Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR268221
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR268221/1
Regeling vervallen per 01-01-2017
Besluit WMO
Geldend van 12-02-2013 t/m 31-12-2016 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2013
Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Nederlek 2013
Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen
Artikel 1.1 Begripsbepalingen
In dit besluit wordt verstaan onder:
a.Verordening
De Verordening Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Nederlek 2013.
b.Hulp bij het huishouden
Het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden van een persoon dan wel van de leefeenheid waartoe een persoon behoort.
c.Woonvoorziening
Elke voorziening die verband houdt met een maatregel die gericht is op het opheffen of verminderen van beperkingen die een persoon bij het normale gebruik van zijn woonruimte ondervindt. Met dien verstande dat bij ingrepen van bouwkundige of woontechnische aard in of aan de woonruimte slechts dan een voorziening als woonvoorziening wordt aangemerkt indien de voorziening:
- 1.
gericht is op het opheffen of verminderen van beperkingen; of
- 2.
een uitraasruimte betreft.
- d.
Woonruimte
- d.
- 1.
een woning met uitzondering van kamers die zelfstandig verhuurd worden;
- 2.
een woonwagen op een standplaats als bedoeld in de Woning- en Huisvestingswet;
- 3.
een woonschip op een ligplaats, zijnde een woonschip en een ligplaats als bedoeld in de Huisvestingswet;
- 4.
een verblijf van een binnenschip.
- e.
Vervoervoorziening
- e.
Een voorziening die gericht is op het opheffen of verminderen van beperkingen die iemand bij zich lokaal verplaatsen ondervindt.
f.Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV)
Het openbaar vervoerssysteem dat op verzoek van de passagier het vervoer regelt van deur tot deur.
g.Eigen auto
Auto die op naam staat van de aanvrager of zijn/haar partner, waarbij minimaal één van beiden in het bezit is van een geldig rijbewijs.
h.Rolstoelvoorziening
Een voorziening die kan bestaan uit:
- 1.
een rolstoel voor verplaatsing binnen de woonruimte, dan wel voor verplaatsing in en rondom de woning;
- 2.
een aanpassing aan de rolstoel;
- 3.
onderhoud/reparatie van de rolstoel;
- 4.
een sportrolstoel en onderhoud/reparatie van de sportrolstoel.
- i.
Inkomen
- i.
Het inkomen over het peiljaar van de ongehuwde persoon dan wel de gehuwde personen tezamen, en bedraagt:
- ·
indien met betrekking tot het peiljaar een aanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het verzamelinkomen in het peiljaar, bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001;
- ·
in de overige gevallen: het belastbaar loon in het peiljaar, bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964.
- j.
Overgangsregeling autokostenvergoeding
- j.
De overgangsregeling die van toepassing is op financiële tegemoetkomingen die toegekend zijn onder de eerdere verordeningen voorzieningen maatschappelijke ondersteuning, maar niet meer werden toegekend onder de verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2012. Voorzieningen worden afgebouwd over een periode van 9 maanden. Tot 3 manden na vaststelling van de verordening 2012 wordt 75% van de voorziening uitgekeerd, tussen vier en zes maanden 50%, tussen zeven en negen maanden wordt 25% uitgekeerd. Vanaf 1 maart 2013 wordt er geen financiële tegemoetkoming uitgekeerd.
Hoofdstuk 2. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget
Artikel 2.1 Regels rond verstrekking en verantwoording
-
1. Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget, waaronder de vergoeding voor een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna te noemen persoonsgebonden budget), vindt plaats op verzoek van de aanvrager.
-
2. Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget.
-
3. Het persoonsgebonden budget met een bedrag beneden de € 500,-- wordt in een keer uitgekeerd.
-
4. De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt als volgt plaats:
-
1. Iedere budgethouder dient tenminste de volgende stukken te bewaren en op verzoek van het college te overleggen:
- -
de nota/factuur van de aangeschafte voorziening
- -
een betalingsbewijs van aanschaf van de voorziening
- -
een overzicht van de salarisadministratie met bewijsmiddelen.
- -
-
2. Steekproefsgewijs waarbij de steekproef minimaal een omvang heeft van een jaarlijks in overleg met de accountant vast te stellen percentage van de verstrekte persoonsgebonden budgetten, na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar.
Hoofdstuk 3. Eigen bijdrage en eigen aandeel
Artikel 3.1 Omvang van de eigen bijdrage en eigen aandeel
-
1. Een eigen bijdrage of eigen aandeel wordt gevraagd voor alle verstrekkingen met de volgende uitzonderingen:
- a.
Rolstoelen;
- b.
Collectief Vraagafhankelijk Vervoer;
- c.
Volgens het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Bmo) uitgezonderde groepen.
- a.
-
2. In het geval van de eigen bijdrage berekent en int het Centraal Administratie Kantoor (CAK) de hoogte van de eigen bijdrage naar wettelijke richtlijnen.
