • 4. Een amendement en een sub-amendement kunnen slechts in de beraadslaging betrokken worden indien zij door tenminste één ander lid zijn mede-ondertekend.

  • 5. Degene die een amendement of een sub-amendement heeft ingediend, krijgt, desgevraagd, van de voorzitter gelegenheid om daarop een beknopte toelichting te geven.

  • 6. In afwijking van het bepaalde in artikel 28, eerste lid, kan de voorzitter aan de beraadslaging over een aan de orde zijnd onderwerp een spreektermijn toevoegen voorzover zulks naar zijn oordeel voor de behandeling van een amendement of een sub-amendement nodig is.

Artikel 21

  • 1. Ieder lid kan tijdens de beraadslaging over een aan de orde zijn onderwerp bij de voorzitter een motie indienen welke op dat onderwerp betrekking heeft.

  • 2. Onder een motie wordt verstaan een voorstel aan het algemeen bestuur om een uitspraak te doen, een verklaring af te leggen, een oordeel uit te spreken, een wens te kennen te geven, een gevoelen kenbaar te maken, of het dagelijks bestuur danwel de voorzitter tot een doen of nalaten uit te nodigen.

  • 3. Een motie wordt schriftelijk ingediend onder verwijzing naar dit artikel. Zij kan slechts in de beraadslaging worden betrokken, indien zij door tenminste één ander lid is mede-ondertekend of mondeling wordt ondersteund.

  • 4. Degene die een motie heeft ingediend, krijgt, desgevraagd, van de voorzitter gelegenheid om daarop een beknopte toelichting te geven.

  • 5. In afwijking van het bepaalde in artikel 28, eerste lid, kan de voorzitter aan de beraadslaging over een aan de orde zijnd onderwerp een spreektermijn toevoegen voorzover zulks naar zijn oordeel voor de behandeling van een motie nodig is.

  • 6. Indien een motie is aanvaard, wordt door de voorzitter in dezelfde of in de eerstvolgende gewone vergadering aan het algemeen bestuur medegedeeld of en zo ja op welke wijze aan deze motie uitvoering is of zal worden gegeven.

Artikel 22

Onverminderd het bepaalde in de artikelen 23 en 24 wordt elk lid voor het sluiten van de vergadering de gelegenheid geboden om één of meer korte vragen te stellen, die zo mogelijk en onmiddellijk mondeling of anders in een volgende vergadering mondeling of schriftelijk worden beantwoord.

Artikel 23

  • 1. Ieder lid heeft het recht het algemeen bestuur voor te stellen van de voorzitter en de leden van het dagelijks bestuur, tezamen en ieder afzonderlijk, verantwoording te verlangen voor het door hen gevoerde bestuur waarbij door de verantwoordingsplichtige mondeling of schriftelijk de gevraagde inlichtingen worden verstrekt voor zover het verstrekken daarvan niet strijdig is met het openbare belang.

  • 2. Een zodanig voorstel moet tenminste drie dagen voor de vergadering schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3. Het algemeen bestuur kan de voorsteller verlof geven zijn voorstel toe te lichten.

  • 4. Indien en voor zover het algemeen bestuur overeenkomstig het voorstel besluit, bepaalt het de dag waarop door het dagelijks bestuur, respectievelijk door de voorzitter in een vergadering moet worden geantwoord.

  • 5. Na het antwoord van het dagelijks bestuur, respectievelijk van de voorzitter is de aan de orde gestelde zaak onderwerp van beraadslaging, tenzij het algemeen bestuur anders besluit.

Artikel 24

  • 1. Ongeacht het bepaalde in artikel 23 heeft ieder lid het recht zonder verlof van de vergadering aan de voorzitter en aan het dagelijks bestuur schriftelijk vragen te stellen.

  • 2. De vragen moeten nauwkeurig omschreven, bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3. Het dagelijks bestuur antwoordt zo mogelijk binnen een maand.

  • 4. De voorzitter zendt de ingekomen vragen met het antwoord daarop onverwijld aan de leden van het algemeen bestuur toe.

Hoofdstuk V De wijze van beraadslaging

Artikel 25

  • 1. Geen lid voert het woord dan na het aan de voorzitter gevraagd en van deze verkregen te hebben.

  • 2. De leden spreken vanaf hun zitplaatsen, tenzij door de voorzitter een andere plaats is aangewezen.

  • 3. De voorzitter onthoudt de leden niet de gelegenheid tot het plaatsen van korte interrupties, tenzij daardoor naar zijn oordeel een normale behandeling van het aan de orde zijnde onderwerp dreigt te worden verstoord.

  • 4. De voorzitter kan in de vergadering het woord aan de secretaris of aan andere ambtenaren van het Waterschap Roer en Overmaas of aan andere hiervoor in aanmerking komende personen verlenen.

Artikel 26

  • 1. De spreker is verplicht zich te bepalen tot het voorstel dat in beraadslaging is gebracht en zich te onthouden van beledigende of ongepaste uitdrukkingen.

  • 2. De spreker mag in zijn rede niet worden gestoord, tenzij door de voorzitter teneinde hem aan de naleving van dit reglement te herinneren.

Artikel 27

De beraadslaging over een onderwerp vindt, tenzij de vergadering anders beslist, plaats in twee termijnen.

Artikel 28

  • 1. In het belang van een goede voortgang van zaken kan de vergadering op voorstel van de voorzitter regels stellen ten aanzien van de spreektijd van de leden over een onderwerp.

  • 2. Het lid dat, na door de voorzitter aan de naleving van het in het eerste lid bepaalde herinnerd te zijn, voortgaat met het handelen in strijd met dit reglement, wordt door de voorzitter het woord ontnomen. Aan de beraadslaging bij het aan de orde zijnde agendapunt mag dit lid niet meer deelnemen.

Artikel 29

  • 1. Wanneer de voorzitter van oordeel is dat het onderwerp voldoende is toegelicht, stelt hij voor de beraadslaging te sluiten. Over dit voorstel wordt niet beraadslaagd.

  • 2. Daarna wordt een beslissing, voor zover nodig door stemming, genomen.

Artikel 30

  • 1. De voorzitter kan besluiten tot schorsing of verdaging van de vergadering.

  • 2. De vergadering wordt na schorsing dezelfde dag hervat op het door de voorzitter bepaalde uur.

  • 3. De vergadering wordt na verdaging hervat op de dag en het uur door de voorzitter bij de verdaging mede te delen;

    hij brengt de dag en plaats der vergadering en het uur van de opening in dit geval onverwijld ter kennis van de niet aanwezig leden.

Hoofdstuk VI De stemming

Artikel 31

De volgorde waarin over de onderdelen van een voorstel wordt gestemd, wordt door de voorzitter bepaald.

Artikel 32

  • 1. De stemming over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen geschiedt bij gesloten en niet ondertekende stembriefjes.

  • 2. Voordat tot stemming wordt overgegaan, benoemt de voorzitter uit de ter vergadering aanwezige leden drie stemopnemers.

  • 3. De stemopnemers onderzoeken of het aantal ingeleverde briefjes gelijk is aan dat der aanwezige leden.

  • 4. De inhoud van elk stembriefje wordt door één der stemopnemers duidelijk verstaanbaar voorgelezen, door een ander nagezien, en door hem en de andere stemopnemer opgetekend.

  • 5. Indien tussen de stemopnemers geen overeenstemming bestaat over de inhoud van een stembriefje en de vergadering beslist dat deze stem van invloed kan zijn op de uitslag van de stemming, wordt de stemming als ongeldig aangemerkt en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 6. De uitslag van de stemming of tussenstemming wordt door het eerst benoemde lid aan de voorzitter medegedeeld. Deze maakt de uitslag van de stemming bekend aan de vergadering.

  • 7. Indien noch de voorzitter, noch één van de leden zich daartegen verzet, kan de stemming geschieden bij acclamatie.

Artikel 33

  • 1. Er hebben zoveel stemmingen plaats als personen te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen zijn.

  • 2. De vergadering kan op voorstel van de voorzitter besluiten, dat van het bepaalde in de eerste lid van dit artikel wordt afgeweken.

Artikel 34

Ieder lid dat ter vergadering aanwezig is en zich niet ingevolge andere regelgeving van stemming moet onthouden, is verplicht deel te nemen aan de schriftelijke stemmingen tot het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen van personen.

Artikel 35

De leden van het algemeen bestuur hebben in de vergadering elk één stem.

Artikel 36

  • 1. Besluiten worden genomen met volstrekte meerderheid van stemmen.

  • 2. Blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht.

Artikel 37

  • 1. Wanneer bij de eerste stemming over personen geen volstrekte meerderheid wordt verkregen, wordt een tweede vrije stemming gehouden.

  • 2. Wordt ook bij deze stemming geen volstrekte meerderheid verkregen dan wordt de herstemming beperkt tot de twee personen die bij de tweede stemming de meeste stemmen hebben verkregen. Komen voor de herstemming meer dan twee personen in aanmerking dan wordt bij tussenstemming beslist wie van hen, die een gelijk aantal stemmen hebben verkregen, bij de herstemming kandidaat zal zijn.

  • 3. Indien bij tussenstemming of herstemming de stemmen staken beslist het lot.

Artikel 38

Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing zal plaatsvinden door één der stemopnemers in het bijzijn van de overige ter vergadering aanwezige leden op afzonderlijke niet van elkaar te onderscheiden briefjes geschreven. Zij worden op gelijke wijze gevouwen, in de daarvoor bestemde stembokaal gedaan en geschud.

Daarna wordt een der briefjes door de voorzitter uit de stembokaal genomen en is hij wiens naam op het betrokken briefje staat, benoemd, voorgedragen of aanbevolen c.q. komt hij voor herstemming in aanmerking.

Artikel 39

  • 1. Indien de voorzitter of een van de leden hierom vraagt, vindt de stemming over zaken bij hoofdelijke oproeping plaats. Ieder in de vergadering aanwezig lid brengt zijn stem uit door het duidelijk verstaanbaar uitspreken van de woorden 'voor' of 'tegen', zonder enige bijvoeging.

  • 2. De stemming bij hoofdelijke oproeping heeft plaats naar de volgorde van de presentielijst, te beginnen met een door de voorzitter voor de stemming te trekken nummer.

  • 3. Indien noch de voorzitter, noch een der leden heeft gevraagd voor stemming bij hoofdelijke oproeping, geschiedt de stemming bij zitten en opstaan.

  • 4. Ieder lid kan, zo stemming bij hoofdelijke oproeping niet plaatsvindt, aantekening in de notulen verlangen, dat hij geacht wil worden tegen te hebben gestemd. Het verzoek daartoe moet voor het nemen van het besluit worden gedaan.

  • 5. Indien geen stemming wordt gevraagd is het desbetreffende voorstel aangenomen.

  • 6. Tenzij de vergadering voltallig is, wordt bij staking van stemmen het nemen van een besluit uitgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend.

  • 7. Indien de stemmen staken in een voltallige vergadering of voor de tweede maal over hetzelfde voorstel, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

  • 8. Onder een voltallige vergadering wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan een vergadering waarin alle leden, waaruit het algemeen bestuur bestaat, een stem hebben uitgebracht.

Artikel 40

  • 1. Na iedere stemming stelt de voorzitter vast welk besluit er op grond van de gehouden stemming tot stand is gekomen, danwel of een nieuwe stemming moet worden gehouden of tot loting moet worden overgegaan.

  • 2. De stembriefjes worden dadelijk nadat de uitleg van de stemming is bekend gemaakt in de vergadering vernietigd.

Hoofdstuk VII Verslaglegging

Artikel 41

  • 1. De secretaris draagt zorg dat van de vergaderingen van het algemeen bestuur notulen worden opgemaakt.

  • 2. De notulen vermelden:

    • a.

      de namen van de aanwezige en afwezige leden, met vermelding of de afwezigheid al of niet met kennisgeving geschiedt;

    • b.

      de naam van de voorzitter en de secretaris;

    • c.

      de dag, het uur en de plaats van de vergadering en een beknopte opgave van de inhoud van het gesprokene met vermelding van de namen van degenen, die daarbij het woord hebben gevoerd of voorstellen hebben gedaan;

    • d.

      de zakelijke inhoud van het gesprokene met vermelding van de namen van degenen, die daarbij het woord hebben gevoerd of voorstellen hebben gedaan;

    • e.

      de uitslag van de gehouden stemmingen waarbij wordt aangegeven, zo hoofdelijke oproeping plaatsvond, welke leden hun stem vóór en welke leden hun stem tegen uitbrachten;

    • f.

      de genomen besluiten;

    • g.

      de namen van degenen die aantekening verlangden, zo stemming bij hoofdelijke oproeping niet plaatsvond, dat zij geacht worden tegen te hebben gestemd;

    • h.

      al hetgeen tot vermelding waarvan het algemeen bestuur besluit.

Artikel 42

  • 1. De notulen worden, nadat zij in een latere vergadering zijn vastgesteld, onmiddellijk door voorzitter en secretaris ondertekend.

  • 2. De notulen van een openbare vergadering worden in het algemeen in de eerstvolgende vergadering aan de orde gesteld.

  • 3. De notulen van een besloten vergadering worden afzonderlijk opgemaakt. Deze notulen worden in een besloten vergadering aan de orde gesteld, die plaatsvindt aansluitend aan de eerstvolgende openbare vergadering.

  • 4. Eventuele wijzigingen en aanvullingen worden in de notulen van de vergaderingen waarin deze zijn behandeld, vermeld.

Hoofdstuk VIII Het handhaven van de orde

Artikel 43

  • 1. De voorzitter zorgt voor de handhaving van de orde in de vergadering.

  • 2. De voorzitter roept het lid dat het woord voert over een aan de orde gesteld onderwerp en dat naar zijn mening de orde van de vergadering verstoort, hetzij door af te wijken van het onderwerp der beraadslaging, hetzij door zich niet toelaatbare uitdrukkingen te veroorloven, hetzij anderszins, tot de orde.

  • 3. Het niet naleven van het bepaalde in dit reglement wordt voor het toepassen van het bepaalde in het tweede lid mede als het verstoren van de orde beschouwd.

  • 4. Wanneer het lid, dat overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid tot de orde is geroepen, voortgaat met het verstoren van de orde, ontneemt de voorzitter hem het woord.

  • 5. Het lid aan wie overeenkomstig het bepaalde in het vorige lid het woord is ontnomen, kan terstond van de betreffende beslissing van de voorzitter in beroep gaan bij het Algemeen Bestuur, dat daarop zonder beraadslaging uitspraak doet.

  • 6. Het lid aan wie de voorzitter, of in beroep het Algemeen Bestuur, het woord heeft ontnomen, kan over het op dat moment in die vergadering ter behandeling aan de orde zijnde onderwerp niet meer aan de beraadslaging deelnemen.

  • 7. De voorzitter kan voorstellen een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, voor de eerste maal voor de vergadering waarin het besluit wordt genomen en bij herhaling voor een bepaalde tijd, doch niet langer dan voor drie vergaderingen, de toegang tot de vergaderingen te ontzeggen. Over dit voorstel wordt niet beraadslaagd. Bij aanneming moet het lid de vergadering onmiddellijk verlaten. Bij weigerachtigheid doet de voorzitter hem verwijderen.

  • 8. Onverminderd het bepaalde in de vorige leden van dit artikel alsmede het bepaalde in artikel 44, kan de voorzitter in het belang van de orde de vergadering schorsen danwel deze voortijdig sluiten.

Artikel 44

  • 1. De voorzitter kan, gelet op de beschikbare ruimte, het maximaal aantal toehoorders bepalen dat op de publieke tribune in de vergaderzaal wordt toegelaten.

  • 2. Het is de toehoorders verboden zodanige tekenen van goed- of afkeuring te geven dat daardoor naar het oordeel van de voorzitter de orde in de vergadering wordt verstoord.

  • 3. De voorzitter kan toehoorders, die het bepaalde in het tweede lid overtreden, danwel op andere wijze de orde in de vergadering verstoren, na voorafgegane waarschuwing doen verwijderen. Hij kan zonodig de publieke tribune doen ontruimen.

Hoofdstuk IX De vergadering met gesloten deuren

Artikel 45

Indien in een openbare vergadering overeenkomstig het bepaalde in artikel 35 van de Waterschapswet wordt besloten om met gesloten deuren te vergaderen, dan geldt voor de daarbij te bepalen duur van die besloten vergadering, voorzover mogelijk, het bepaalde in de vorige hoofdstukken tenzij in dit hoofdstuk anders is bepaald.

Artikel 46

  • 1. De notulen van een besloten vergadering als bedoeld in artikel 45 worden afzonderlijk opgemaakt.

  • 2. Indien het in verband met het maken van op- of aanmerkingen over de in het eerste lid bedoelde notulen nodig wordt geoordeeld, dan worden deze door het algemeen bestuur vastgesteld in een vergadering, die voor de duur dat die vaststelling aan de orde is, besloten is.

Artikel 47

  • 1. Voor de afloop van een besloten vergadering als bedoeld in artikel 45 beslist het Algemeen Bestuur, op voorstel van de voorzitter, of en in hoeverre omtrent het daarin behandelde en omtrent de inhoud van de overgelegde stukken geheimhouding wordt opgelegd.

    Indien geheimhouding wordt opgelegd strekt die zich ook uit tot de notulen van die vergadering.

  • 2. De geheimhouding als bedoeld in het eerste lid geldt totdat deze door het algemeen bestuur is opgeheven behoudens het gestelde in artikel 37 van de Waterschapswet.

  • 3. Indien het in verband met de beraadslagingen hierover nodig wordt geoordeeld, wordt deze beslissing in een besloten vergadering genomen.

Hoofdstuk X Slotbepalingen

Artikel 48

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet, of ingeval enig artikel voor verschillende uitleg vatbaar is, beslist de voorzitter.

Artikel 49

Dit reglement kan worden aangehaald als 'Reglement van orde voor het algemeen bestuur van het Waterschap Roer en Overmaas.

Artikel 50

Dit reglement treedt in werking op de dag, waarop het is vastgesteld.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 20 november 1995.

De secretaris,                                           De voorzitter,

W.H.Th. van Megen                                  drs. F.W.G. Laarakker