Regeling vervallen per 01-01-2021

Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid

Geldend van 07-02-2013 t/m 31-12-2020 met terugwerkende kracht vanaf 01-02-2013

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Alblasserdam, Binnenmaas, Cromstrijen, Dordrecht, Giessenlanden, Gorinchem, Graafstroom, Hardinxveld-Giessendam, Hendrik-Ido-Ambacht, Korendijk, Leerdam, Liesveld, Nieuw-Lekkerland, Oud-Beijerland, Papendrecht, Sliedrecht, Strijen, Zederik en Zwijndrecht, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft,

overwegende,

dat het Nederlandse grondgebied is verdeeld in regio’s op grond van artikel 8 van de Wet veiligheidsregio’s;

dat de regio Zuid-Holland Zuid het grondgebied beslaat overeenkomstig bovengenoemde gemeenten, zoals opgenomen in de bijlage behorende bij de Wet veiligheidsregio’s;

dat de bijlage bij de Wet veiligheidsregio’s kan worden gewijzigd bij algemene maatregel van bestuur;

dat de gemeenten in de regio Zuid-Holland Zuid, respectievelijk hun bestuursorganen, verplicht zijn een gemeenschappelijke regeling te treffen op grond van artikel 9 van de Wet veiligheidsregio’s, waarbij een openbaar lichaam wordt ingesteld met de aanduiding: veiligheidsregio;

dat deze gemeenschappelijke regeling belast wordt met de wettelijke taken genoemd in de Wet veiligheidsregio’s;

dat de gemeenteraad, zoals vereist op grond van artikel 1, tweede en derde lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen, het college toestemming heeft gegeven om een regeling te treffen c.q. te wijzigen;

gelet op,

De Wet veiligheidsregio’s, de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet, de Wet publieke gezondheid, de Politiewet 1993 en de (Tijdelijke) wet ambulancezorg;

Besluiten:

de Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid van 24 juni 2009 per 1 januari 2013 te wijzigen, zodat deze komt te luiden als volgt:

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze gemeenschappelijke regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      wet: de Wet veiligheidsregio’s;

    • b.

      regeling: de Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid;

    • c.

      veiligheidsregio: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 van de regeling, genaamd Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid;

    • d.

      algemeen bestuur: het algemeen bestuur van het openbaar lichaam Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid;

    • e.

      dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid;

    • f.

      voorzitter: de voorzitter van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid;

    • g.

      algemeen directeur veiligheidsregio: het hoofd van de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam;

    • h.

      directeur Publieke gezondheid: de functionaris als bedoeld in artikel 32 van de wet;

    • i.

      coördinerend gemeentesecretaris: de coördinerend functionaris als bedoeld in artikel 36 van de wet.

  • 2.

    Daar waar in de regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van de gemeente, de gemeenteraad, het college, de burgemeester en het hoofd van dienst onderscheidenlijk: het openbaar lichaam, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter en de algemeen directeur.

HOOFDSTUK II HET OPENBAAR LICHAAM

Artikel 2 Instelling en plaats van vestiging

  • 1.

    Er is een openbaar lichaam, genaamd Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid (VRZHZ).

  • 2.

    Het gebied waarvoor deze regeling geldt, omvat het grondgebied van de deelnemende gemeentebesturen van de regio Zuid-Holland Zuid, volgens artikel 8 van de wet.

  • 3.

    Het openbaar lichaam is rechtspersoon als bedoeld in artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en is gevestigd in Dordrecht.

HOOFDSTUK III DOEL EN TAKEN

Artikel 3 Doel

  • 1.

    Het openbaar lichaam heeft tot doel:

    • a.

      de brandweerzorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing, de geneeskundige hulpverlening (bij ongevallen en rampen), met behoud van lokale verankering, bestuurlijk en operationeel op regionaal niveau binnen het samenwerkingsgebied te integreren, teneinde een doelmatige en slagvaardige hulpverlening te verzekeren, mede op basis van een gecoördineerde voorbereiding;

    • b.

      een platform voor samenwerking te zijn voor aan hulpverlening gelieerde diensten, partners dan wel organisaties en andere openbare lichamen.

Artikel 4 Taken en bevoegdheden

  • 1.

    Het openbaar lichaam draagt zorg voor de uitvoering van:

    • a.

      de overgedragen taken en bevoegdheden zoals genoemd in artikel 10 van de wet.

    • b.

      overige taken die bij of krachtens wet aan het openbaar lichaam worden opgedragen.

  • 2.

    Het openbaar lichaam draagt voorts zorg voor het uitvoeren van:

    • a.

      taken die in het kader van de doelstelling van belang zijn en waarvan de uitvoering door de gemeente, na besluitvorming in het algemeen bestuur, aan het openbaar lichaam wordt opgedragen;

    • b.

      taken zoals genoemd in het vigerende beleidsplan (artikel 14 van de wet) van het openbaar lichaam.

Artikel 5 Dienstverlening

  • 1.

    Het openbaar lichaam is bevoegd tot het verrichten van diensten voor één of meer deelnemende gemeenten en andere overheden, indien deze daarom verzoeken en het algemeen bestuur dat verzoek inwilligt.

  • 2.

    Het openbaar lichaam is bevoegd tot het verrichten van diensten ten behoeve van instellingen en organen waarin het openbaar lichaam namens de deelnemende gemeenten zitting heeft, indien de desbetreffende instelling of het orgaan hierom verzoekt en het algemeen bestuur dat verzoek inwilligt.

  • 3.

    Een besluit tot dienstverlening vermeldt de wijze van kostenverrekening en de overige voorwaarden waaronder tot de gevraagde dienstverlening wordt overgegaan.

HOOFDSTUK IV HET BESTUUR

Artikel 6 Het bestuur

Het openbaar lichaam kent een bestuur. Het bestuur bestaat uit:

  • a.

    het algemeen bestuur;

  • b.

    het dagelijks bestuur;

  • c.

    de voorzitter.

Artikel 7

Het algemeen bestuur oefent de wettelijk toegekende bevoegdheden uit, voor zover deze bevoegdheden niet bij of krachtens enig wettelijk voorschrift aan het dagelijks bestuur of de voorzitter toekomen.

Artikel 8 Samenstelling algemeen bestuur

  • 1.

    Het algemeen bestuur bestaat uit de burgemeesters van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Een lid van het algemeen bestuur wordt bij verhindering vertegenwoordigd overeenkomstig artikel 77 van de Gemeentewet.

  • 3.

    Het algemeen bestuur heeft een secretaris.

Artikel 9 Vergaderingen algemeen bestuur

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast.

  • 2.

    Het algemeen bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt, of wanneer één vijfde deel van de leden van het algemeen bestuur dit onder opgave van redenen schriftelijk verzoekt aan de voorzitter.

  • 3.

    Inzake openbare kennisgeving geschiedt de in artikel 19 van de Gemeentewet bedoelde openbare kennisgeving op verzoek van de voorzitter tevens door de burgemeesters van de deelnemende gemeenten op de aldaar gebruikelijke wijze.

  • 4.

    De commissaris van de Koning wordt gelet op artikel 13 van de wet uitgenodigd om bij de vergaderingen van het bestuur van de veiligheidsregio aanwezig te zijn. De commissaris kan zich laten vertegenwoordigen.

  • 5.

    De hoofdofficier van justitie van het arrondissementsparket en de in de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid functionerende voorzitters van de waterschappen worden gelet op artikel 12.1 van de wet uitgenodigd deel te nemen aan de vergaderingen van het bestuur.

  • 6.

    De voorzitter van de veiligheidsregio nodigt gelet op artikel 12.2 van de wet andere functionarissen wier aanwezigheid in verband met de te behandelen onderwerpen van belang is, uit deel te nemen aan de vergaderingen van het bestuur.

  • 7.

    De ter vergadering te behandelen stukken worden via de secretaris ingebracht.

Artikel 10 Besluitvorming algemeen bestuur

  • 1.

    Bij het nemen van besluiten door het algemeen bestuur brengen de leden voor de gemeente die zij vertegenwoordigen elk één stem uit.

  • 2.

    Het algemeen bestuur beslist bij meerderheid van stemmen. Indien de stemmen staken geeft de stem van de voorzitter de doorslag.

Artikel 11 Openbaarheid algemeen bestuur

  • 1.

    De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

  • 2.

    Door het algemeen bestuur zal met gesloten deuren worden vergaderd indien ten minste één vijfde gedeelte van de aanwezige leden of de voorzitter dat nodig acht.

  • 3.

    In een besloten vergadering van het algemeen bestuur kan worden beraadslaagd noch een besluit worden genomen ter zake van:

    • a.

      de vaststelling en wijziging van de begroting;

    • b.

      de vaststelling van de jaarrekening;

    • c.

      het invoeren, wijzigen of afschaffen van retributies of andere heffingen;

    • d.

      het vaststellen, wijzigen of intrekken van verordeningen;

    • e.

      het vaststellen, wijzigen of intrekken van rechtspositieregelingen voor het personeel van het openbaar lichaam;

    • f.

      het toetreden tot, het uittreden uit of het wijzigen of opheffen van de regeling;

    • g.

      het treffen, wijzigen, verlengen of opheffen van een gemeenschappelijke regeling tussen het openbaar lichaam en andere openbare lichamen, alsmede het toetreden tot en het uittreden uit een dergelijke regeling;

    • h.

      het oprichten van of deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen en coöperatieve of andere vereniging; dan wel het ontbinden daarvan of het beëindigen van deelneming daaraan.

  • 4.

    In een besloten vergadering van het algemeen bestuur kan geen besluit worden genomen ter zake van:

    • a.

      het aangaan van geldleningen, het aangaan van rekening-courant overeenkomsten, het uitlenen van gelden en het waarborgen van geldelijke verplichtingen door anderen aan te gaan;

    • b.

      het geheel of gedeeltelijk vervreemden en het bezwaren van onroerend goed;

    • c.

      het doen van een uitgaaf voordat de begroting waarbij deze uitgaaf is geraamd, is goedgekeurd.

Artikel 12 Informatie- en verantwoordingsplicht algemeen bestuur

  • 1.

    Het algemeen bestuur verstrekt zo spoedig mogelijk aan de colleges en de raden van de deelnemende gemeenten schriftelijk alle inlichtingen die door één of meer leden van dat college worden gevraagd of waar schriftelijk om wordt verzocht.

  • 2.

    Een lid van het algemeen bestuur is aan het college van de betreffende deelnemende gemeente waartoe hij behoort, verantwoording verschuldigd voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid en voorziet het eigen college van alle informatie die, in relatie tot het door het algemeen bestuur gevoerde en te voeren beleid en daarbij door het aangewezen lid ingenomen respectievelijk in te nemen standpunt, noodzakelijk is.

  • 3.

    Een lid van het algemeen bestuur verstrekt het college van de betreffende deelnemende gemeente waartoe hij behoort, alle inlichtingen die door één of meer collegeleden worden gevraagd, waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang overeenkomstig artikel 16, zesde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 4.

    Het afleggen van verantwoording geschiedt volgens door het betrokken college geregelde wijze.

  • 5.

    Het tweede tot en met het vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de raden van de deelnemende gemeentebesturen.

Artikel 13 Samenstelling dagelijks bestuur

  • 1.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit de burgemeesters van de gemeenten Dordrecht, Gorinchem, Zwijndrecht en Oud-Beijerland.

  • 2.

    De voorzitter van de veiligheidsregio is tevens de voorzitter van het dagelijks bestuur.

  • 3.

    Een lid van het dagelijks bestuur kan, in geval van langdurige afwezigheid, worden vervangen door een ander lid van het dagelijks bestuur. Deze tijdelijke vervanging kan ook plaats hebben, indien een lid van het dagelijks bestuur het voorzitterschap waarneemt.

  • 4.

    Degene die ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur, houdt tevens op lid te zijn van het dagelijks bestuur.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur heeft een secretaris.

Artikel 14 Taak en bevoegdheden dagelijks bestuur

  • 1.

    Het dagelijks bestuur oefent, voor zover het algemeen bestuur daartoe besluit en dan naar door dat bestuur te stellen regelen, de aan het algemeen bestuur wettelijk toegekende of krachtens de regeling toevallende bevoegdheden uit, met uitzondering van:

    • a.

      het vaststellen en wijzigen van de begroting;

    • b.

      het vaststellen van de jaarrekening;

    • c.

      het vaststellen, wijzigen of intrekken van verordeningen;

    • d.

      het vaststellen van strategische regionale plannen zoals het regionaal beleidsplan als bedoeld in artikel 14 van de wet en het regionaal crisisplan als bedoeld in artikel 16 van de wet;

    • e.

      het toetreden tot, uittreden uit of wijzigen of opheffen van de gemeenschappelijke regeling overeenkomstig het gestelde in hoofdstuk XIII van de regeling;

    • f.

      het benoemen, schorsen en ontslaan van de algemeen directeur, de regionaal commandant en de directeur publieke gezondheid;

    • g.

      beslissingen omtrent schorsing en ontslag van de leden van het dagelijks bestuur.

  • 2.

    De stukken die van het dagelijks bestuur uitgaan worden door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

  • 3.

    Voorts is het dagelijks bestuur belast met:

    • a.

      een voortdurend toezicht op al wat het openbaar lichaam aangaat;

    • b.

      het voorbereiden van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter overweging en beslissing zal worden voorgelegd;

    • c.

      het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur;

    • d.

      het voorstaan van de belangen van de veiligheidsregio bij andere overheden, instellingen of personen, waarmee contact voor de veiligheidsregio van belang is;

    • e.

      de zorg voor het beheer van inkomsten en uitgaven van het openbaar lichaam;

    • f.

      de zorg, voor zover deze niet aan anderen toekomt, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;

    • g.

      het nemen van alle conservatoire maatregelen zowel in als buiten rechte en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit.

  • 4.

    Het vakantiemandaat voor de leden van het dagelijks bestuur, vastgesteld door het algemeen bestuur op 1 juli 2009, is gedurende vakantieperioden van toepassing.

Artikel 15 Vergaderingen dagelijks bestuur

  • 1.

    Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen vast. Dit reglement wordt medegedeeld aan het algemeen bestuur.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter het nodig oordeelt of tenminste twee leden die dit de voorzitter schriftelijk en met redenen omkleed verzoeken. In het laatste geval wordt de vergadering binnen veertien dagen na een zodanig verzoek gehouden.

  • 3.

    De leden van het dagelijks bestuur regelen in de eerste vergadering onderling de werkzaamheden alsmede de onderlinge plaatsvervanging. De taakverdeling wordt medegedeeld aan het algemeen bestuur en aan de deelnemende gemeenten.

  • 4.

    De vergaderingen van het dagelijks bestuur worden met gesloten deuren gehouden, voor zover het dagelijks bestuur niet anders heeft bepaald.

  • 5.

    Besluiten van het dagelijks bestuur vinden plaats bij meerderheid van stemmen. Bij het staken der stemmen beslist de voorzitter.

  • 6.

    De ter vergadering te behandelen stukken worden via de secretaris ingebracht.

Artikel 16 Geheimhouding dagelijks bestuur

  • 1.

    Het dagelijks bestuur en de voorzitter kunnen op grond van een belang genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan het dagelijks bestuur worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat het dagelijks bestuur haar opheft.

  • 2.

    Indien het dagelijks bestuur zich ter zake van het behandelde waarvoor een verplichting tot geheimhouding geldt tot het algemeen bestuur heeft gericht, wordt de geheimhouding in acht genomen totdat het algemeen bestuur haar opheft.

Artikel 17 Informatie- en verantwoordingsplicht dagelijks bestuur

  • 1.

    Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden zijn voor het in dat bestuur gevoerde beleid tezamen en ieder afzonderlijk verantwoording verschuldigd aan het algemeen bestuur.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden verstrekken aan het algemeen bestuur alle inlichtingen die door één of meer leden daarvan worden gevraagd.

Artikel 18 De voorzitter

  • 1.

    De voorzitter van het bestuur is de burgemeester die ingevolge de wet is aangewezen.

  • 2.

    Door en uit het dagelijks bestuur wordt een plaatsvervangend voorzitter aangewezen.

  • 3.

    Bij afwezigheid of ontstentenis van de voorzitter wordt deze vervangen door de plaatsvervangend voorzitter.

  • 4.

    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 5.

    De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte. De voorzitter kan de vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen gemachtigde.

  • 6.

    Indien de gemeente, tot het bestuur waarvan de voorzitter behoort, partij is in een geding waarbij het openbaar lichaam betrokken is, oefent zijn plaatsvervanger de bevoegdheid van voorzitter uit.

Artikel 19 De secretaris

  • 1.

    De algemeen directeur is secretaris van het bestuur.

  • 2.

    De secretaris staat het bestuur bij de uitoefening van zijn taak terzijde en is in de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur aanwezig.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur stelt in een instructie nadere regels over de taak en de bevoegdheden van de secretaris.

HOOFDSTUK V COMMISSIES VAN ADVIES

Artikel 20 Commissies van advies

  • 1.

    Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam kan besluiten, ten behoeve van de uitvoering van de aan hen opgedragen taken, commissies van advies in te stellen conform artikel 24 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden en samenstelling.

  • 2.

    De instelling van vaste commissies van advies aan het dagelijks bestuur en de regeling van haar bevoegdheden en samenstelling geschieden door het algemeen bestuur op voorstel van het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter.

  • 3.

    Andere commissies van advies aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter worden door het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter ingesteld.

  • 4.

    De leden van commissies van advies als bedoeld in het eerste lid, die geen burgemeester, wethouder of lid van een gemeenteraad zijn, kunnen, indien het algemeen bestuur zulks bepaalt, een op jaarbasis door het algemeen bestuur te bepalen tegemoetkoming in de kosten ontvangen. Het besluit hiertoe wordt aan Gedeputeerde Staten gezonden.

Artikel 21 Commissie van advies voor brandweeraangelegenheden (CAB)

  • 1.

    Er is een commissie van advies voor brandweeraangelegenheden die bestaat uit de door de directeur brandweer aangewezen leidinggevenden van de brandweerorganisatie.

  • 2.

    De directeur brandweer is voorzitter van de commissie.

  • 3.

    De commissie van advies voor brandweeraangelegenheden geeft door tussenkomst van de secretaris, gevraagd en ongevraagd advies aan het dagelijks bestuur over de kwaliteit en organisatie van brandweeraangelegenheden.

Artikel 22 Commissie van advies gemeentesecretarissen veiligheid (AGV)

  • 1.

    Er is een commissie van advies gemeentesecretarissen veiligheid, die bestaat uit alle gemeentesecretarissen van de bij de regeling betrokken gemeenten.

  • 2.

    Op voordracht van de gemeentesecretarissen wordt een coördinerend gemeentesecretaris aangewezen die optreedt als voorzitter van de commissie.

  • 3.

    De coördinerend gemeentesecretaris is de coördinerend functionaris zoals bedoeld in de wet.

  • 4.

    De commissie geeft, door tussenkomst van de secretaris, gevraagd en ongevraagd advies aan het dagelijks bestuur over de kwaliteit en organisatie van de maatregelen en voorzieningen die gemeenten kunnen treffen met het oog op een ramp of crisis.

HOOFDSTUK VI BESTUURSCOMMISSIES

Artikel 23 Bestuurscommissies

  • 1.

    Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam kan commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen als bedoeld in artikel 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden, werkwijze en samenstelling.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt het ontwerp van een besluit tot instelling van een commissie als bedoeld in het eerste lid ter uitvoering van artikel 25 lid 2 van de Wet gemeenschappelijke regelingen aan de colleges der deelnemende gemeenten.

  • 4.

    De leden van een commissie als bedoeld in het eerste lid, die geen burgemeester, wethouder of lid van een gemeenteraad zijn, kunnen, indien het algemeen bestuur zulks bepaalt, een op jaarbasis door het algemeen bestuur te bepalen tegemoetkoming in de kosten ontvangen. Het besluit hiertoe wordt aan gedeputeerde staten gezonden.

HOOFDSTUK VII DE AMBTELIJKE ORGANISATIE

Artikel 24 De algemeen directeur

  • 1.

    De algemeen directeur is ambtelijk eindverantwoordelijk voor de voorbereiding, organisatie en uitvoering van de regionale brandweerzorg, rampenbestrijding, crisisbeheersing en geneeskundige hulp bij ongevallen en rampen.

  • 2.

    De algemeen directeur is namens het dagelijks bestuur belast met de integrale dagelijkse leiding over de organisatie en de procesvoering ten aanzien van de geïntegreerde voorbereiding en uitvoering van de taken zoals bedoeld in artikel 4.

  • 3.

    Het algemeen bestuur stelt een instructie vast omtrent de wijze waarop de algemeen directeur de in dit artikel genoemde taken verricht.

  • 4.

    De algemeen directeur wordt bijgestaan door de concerncontroller, die de eenheid van beleid en de naleving van kaders en richtlijnen binnen de veiligheidsregio bewaakt, alsmede het besluitvormingsproces binnen de veiligheidsregio coördineert.

  • 5.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste en het tweede lid worden taken als bedoeld in artikel 4 van de regeling opgedragen aan de commandant van de brandweer, de directeur publieke gezondheid en de directeur van de meldkamer, indien het hun wettelijke bevoegdheden en verantwoordelijkheden betreft.

  • 6.

    Bij afwezigheid van de algemeen directeur wordt deze vervangen door de plaatsvervangend algemeen directeur.

Artikel 25 Personeel

  • 1.

    Het dagelijks bestuur is, binnen de door het algemeen bestuur vastgestelde kaders, belast met het aanstellen van ambtenaren, het tewerkstellen op arbeidsovereenkomst naar burgerlijke recht en met het schorsen en ontslaan van het personeel van het openbaar lichaam.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur kan de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden in mandaat opdragen aan de algemeen directeur.

  • 3.

    De rechtspositie en bezoldiging van de ambtenaren en van het personeel, werkzaam op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, worden door of namens het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid vastgesteld.

HOOFDSTUK VIII DE OPERATIONELE ORGANISATIE

Artikel 26 De meldkamer

  • 1.

    Het algemeen bestuur heeft de beschikking over een gemeenschappelijke meldkamer die is ingesteld door het algemeen bestuur, of door het bestuur van een andere veiligheidsregio ten behoeve van de crisisbeheersing, de brandweertaak, de geneeskundige hulpverlening, het ambulancevervoer en de politietaak.

  • 2.

    De meldkamer staat onder leiding van een directeur. Het algemeen bestuur van de veiligheidsregio benoemt de directeur na overleg met het regionale college van politie.

  • 3.

    Het algemeen bestuur en het regionale college sluiten een convenant dat betrekking heeft op de meldkamerfunctie. In het convenant worden in elk geval afspraken gemaakt over de locatie, het beleid en beheer, de financiën, de prestaties, de ondersteunende systemen en de samenwerking van politie met het regionaal coördinatiecentrum, de brandweer, de geneeskundige hulpverlening in de meldkamer.

  • 4.

    De meldkamer is belast met het ontvangen, registreren en beoordelen van alle acute hulpvragen ten behoeve van de brandweer, de geneeskundige hulpverlening, het ambulancevervoer en de politie, het bieden van een adequaat hulpaanbod en het begeleiden en coördineren van de hulpdiensten.

Artikel 27 De hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing

  • 1.

    Ter uitvoering van artikel 39, derde lid, van de wet is de commandant van de brandweer de regionaal operationeel leider, onverminderd het bepaalde in artikel 24.1 van deze regeling.

  • 2.

    Ter uitvoering van artikel 2 van de wet is de directeur publieke gezondheid belast met de operationele leiding van de geneeskundige hulpverlening, onverminderd het bepaalde in artikel 24.1 van deze regeling en het bepaalde in artikel 39 lid 3 van de wet.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur stelt het beleid vast ter uitwerking van de wet, betreffende de werking van de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing als bedoeld in artikel 1.1. van het Besluit veiligheidsregio’s, tevens grondslag voor het crisisplan volgens artikel 16 van de wet.

HOOFDSTUK IX FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 28 Financiële voorschriften

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede de regels voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt bij verordening regels vast voor de controle op het financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur verricht periodiek onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het door hem gevoerde bestuur. Het algemeen bestuur stelt bij verordening nadere regels over dit onderzoek.

  • 4.

    De artikelen 212 en 213 van de Gemeentewet, alsmede artikel 56 van de wet, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 5.

    Het algemeen bestuur VRZHZ stelt uit haar midden onder voorzitterschap van de portefeuillehouder financiën een auditcommissie aan van drie leden die tot taak heeft het bepaalde in dit artikel op de juiste uitvoering te toetsen en het dagelijks bestuur jaarlijks te adviseren over de financiële huishouding.

Artikel 29 De begroting

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt uiterlijk 1 juli de begroting voor het volgend jaar en een meerjarenbegroting van de veiligheidsregio vast.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting uiterlijk vóór 1 mei, door tussenkomst van de colleges, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten, voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

    • a.

      De gemeentebesturen leggen de ontwerpbegroting veertien dagen ter inzage en stellen haar tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar.

    • b.

      Van de ter inzage legging en verkrijgbaarstelling geschiedt van gemeentewege openbare kennisgeving.

    • c.

      Behandeling in de gemeenteraad kan niet eerder plaatsvinden dan twee weken na de openbare kennisgeving.

  • 3.

    Indien de raden van de deelnemende gemeenten omtrent de ontwerpbegroting aan het dagelijks bestuur via de colleges tijdig hun gevoelen hebben doen blijken, voegt dit bestuur de ontvangen commentaren waarin dit gevoelen is vervat bij de ontwerpbegroting.

  • 4.

    Na vaststelling van de begroting zendt het algemeen bestuur de begroting door tussenkomst van de colleges aan de raden van de deelnemende gemeenten, die ter zake gedeputeerde staten van hun gevoelen kunnen doen blijken.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur zendt de begroting terstond na vaststelling aan gedeputeerde staten, doch voor 15 juli.

Artikel 30

  • 1.

    In de begroting wordt aangegeven welke bijdrage elke deelnemende gemeente verschuldigd is aan de veiligheidsregio.

  • 2.

    De kosten die de veiligheidsregio aan gemeenten toerekent bestaan uit algemene kosten en overige kosten.

  • 3.

    De algemene kosten worden toegerekend aan alle deelnemende gemeenten op basis van het aantal inwoners. Voor het vaststellen van het aantal inwoners worden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers per 1 juli van het voorvorig begrotingsjaar.

  • 4.

    De overige kosten worden toegerekend aan de gemeenten die deelnemen aan de taken, waarop die kosten betrekking hebben.

  • 5.

    De deelnemende gemeenten betalen bij wijze van voorschot jaarlijks vóór 16 januari, vóór 16 april, vóór 16 juli en vóór 16 oktober telkens een kwart van de in het eerste lid bedoelde bijdrage.

  • 6.

    De deelnemende gemeenten waarborgen de betaling van rente en aflossing van de geldleningen aan te gaan door de veiligheidsregio voor de uitvoering van zijn taak, in de verhouding tot het inwoneraantal op 1 januari van het dienstjaar waarin de geldlening wordt aangegaan.

Artikel 31

De bepalingen van artikel 29 en 30 betreffende de ontwerpbegroting zijn zoveel mogelijk mede van toepassing op wijzigingen van de begroting, met uitzondering van het bepaalde in het eerste, tweede, derde, vierde lid van artikel 30, voor zover het betreft wijzigingen van die begroting die geen invloed hebben op de bijdragen van de deelnemende gemeenten.

Voor af- en overschrijvingen op de posten der begroting zijn artikel 29 en 30 van overeenkomstige toepassing voor zover hiervoor niet bij de begroting zelf of bij een afzonderlijk door gedeputeerde staten goedgekeurd besluit van het algemeen bestuur machtiging is verleend.

Artikel 32

Wanneer het algemeen bestuur blijkt, dat de raad van een deelnemende gemeente weigert de in artikel 30, eerste lid, bedoelde bijdrage in de gemeentebegroting op te nemen, doet het algemeen bestuur aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet.

Artikel 33

De deelnemende gemeentebesturen dragen er zorg voor dat de veiligheidsregio te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

Artikel 34 De jaarrekening

  • 1.

    Van de inkomsten en uitgaven van de veiligheidsregio wordt door het dagelijks bestuur over elk dienstjaar verantwoording afgelegd aan het algemeen bestuur onder overlegging van de rekening met de daarbij behorende bescheiden.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur biedt deze rekening, met toevoeging van een verslag van een onderzoek naar de deugdelijkheid van de rekening, ingesteld door de overeenkomstig artikelen 212 en 213 van de Gemeentewet aangewezen accountant, alsmede hetgeen het dagelijks bestuur voor zijn verantwoording dienstig acht, ter vaststelling aan het algemeen bestuur.

  • 3.

    De rekening en de toelichting daarop, wordt gelijktijdig met de aanbieding aan het algemeen bestuur aan de raden van de deelnemende gemeenten gezonden.

  • 4.

    Het algemeen bestuur onderzoekt de rekening zonder uitstel en stelt haar vast voor 1 juli volgend op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 5.

    De rekening wordt binnen twee weken na vaststelling met alle bijbehorende stukken, doch voor 15 juli, aan gedeputeerde staten aangeboden. Van de vaststelling doet het dagelijks bestuur via de colleges mededeling aan de raden der deelnemende gemeenten.

  • 6.

    De vaststelling van de rekening strekt het dagelijks bestuur tot decharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschrifte of andere onregelmatigheden.

Artikel 35

  • 1.

    In de rekening wordt het door elk der deelnemende gemeente over het betreffende jaar werkelijk verschuldigde bedrag opgenomen.

  • 2.

    De kosten worden, rekening houdende met andere inkomsten, over de deelnemende gemeenten verdeeld naar rato van de verdeelmaatstaven die in de begroting van datzelfde jaar worden gehanteerd.

  • 3.

    Verrekening van het verschil tussen het op grond van artikel 30, lid 5, betaalde voorschot en het werkelijk verschuldigde bedrag vindt plaats onmiddellijk na de kennisgeving aan de gemeenten van de vaststelling van de rekening.

HOOFDSTUK X GESCHILLEN

Artikel 36

Ten aanzien van geschillen omtrent de toepassing van de regeling in de ruimste zin, geldt het gestelde in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

HOOFDSTUK XI HET ARCHIEF

Artikel 37

  • 1.

    Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de veiligheidsregio en haar organen overeenkomstig een door het algemeen bestuur met inachtneming van de Archiefwet 1995 vast te stellen regeling, welke aan gedeputeerde staten moet worden medegedeeld.

  • 2.

    Gedeputeerde staten oefenen toezicht uit op de in het eerste lid aan het dagelijks bestuur opgedragen zorg voor de archiefbescheiden overeenkomstig artikel 33 van de Archiefwet 1995.

  • 3.

    De algemeen directeur is belast met het beheer van de archiefbescheiden voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de gemeente Dordrecht, doch kan deze taak aan een andere ambtenaar delegeren.

  • 4.

    De archivaris van de gemeente Dordrecht oefent toezicht uit op het in het derde lid genoemde beheer.

  • 5.

    Voor de bewaring van de op grond van artikel 12 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden van de in deze regeling genoemde organen is aangewezen de archiefbewaarplaats van de gemeente Dordrecht.

  • 6.

    De in het vijfde lid bedoelde archiefbescheiden worden beheerd door de archivaris van de gemeente Dordrecht.

HOOFDSTUK XII KLACHTEN EN OMBUDSVOORZIENING

Artikel 38

Het algemeen bestuur stelt, met inachtneming van hoofdstuk 9, titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht, een interne klachtenregeling vast.

HOOFDSTUK XIII TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING

Artikel 39 Toetreding en uittreding

  • 1.

    Toetreding van colleges van burgemeester en wethouders tot de gemeenschappelijke regeling of uittreding van colleges van burgemeester en wethouders uit de gemeenschappelijke regeling is slechts mogelijk na wijziging van de verdeling van gemeenten in regio’s, als bedoeld in artikel 8 van de wet.

  • 2.

    Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de toetreding of de uittreding en kan voorwaarden verbinden aan de toetreding en de uittreding.

Artikel 40 Wijzigingen of opheffing

  • 1.

    Een voorstel aan de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten tot wijziging van deze gemeenschappelijke regeling kan worden gedaan door het algemeen bestuur of door het college van burgemeester en wethouders van ten minste vijf van de deelnemende gemeenten, zulks onverminderd de ter zake van toepassing zijnde bepalingen in de Wet gemeenschappelijke regelingen en de wet.

  • 2.

    Een besluit tot wijziging van deze regeling wordt slechts na instemming van de colleges van burgemeester en wethouders van alle deelnemende gemeenten genomen.

  • 3.

    De gemeenschappelijke regeling kan slechts worden opgeheven voor zover dit op grond van artikel 8 en artikel 9 van de wet mogelijk is. Een besluit tot opheffing van deze gemeenschappelijke regeling wordt niet genomen voordat de betreffende bestuursorganen van alle deelnemende gemeenten daarmee hebben ingestemd. Het algemeen bestuur stelt, nadat de raden van de deelnemende gemeenten zijn gehoord, een liquidatieplan vast.

  • 4.

    Ingeval van opheffing van de gemeenschappelijke regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt daarvoor de nodige regelen. Daarbij kan van de bepalingen van deze regeling worden afgeweken.

  • 5.

    Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, nadat de raden van de deelnemende gemeenten hun zienswijze hebben kunnen inbrengen, vastgesteld.

  • 6.

    Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die de beëindiging heeft voor het personeel.

  • 7.

    Het liquidatieplan geeft regels voor de wijze waarop de deelnemende gemeenten, voor zover het saldo ontoereikend is, zorg dragen voor de nakoming van de verplichtingen van het samenwerkingsverband.

  • 8.

    Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.

  • 9.

    De organen van het openbaar lichaam blijven ook na het tijdstip van opheffing in functie, totdat de liquidatie volledig is voltooid.

HOOFDSTUK XIV OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 41

  • 1.

    De gemeenschappelijke regeling treedt in werking nadat:

    • a.

      het toestemmingsbesluit van de gemeenteraad is bekendgemaakt. Dit kan door toezending aan het College, art. 10:32 lid 1 jo. Art 10:31 lid 1 jo. Art. 3:41 lid 1 Awb;

    • b.

      het instemmingsbesluit van het College bekend is gemaakt via de normale gemeentelijke weg (art 3:42 lid 2 Awb);

    • c.

      de gewijzigde gemeenschappelijke regeling als zodanig bekend is gemaakt (art. 26 lid 3 jo. Lid 2 Wgr jo. Art 139 e.v. Gemeentewet). De VRZHZ publiceert hiertoe de GR VRZHZ op haar website (www.vrzhz.nl) en de gemeenten publiceren op de voor hen gebruikelijke wijze.

  • Het bepaalde in dit lid is van overeenkomstige toepassing op wijzigingen van de gemeenschappelijke regeling, tenzij in het wijzigingsbesluit anders is besloten.

  • 2.

    De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 3.

    Deze regeling wordt aangehaald als: Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid (GR VRZHZ).

Ondertekening

Aldus vastgesteld,
de secretaris, de voorzitter,
P.L.J. Bos A.A.M. Brok