-
3. In het geval van het eigen aandeel berekent de gemeente de hoogte van het eigen aandeel naar wettelijke richtlijnen. De gemeente heeft het CAK gemandateerd het eigen aandeel te berekenen en innen.
-
4. Voor het vaststellen van de eigen bijdrage en het eigen aandeel wordt de volledige kostprijs als uitgangspunt genomen.
Hoofdstuk 4. Hulp bij het huishouden
Artikel 4.1 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget (PGB) hulp bij het huishouden
De uurtarieven van het hulp bij het huishouden PGB zijn per 2013 door het college vastgesteld op:
- ·
Voor HV 1 € 13,39 per uur
- ·
Voor HV 2 € 13,39 per uur
- ·
Voor HV 3 € 17,16 per uur
Vaststelling van het persoongebonden budget wordt berekend op basis van het hierboven genoemde uurtarief vermenigvuldigd met het aantal geïndiceerde uren.
De tarieven PGB worden automatisch 1 januari verhoogd met het gemiddelde CPI voor huishoudens over de periode november – oktober voorafgaand aan het betreffende kalenderjaar.
Artikel 4.2. Speciale administratieve regeling PGB ‘Alfahulp’
De gemeente kan op uitdrukkelijke verzoek en met schriftelijke toestemming van de cliënt de administratieve lasten van de PGB, samen met een gecontracteerde aanbieder, op zich nemen. De cliënt wordt in deze door de aanbieder bemiddeld naar een ‘alfahulp’. Met inachtneming van de extra administratieve kosten voor de aanbieder wordt het uurtarief van het persoonsgebonden budget voor 2013:
·HV1 of HV2 € 17,50 per uur
Vaststelling van het persoongebonden budget wordt berekend op basis van het hierboven genoemde uurtarief vermenigvuldigd met het aantal geïndiceerde uren.
Het uurtarief wordt jaarlijks verhoogd conform de betreffende CAO-loonstijging.
Artikel 4.3. Vaststelling bedrag zorg in natura (ZIN) hulp bij het huishouden
De uurtarieven van de hulp bij het huishouden ZIN zijn per 2013 door het college vastgesteld op:
- ·
Voor HV 1 € 22,35 per uur
- ·
Voor HV 2 € 23,44 per uur
- ·
Voor HV 3 € 25,92 per uur
Het uurtarief wordt jaarlijks verhoogd conform de overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling (OVA).
Hoofdstuk 5. Woonvoorzieningen
Artikel 5.1 Kosten van woningaanpassing
1.Bij het vaststellen van de hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van
een woningaanpassing, wordt rekening gehouden met de volgende kostensoorten:
- a.
de aanneemsom (waarin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening;
- b.
de risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het
bepaalde in de risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991;
c.in gevallen dat het noodzakelijk wordt geacht een architect in te schakelen: het
architectenhonorarium tot ten hoogste tien procent van de aanneemsom, met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1997 van de Bond van Nederlandse Architecten;
d.de kosten van het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een
maximum van twee procent van de aanneemsom;
- e.
de leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening;
- f.
de verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting;
- g.
renteverlies in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden voordat de bijdrage is uitbetaald, voor zover deze verband houdt met de bouw dan wel het treffen van de voorziening;
- h.
de kosten van het verwerven van extra bouwrijpe grond indien noodzakelijk als niet gebouwd kan worden binnen het oorspronkelijke kavel;
- i.
de door burgemeester en wethouders schriftelijk goedgekeurde kostenverhogingen die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn;
- j.
de kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met
betrekking tot het verrichten van de aanpassing;
- k.
de kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorziening;
- l.
de administratiekosten die de verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van de voorziening, voor zover de kosten onder a tot en met k meer bedragen dan € 1036,-- voor tien procent van die kosten tot maximaal € 406,--.
Artikel 5.2 Financiële tegemoetkoming in de kosten van woonvoorzieningen
- 1.
Het bedrag voor de financiële tegemoetkoming in de verhuiskosten als genoemd in artikel 11 lid 4 van de verordening bedraagt € 2.700,--. Voor deze tegemoetkoming is geen verantwoording noodzakelijk.
- 2.
Het primaat van de verhuizing wordt in ieder geval niet toegepast indien de kosten
van een noodzakelijke woonvoorziening lager zijn dan € 7.000,--.
- 3.
De kosten voor onderhoud en reparatie van de onderstaande woonvoorzieningen worden volledig vergoed, mits geen sprake is van nalatigheid van de zijde van de cliënt (dit ter beoordeling aan de gemeente).
