Regeling vervallen per 24-07-2009

Financiële beheersverordening gemeente Tilburg 2007

Geldend van 01-01-2008 t/m 23-07-2009

Intitulé

Financiële beheersverordening gemeente Tilburg 2007

De raad van de gemeente Tilburg;

gezien het voorstel van het college van burgemeeter en wethouders;

Besluit:

vast te stellen de Financiële beheersverordening Gemeente Tilburg 2007:

Hoofdstuk I Definities

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    dienst: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie die als zodanig een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college heeft;

  • b.

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Tilburg en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • c.

    financiële administratie: de financiële administratie is een onderdeel van de administratie en omvat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Tilburg, teneinde te komen tot een goed inzicht in:

    • -

      de financieel-economische positie;

    • -

      het beheren van vermogenswaarden;

    • -

      de uitvoering van de begroting;

    • -

      het afwikkelen van vorderingen en schulden;

    • -

      het afleggen van rekening en verantwoording.

  • d.

    administratieve organisatie: het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van de verantwoordelijke leiding.

  • e.

    financieel beheer: het uitoefenen van bestuur en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen van rechten van de gemeente Tilburg.

  • f.

    rechtmatigheid: het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen, raadsbesluiten en collegebesluiten.

  • g.

    doelmatigheid: de mate waarin de gewenste prestaties en beoogde maatschappelijke effecten worden gerealiseerd met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen, of de mate waarin met de beschikbare middelen zo veel mogelijk resultaat wordt bereikt.

  • h.

    doeltreffendheid: de mate waarin de gemeente erin slaagt met de geleverde prestaties de gestelde doelen of de beoogde maatschappelijke effecten te bereiken.

  • i.

    planning en control: ontwikkelen, invoeren en beheren van beleids- en beheersingsinstrumentarium met betrekking tot het (strategisch) beleid alsmede het financieel-, personeel-, organisatie-, communicatie- en informatiserings- en financieringsbeleid.

Hoofdstuk II Begroting en Verantwoording

Artikel 2. Programmabegroting

  • 1.

    Jaarlijks wordt door het college de Programmabegroting aangeboden aan de gemeenteraad., De Programmabegroting is het contract tussen raad en college. De Jaarstukken jaar t-1 vormen de basis voor de Programmabegroting jaar t+1. Daarbij worden tevens betrokken de wensen en verlangens welke geuit zijn bij de behandeling/vaststelling van deze Jaarstukken door de raad. Immers dan wordt op integrale wijze verantwoording afgelegd aan de raad over de bereikte resultaten van het afgelopen jaar. De begroting gaat vergezeld van de meerjarenraming.

  • 2.

    De raad stelt tenminste bij de aanvang van elke nieuwe raadsperiode een indeling naar programma voor de eerstvolgende raadsperiode vast.

  • 3.

    De programmabegroting bevat op hoofdlijnen de beleidsdoelstellingen en maatschappelijke effecten die worden nagestreefd, alsmede de middelen die daarvoor beschikbaar zijn, één en ander zo mogelijk uitgedrukt in relevante prestatiecijfers en kengetallen.

  • 4.

    De raad stelt per programma vast:

    • -

      de beoogde maatschappelijke effecten (outcome)

    • -

      de te leveren goederen en diensten (output)

    • -

      de beschikbare middelen (input)

  • De raad stelt, op voorstel van het college, de indicatoren vast over de hierboven bedoelde informatie zodat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst.

  • 5.

    De programmabegroting is ingedeeld overeenkomst de voorgeschreven indeling in het “Besluit begroting en verantwoording Provincies en Gemeenten”.

  • 6.

    De programmabegroting wordt uitgewerkt in de uitvoeringsbegrotingen van de diensten. De uitvoeringsbegrotingen zijn de aangegane contracten tussen het college en de directeur van een dienst en bevatten de gedetailleerde uitwerking van de programma´s van de programmabegroting.

Artikel 3. Programma´s

  • 1. Bij iedere begroting wordt een overzicht gegeven van de programma´s.

  • 2. De onderverdeling van de /programma´s staat voor de raadsperiode vast, tenzij er dringende redenen tot wijzigen zijn; dit wordt dan bij de begroting expliciet vermeld.

Artikel 4. Uitvoering begroting

  • 1. Het college draagt zorg voor regels die bewerkstelligen dat de uitvoering van de begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt;

  • 2. Het college draagt er zorg voor dat:

    • a.

      de budgetten uit de programmaramingen en voor investeringeneenduidig worden toegewezen aan programma´s;

    • b.

      de lasten per programma niet worden overschreden;

    • c.

      de lasten van de producten niet dusdanig worden overschreden dat het verwezenlijken van andere producten binnen hetzelfde programma onder druk komen.

Artikel 5. Interne controle

  • 1. Het college draagt ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatievoorziening waaronder de output en de rechtmatigheid van de beheerhandelingen.

  • 2. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 3. Het college draagt zorg voor de periodieke interne toetsing – minimaal eens in de vier jaar – van alle vitale processen op juistheid, volledigheid en tijdigheid van de bestuurlijke informatievoorziening en de rechtmatigheid van de beheershandelingen, vastgelegd in interne controleprogramma’s per dienst.

Artikel 6. Budgetbewaking en tussentijdse rapportage

  • 1.

    Onder budgetbewaking wordt verstaan het periodiek signaleren van overschrijdingen (budgetbewaking in engere zin) en eventueel andere afwijkingen van het budget alsmede de (bedrijfseconomische) analyse van de verschillen tussen budget en werkelijkheid (budgetbewaking in ruimere zin).

  • 2.

    Het college rapporteert tussentijds driemaal per jaar over de realisatie van de begroting aan de raad via de voortgangsberichten. en sluit de periodieke verantwoording af met de jaarrekening. De tussentijdse rapportages bestaan uit voorjaars-, najaars- en eindejaarsbericht. Het financieel voorjaarsbericht wordt door het college vastgesteld en ter kennisneming aan de raad gestuurd. In het eindejaarsbericht kunnen beleidsvoorstellen worden opgenomen, die samenhangen met de uitkomsten van het voorgaande jaar. Deze voorstellen dienen alleen betrekking te hebben op het lopende jaar.

  • Gelet op het gewijzigde karakter van het financieel voorjaarsbericht (geen vaststelling meer door de raad) wordt de melding van afwijkingen strikt beperkt tot herijkingen (en dus onomstreden), al dan niet gekoppeld aan vastgestelde interne normeringen. Bij twijfel of discussie daarover worden afwijkingen niet in het financieel voorjaarsbericht opgenomen, maar betrokken bij de samenstelling van het najaarsbericht.

  • Herijkingen zijn financiële consequenties (positief en negatief) van exogene factoren. Ze zijn niet beïnvloedbaar. Verder worden in het Financieel voorjaarsbericht de budgettaire gevolgen opgenomen van:

    • -

      door de raad buiten het traject van begroting of najaars- en eindejaars-berichten om genomen besluiten, voor zover die financiële consequenties ook expliciet in die besluiten worden genoemd en nog niet in de begroting zijn geraamd;

    • -

      collegebesluiten, tenzij daarin is vastgelegd dat ze betrokken zullen worden bij de besluitvorming over de begroting of een najaars- of eindejaarsbericht of in dat kader aan de raad zullen worden voorgelegd.

  • Het financieel voorjaarsbericht leidt niet tot aanpassing van de door de raad vastgestelde programmabegroting. De budgettaire effecten worden meegenomen bij de samenstelling van het najaarsbericht.

  • 3.

    De voortgangsberichten gaan in op afwijkingen, wat betreft de baten, de lasten, de geleverde goederen en diensten en de maatschappelijke effecten;

  • 4.

    Het college stelt nadere regels op omtrent de momenten en de wijze waarop wordt gerapporteerd over de bedrijfsvoering, de werkplanning en de afwijkingen van de activiteiten en de prestaties ten opzichte van het aangegane jaarcontract.

Artikel 7. De Jaarstukken

  • 1. Jaarlijks worden door het college de Jaarstukken aangeboden aan de gemeenteraad.

  • 2. De jaarstukken bestaan uit de jaarrekening en het jaarverslag, Dit is de verantwoording van het college van (de doelmatigheid van) het financieel beleid en beheer, op hoofdlijnen de beleidsdoelstellingen en maatschappelijke effecten die in het verslagjaar zijn gerealiseerd, alsmede de middelen die daarvoor zijn ingezet, mede in relatie tot de voornemens uit de begroting.

  • 3. Het onderdeel jaarrekening van de Jaarstukken komt tot stand door consolidatie van de gegevens van de dienstrekeningen; het onderdeel jaarverslag komt afzonderlijk tot stand, los van de dienstjaarrekeningen;

  • 4. De Jaarstukken zijn ingedeeld overeenkomstig de voorgeschreven indeling in het besluit begroting en verantwoording.

  • 5. De raad bepaalt aan de hand van de effecten of de beleidsdoelen bijgesteld moeten worden.

Hoofdstuk III Kaderstellingen

Artikel 8. Financiële positie

  • 1. Het college draagt er zorg voor, dat al het beleid waartoe de raad heeft besloten, in de toelichtende paragraaf over de financiële positie en de meerjarenramingen is opgenomen;

  • 2. De raad autoriseert met het vaststellen van de financiële positie de investeringskredieten; voor het opnemen van investeringen in de programmabegroting geldt:

    • a.

      voor programma-investeringen: een toereikende investeringsraming per programma;

    • b.

      voor investeringen in specifieke bedrijfsmiddelen: een toereikende investeringsraming per dienst;

    • c.

      voor investeringen in algemene bedrijfsmiddelen: een toereikende investeringsraming per dienst.

  • 3. Het totaalbedrag aan verleende garanties en waarborgen worden bij de uiteenzetting van de financiële positie expliciet vermeld, uitgaande van de laatst verstrekte saldobevestigingen.

Artikel 9. Reserves en Voorzieningen

  • 1. Het college geeft jaarlijks bij de programmabegroting een overzicht van de reserves en voorzieningen. De bijbehorende bestedingsplannen worden opgenomen in de programmabegroting voor zover dit relevant is in het kader van de keuzemogelijkheden (door de raad). In de uitvoeringsbegrotingen worden alle (vastgestelde) bestedingsplannen opgenomen.

  • 2. Het college neemt daarbij de richtlijnen in acht die zijn vastgelegd in de “Nota Reserves en voorzieningen”. Daarin is opgenomen;

    • a.

      de instelling van een reserve of voorziening;

    • b.

      de voeding en onttrekking van/aan de reserve of voorziening;

    • c.

      de eventuele normering, bandbreedte;

    • d.

      de rentetoerekening;

    • e.

      de looptijd.

  • 3. In de rapportages behorende bij de budgetcyclus (met uitzondering van de voortgangsberichten) wordt een overzicht opgenomen van het weerstandsvermogen in relatie tot de risicomatrix; de definiëring van het weerstandsvermogen is vastgelegd in de nota “Het Weerstandsvermogen van de gemeente Tilburg”; ook wordt in de rapportages de omvang van de genormeerde algemene reserves aangepast aan de geactualiseerde gegevens;

  • 4. De nota “Reserves en voorzieningen” wordt elke vijf jaar geactualiseerd en aan de raad ter vaststelling aangeboden.

Artikel 10. Activabeleid

  • 1. Activa met een verkrijgingsprijs van minder dan € 5.000,- worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen die altijd geactiveerd worden.

  • 2. Op gronden in eigendom van de gemeente Tilburg wordt niet afgeschreven.

  • 3. Het college neemt omtrent het waarderen, activeren en afschrijven van activa de richtlijnen in acht die zijn vastgelegd in de nota “Activabeleid”. Daarin is opgenomen:

    • a.

      de duur van de afschrijving naar soort, die is vastgelegd in de afschrijvingstabel per onderdeel zoals, gebouwen, technische installaties, vervoermiddelen etc.

    • b.

      de wijze van afschrijven;

  • 4. de nota “Activabeleid” wordt elke vijf jaar geactualiseerd en aan de raad ter vaststelling aangeboden.

Artikel 11. Invordering en Debiteurenbeheer

Het college neemt voor de inning van openstaande vorderingen de richtlijnen in acht die zijn vastgelegd in de nota “Debiteurenbeheer en Invorderingsbeleid”.

Artikel 12. Grondslagen kostentoerekening

  • 1. Voor het bepalen van de kostprijs van producten en diensten van de gemeente Tilburg wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd, met als uitgangspunt dat tarieven kostendekkend en marktconform dienen te zijn.

  • 2. Het college neemt voor de kostentoerekening belastingen de richtlijnen in acht die zijn vastgelegd in de Nota “Kostentoerekening Belastingen en Retributieve heffingen”. Aan retributieve heffingen worden slechts die kosten toegerekend die in directe relatie staan tot het te leveren product;

  • 3. Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan reserves voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolrechten, reinigingsrechten en afvalstoffenheffing de compensabele BTW.

  • 4. De omslagrente voor de toerekening van de kapitaallasten wordt jaarlijks bij de begroting vastgesteld.

Artikel 13: Financieringsfunctie

  • 1. Het college draagt bij de uitoefening van de financieringsfunctie zorg voor een juiste uitvoer van de richtlijnen zoals vastgelegd in het door de raad vastgestelde Treasurystatuut.

  • 2. De regels ter uitvoering van de taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening zijn in een besluit financieringsstatuut vastgelegd en wordt periodiek, volgens de in het statuut opgenomen termijnen, geactualiseerd.

  • 3. Het college zendt het besluit financieringsstatuut ter vaststelling aan de raad.

Hoofdstuk IV Paragrafen in begroting en jaarstukken

Artikel 14. Paragrafen

A . Lokale heffingen

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor dat er een actueel overzicht is van de tarieven, heffingen, prijzen en kosten per verstrekte dienst bij de aanvang van het begrotingsjaar;

  • 2.

    Bij de begroting en jaarstukken doet het college in de paragraaf lokale heffingen verslag van de opbrengsten per lokale heffing; het volume en bedrag aan kwijtscheldingen; de kostendekkendheid, de ontwikkeling van de lokale lastendruk voor huishoudens en bedrijven.

B. Weerstandsvermogen

  • 1.

    Het college geeft bij de begroting, voortgangsberichten en jaarstukken inzicht in de belangrijkste risico´s van materieel belang op concernniveau en een weergave van alle risico´s in een risicomatrix; de risicomatrix geeft inzicht in de omvang van het risico en de kans dat een bepaald risico zich daadwerkelijk voordoet; in de voortgangsberichten wordt tevens de ontwikkeling van het risico ten opzichte van de laatste rapportage opgenomen;

  • 3.

    De risicomatrix wordt gekoppeld aan het aanwezige weerstandsvermogen zoals dat door de raad is gedefinieerd in de nota “Het Weerstandsvermogen van de gemeente Tilburg” en men geeft aan een inschatting in hoeverre schaden en verliezen als gevolg van de risico´s van materieel belang met het weerstandsvermogen kunnen worden opgevangen;

C. Onderhoud Kapitaalgoederen

  • 1.

    Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen verslag over de voortgang van het geplande onderhoud en het eventuele achterstallige onderhoud aan openbaar groen, water, wegen, kunstwerken, straatmeubilair, riolering en gebouwen;

D. Financiering

  • 1.

    Het college geeftin de treasuryparagraaf de actuele informatie voor het dagelijks beheer van de financieringsfunctie; de regels hieromtrent zijn in het Treasurystatuut opgenomen en wijzigingen worden door de raad vastgesteld; het treasurystatuut maakt deel uit van deze verordening;

  • 2.

    Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf financiering verslag van:

  • • de kasgeldlimiet;

  • • de renterisiconorm;

  • • de omvang en samenstelling van het vreemd vermogen;

  • • de omvang en samenstelling van de uitzettingen;

  • • de huidige liquiditeitspositie;

  • • de liquiditeitsplanning;

  • • de toekomstige financieringsbehoefte;

  • • de rentevisie;

  • • de rentekosten en de renteopbrengsten verbonden aan de financieringsfunctie.

E. Bedrijfsvoering

In het onderdeel bedrijfsvoering van de begroting wordt ingegaan op de tijdelijke en actuele onderwerpen die aandacht behoeven; in het onderdeel bedrijfsvoering bij de jaarstukken wordt gerapporteerd over de bij de begroting bepaalde onderwerpen aangaande de bedrijfsvoering en over nieuwe ontwikkelingen.

F. Verbonden Partijen

In de begroting en de jaarstukken wordt in de paragraaf verbonden partijen ingegaan op nieuwe participaties, het beëindigen van bestaande participaties, het wijzigen van bestaande belangen en het aanwezig zijn van problemen bij bestaande participaties. Van elk van de verbonden partijen wordt bij de begroting en jaarstukken een opgave verstrekt van:

• het openbaar belang;

• het eigen en vreemd vermogen en het resultaat, voor zover bekend;

• het financieel belang en de zeggenschap.

G. Grondbeleid

Jaarlijks biedt het college een beleidsanalyse Grondexploitatie aan ter behandeling en vaststelling door de raad. Daarin is opgenomen de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente. Ook wordt daarin aandacht besteed aan te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten, de voorraadverwerving en uitgifte van gronden.

In de paragraaf grondbeleid in de begroting en de jaarstukken wordt ingegaan op de uitvoering van de Beleidsanalyse en de financiële ontwikkelingen zoals winst/ verliesverwachtingen en de verwerving van gronden.

Hoofdstuk V De financiële administratie en organisatie

Artikel 15. De financiële administratie

Het college zorgt er voor dat:

  • 1.

    De inrichting en de werking van de (financiële) administratie voldoet aan het Besluit begroting en verantwoording en andere relevante wetgeving.

  • 2.

    De administratie is zodanig van opzet en werking dat zij dienstbaar is voor:

    • a.

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en binnen de afzonderlijke de diensten;

    • b.

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang vorderingen, schulden, voorraden etc;

    • c.

      het verschaffen van informatie aan de budgethouders;

    • d.

      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en de geldende wet- en regelgeving;

Artikel 16. De financiële organisatie

Het college zorgt er voor dat er:

  • 1.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de diensten is zoals vastgelegd in het Organisatiereglement;

  • 2.

    een adequate scheiding van taken, functies en bevoegdheden, verantwoordelijkheden is, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie is gewaarborgd, en legt dit in besluiten vast;

  • 3.

    binnen de door de raad vastgestelde kaders interne regels (protocollen) komen die in besluiten worden vastgelegd voor:

    • a.

      aanbesteding en inkoop van werken, diensten en goederen;

    • b.

      subsidieverstrekking en steunverlening.

Hoofdstuk VI Slotbepalingen

Artikel 17. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking per 1 januari 2008 en per genoemde datum vervalt de Financiële beheersverordening gemeente Tilburg 2003.

Artikel 18. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam “Financiële

beheersverordening gemeente Tilburg 2007”.

Toelichting:

Artikel 2. Programmabegroting

Artikel 2 bevat een aantal bepalingen over de inrichting van de begroting waarin de kaderstellende functie van de raad tot uiting komt. De raad legt op basis van dit artikel een belangrijk deel van de infrastructuur van de begroting vast, evenals de kengetallen waarop de raad wil sturen en controleren.

Om op verantwoorde wijze de kaders te kunnen uitzetten voor het volgende begrotingsjaar dient eerst een integrale verantwoording over de bereikte resultaten over het afgelopen jaar plaats te vinden.

Deze integrale verantwoording van het college aan de raad vindt plaats bij de behandeling van de Jaarstukken waarin het college verantwoording aflegt over de uitvoering van de begroting: welke projecten en activiteiten zijn uitgevoerd en welke maatschappelijke effecten zijn gerealiseerd, mede in relatie tot de voornemens in de begroting. Voor de samenstelling van de nieuwe programmabegroting wordt dan zoveel mogelijk rekening gehouden met de reacties en bevindingen uit de raadsbehandeling van de Jaarstukken. In het “Besluit comptabiliteitsvoorschriften 1995” was de indeling van de begroting in functies verplicht voorgeschreven. In het “Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten” is dat niet meer zo. De gemeente bepaalt nu zelf het aantal en de inhoud van de programma´s van de begroting en kan daardoor de begrotingsopzet aanpassen aan de eigen politiek-bestuurlijke

wensen. Omdat er een politiek-bestuurlijke keuze ten grondslag ligt aan de indeling van de programma´s stelt de raad de indeling vast. Meestal zal die vaststelling voor enkele jaren gelden, bijvoorbeeld voor een gehele raadsperiode.

Indien daartoe aanleiding is, kan de raad de indeling wijzigen.

Artikel 3. Programma´s

De raad stelt de programmabegroting vast. Ter uitvoering van de begroting stelt het college - zoals geregeld in het Besluit begroting en verantwoording - een productenraming op. Het college is vrij in het aantal producten en de indeling daarvan. De productenraming is in de systematiek van het besluit geen onderdeel van de begroting. De raad kan van oordeel zijn dat hij bij de programmabegroting en verantwoording een overzicht wil hebben van welke producten er bij de programma´s horen. Dit wordt geregeld in het eerste lid.

Artikel 4. Uitvoering begroting

In artikel 4 legt de raad het college een aantal verplichtingen op die voor een goede uitvoering van de begroting noodzakelijk zijn. In het eerste lid wordt bepaald dat het college de rechtmatigheid, de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de uitvoering moet waarborgen. Lid 2 stelt eisen voor de

onderwerpen die van belang zijn voor de opstelling van de programmaraming. In het duale stelsel geeft de raad geen nadere uitvoeringsregels om aan de prestatie-eis te voldoen. Het vaststellen van deze uitvoeringsregels is de bevoegdheid van het college.

Artikel 5. Interne controle

De raad legt in dit artikel enkele basiscondities vast voor de interne controle. Daarmee verkrijgt de raad de zekerheid dat het college aan de verplichting genoemd in met name artikel 4, eerste lid, zal kunnen voldoen. Als uitvloeisel van de verplichting van het college om behalve voor een rechtmatige uitvoering van de begroting zorg te dragen voor een doelmatige en doeltreffende uitvoering, dienen de diensten ook aandacht te besteden aan de controle van niet-financiële gegevens in de administraties (betrekking hebbend op de omvang van de activiteiten, prestaties, maatschappelijke effecten, etc.). Deze controle dient ter borging van de betrouwbaarheid van deze gegevens, die immers de basis vormen voor beleidsprocessen, waaronder de beoordeling van de doelmatigheid en doeltreffendheid. In de praktijk houdt dit de ambitie in dat de komende jaren de huidige sterk op het (financiële) rechtmatigheidsaspect gerichte interne controleprogramma’s uitgebreid of aangevuld worden met maatregelen ter verbetering van de betrouwbaarheid van niet-financiële gegevens welke mede nodig zijn voor onderzoeken zoals bedoeld in de “Verordening onderzoeken doelmatigheid en doeltreffendheid van de gemeente Tilburg 2003” en de aanvulling daarop (zie hierna).

Dit zal plaatsvinden binnen de financiële en personele mogelijkheden die hiervoor beschikbaar worden gesteld. Waar dit inhoudelijk aan de orde is, zullen deze maatregelen via de interne controleprogramma’s in de toekomst ter toetsing worden voorgelegd aan de accountant.

Artikel 6. Budgetbewaking en tussentijdse rapportage

Artikel 6 formaliseert een belangrijk onderdeel van de planning en control van de raad. De raad geeft namelijk aan de aard van de informatie die het college standaard dient te verstrekken evenals de reguliere frequentie. Op basis van deze informatie kan de raad de uitvoering van de begroting volgen en besluiten of bijsturing nodig is.

Artikel 6 regelt wanneer de raad tussentijds over de stand van zaken in het lopende begrotingsjaar moet worden geïnformeerd.

In het derde lid geeft de raad aan waarover hij in elk geval in de tussen-rapportages wil worden geïnformeerd.

De raad autoriseert het college met het vaststellen van de begroting op hoofdlijnen het door het college uit te voeren beleid. Hiermee worden alle afzonderlijke verplichtingen die in de programma´s besloten liggen in materiële zin oftewel financieel geaccordeerd. Bij de uitvoering van de begroting geldt voor het college de informatieplicht uit het vierde lid artikel 169 Gemeentewet. Bij het

aangaan van verplichtingen of het uitoefenen van bevoegdheden door het college met ingrijpende gevolgen voor de gemeente moet het college eerst het gevoelen van de raad inwinnen.

Artikel 7. Jaarstukken

Artikel 7 is het sluitstuk van de begrotingscyclus, de verantwoording over de begrotingsuitvoering door het college, cq. de controle van de raad daarop. De Jaarstukken zijn ingedeeld overeenkomstig de in het BBV voorgeschreven indeling, waaraan wordt toegevoegd een verslag zoals bedoeld in artikel 197 van de Gemeentewet.

Artikel 8. De financiële positie

De raad geeft in dit artikel enkele belangrijke uitgangspunten aan die het college voor de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen moet volgen.

Tevens wordt hier expliciet vastgelegd hoe de raad bij het vaststellen van de financiële positie, de investeringskredieten autoriseert. De autorisatie van deze kredieten zou anders als gevolg van het door gemeenten gehanteerde lasten en batenstelsel buiten de boot vallen. Investeringen van gemeenten worden voornamelijk geactiveerd en drukken zodoende in het jaar van aanschaf niet op de onder de programma´s verantwoorde lasten.

Artikel 9. Reserves en voorzieningen

Een belangrijk beleidsmatig aspect betreft de omvang van het eigen vermogen van een gemeente. Het eigen vermogen van een gemeente bestaat uit de algemene reserves en bestemmingsreserves. Hoe groot moet het eigen vermogen zijn om risico’s op te vangen en gaan we een investering financieren door belastingverhoging of door het interen op het eigen vermogen, zijn financieel beleidsmatige vragen die thuishoren bij de raad. Artikel 9 bepaalt, dat het college een nota over de reserves en voorzieningen aanbiedt ter behandeling en vaststelling door de raad. In deze nota kan de raad het kader vaststellen voor de omvang van de reserves . Kaders stellen voor voorzieningen is veelal niet aan de orde, omdat voorzieningen een verplichtend karakter kennen. Wel is het inzichtelijk in de nota in te gaan op de voorzieningen.

Artikel 10. Waardering & afschrijving vaste activa

Artikel 10 stelt de regels voor de waardering en afschrijving van de vaste activa. De vaste activa worden verplicht ingedeeld in immateriële vaste activa, materiele vaste activa en financiële vaste activa. De immateriële vaste activa worden verdeeld in de kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief en de kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio. De materiele vaste activa worden onderverdeeld in materiele vaste activa

met economisch nut en materiele vaste activa met alleen maatschappelijk nut.

Artikel 11. Invordering en debiteurenbeheer

Artikel 11 geeft de regels voor het innen van openstaande vorderingen

Artikel 12. Grondslagen kostentoerekening

In artikel 12 is de grondslag voor de bepaling van heffingen en tarieven neergelegd. De grondslag voor de hoogte van heffingen en tarieven is namelijk politieke besluitvorming door de raad op basis van de geraamde hoeveelheden en de geraamde kostprijzen. Kostprijzen laten zich op vele manieren berekenen. In dit artikel worden uitgangspunten voor de bepaling van de kostprijzen gegeven.

Op grond van lid 3 moeten ook worden meegenomen de kosten compensabele BTW voor rioolrechten, reinigingsrechten en afvalstoffenheffing. De begroting en jaarstukken zijn exclusief de compensabele BTW. Voor dit soort heffingen is echter in de wet bepaald dat ze wel meegenomen mogen worden in de kostprijs-berekening, omdat de gemeente deze kosten wel heeft, ook al wordt de BTW gecompenseerd.

Artikel 13. Financieringsfunctie

De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. Gezien de operationele kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 het expliciete voorschrift dat de verordening een onderdeel over de financieringsfunctie heeft. Het artikel draagt het college op een

financieringsstatuut (treasurystatuut) op te stellen dat met name protocollen bevat voor de dagelijkse uitvoering. Onderwerpen die in zo’n besluit aan de orde komen zullen met name betreffen het derivatenbeheer (indien van toepassing), het kasbeheer, het risicobeheer, de financiering en de administratieve organisatie.

Onder het risicobeheer vallen het renterisicobeheer, het kredietrisicobeheer, het koersrisicobeheer, het interne liquiditeitsbeheer en het valutarisicobeheer (indien van toepassing). In ons statuut, door de raad vastgesteld, zijn de kaders vastgelegd en tevens de termijnen waarbinnen actualisering dient plaats te vinden.

Artikel 14. Paragrafen

In dit artikel worden de verplicht voorgeschreven paragrafen nader uitgewerkt. Per onderdeel is aangegeven bij welk product waarover en in welke vorm moet worden gerapporteerd.

Artikel 15. De financiële administratie

In artikel 15 worden de kaders gegeven voor de inrichting van administraties van de gemeente. In hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens moeten worden vastgelegd en aan welke eisen de vastgelegde gegevens moeten voldoen. Deze verordening regelt niet – inherent aan het dualisme – de regels en activiteiten die daarvoor in de uitvoering nodig zijn. Dat is een taak van het college. Deze zal deze zaken wel in een besluit moeten vastleggen voor de aansturing van de ambtelijke organisatie. Bij algemene maatregel van bestuur stelt het Rijk eisen aan de verantwoordingsinformatie van gemeenten. In het Besluit begroting en verantwoording zijn onder andere waarderingsgrondslagen, balansindeling en verplicht op te leveren financiële gegevens vastgelegd. Vanuit de financiële administratie moeten gegevens worden aangeleverd voor de financiële verantwoordingsinformatie aan de raad, maar ook aan gedeputeerde staten, in hun rol als toezichthouder, het rijk, de Europese Unie etc.

Artikel 16. De financiële organisatie

In dit artikel worden uitgangspunten voor de inrichting van de financiële organisatie gegeven, waaraan het college bij het stellen van regels voor de ambtelijke organisatie invulling moet geven. De uitgangspunten vormen kaders voor het college, waaraan hij zich moet houden. De door het college te stellen regels worden in besluiten vastgelegd.

De interne regels (protocollen) voor de aanbesteding en inkoop van werken, diensten en goederen en voor subsidieverstrekking en steunverlening dienen tevens om te waarborgen dat gehandeld wordt in overeenstemming met de weten regelgeving ter zake, waaronder die van de Europese Unie.

Artikel 17. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in de plaats van de vorige op grond van het oude artikel 212 Gemeentewet opgestelde verordening.

Artikel 18. Citeertitel

In dit artikel wordt de naam gegeven, waarmee men in de gemeentelijke stukken naar deze verordening kan verwijzen.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 13 oktober 2007

de griffier,

de voorzitter,