Verordening woonschepen 2013

Geldend van 21-02-2013 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2013

Gemeenteblad 2013

Verordening woonschepen 2013

De Raad van de gemeente Rotterdam, Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 4 december 2012; (raadsvoorstel nr. BS12/1317); raadsstuk 2012-4056; overwegende, dat het noodzakelijk is de Verordening woon- en bedrijfsschepen 2005 (sedertdien gewijzigd) voor het onderdeel bedrijfschepen te herzien; gelet op artikel 147, eerste lid, artikel 154 en artikel 228 van de Gemeentewet;

besluit:

Verordening Woonschepen 2013

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    een schip: elke zaak, geen luchtvaartuig zijnde, die blijkens zijn constructie bestemd is om te drijven en drijft of heeft gedreven. b. woonschip: een schip dat uitsluitend of in hoofdzaak gebezigd wordt of bestemd is voor bewoning.

  • c.

    varend woonschip: een woonschip dat zich met behulp van een eigen krachtbron op eenvoudige en veilige wijze kan verplaatsen; d. het college: het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2 Toepassingsbereik

1. Deze verordening is van toepassing op woonschepen die ligplaats hebben in door het college aangewezen gebieden aan openbare of particuliere kades, taluds en andersoortige oevers binnen de gemeente.

2. Deze verordening is niet van toepassing in het gebied dat in beheer is bij het Havenbedrijf Rotterdam N.V.

3. Deze verordening is niet van toepassing op woonschepen waarvan de historische of bijzondere waarde voor de Rotterdamse haven, voor Rotterdam of voor de regio is vastgesteld na advies van een daartoe ingestelde commissie van deskundigen zoals bedoeld in het besluit Aanwijzing ligplaatsen historische vaartuigen (Gemeenteblad 2001, nr. 140) of de rechtsopvolger van dat besluit.

Artikel 3 Verbodsbepaling woonschepen

1. Het college wijst aan: a. gebieden voor het verblijf van woonschepen; b. gebieden voor het verblijf van woonschepen van oud-schippers, voor zover aan de door het college te stellen voorwaarden wordt voldaan; c. gebieden voor het verblijf van varende woonschepen, voor zover aan de door het college te stellen voorwaarden wordt voldaan.

2. Het is verboden met een woonschip ligplaats te nemen of zich met een woonschip op een ligplaats te bevinden binnen de gebieden, bedoeld in het eerste lid, zonder vergunning van het college en voor zover van toepassing niet voldaan is aan de door het college te stellen nadere regels onder meer betreffende de brandveiligheid.

3. Het is verboden met een woonschip ligplaats te nemen of zich met een woonschip op een ligplaats te bevinden buiten de gebieden, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 4 Aanvraag vergunning

Voor het indienen van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 3, tweede lid, dient een daartoe door het college vastgesteld formulier te worden gebruikt.

Artikel 5 Geldigheidsduur

Een vergunning voor een woonschip wordt verleend voor onbepaalde tijd.

Artikel 6 Voorschriften en beperkingen

  • 1. Aan de vergunning, bedoeld in artikel 3, tweede lid, kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden die in elk geval betrekking kunnen hebben op: a. de ligplaats en de omgeving van de ligplaats; b. de aard, het gebruik en de veiligheid van het woonschip; c. het uiterlijk en de afmetingen van het woonschip.

    2. Het is verboden het woonschip te gebruiken in strijd met de gestelde voorschriften en beperkingen.

Artikel 7 Weigerings-, wijzigings- en intrekkingsgronden

1. Een vergunning, bedoeld in artikel 3, tweede lid, kan worden geweigerd: a. in verband met de ordening of de veiligheid van de havenbekkens en wateren die openstaan voor de scheepvaart; b. indien de aard of het gebruik van het woonschip niet in overeenstemming is met de aard, de bestemming of het aanzien van de ligplaats of de omgeving; c. in verband met de veiligheid van het woonschip of de omgeving; d. indien het uiterlijk van het woonschip afbreuk doet aan het aanzien van de gemeente. 2. Het college kan een vergunning, als bedoeld in artikel 3, tweede lid, wijzigen of intrekken indien: a. de aan de vergunning verbonden voorschriften of beperkingen niet worden nageleefd; b. de bij de aanvraag verstrekte gegevens niet juist of onvolledig blijken te zijn; c. zich zodanige omstandigheden of inzichten voordoen dat, indien deze ten tijde van vergunningverlening bekend waren geweest, de vergunning niet of niet in die vorm zou zijn verleend; d. in verband met verandering van wetgeving, gewijzigde omstandigheden of gewijzigde inzichten, het algemeen belang zwaarder moet wegen dan het belang van de betrokkenen bij een ongewijzigde beschikking.

Artikel 8 Bouwverbod

1. Het is verboden het woonschip uitwendig van bouw te veranderen of bouwsels aan te brengen, zonder een daartoe door het college verleende vergunning.

2. Het eerste lid is niet van toepassing, indien: a. het woonschip na uitvoering van de geplande bouwwerkzaamheden blijft voldoen aan de afmetingen genoemd in de vergunning, bedoeld in artikel 3; b. de bouwwerkzaamheden worden uitgevoerd ten behoeve van onderhoud van het woonschip of vervanging van onderdelen daarvan, en c. voor zover de bouwwerkzaamheden aan het woonschip zien op vervanging van onderdelen van het woonschip waar het Besluit brandveiligheid woonschepen 2013 op gericht is, de vervangen onderdelen van het woonschip voldoen aan de onderdelen 1.2 en 1.3 van de bijlage bij dat Besluit.

3. Voor het aanvragen van de vergunning, bedoeld in het eerste lid, gebruikt de aanvrager een daartoe door het college vastgesteld formulier. 4. De weigeringsgronden, bedoeld in artikel 7, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing op het verlenen van de vergunning, bedoeld in het eerste lid.

5.Op eerste aanzegging door het college dienen de veranderingen die door de eigenaar, huurder of gebruiker van het woonschip zonder of in strijd met de vergunning, bedoeld in het eerste lid, zijn aangebracht, te worden verwijderd en met herstel van het woonschip in de oorspronkelijke staat.

Artikel 9 Verhalen van woonschepen

Het college is bevoegd de eigenaar, huurder of gebruiker van het woonschip schriftelijk op te dragen het woonschip binnen een redelijke termijn te verhalen naar een andere ligplaats indien de ordening of de veiligheid binnen de gemeente dit naar zijn oordeel noodzakelijk maakt.

Artikel 10 Strafbepaling

Overtreding of handelen in strijd met het bepaalde in artikel 3, tweede en derde lid, artikel 6, tweede lid, en artikel 8, eerste en vijfde lid, door de eigenaar, huurder of gebruiker van het woonschip wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 11 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college aangewezen personen.

Artikel 12 Overgangsrecht

1. Vergunningen voor het verblijf van woon- of bedrijfschepen, die zijn verleend ingevolge de Verordening woon- en bedrijfsschepen 2005 en die van kracht zijn op het moment van inwerkingtreding van de onderhavige verordening blijven geldig onder de destijds gestelde voorschriften en beperkingen. 2. Op aanvragen voor vergunningen dan wel bezwaarschriften gericht tegen besluiten genomen op grond van de Verordening woon- en bedrijfsschepen 2005, ingediend vóór de inwerkingtreding van de onderhavige verordening, blijven de bepalingen van de Verordening woon- en bedrijfsschepen 2005 van toepassing.

Artikel 13 Intrekking

De Verordening woon- en bedrijfsschepen 2005 (Gemeenteblad 2005-127) wordt ingetrokken.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2013.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening woonschepen 2013.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 24 januari 2013.

De griffier, De voorzitter,

J.G.A. Paans A. Abouteleb

Dit gemeenteblad is uitgegeven op 21 februari 2013 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.00 uur ter inzage bij het Kenniscentrum Bestuursdienst Rotterdam (KBR), locatie Stadswinkel Centrum, Coolsingel 40 (zijde Doelwater, tegenover hoofdbureau politie)

(Zie ook: www.bds.rotterdam.nl – Gemeentebladen)

Toelichting op verordening woonschepen 2013

a. Algemeen

In 2005 heeft de Gemeenteraad de Verordening woon- en bedrijfschepen 2005 vastgesteld.

In 2009 is de Verordening op een aantal belangrijke punten gedereguleerd.

In de afgelopen periode heeft met betrekking tot het onderdeel bedrijfsschip van deze verordening een oriëntatie plaatsgevonden met betrekking tot het juridisch kader en het reguleren van de toewijzing van ligplaatsen voor bedrijfsschepen.

De overgang van zgn. 2e fasehavens in 2011 van havenbekkens van HBR N.V. naar de Gemeente Rotterdam, het opstellen van nieuwe ontwikkelvisies met betrekking tot het gebruik van gemeentelijke havenbekkens, zoals de visie Waterstadshaven, en de wenselijkheid om meer flexibel met de toewijzing van ligplaatsen voor bedrijfsschepen om te gaan, hebben ertoe geleid het onderdeel bedrijfsschepen uit de Verordening woon- en bedrijfschepen te verwijderen. Met betrekking tot de uitgifte van ligplaatsen voor bedrijfsschepen zal een beleid worden gevoerd dat gebaseerd is op art. 3.2. van de Havenbeheersverordening 2010, waarbij ligplaatsovereenkomsten op privaatrechtelijke basis kunnen worden gesloten.

De Verordening woonschepen 2013 heeft derhalve uitsluitend nog betrekking op woonschepen die ligplaats hebben binnen de gemeente Rotterdam.

De onderhavige verordening is in zijn geheel opnieuw vastgesteld.

In de Verordening Woonschepen 2013 hebben geen inhoudelijke wijzigingen plaatsgevonden van de betrokken artikelen, anders dan ter zake van het bedrijfsschip.

b. Beleid ten aanzien van woonschepen Sinds 2005 voert de Gemeente Rotterdam beleid met betrekking tot woonschepen op basis van de Verordening woon- en bedrijfsschepen 2005. In deze verordening is enerzijds een verbod tot het innemen van ligplaats voor een woonschip opgenomen en anderzijds zijn de locaties waarop een woonschip kan worden afgemeerd aangewezen in het aanwijzingsbesluit.

Dit beleid wordt met de nieuwe verordening onverkort gecontinueerd.

Het nationale beleid inzake woonschepen bestaat eruit dat zoveel mogelijk wordt gestreefd naar een volledige "normalisatie" van het huisvestingsbeleid voor bewoners van woonschepen. Om die reden zijn de destijds geldende regelingen ten aanzien van woonschepen zoveel mogelijk geïntegreerd in de overige reguliere wetgeving inzake het wonen, zoals de Huisvestingswet en de Woningwet.

In artikel 88 van de Huisvestingswet is bepaald dat het gemeenten niet is toegestaan in een verordening een algeheel verbod op te nemen om ligplaats te nemen met een woonschip.

Op grond van jurisprudentie is de gemeente wel bevoegd bepalingen vast te stellen betreffende de plaats van woonschepen, waarbij het recht van bewoners van woonschepen om in een bepaalde gemeente verblijfplaats te kiezen echter niet geheel ondermijnd mag worden (HR 2 april 1971, NJ 1971, 271). Het door de gemeente ontwikkelde beleid ten aanzien van woonschepen hangt nauw samen met het nationale beleid: gestreefd wordt naar een volledige normalisatie van het huisvestingsbeleid voor bewoners van woonschepen, waarbij de rechten en de plichten van de bewoners van woonschepen zoveel mogelijk overeenkomen met die van bewoners van woningen op de wal.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

De in onderdeel a opgenomen definitie van woonschip is overgenomen uit het Burgerlijk Wetboek. De in onderdeel b opgenomen definitie van woonschip is overgenomen uit de Huisvestingswet. De zogenoemde historische vaartuigen, zoals bedoeld in de Aanwijzing ligplaatsen historische vaartuigen, vallen niet onder het begrip woonschip. Door het gebruik van de definitie varend woonschip is het mogelijk gemaakt om in de aan de Maas gelegen havens ook gedeelten aan te kunnen wijzen als ligplaats.

Artikel 2 De verordening is van toepassing op woonschepen die ligplaats hebben aan zowel openbare als particuliere kades binnen de gemeente Rotterdam, met uitzondering van het havengebied dat in beheer is bij het Havenbedrijf Rotterdam NV. Het betreft niet alleen de havenbekkens, maar tevens de kades, taluds en andersoortige oevers aan andere wateren binnen de gemeente die voor de scheepvaart openstaan. Deze verordening is daarmee tevens van toepassing op woonschepen die zijn afgemeerd aan een kade of steiger op de Nieuwe Maas, voor zover niet vallend onder het beheer van het Havenbedrijf Rotterdam NV. Het begrip 'ligplaats hebben' dient ruim te worden opgevat; ook het indirect gemeerd liggen wordt hieronder begrepen. Ook is het niet van belang waaraan of waarlangs het woonschip gemeerd ligt. Artikel 3 Het is uit het oogpunt van helderheid voor de bewoners van woonschepen en andere belanghebbenden wenselijk bij voorbaat gebieden aan te wijzen waar het is toegestaan om ligplaats in te nemen met een woonschip. In die gebieden is voor het nemen van ligplaats vervolgens wel een vergunning vereist. In gevolge het besluit genoemd in artikel 3, lid 1, hierna te noemen het aanwijzingsbesluit, worden er gebieden aangewezen voor het verblijf van woonschepen, varende woonschepen en woonschepen voor oud-schippers.

Over het aanwijzingsbesluit dient het volgende te worden opgemerkt.

Alle in het verleden aangewezen gebieden voor woonschepen, zijn in 2005 in één aanwijzingsbesluit opgenomen, genaamd aanwijzingsbesluit woonschepen 2005, met uitzondering van de ligplaatsen in de Pelsert- en Lingehaven. Op basis van het in de vorige en deze verordening omschreven overgangsrecht houden de bewoners van deze havens hun oude rechten. Dit geldt tot het moment dat de gemeente alternatieve ligplaatsen voor betrokken bewoners kan aanbieden.

De gebieden, bedoeld in artikel 3, lid 1, onder b, betreffen gebieden voor woonschepen van oud-schippers. Voor de verlening van vergunningen voor deze woonschepen worden door het college in het aanwijzingsbesluit onder meer eisen gesteld aan de lengte en het uiterlijk van het woonschip en voorts dienen deze schippers aan te tonen dat zij actief zijn geweest in de beroepsvaart, maar inmiddels deze werkzaamheden hebben beëindigd. Het betreft een zogenaamde uitsterfregeling. In het aanwijzingsbesluit is door het college ook een aantal locaties voor varende woonschepen aangewezen op grond van artikel 3, lid 1, onder c, van de verordening. Voor de verlening van vergunningen voor deze woonschepen worden door het college onder meer eisen gesteld aan de lengte en het uiterlijk van het varende woonschip en voorts dienen deze schippers aan te tonen dat het woonschip op jaarbasis minimaal dertig vaardagen maakt.

In de vorige verordening is reeds de categorie varende woonschepen opgenomen. Door deze categorie op te nemen kunnen oud-schippers die niet in aanmerking komen voor een ligplaats als bedoeld onder artikel 3, lid b, toch in een ander aangewezen gebied ligplaats verkrijgen. Gebleken is dat er veel vraag is naar ligplaatsen voor varende woonschepen. Artikelen 4 en 5 Door middel van het verlenen van vergunningen wordt uitvoering gegeven aan het ligplaatsenbeleid met betrekking tot woonschepen. Een aanvraag voor een vergunning dient te worden aangevraagd op een daartoe bestemd formulier. Artikel 6 Bij de aanvraag voor een vergunning zal worden beoordeeld of het nemen van ligplaats met een woonschip is toegestaan en indien nodig kunnen hieraan voorschriften of beperkingen worden verbonden. Het gaat hier bijvoorbeeld om de omvang van de in te nemen ligplaats en het al dan niet gebruiken van de walkant. Verder kunnen er onder meer eisen worden gesteld aan het varend vermogen van het woonschip, aan de periode waarop wordt afgemeerd en aan de brandveiligheid van het woonschip. Naast lengte en breedte kunnen er beperkingen ten aanzien van hoogte en diepgang van het woonschip worden gesteld. Dit heeft onder meer te maken met de bevaarbaarheid van de vaarweg en de kwantitatieve eisen van het waterbeheer. Daarnaast kunnen om stedenbouwkundig/planologische redenen beperkingen opgelegd aan de afmetingen van een woonschip. Aan het uiterlijk van woonschepen zullen in beginsel geen eisen worden gesteld. Alleen indien een woonschip ligt in een beschermd stadsgezicht (op grond van artikel 35 van de Monumentenwet) of in een zogenaamd bijzonder welstandsgebied, zoals omschreven in de Koepelnota Welstand, kunnen vooraf eisen gesteld worden aan het uiterlijk. Hiervoor zullen dan criteria worden geformuleerd in het kader van de Koepelnota Welstand Rotterdam. Daarnaast kan zich de situatie voordoen dat het uiterlijk van een woonschip een erg rommelige indruk maakt, dan wel in ernstige mate is of wordt verwaarloosd. Voorbeelden hiervan zijn ernstige vormen van afbladdering van verf, van roestvorming, van materiaalverwaarlozing of armoedig materiaalgebruik. Het spreekt voor zich dat hiervoor geen absoluut criterium kan worden gegeven, maar dat deze situaties gerelateerd dienen te worden aan hetgeen gebruikelijk is in de omgeving van het desbetreffende woonschip. In de vergunning zal een voorschrift worden opgenomen dat een woonschip goed onderhouden dient te worden. Indien een vergunninghouder zich hieraan niet houdt, bestaat er voor de gemeente als vergunningverlener een mogelijkheid de vergunninghouder hierop aan te spreken en zonodig de vergunning op basis van artikel 7, tweede lid onder a van deze verordening, in te trekken. Artikel 7 In artikel 7 is een aantal gronden opgenomen op basis waarvan de afgifte van een vergunning voor een woonschip kan worden geweigerd. Tevens bevat dit artikel een aantal wijzigings- en intrekkingsgronden. De veiligheid en de ordening spelen in dit kader een grote rol. Indien naar het oordeel van de bevoegde autoriteiten de veiligheid van het woonschip of de omgeving of de veiligheid of orde van de haven in het geding is, zal de vergunning niet worden afgegeven of - zo nodig - worden ingetrokken. In het eerste lid, onder d, is onder meer bepaald dat de afgifte van een vergunning kan worden geweigerd indien het uiterlijk van het woonschip afbreuk doet aan het aanzien van de gemeente.

Artikel 8 Uitwendige verbouwing van een woonschip kan gevolgen hebben voor de omgeving van het woonschip of voor de ligplaats. Ook kunnen verbouwingen van het woonschip leiden tot een belemmering voor de scheepvaart of anderszins. Om die reden is voor het uitwendig verbouwen van een woonschip een vergunning nodig. Artikel 9 In de Havenbeheersverordening Rotterdam is een soortgelijk artikel opgenomen. In verband met de ingrijpende gevolgen daarvan voor de eigenaar, huurder of gebruiker van een woonschip, zal met de in dit artikel toegekende bevoegdheden in de praktijk terughoudend worden omgegaan. Alleen indien de veiligheid dan wel de ordening van de haven in het geding is, wordt gebruik gemaakt van deze bevoegdheid. Hierbij kan gedacht worden aan een woonschip dat brandgevaarlijk is, dan wel aan een situatie waarin een kademuur aan het verzakken is en hersteld dient te worden terwijl de eigenaar, huurder of gebruiker van dat schip niet bereid is het woonschip te verhalen. In zulke gevallen kan dwang noodzakelijk zijn. Artikel 12 In artikel 12 wordt geregeld dat reeds geldende vergunningen op basis van de oude verordening geldig blijven onder de destijds genoemde voorwaarden. Voor het overige is de onderhavige verordening op deze vergunningen van toepassing. In het tweede lid wordt geregeld dat vergunningaanvragen en bezwaren die zijn ingediend onder de oude verordening worden afgehandeld op basis van de nieuwe verordening.