Regeling vervallen per 27-12-2012

Subsidieregeling instandhouding gemeentelijke monumenten

Geldend van 01-01-2007 t/m 26-12-2012

Intitulé

Subsidieregeling instandhouding gemeentelijke monumenten

Het college van de gemeente Nijkerk;

gelet op artikel 4, van de Algemene subsidieverordening gemeente Nijkerk;

besluit vast te stellen de volgende Subsidieregeling instandhouding gemeentelijke monumenten

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

a. Monument:

een object, dat op het moment van indiening van een subsidieaanvraag is ingeschreven in de vastgestelde monumentenlijst van de gemeente Nijkerk.

Bijgebouwen en andere aanhorigheden bij een monument worden als monument aangemerkt indien deze worden vermeld in de redengevende omschrijving van het monument.

b. Instandhouding:

het verrichten van onderhoudswerkzaamheden aan een monument alsmede werkzaamheden die het normale onderhoud te boven gaan welke voor het behoud van het monument noodzakelijk zijn.

c. Onderhoud:

werkzaamheden, die noodzakelijk zijn om een monument wind- en waterdicht, alsmede in goede staat te houden en die gericht zijn op het handhaven en herstellen van een bouw- en cultuurhistorisch verantwoorde staat van een monument en het voorkomen of verminderen van groot onderhoud en kostbare restauraties.

d. Restauratie:

het treffen van voorzieningen tot opheffing van bouwtechnische gebreken die het normale onderhoud te boven gaan en noodzakelijk zijn voor de instandhouding van de cultuurhistorische waarde van het monument. Tot deze werkzaamheden worden niet gerekend complete nieuwbouw dan wel reconstructie, verplaatsing, al dan niet in combinatie met herbouw van een monument.

e. Conservering:

werkzaamheden gericht op het treffen van zodanige, historisch verantwoorde voorzieningen aan een kasteel- of bedrijfsruïne, die tevens een monument is, dat de staat waarin deze zich bevindt niet verder achteruitgaat of gericht op het zoveel mogelijk herstellen van de historische staat.

f. Haalbaarheidsonderzoek:

een onderzoek om vast te stellen of de restauratie van een monument in redelijke verhouding staat tot het te verkrijgen resultaat.

g. Bouwhistorisch onderzoek:

in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische kwaliteit van een monument.

h. Subsidieplafond:

het bedrag, dat gedurende het begrotingsjaar ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidie krachtens deze regeling.

i. Betalingsbewijzen:

rekeningen, vergezeld van kopieën van giro- of bankafschriften of contant betaalde rekeningen voorzien van een verklaring met handtekening van de desbetreffende firma.

Paragraaf 2 Grondslag subsidie

Artikel 2 Subsidie

Op grond van deze regeling kan subsidie worden toegekend in de kosten van de instandhouding van gemeentelijke monumenten.

Artikel 3 Subsidieplafond

  • 1. Het college stelt jaarlijks het bedrag vast, dat ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidie krachtens deze regeling.

  • 2. Het college stelt een verordening vast met betrekking tot de verdeling van het op grond van het subsidieplafond beschikbaar zijnde bedrag over de subsidieaanvragers.

  • 3. Wanneer in enig jaar een aanvraag niet kan worden gehonoreerd vanwege overschrijding van het subsidieplafond, vindt uitkering van de subsidie plaats in het daarop volgende jaar, waarbij de volgorde van binnenkomst van aanvragen wordt aangehouden.

Artikel 4 Doelgroep

De subsidie als bedoeld in artikel 2 kan uitsluitend worden verstrekt aan de natuurlijke of de rechtspersoon die krachtens enig zakelijk of duurzaam persoonlijk recht het genot heeft van een monument.

Artikel 5 Uitsluitingen van subsidie

  • 1. In de kosten van de instandhouding wordt geen subsidie verstrekt voor zover deze kosten:

    • a.

      op grond van een verzekeringsovereenkomst zijn gedekt;

    • b.

      op grond van de Wet op de omzetbelasting (Staatsblad 1968, 329) op verschuldigde belasting in aftrek gebracht kunnen worden.

    • c.

      door een overheidssubsidie, anders dan die voortvloeiend uit de subsidieregelingen in het kader van de monumentenzorg, worden gedekt.

  • 2. Evenmin wordt subsidie verstrekt in de kosten van instandhouding uitgevoerd door een bedrijf, dat geen vergunning bezit van de Kamer van Koophandel en Fabrieken als bedoeld in de Vestigingswet Bedrijven 1954, dan wel op basis van deze wet vastgestelde Vestigingsbesluiten.

  • 3. Voor werkzaamheden aan onderdelen die niet in de redengevende omschrijving van een monument zijn vermeld, wordt geen subsidie verleend.

Artikel 6 Criteria monumenten

De subsidie kan uitsluitend worden verstrekt voor die zaken van het monument die in de redengevende omschrijving zijn opgenomen.

Artikel 7 Inspectie

De aanvrager van subsidie dient een door het college aangewezen deskundige(n) of ambtenaar desgewenst de gelegenheid te bieden het monument en de wijze waarop de gesubsidieerde activiteiten worden of zijn uitgevoerd te inspecteren.

Artikel 8 Verzekering

De ontvanger van de subsidie, dient het monument in redelijke staat van onderhoud te houden en voldoende te verzekeren en verzekerd te houden tegen brand-, storm- en bliksemschade.

Paragraaf 3 Subsidiabele werkzaamheden

Artikel 9 Subsidiabele onderhoudswerkzaamheden en -kosten

  • 1. Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt ten behoeve van de volgende werkzaamheden:

    • a.

      buiten- en daarmee samenhangend binnenschilderwerk, voor zover het betreft de buitenramen, buitenkozijnen en buitendeuren;

    • b.

      herstel en vernieuwen van rieten daken (met deklatten en herstel van sporen);

    • c.

      herstel van dakvlakken gedekt met pannen (met tengels en panlatten), leien, lood, zink of koper en uitsluitend in samenhang hiermee het herstel van gedeelten van dakbeschot en sporen;

    • d.

      herstel van goten in zink, koper of lood inclusief bijbehorende hemelwaterafvoeren en het aanbrengen van voor de waterafvoer noodzakelijke goten, waar deze niet eerder aanwezig waren, inclusief aansluitingen op riolering en open water;

    • e.

      herstel van buitenkozijnen, buitendeuren, raampartijen, luiken en herstel of terugplaatsen van stoepen, roedenverdeling, lijstwerk en luiken;

    • f.

      herstel van windveren, schoorstenen, kapellen en loodaansluitingen;

    • g.

      herstel van dak- of torenluiken en loopbruggen en het afgazen van torenluiken en het nemen van beperkte maatregelen tegen duivenoverlast;

    • h.

      inboeten, herstel van gedeelten van muurwerk en opvoegen of pleisteren van gevels;

    • i.

      op kleine schaal vervangen of inboeten van natuursteen;

    • j.

      behandelen van muur- en houtwerk ter regulering van de vochthuishouding dan wel ter bestrijding van zwamaantasting of houtaantasters;

    • k.

      herstel van gedeelten van dragende constructies (ankerbalkgebinten, schoren en platen, balkkoppen, spantbenen);

    • l.

      herstel van glas-in-lood, beglazing en aanbrengen beschermende beglazing voor gebrandschilderd glas of historisch waardevol glas;

    • m.

      vervangen en herstel van overige bouwelementen van grote zeldzaamheid of met historische waarde;

    • n.

      het plaatsen van achterzetbeglazing in samenhang met herstel van historische waardevolle ramen;

    • o.

      het gangbaar houden van historische krachtwerktuigen en machines;

    • p.

      herstel c.q. vervangen van de bestaande en indien nodig aanbrengen van bliksembeveiliging;

    • q.

      kerkorgels: het stemmen, het verhelpen van storingen en het bijregelen van het mechaniek, alsmede incidentele werkzaamheden aan het pijpwerk van orgels;

    • r.

      het aanbrengen van inspectie- en veiligheidsvoorzieningen, zoals dakluiken en klimhaken.

  • 2. Als subsidiabele kosten kunnen worden aangemerkt de kosten verbonden aan de uitvoering van subsidiabel geachte werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, voor zover het betreft:

    • a.

      de directe kosten, dat wil zeggen de loonkosten en de materiaalkosten;

    • b.

      de indirecte kosten, dat wil zeggen de algemene bouwplaatskosten, de algemene bedrijfskosten en de winst;

    • c.

      de BTW.

Artikel 10 Subsidiabele werkzaamheden en –kosten die het normale onderhoud te boven gaan

  • 1. Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt ten behoeve van de onderstaande werkzaamheden:

    • a.

      herstel van het casco, dat wil zeggen de hoofdstructuur van het monument bestaande uit de dragende onderdelen en het omhulsel, te weten dak-, kap- en gebintconstructie, vloeren, balklagen, dragende muren, fundering, kelder en gewelven;

    • b.

      alle in artikel 9, eerste lid, onderdeel a t/m o van deze subsidieregeling vermelde subsidiabele onderhoudswerkzaamheden die tegelijk worden uitgevoerd met een algehele restauratie;

    • c.

      herstel van afzonderlijke monumentale onderdelen (in- en exterieur) al dan niet in combinatie met herstel van het casco, waaronder schouwen, vloeren, trappartijen, plafondschilderingen, pleister- en schilderwerk, bijzonder behang, raam- en deurpartijen en met omlijsting en gevelonderdelen;

    • b.

      reconstructie van verdwenen of gewijzigde onderdelen indien voorzover deze verdwijnen en wijziging afbreuk doen aan de monumentale waarde van het object;

    • c.

      herstel van specifieke technische installaties in monumenten van bedrijf en techniek, bijvoorbeeld stoommachines, dieselmotoren, raamzagen en persen;

    • d.

      het aanbrengen van technische installaties ten behoeve van bescherming van zeer waardevolle interieurelementen, bijvoorbeeld verwarming of luchtbevochtigingsinstallaties.

    • e.

      conservering, waarbij de werkzaamheden zijn gericht op het treffen van zodanige, historisch verantwoorde voorzieningen aan het monument, dat de staat waarin deze zich bevindt niet verder achteruitgaat of gericht op het zoveel mogelijk herstellen van de historische staat.

  • 2. Als subsidiabele kosten kunnen worden aangemerkt de kosten verbonden aan de uitvoering van werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, voor zover het betreft:

    • a.

      de directiekosten, bestaande uit kosten voor honorarium, uitvoeringskosten toezicht en kosten van verschotten;

    • b.

      de directe kosten, dat wil zeggen de loonkosten en de materiaalkosten;

    • c.

      de indirecte kosten, dat wil zeggen de algemene bouwplaatskosten, de algemene bedrijfskosten en de winst;

    • d.

      de BTW;

    • e.

      de constructeurkosten;

    • f.

      de kosten van de CAR-verzekering.

Artikel 11 Meerjarenonderhoudsplan

Het college kan op grond van deze regeling subsidie toe kennen in de kosten voor het opstellen van een inspectierapport met een meerjaren onderhoudsplan door een onafhankelijke deskundige of onafhankelijke deskundige instelling.

Paragraaf 4 Aanvraagprocedure en vereisten

Artikel 12 Aanvraag

  • 1. De aanvraag om subsidie geschiedt door middel van een door het college vastgesteld formulier.

  • 2. Bij de aanvraag om een subsidie ten behoeve van een haalbaarheidsonderzoek dient te worden overgelegd: een gespecificeerde aan het onderzoeksopzet gerelateerde begroting, alsmede de met de onderzoekswerkzaamheden verband houdende kosten en baten, voorzien van een duidelijke toelichting.

  • 3. Bij de aanvraag om een subsidie ten behoeve van de instandhouding van een monument of conservering dienen te worden overgelegd:

    • a.

      een technische omschrijving van de te verrichten werkzaamheden of een bestek;

    • b.

      een daaraan gerelateerde gespecificeerde begroting op basis van een door het college voorgeschreven formulier en aan de begroting gerelateerde plan- en detailtekeningen met foto's van de bestaande toestand met aanduiding van de gebreken c.q. bouwtechnische toestand;

    • c.

      een recent inspectierapport van de bouwkundige staat volgens de methodiek van de Monumentenwacht o.g., opgesteld door een onafhankelijke deskundige.

    • d.

      een kopie van een verzekeringsovereenkomst tegen brand-, storm- en bliksemschade ten behoeve van het monument;

    • e.

      indien van toepassing een verklaring, waaruit blijkt dat op grond van de Wet op de omzetbelasting (Staatsblad 1968, 329) geen BTW verschuldigd is over de gemaakte subsidiabele kosten.

  • 4. Het college kan bepalen dat naast de in het derde lid bedoelde bescheiden ook andere bescheiden worden overgelegd, waartoe onder meer gespecificeerde offertes kunnen behoren.

Paragraaf 5 Begrenzing subsidie en subsidiepercentage

Artikel 13 Subsidie, drempel en subsidiepercentage

  • 1. Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt indien de door het college subsidiabel geachte kosten van het in artikel 9 bedoelde onderhoud per aanvraag het bedrag van € 750 te boven gaan.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid is de arbeid van de eigenaar / aanvrager (zelfwerkzaamheid) ten behoeve van de onderhoudswerkzaamheden niet subsidiabel en zijn de met deze arbeid gemoeide materiaalkosten slechts subsidiabel indien deze kosten het bedrag van € 500 te boven gaan.

  • 3. Voor werkzaamheden als bedoeld in artikel 9 bedraagt de subsidie maximaal 20% van de door het college in totaal subsidiabel geachte kosten tot een bedrag van maximaal € 5.000 per momument.

  • 4. Voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 10 bedraagt de subsidie maximaal 20 % van de door het college subsidiabel geachte kosten tot een bedrag van maximaal € 25.000 per monument.

  • 5. Voor het opstellen van een meerjaren (6 jaar) onderhoudsplan bedraagt de subsidie maximaal € 1500,- en kan per monument slechts eenmaal worden verleend.

Paragraaf 6 Subsidieverlening

Artikel 14 Subsidiebeschikking

  • 1. Verstrekking van een subsidie in de kosten van instandhouding of conservering van een monument gebeurt door middel van een beschikking tot het verlenen van subsidie, na afronding van de werkzaamheden gevolgd door een beschikking tot het vaststellen van subsidie.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan het college besluiten de subsidie direct vast te stellen, indien de aard van de werkzaamheden en de hoogte van het subsidiebedrag daar aanleiding toe geven.

  • 3. Het college neemt binnen binnen 12 weken een besluit op de aanvraag, na ontvangst van alle benodigde bescheiden.

  • 4. De in het derde lid genoemde termijn kan met ten hoogste 8 weken worden verlengd.

Artikel 15 Onafhankelijk deskundig advies

  • 1. Alvorens een beslissing op een aanvraag te nemen kan het college terzake een of meer onafhankelijke deskundige(n) om advies vragen.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 14 bedraagt de adviestermijn voor de onafhankelijke deskundige(n) 8 weken.

Artikel 16 Melding en uitvoeringstermijn

  • 1. Om in aanmerking te komen voor subsidie mag met de uitvoering van de werkzaamheden niet worden begonnen voordat het college op de subsidieaanvraag heeft beslist.

  • 2. De aanvang van het werk moet tenminste 2 weken van te voren worden gemeld aan de door het college aangewezen ambtenaar.

  • 3. De subsidie vervalt als niet binnen 12 maanden na verzending van de beschikking tot subsidieverlening met de uitvoering van de werkzaamheden is begonnen.

  • 4. De uitvoering van de werkzaamheden dient te zijn voltooid binnen 24 maanden na verzending van de beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 17 Wijze van uitvoering

  • 1. De werkzaamheden ten behoeve waarvan het subsidie is verleend mogen niet in afwijking van de terzake verstrekte gegevens worden uitgevoerd dan na schriftelijke toestemming van het college.

  • 2. Het college kan -naast de bij de subsidieverlening van toepassing verklaarde bepalingen uit de provinciale "Uitvoeringsvoorschriften ten behoeve van duurzame instandhouding cultuurhistorische waarden"- aanwijzingen geven met betrekking tot de uitvoering van de werkzaamheden ten behoeve waarvan subsidie is verleend.

Paragraaf 7 Subsidievaststelling en -uitbetaling

Artikel 18 Naleving uitvoeringsvoorschriften/gereedmelding

  • 1. De subsidie kan uitsluitend overeenkomstig de verleende subsidie worden vastgesteld als de werkzaamheden zijn uitgevoerd overeenkomstig die subsidieverlening en de van toepassing verklaarde provinciale "Uitvoeringsvoorschriften ten behoeve van duurzame instandhouding cultuurhistorische waarden" en aanvullende aanwijzingen bedoeld in artikel 17, tweede lid.

  • 2. Ten behoeve van de werkzaamheden die niet overeenkomstig de in het eerste lid bedoelde uitvoeringsvoorschriften zijn uitgevoerd, wordt geen subsidie vastgesteld.

  • 3. Ter vaststelling van het subsidie wordt binnen 4 maanden na de feitelijke beëindiging van de werkzaamheden aan het college overgelegd:

    • a.

      een gespecificeerde financiële verantwoording van de werkelijk gemaakte kosten en baten, gerelateerd aan de begroting die bij de subsidievraag is ingediend, vergezeld van afschriften van rekeningen en betalingsbewijzen (geen bankoverschrijvingsformulieren);

    • b.

      indien de betaalbewijzen mede betrekking hebben op kosten van personeel dat in loondienst is bij het bedrijf van aanvrager dan wel op door de aanvrager in loondienst genomen personeel voor het uitvoeren van de restauratiewerkzaamheden, of op door de aanvrager ten behoeve van zijn bedrijf verrichte arbeid, een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, waaruit blijkt hoeveel arbeidstijd en voor welk bedrag door dat personeel of de aanvrager aan die restauratiewerkzaamheden is besteed, alsmede de wijze waarop deze kosten zijn voldaan;

    • c.

      indien van toepassing een verklaring, waaruit blijkt dat op grond van de Wet op de Omzetbelasting (Staatsblad 1968, 329) geen BTW verschuldigd is over de gemaakte subsidiabele kosten.

  • 4. Het college kan bepalen, dat naast de in het derde lid genoemde bescheiden ook andere bescheiden worden overgelegd.

  • 5. Het vastgestelde subsidiebedrag bedraagt nooit meer dan de op de subsidieaanvraag verleende subsidie.

Artikel 19 Beslis- en uitbetalingstermijn, bevoorschotting

  • 1. Het college besluit uiterlijk binnen 12 weken na ontvangst van alle in artikel 18, derde en vierde lid genoemde bescheiden.

  • 2. De in het eerste lid genoemde termijn kan met ten hoogste 8 weken worden verlengd.

  • 3. Uitbetaling van de subsidie geschiedt binnen 4 weken na vaststelling van het subsidie door overmaking op een rekening bij een in Nederland gevestigde bankinstelling ten gunste van degene aan wie de beschikking tot subsidievaststelling is gericht.

  • 4. Op subsidie ten behoeve van werkzaamheden die het onderhoud te boven gaan kan een voorschot worden uitbetaald tot 80% van de verleende subsidie, mits dit het bedrag van € 5000,- te boven gaat.

  • 5. Op subsidie ten behoeve van onderhoudswerkzaamheden wordt geen voorschot uitbetaald.

Paragraaf 8 Sanctiebepaling

Artikel 20 Wijziging/intrekking subsidievaststelling, terugvordering subsidie

Indien een aanvrager naar het oordeel van het college onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt of de in deze regeling vastgestelde voorschriften niet nakomt, kan het college de vastgestelde subsidie wijzigen of intrekken, het verstrekken van voorschotten opschorten, uitbetaalde subsidie en subsidievoorschotten terugvorderen.

Paragraaf 9 Slotbepalingen

Artikel 21 Ontheffing en bijzondere voorschriften

Het college kan in het belang van monumentenzorg:

  • a.

    ontheffing verlenen van de bepalingen en voorschriften van deze regeling, indien strikte toepassing ervan zou leiden tot een onaanvaardbaar besluit;

  • b.

    bijzondere voorschriften stellen.

Artikel 22 Intrekking bestaande regelingen

Het raadsbesluit van 30 maart 2006, nr. 2006-018/8, tot intrekking van de Subsidieregeling onderhoud monumenten 2001 en de Subsidieregeling restauratie monumenten 2001, treedt in werking met ingang van 1 januari 2007.

Artikel 23 Overgangsbepaling

Op aanvragen om subsidie die zijn ingediend vóór 1 januari 2007 blijven de in artikel 21 bedoelde regelingen van toepassing.

Artikel 24 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2007.

Artikel 25 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Instandhouding Gemeentelijke Monumenten.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 12 december 2006

Burgemeester en wethouders van Nijkerk,

de secretaris

M.J. DOEVEN

de burgemeester

B. VRIES

TOELICHTING

Algemeen

Monumenten kunnen uit hoofd- en bijgebouwen en andere aanhorigheden bestaan of een samengesteld geheel van aparte onderdelen betreffen. Tot de bijgebouwen en andere aanhorigheden worden gerekend koetshuizen, pompen, hekken, hooibergen, schuren, bakhuisjes etc.

Bij interieuronderdelen kan worden gedacht aan: schouwen, balustrades, trappen, plafonds (in stuc of hout), schilderingen, vloeren, portalen etc.

In het kader van deze regeling mogen bij de instandhoudingkosten de kosten van zelfstandige onderdelen van het monument in de subsidieaanvraag voor het hoofdobject (mede) opgenomen zijn.

De redengevende omschrijving in de gemeentelijke monumentenlijst is in dat geval bepalend, dat wil zeggen, dat of een onderdeel tot het hoofdobject behoort uit de omschrijving moet zijn af te leiden.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1

a: monument

Deze regeling is van toepassing op objecten, die zijn opgenomen in de gemeentelijke monumentenlijst.

Omdat eigenaren van rijksmonumenten fiscale voordelen kennen en een financiële bijdrage kunnen krijgen in het kader van het Besluit Rijkssubsidiëring Instandhouding Monumenten (BRIM) is de regeling niet (meer) van toepassing op rijksmonumenten.

b: instandhouding

In aansluiting op de wijzigingen in de rijkssubsidiering van monumenten is de subsidieregeling gericht op de instandhouding van monumenten en zijn de afzonderlijke regelingen voor onderhoud en restauratie nu gebundeld in één regeling.

Het is niet mogelijk een haarscherpe begrenzing tussen onderhoud en werkzaamheden die het onderhoud te boven gaan te geven. Niettemin zijn qua aard en omvang van de verschillende werkzaamheden en de mate waarin deze zijn gerelateerd aan het casco en de buitenkant wel duidelijke verschillen in hoofdaccenten aan te geven.

Onderhoud heeft voornamelijk betrekking op de buitenkant van het gebouw en heeft tot doel de buitenkant wind- en waterdicht te houden, respectievelijk de uitwendige bouwkundige staat op peil te houden.

Bij werkzaamheden die het onderhoud te boven gaan, ofwel restauratie, ligt het hoofdaccent op het (inwendige) casco van het monument, dat wil zeggen de dragende onderdelen van het omhulsel, bestaande uit dak, kap, gebintconstructies, vloeren, balklagen, dragende muren, fundering, kelder en gewelven.

Artikel 3 Subsidieplafond

Ook al heeft een eigenaar voldaan aan alle eisen van de regeling dan nog ontvangt hij geen subsidie indien er geen gelden (meer) ter beschikking staan voor de onderhavige regeling.

De aanvragen worden behandeld in volgorde van binnenkomst volgens het principe "wie het eerst komt, die het eerst maalt". Geregeld is dan ook dat bij overschrijden van het subsidieplafond de aanvragen in volgorde van binnenkomst worden aangehouden en het daarop volgende jaar in de subsidietoekenning als eerste in behandeling worden genomen. Let wel: met de werkzaamheden mag dan ook nog geen aanvang worden gemaakt!

Artikel 5 Uitsluitingen van subsidie

Lid 2, vestigingsvergunning bedrijven

In de Vestigingswet en hierop gebaseerde Vestigingsbesluiten wordt bepaald, dat het verboden is het aannemersbedrijf, schildersbedrijf, rietdekkerbedrijf, etc. uit te oefenen zonder vergunning van de Kamer van Koophandel en Fabrieken.

Voor het verkrijgen van een vergunning moet worden voldaan aan eisen van handelskennis en vakbekwaamheid. In relatie tot de in het kader van deze regeling uit te voeren onderhoudswerkzaamheden wordt hiermee de basis gelegd voor een goede kwaliteit van deze werkzaamheden alsmede een correcte bedrijfsvoering.

Artikel 9 en 10: subsidiabele werkzaamheden en -kosten

De subsidiabele werkzaamheden en de met de uitvoering daarvan gemoeid zijnde subsidiabele kosten zijn afgestemd op de provinciale "Uitvoeringsvoorschriften ten behoeve van duurzame instandhouding cultuurhistorische waarden" waarnaar - kortheidshalve - wordt verwezen.

Artikel 9, lid 1: subsidiabele onderhoudswerkzaamheden

Onderdeel h:

Deze werkzaamheden kunnen ook betrekking hebben op zwakke plekken van de binnenzijde buitenmuur als gevolg van externe oorzaken, zoals bijvoorbeeld lekkage.

Onderdeel j:

Deze werkzaamheden kunnen ook betrekking hebben op het interieur wanneer het uit preventief oogpunt noodzakelijk wordt geacht het hele pand te behandelen.

Onderdeel m:

Met name kan hierbij worden gedacht aan torenuurwerken, specifieke technische installaties in monumenten van bedrijf en techniek, die vanwege hun aard als bijzondere elementen kunnen worden aangemerkt; vervolgens elementen van landschapsstoffering van bouwkundige aard, historische bestratingen en interieuronderdelen van monumentale waarde (schouwen e.d.)

Artikel 10, lid 1: subsidiabele werkzaamheden

Algemeen: Niet subsidiabel zijn werkzaamheden die uitsluitend verricht worden ten behoeve van de functie- of geriefsverbetering respectievelijk wijziging van het monument en die op zich geen duidelijke relatie hebben met de monumentale onderdelen / aspecten van een bouwwerk of uit cultuurhistorisch oogpunt niet noodzakelijk zijn. Daartoe kunnen worden gerekend aanleg riolering, grondwaterverwerking, keukens, sanitaire voorzieningen, aanleg gas, elektra, isolatie, spouwmuren, etc.

Onderdeel a: Deze werkzaamheden kunnen ook betrekking hebben op zwakke plekken van de binnenzijde buitenmuur als gevolg van externe oorzaken, zoals bijvoorbeeld lekkage.

Onderdeel c: Deze werkzaamheden kunnen ook betrekking hebben op het interieur wanneer het uit preventief oogpunt noodzakelijk wordt geacht het hele pand te behandelen.

Onderdeel e: Met name kan hierbij worden gedacht aan torenuurwerken, specifieke technische installaties in monumenten van bedrijf en techniek, die vanwege hun aard als bijzondere elementen kunnen worden aangemerkt; vervolgens elementen van landschapsstoffering van bouwkundige aard, historische bestratingen en interieuronderdelen van monumentale waarde (schouwen e.d.).

Onderdeel f: De vermelde werkzaamheden kunnen wel als subsidiabel worden aangemerkt indien deze een onderdeel van yet totale restauratie vormen en vanuit cultuurhistorisch oogpunt noodzakelijk zijn. Hierbij gaat het om werkzaamheden, die essentieel zijn voor de instandhouding van de monumentale kwaliteit c.q. cultuurhistorische waarde van het monument.

Artikel 10, lid 2: subsidiabele kosten

Algemeen

De gemeente volgt in beginsel de door Gedeputeerde Staten van Gelderland jaarlijks bekend te maken lijst van subsidiabele kosten en werkzaamheden ten behoeve van de berekening van de subsidiabele instandhoudingskosten.

Directiekosten

Hieronder wordt verstaan de kosten verbonden aan het opstellen van een onderhouds-/restauratieplan, de begeleiding ervan tijdens de uitvoering etc. door een architect(enbureau).

Directe kosten

Hieronder wordt verstaan de loon- en materiaalkosten.

Indirecte kosten

Hierover wordt verstaan algemene bouwplaatskosten, algemene bedrijfskosten en de winst.

Constructiekosten

De bouwkundige staat van een monument kan van dien aard zijn dat het noodzakelijk is constructieberekeningen of grondonderzoek uit te voeren. De kosten hiervan zijn slechts subsidiabel voor zover zij betrekking hebben op de berekening van de sterkte / stabiliteit van de constructie ten behoeve van het oorspronkelijk gebruik.

Casco All Risk- verzekering (CAR)

Deze verzekering geeft dekking tegen eventuele schade tijdens de uitvoering van de restauratie.

Artikel 11 Meerjaren onderhoudsplan

Het verlenen van een éénmalige subsidie voor het laten opstellen van een meerjarig onderhoudsplan heeft tot doel dat de monumenteigenaren aan de hand van dit plan hun onderhoud planmatig gaan uitvoeren. Dit zorgt ervoor dat de totaalkosten voor het instandhouden van het monument veel lager komen te liggen dan bij groot onderhoud en restauratie. Teneinde te voorkomen dat van het jaarlijks beschikbare subsidiebedrag voor de instandhouding van monumenten te veel geld naar deze subsidiemogelijkheid zou gaan, wordt het aantal te subsidiëren meerjaren onderhoudsplannen gebonden aan het maximum van 6 per jaar.

Artikel 12, lid 3: bij subsidieaanvraag in te dienen bescheiden

Onderdeel c:

Bij een andere onafhankelijke deskundige die een model-inspectierapport kan uitbrengen kan tevens worden gedacht aan de Monumentenwacht, een niet bij het project betrokken zelfstandig gevestigde architect of architectenbureau, deskundig op het terrein van de monumentenzorg.

Artikel 14 Subsidiebeschikking

Indien niet alle over te leggen bescheiden, als bedoeld in artikel 12, derde en vierde lid zich bij de aanvraag bevinden telt de periode van 12 weken na ontvangst van de laatst ontbrekende bescheiden. De aanvragen worden behandeld in volgorde van binnenkomst. Naast de met de voorbereiding van beschikkingen verband houdende artikelen, zoals art. 4:5 (aanvulling ontbrekende gegevens) zijn de artikelen 4:29 tot en met 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 18 Naleving uitvoeringsvoorschriften / gereedmelding

Indien in belangrijke of overwegende mate niet is voldaan aan de in de subsidiebeschikking opgenomen voorschriften - waaronder de bij de subsidieverlening van toepassing verklaarde bepalingen uit de provinciale "Uitvoeringsvoorschriften ten behoeve van duurzame instandhouding cultuurhistorische waarden" - kan tot intrekking van de subsidie worden overgegaan.

Op de subsidievaststelling zijn van toepassing de artikelen 4:42 tot en met 4:47 van de Algemene wet bestuursrecht.

Bij de vaststelling van de subsidie worden in ieder geval niet als subsidiabele kosten aangemerkt de kosten die uitgaan boven de raming van het totaal aan subsidiabel geachte kosten in de begroting, die aan de subsidie toekenning ten grondslag heeft gelegen. Meer- en Minderwerk voor uitgevoerde werkzaamheden, mits deze subsidiabel waren geacht, kunnen binnen dit totaal met elkaar worden verrekend.

Artikel 20 Wijziging en terugvordering subsidie

  • -

    Op de betaling en terugvordering van subsidies zijn van toepassing de artikelen 4:52 tot en met 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • -

    In de artikelen 4:48 tot en met 4:50 van de Algemene wet bestuursrecht wordt bepaald in welke gevallen de subsidieverlening of de subsidievaststelling kan worden ingetrokken of ten nadele van de subsidie-ontvanger kan worden gewijzigd.