- -
Stoelliften (het Liftinstituut spreekt van traplift)
- -
Rolstoelliften (het Liftinstituut spreekt van hefplateaulift voor personen)
- -
Woonhuisliften (met kooi)
- -
Staplateaulift of hefplateauliften (het Liftinstituut spreekt van een hefplateau voor personen zonder schacht tot maximaal 1.80 meter hoogte)
- -
Balansliften (worden niet meer gemaakt)
- -
De mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar
keukenblok, bad of wastafel;
-Electromechanische openings- en sluitingsmechanismen van deuren.
Voor de roerende woonvoorzieningen (voorzover deze niet in bovenstaande opsomming zijn meegenomen) geldt dat de kosten van onderhoud en reparatie van, in bruikleen verstrekte, voorzieningen wordt vergoed.
Voor deze tegemoetkoming is verantwoording noodzakelijk.
- 4.
De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor het bezoekbaar maken van een tweede woonruimte, als genoemd in artikel 11 lid 5 van de Verordening, bedraagt maximaal € 7.000,--Voor deze tegemoetkoming is verantwoording noodzakelijk.
- 5.
De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor de kosten van dubbele woonlasten, bedraagt:
- a.
de werkelijke kosten met een maximum van € 664,66,-- per maand als
tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van zelfstandige
woonruimte en het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte;
b.de werkelijke kosten met een maximum van € 271,-- per maand ter
tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte.
Voor deze tegemoetkoming is verantwoording noodzakelijk.
- 6.
De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten in verband met huurderving als bedoeld is afhankelijk van de kale huur van de woonruimte met een maximum van € 664,66 per maand. Voor deze tegemoetkoming is verantwoording noodzakelijk.
- 7.
De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van aanpassingen van woonwagens en woonschepen bedraagt maximaal € 2000,--. Voor deze tegemoetkoming is verantwoording noodzakelijk.
8.De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten voor woningsanering bedraagt:
– slaapkamer € 15,-- per m2 (incl. legloon en evt. ondervloer)
–woonkamer € 20,-- per m2 (incl. legloon en evt. ondervloer)
Voor deze tegemoetkoming is verantwoording noodzakelijk.
9.Het bedrag voor de financiële tegemoetkoming verhuiskosten aan een persoon die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een persoon met beperkingen, de woonruimte, bestemd voor permanente bewoning, heeft ontruimd bedraagt € 5.000,--. Voor deze tegemoetkoming is geen verantwoording noodzakelijk.
Hoofdstuk 6. Vervoersvoorzieningen
Artikel 6.1 Persoonsgebonden budget en vervoersvoorzieningen
Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de huurprijs van de goedkoopst compenserende voorziening inclusief onderhoud en reparatie zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald.
Artikel 6.2 Hoogte financiële tegemoetkomingen in de kosten van vervoersvoorzieningen
- 1.
Voor de vaststelling van de hoogte van de vervoersvergoeding wordt uitgegaan van de volgende normbedragen op jaarbasis:
- a.
voor de tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een eigen auto, als de aanvrager is aangewezen op het gebruik van de eigen auto, geldt een normbedrag van € 840,--.
- b.
voor een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een taxi geldt een
normbedrag van € 3.210,-- op declaratiebasis.
c.voor een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een rolstoeltaxi
geldt een normbedrag van € 4.178,-- op declaratiebasis.
Hoofdstuk 7. Rolstoelvoorziening
Artikel 7.1 Persoonsgebonden budget en rolstoelvoorzieningen
Het persoonsgebonden budget voor rolstoelvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de huurprijs van de goedkoopst compenserende voorziening inclusief onderhoud en reparatie zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald.
Artikel 7.2 Sportrolstoel
1.De hoogte van een te verlenen financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget voor een sportrolstoel
is een gemaximeerde vergoeding en bedraagt € 2.500,--. Deze vergoeding
wordt één keer per drie jaar verstrekt.
2.De hoogte van een financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget voor onderhoud van de rolstoel wordt bepaald door de voor vergoeding in aanmerking komende kosten tot een maximum van € 500,--. Deze vergoeding wordt één keer per drie jaar verstrekt.
3.Indien de sportrolstoel in natura wordt verstrekt, dan geldt een gemaximeerde waarde van
€ 2.500,--.
Artikel 7.3 Eigen bijdrage en rolstoelvoorzieningen
Indien een rolstoelvoorziening wordt verstrekt wordt geen eigen bijdrage in rekening gebracht.
Hoofdstuk 8. Slotbepalingen
Artikel 8.1 Citeertitel
Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Nederlek 2013.
Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Verordening Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Nederlek 2013 in werking treedt. Met de inwerkingtreding van dit besluit komt het Besluit maatschappelijk ondersteuning gemeente Nederlek 2012 (vastgesteld op 22 mei 2012) te vervallen.
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nederlek in zijn vergadering van 12 februari 2013.
De secretaris, De burgemeester,
Drs. P. Schouten B.F.A. van der Kluit – de Groot
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl