Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR271407
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR271407/1
Regeling vervallen per 01-03-2011
Wegenverordening voor Waterschap Rivierenland
Geldend van 01-03-2005 t/m 28-02-2011
Intitulé
Wegenverordening voor Waterschap RivierenlandHet algemeen bestuur van Waterschap Rivierenland;
gelezen het voorstel van het college van dijkgraaf en heemraden van 23 december 2004;
gelet op de artikelen 56 en 78 van de Waterschapswet, alsmede artikel 57 van de Wegenwet en artikel 2A van de Wegenverkeerswet;
BESLUIT :
vast te stellen de Wegenverordening voor Waterschap Rivierenland:
Aanhef
Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen
Artikel 1 Doel van de verordening
De verordening stelt regels in het belang van de vrijheid van het verkeer, de instandhouding, bruikbaarheid en veiligheid van de wegen en de bescherming van de beheer- en onderhoudsbelangen.
Artikel 2 Werkingssfeer
-
Deze verordening is van toepassing op:
-
1. De openbare wegen als bedoeld in artikel 3 lid 3 van het Algemeen reglement voor het waterschap Rivierenland
-
2. Nog aan te leggen openbare wegen, waarvan het beheer bij het waterschap zal berusten, vanaf het tijdstip dat met de aanleg feitelijk een aanvang is gemaakt.
Artikel 3 Definities
In deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
bevoegd gezag: het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Rivierenland;
- b.
wegen: Onder wegen worden naast de in artikel 1, 2e lid van de Wegenwet gegeven uitbreiding, waaronder fiets- en voetpaden, mede begrepen: bermen, taluds, tussenstroken bij 2 of meer rijbanen, stoepen, glooiingen, weg- of bermsloten, duikers, sluizen, beschoeiingen en andere zich in die wegen bevindende of daarmede rechtstreeks verbonden werken;
- c.
beheer: De zeggenschap over en de verantwoordelijkheid voor de weg met inbegrip van de bevoegdheid tot het treffen van maatregelen en het al dan niet toestaan van handelingen van derden of gedogen van situaties die van invloed zijn op de toestand of het gebruik van de weg;
- d.
grens van een weg: Grens van hetgeen krachtens de definitie van wegen tot de weg wordt gerekend of, waar geen duidelijke grens kan worden aangegeven, de eigendomsgrens van het wegperceel; Voor de toepassing van de artikelen 5, 8, 2e en 3e lid en artikel 13, 1e lid wordt de grens van een weg in elk geval geacht te liggen op tenminste 1.50 meter uit de kant van de voor het verkeer bestemde banen;
- e.
kunstwerken: Een civieltechnisch bouwwerk dat dient om een weg of verkeersbaan over een andere weg of verkeersbaan, een spoorweg, een vaarweg of ander oppervlaktewater heen, dan wel daaronder te voeren;
- f.
bouwwerken: elke bouwkundige constructie, niet zijnde een kunstwerk;
- g.
inrit: de toegang naar een gebouw of besloten erf. Een toegang door middel van een verlaagd trottoir of een verlaagde trottoirband vormt eveneens een inrit;
- h.
uitrit: de uitgang van een gebouw of besloten erf. Een uitgang door middel van een verlaagd trottoir of een verlaagde trottoirband vormt eveneens een uitrit;
- i.
parkeerstroken: de langs de rijbaan gelegen verharding die is bestemd voor stilstaande of geparkeerde voertuigen;
- j.
beplanting: bomen, heesters, rijs- en hakhout, struik- en andere gewassen, de wortels inbegrepen;
- k.
wegmeubilair: openbare verlichting, verkeersborden, verkeerszuilen, verkeerslichteninstallaties, waarschuwingshekken, geleiderail, reflectorpalen en dergelijke voorzieningen ten dienste van het verkeer;
- l.
wegmarkering: de in, op of aan de weg aangebrachte markeringen, zoals strepen, voorrangsaanduidingen, signaleringen en dergelijke;
- m.
voertuigen: alle in artikel 1, onder al van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 bedoelde voertuigen, indien en voor zover in deze verordening niet anders is bepaald;
- n.
verkeer: alle weggebruikers als bedoeld in artikel 1, onder aj van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990.
Hoofdstuk 2 Onderhoud
Artikel 4
-
1. Het onderhoud van de wegen omvat al hetgeen nodig is om de wegen in een goede staat te houden, zulks met inachtneming van hetgeen in de wegenlegger is omschreven.
-
2. Tot het houden van de wegen in een goede staat behoort onder meer:
- a.
het houden van de kunstwerken in zodanige staat, dat zij voor de goede toestand van de weg geen gevaar opleveren zodat de weggebruikers veilig en ongehinderd kunnen passeren;
- b.
het in een tegen de achtergrond afstekende kleur bewerkt houden van leuningen van bruggen en andere kunstwerken;
- c.
het in goede staat houden van wegmeubilair en wegmarkering.
- a.
-
3. De onderhoudsplichtige van de beplanting op de wegen draagt er zorg voor, dat:
- a.
geen takken over de rijbanen uitsteken op geringer hoogte dan 4 meter;
- b.
geen takken over de paden uitsteken op geringer hoogte dan 3 meter;
- c.
hagen en struiken op bermen of grenzen van wegen steeds zodanig zijn gesnoeid, dat zij geen gevaar of hinder voor de weggebruikers kunnen veroorzaken en het vrije uitzicht in bochten en bij kruisingen met andere wegen niet belemmeren, een en ander onverminderd het bij enig wettelijk voorschrift te dezen aanzien bepaald.
- a.
Hoofdstuk 3 Voorschriften
Artikel 5
Het is behoudens verkregen rechten en onverminderd het bepaalde in de Boswet verboden van de wegen gebruik te maken tot het planten, behouden of verwijderen van bomen, heesters of struikgewassen.
Artikel 6
-
1. Degene, die een recht van beplanting heeft, is verplicht van zijn voornemen tot het planten, vellen of rooien tenminste dertig dagen tevoren schriftelijk kennis te geven aan het bevoegde gezag en zich bij de uitvoering te gedragen naar de hem door dat gezag gegeven voorschriften en aanwijzingen.
-
2. De rechthebbende op de beplanting is verplicht tot zodanig onderhoud, dat geen hinder of gevaar ontstaat voor het normale gebruik van de weg.
-
3. Onverminderd het bepaalde in het tweede lid verwijdert de rechthebbende op de beplanting op last van het bevoegd gezag de bomen, takken of wortels, die dit gezag voor het normale gebruik van de weg hinderlijk of gevaarlijk acht, binnen de bij die lastgeving bepaalde termijn en evenzo de bomen, die gestorven, omgewaaid of afgebroken zijn.
Artikel 7
Onverminderd de op dit punt bestaande wettelijke regelingen, is de rechthebbende op de beplanting verplicht de door storm of andere oorzaken op de weg gevallen gedeelten van die beplanting ten spoedigste zodanig te verplaatsen, dat het verkeer daarvan geen hinder ondervindt en deze gedeelten daarna binnen de door het bevoegd gezag te stellen termijn van de weg te verwijderen.
Artikel 8
-
1. Het is verboden:
- a.
een weg- of bermsloot te graven, te dempen of deze af te dammen, zulks onverminderd het bepaalde in ander keuren van het waterschap;
- b.
de aard, de hoogte en/of de breedte van de verhardingen te veranderen of op andere wijze verandering te brengen in de wijze van aanleg, zoals die is omschreven in de wegenlegger;
- c.
bestaande kunstwerken te wijzigen of op te ruimen of nieuwe kunstwerken op, aan of in een weg aan te brengen.
- a.
-
2. Het is verboden:
- a.
in een weg te graven, te roeren of te spitten;
- b.
de rijbaan of rijbanen van een weg tijdelijk op te breken.
- a.
-
3. Het is verboden daken, goten of riolen op of over de wegen te laten afwateren.
-
4. Het bepaalde in lid 1 en lid 2 is niet van toepassing, indien de werken, werkzaamheden of verrichtingen door of in opdracht van het waterschap worden uitgevoerd.
Artikel 9
-
Het is verboden:
-
1. aan een weg een bestaand wegvak, hetwelk met die weg tot dusverre geen verbinding had, dan wel een weg waarop deze verordening niet van toepassing is, aan te sluiten;
-
2. een overbrugging van (viaduct over) een weg te maken of een bestaande weg over een andere weg heen te leiden;
-
3. een onderdoorgang van (tunnel onder) een weg te maken of een bestaande weg onder een andere weg door te voeren.
-
4. het bepaalde in voorgaande leden is niet van toepassing, indien de werken, werkzaamheden of verrichtingen door of in opdracht van het waterschap worden uitgevoerd.
Artikel 10
-
1. Het is, onverminderd daaromtrent bestaande wettelijke bepalingen, verboden op een weg te plaatsen, te werpen, uit te gieten of te laten afvloeien voorwerpen of stoffen, welke aanleiding kunnen geven tot verontreiniging, benadeling, beschadiging of een slechte afwatering van de weg.
-
2. Het is aan degene, door wiens toedoen, handelen of nalaten een of meer voorwerpen of stoffen, als in het eerste lid bedoeld, op een weg zijn geraakt, verboden deze daarop te laten.
Artikel 11
-
Het is verboden:
-
1. naar een weg uit te wegen;
-
2. in- of uitritten te maken of te hebben of te wijzigen.
Artikel 12
Het is verboden bij in- en uitritten aan en bochten in of kruisingen van wegen, bouwwerken, beplantingen dan wel andere voorwerpen zodanig te plaatsen, aan te brengen of te hebben, dat daardoor voor het verkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd.
Artikel 13
-
1. Het is verboden van de wegen gebruik te maken:
- a.
tot het plaatsen van caravans, woonwagens, tenten en kramen;
- b.
tot het innemen van een vaste standplaats met voertuigen en dergelijke;
- c.
tot het innemen van een vaste standplaats voor de verkoop van waren;
- d.
tot het plaatsen en laten staan van lantaarn- en andere palen, onverminderd het bepaalde in de Telecommunicatiewet, van borden of zuilen met uitzondering van verkeerstekens, waarvan het plaatsen en aanbrengen bij het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens zijn geregeld en van de door het bevoegd gezag daarmee gelijk te stellen verkeersaanduidingen;
- e.
tot het maken en behouden van voetpaden en stoepen;
- f.
tot het plaatsen en laten staan van gebouwen en andere getimmerten of constructies, pompen voor de verkoop van motorbrandstoffen, banken, tafels , muren, hekken, heiningen, afrasteringen, schotten, schuttingen en dergelijke;
- g.
tot het daarboven of daarin maken en behouden van erkers, balkons en andere uitspringende constructiedelen of voorwerpen, of het daarover laten draaien van hekken, deuren, ramen, blinden of dergelijke;
- h.
tot het maken en behouden van putten en het leggen en laten liggen van goten, riolen, duikers, buizen en kabels, onverminderd het bepaalde in de Telecommunicatiewet;
- i.
tot het plaatsen of leggen en laten staan of liggen van landbouw- en tuinbouwprodukten, snoeisel, mest, afval of vuil, van hout, grond of andere dergelijke voortbrengselen of stoffen of van stenen en andere materialen;
- j.
tot het daarboven en daarover spannen en gespannen houden van touwen, draden en kabels en het hangen en laten hangen van voorwerpen, onverminderd het bepaalde in de Telecommunicatiewet;
- k.
met een voertuig, waarvan de wielen niet zijn ontdaan van klei, modder, mest of andere stoffen, welke voor de weg schadelijk kunnen zijn of de veiligheid van het verkeer in gevaar kunnen brengen;
- l.
tot het uitvoeren en behouden van enig niet elders in deze verordening met name verboden werk, waardoor in de toestand van weg of werken verandering wordt gebracht.
- a.
-
2. Het is langs de wegen verboden:
- a.
heggen en afscheidingen op kortere afstand dan 1.50 meter uit de kant van de voor het verkeer bestemdebanen te hebben, aan te brengen of te behouden;
- b.
verlichting, verlichte voorwerpen, reclames of licht- of geluidgevende voorzieningen aan te brengen of te behouden, op een zodanige wijze dat de veiligheid van het verkeer op de weg in gevaar kan worden gebracht;
- c.
bijenkorven of bijenkasten te plaatsen of te behouden op geringere afstand dan 20 meter uit de kant van de voor het verkeer bestemde banen.
- a.
Hoofdstuk 4 Ontheffingen
Artikel 14
-
1. Van de verboden genoemd in de artikelen 8 tot en met 13 van deze verordening kan door het bevoegd gezag ambtshalve dan wel op aanvraag ontheffing worden verleend.
Hoofdstuk 5 Handhaving
Artikel 15
Overtreding van enige bepaling van de Hoofdstukken 2 en 3 van deze verordening, waaronder mede begrepen niet naleving of niet behoorlijke naleving van één of meer aan een ontheffing verbonden voorschriften kan worden gestraft met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie als bedoeld in artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht.
Hoofdstuk 6 Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 16
Ontheffingen of vergunningen, schriftelijk verleend vóór het tijdstip van de inwerkingtreding van deze verordening door het bevoegd gezag, met de daarin aangebrachte wijzigingen, worden voor de toepassing van deze verordening beschouwd als ontheffingen door het bevoegd gezag krachtens deze verordening verleend.
Artikel 17
Deze verordening kan worden aangehaald als "Wegenverordening van Waterschap Rivierenland".
Artikel 18
-
1. Deze verordening treedt in werking op 1 maart 2005.
-
2. Met ingang van de dag van inwerkingtreding van deze verordening zoals genoemd in het eerste lid van dit artikel, vervalt de Wegenverordening van het hoogheemraadschap van de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden (1998), zoals vastgesteld bij besluit van de Verenigde Vergadering van het Hoogheemraadschap van de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden van 23 april 1998.
-
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van Waterschap Rivierenland van 3 januari 2005 te Tiel.
-
de secretaris-directeur, drs. H.C. Jongmans.
-
de dijkgraaf, ir. G.N. Kok.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl