Regeling vervallen per 31-12-2016

Gemeenschappelijke regeling GGD IJsselland 2009

Geldend van 01-01-2009 t/m 30-12-2016

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling GGD IJsselland 2009

HOOFDSTUK I Algemene bepalingen

Algemene bepalingen

Begripsbepalingen

Artikel 1

  • 1 In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

    • a

      GGD: GGD IJsselland, het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2, lid 1;

    • b

      deelnemende gemeenten: de aan deze regeling deelnemende gemeenten: Dalfsen, Hardenberg, Hattem, Heerde, Kampen, Olst-Wijhe, Ommen, Raalte, Staphorst, Steenwijkerland, Zwartewaterland en Zwolle;

    • c

      gebied: het gezamenlijk grondgebied van de deelnemende gemeenten;

    • d

      Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel;

    • e

      voorzitter: de voorzitter als bedoeld in artikel 18;

    • f

      het Dagelijks Bestuur: het Dagelijks Bestuur als bedoeld in artikel 14 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • g

      Algemeen Bestuur: het Algemeen Bestuur als bedoeld in artikel 12 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

    • h

      het college: het college van burgemeester en wethouders van een deelnemende gemeente.

  • 2 Onder Gemeentewet verstaat deze regeling, met uitzondering van Hoofdstuk XI, de Gemeentewet, bedoeld in artikel VIIIa van de Wet dualisering gemeentebestuur.

  • 3 Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, treden de GGD IJsselland, het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter in de plaats van respectievelijk de gemeente, de raad, het college en/of de burgemeester in die artikelen.

    Het rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam

Artikel 2

  • 1. Er is een openbaar lichaam, te weten “de GGD IJsselland". Het is gevestigd te Zwolle.

  • 2. Het bestuur van het openbaar lichaam bestaat uit het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur, de voorzitter en de commissies als bedoeld in artikel 23.

  • 3. De ombudsman of ombudscommissie van de gemeente Zwolle is bevoegd tot de behandeling van de verzoekschriften als bedoeld in artikel 9:18, eerste lid, van de Algemene Wet Bestuursrecht.

HOOFDSTUK II

Belangen en taken

Artikel 3

De GGD IJsselland is ingesteld voor de gezamenlijke behartiging van de belangen van deelnemende gemeenten op met name het terrein van de publieke gezondheidszorg, zulks met inachtneming van hetgeen in deze regeling nader is bepaald met betrekking tot de taken en bevoegdheden van het samenwerkingsverband.

Artikel 4

De behartiging van de in artikel 3 bedoelde belangen omvat meer algemeen:

  • 1

    het bevorderen van overleg met en tussen de deelnemende gemeenten ter afstemming en coördinatie van gemeentelijke beleidsvoornemens en beleidsmaatregelen;

  • 2

    het bevorderen van gemeenschappelijke standpuntbepalingen;

  • 3

    het bieden van een platform en faciliteiten voor flexibele samenwerkingsvormen van gemeenten en/of betrokken partijen rondom gezamenlijke belangen;

  • 4

    het voeren van overleg met de andere overheden en het vertegenwoordigen van de afzonderlijke deelnemende gemeenten, indien en voor zover deze daarom verzoeken dan wel daarmee instemmen;

  • 5

    het aantrekken en borgen van geldleningen voor activiteiten waarmee de gemeenten overeenkomstig de besluitvormingsprocedures hebben ingestemd.

Artikel 5

Ter behartiging van de in artikel 3 bedoelde belangen heeft het samenwerkingsverband, met inachtneming van het bepaalde in artikel 7, de volgende taken en specifieke bevoegdheden:

  • 1

    wettelijke taken en bevoegdheden als GGD:

    • 1e)

      het instellen en instandhouden van een gezondheidsdienst als bedoeld in de artikelen 14, eerste lid, en 15 van de Wet Publieke Gezondheid;

    • 2e)

      de taken en bevoegdheden, die de Wet Publieke Gezondheid aangeeft voor het bestuur van de gezondheidsdienst;

    • 3e)

      het houden van toezicht als bedoeld in hoofdstuk 4 van de Wet Kinderopvang.

  • 2

    taken en bevoegdheden in vrijwillige samenwerking:

    • a

      taken op het terrein van gemeentelijke overheidszorg, die gemeenten, collectief of afzonderlijk, aan het samenwerkingsverband opdragen met inachtneming van het bepaalde in artikel 6, leden 2 tot en met 4, daaronder begrepen de taken waarvoor de GGD IJsselland beschikt over de specifieke bevoegdheden, hierna genoemd bij de onderdelen b, c, en d.

    • b

      volksgezondheid:

      1e)het aanwijzen van toezichthoudende ambtenaren, bedoeld in artikel 61.1 van de Wet Kinderopvang;

    • c

      openbare orde:

      1e)het instellen en instandhouden van een Halt-bureau ter uitvoering van repressieve taken, als bedoeld in de Wet Justitie-subsidies en de Aanwijzingsregeling Halt-bureaus, en van gemeentelijke preventietaken;

    • d

      milieu:

      • 1e)

        [het aanwijzen van toezichthoudende ambtenaren, bedoeld in artikel 18.4 van de Wet milieubeheer;

      • 2e)

        ;]het (doen) zorgen voor een doelmatige verwijdering van ingezamelde afvalstoffen.

Artikel 6

  • 1 De GGD IJsselland voert periodiek bestuurlijk overleg met de deelnemende gemeenten omtrent de inhoud en het niveau van uitvoering van wettelijke taken, genoemd in artikel 5, lid 1, voor de komende vier jaren. De inhoud en het niveau van de uitvoering van deze taken worden voor een periode van vier jaar vastgesteld door het Algemeen Bestuur.

  • 2 De uitvoering van taken en bevoegdheden in vrijwillige samenwerking, bedoeld in artikel 5, lid 2,

    • a

      dient de behartiging van de belangen, genoemd in artikel 3;

    • b

      geschiedt op verzoek van de betreffende gemeente of gemeenten;

    • c

      wordt schriftelijk vastgelegd tussen de GGD IJsselland en de betreffende gemeente of gemeenten.

  • 3 De GGD IJsselland stemt jaarlijks met de betrokken gemeenten de uitvoering af van de taken en bevoegdheden in vrijwillige samenwerking genoemd in artikel 5, lid 2.

  • 4 Met betrekking tot de taken en bevoegdheden in vrijwillige samenwerking, bedoeld in de leden 2 en 3, maken de GGD IJsselland en de gemeente(n) in ieder geval afspraken over:

    • a

      de duur en de kosten van de taakuitvoering;

    • b

      de opzegtermijn van de dienstverlening;

    • c

      de verrekening van eventuele desintegratiekosten. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de gemeente(n) die de dienstverlening voortijdig beëindigt, de kosten draagt die het rechtstreekse gevolg zijn van die beëindiging en dat de overige gemeenten geen financieel nadeel daarvan ondervinden.

Artikel 7

  • 1. In het geval een gemeente bepaalde taken en bevoegdheden, bedoeld in artikel 5, lid 1 en 2, niet aan de GGD IJsselland heeft opgedragen onthouden de leden van het Algemeen Bestuur van deze gemeente zich van stemming over aangelegenheden die de uitoefening van deze taak en bevoegdheid door de GGD IJsselland betreffen.

  • 2. Het in het vorige lid bepaalde is niet langer van toepassing voor een gemeente indien uitoefening door de GGD IJsselland van de taak en bevoegdheid ingevolge enige wet of wettelijk voorschrift wordt voorgeschreven.

    Wijziging van bevoegdheden

Artikel 8

  • 1 De bevoegdheden van de GGD IJsselland, genoemd in artikel 5 van deze regeling, kunnen worden gewijzigd in geval van noodzakelijke aanpassing aan landelijke en/of Europese wetgeving. Het Algemeen Bestuur dient tot de wijziging te besluiten.

  • 2 Het Algemeen Bestuur deelt zijn besluit en de redenen daartoe mee aan de deelnemende gemeenten.

HOOFDSTUK III Het Algemeen Bestuur

Het Algemeen Bestuur

De samenstelling

Artikel 9

  • 1 Met inachtneming van het bepaalde in artikel 18 wijst elk van de colleges van de deelnemende gemeenten uit zijn midden één vertegenwoordiger aan tot lid van het Algemeen Bestuur.

  • 2 Elk van de colleges van de deelnemende gemeenten wijst uit zijn midden tevens één plaatsvervangend lid aan.

  • 3 Het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, aangesteld door of vanwege een deelnemende gemeente of de GGD IJsselland, met uitzondering van onderwijzend personeel. Met ambtenaar worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld zij, die op arbeidscontract naar burgerlijk recht werkzaam zijn.

  • 4 Het Algemeen Bestuur kan vertegenwoordigers van andere dan aan de GGD IJsselland deelnemende gemeenten alsmede vertegenwoordigers van andere instellingen, toelaten tot de vergaderingen van het Algemeen Bestuur. Met instemming van het Algemeen Bestuur kan het Dagelijks Bestuur vertegenwoordigers van de andere gemeenten en instellingen toelaten tot zijn vergaderingen. In de vergaderingen kunnen deze vertegenwoordigers van hun gevoelen ten aanzien van te behandelen onderwerpen doen blijken.

Artikel 10

  • 1 Na verkiezing van de gemeenteraad eindigt het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur op de dag met ingang waarvan de leden van het college in oude samenstelling aftreden. Voor zover de aftredende leden

    • a

      voorzitter van het college van een deelnemende gemeente zijn, blijven zij hun functie waarnemen tot het tijdstip waarop het college nieuwe leden van het Algemeen Bestuur heeft aangewezen;

    • b

      wethouder van een deelnemende gemeente zijn, blijven zij hun functie waarnemen tot de dag van hun aftreden.

  • 2 Het college van elke deelnemende gemeente beslist zo spoedig mogelijk over de aanwijzing van de nieuwe leden van het Algemeen Bestuur.

  • 3 Het voorzien in een tussentijdse vacature geschiedt binnen tien weken. Van elke aanwijzing tot lid van het Algemeen Bestuur geeft het betrokken college binnen acht dagen kennis aan het Algemeen Bestuur.

    De werkwijze

Artikel 11

  • 1 Het Algemeen Bestuur vergadert jaarlijks tenminste tweemaal en voorts zo dikwijls

    • a

      de voorzitter of het Dagelijks Bestuur een vergadering nodig oordeelt, of

    • b

      tenminste een vijfde van het aantal leden van het Algemeen Bestuur dit, onder opgaaf van redenen, schriftelijk verzoekt.

  • 2 Artikel 19 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de openbare kennisgeving tevens op verzoek van de voorzitter door de burgemeesters der deelnemende gemeenten op de daar gebruikelijke wijze geschiedt. De voorzitter draagt er voorts zorg voor dat – spoedeisende of andere bijzondere omstandigheden uitgezonderd – het tijdstip van vergadering in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in het gebied verspreid worden, wordt bekendgemaakt.

Artikel 12

  • 1 Het Algemeen Bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast. De artikelen 20, 22, 26 en 28 tot en met 33 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing. In het reglement van orde worden regels gegeven omtrent het horen van de deelnemende gemeenten en belanghebbenden ten aanzien van door het Algemeen Bestuur te nemen besluiten.

  • 2 Een exemplaar van het reglement van orde wordt ter kennisneming toegezonden aan de raden van de deelnemende gemeenten.

HOOFDSTUK IV Het Dagelijks Bestuur

Het Dagelijks Bestuur

De samenstelling

Artikel 13

  • 1 Het Algemeen Bestuur bepaalt in de eerste vergadering van elke zittingsperiode voor de duur daarvan het aantal te vervullen plaatsen in het Dagelijks Bestuur. Het wijst uit zijn midden de leden van het Dagelijks Bestuur aan.

  • 2 De voorzitter van het Algemeen Bestuur is voorzitter van het Dagelijks Bestuur.

  • 3 De artikelen 40, 41, 43 en 45 tot en met 48 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

    De werkwijze

Artikel 14

  • 1 De leden van het Dagelijks Bestuur treden als lid van dat bestuur af op de dag, waarop de zittingsperiode van de leden van het Algemeen Bestuur afloopt. Zij zijn terstond herkiesbaar. Zij blijven hun functie waarnemen tot het tijdstip waarop het Algemeen Bestuur uit zijn midden een nieuw Dagelijks Bestuur heeft aangewezen.

  • 2 Indien tussentijds een plaats in het Dagelijks Bestuur beschikbaar komt, wijst het Algemeen Bestuur een nieuw lid aan. Gaat het openvallen van een plaats in het Dagelijks Bestuur gepaard met het openvallen van een plaats in het Algemeen Bestuur, dan stelt het Algemeen Bestuur het aanwijzen van een nieuw lid van het Dagelijks Bestuur uit totdat de opengevallen plaats in het Algemeen Bestuur wederom is bezet. Dit uitstel zal niet meer dan drie maanden mogen belopen.

Artikel 15

  • 1 Indien langdurige verhindering of ontstentenis van een lid van het Dagelijks Bestuur verwacht wordt, kan het Algemeen Bestuur op voorstel van het Dagelijks Bestuur in diens tijdelijke vervanging voorzien.

  • 2 Op deze tijdelijke voorziening zijn de bepalingen van het vorige artikel van toepassing.

  • 3 Het tijdelijk benoemd lid van het Dagelijks Bestuur treedt af, zodra degene die hij vervangt de uitoefening van zijn functie heeft hervat.

Artikel 16

  • 1 Het Dagelijks Bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt of tenminste twee leden van het Dagelijks Bestuur zulks schriftelijk, onder opgave van de te behandelen onderwerpen, verzoeken.

  • 2 De artikelen 53 tot en met 59 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Het Dagelijks Bestuur kan een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vaststellen, dat aan het Algemeen Bestuur wordt toegezonden.

  • 4 In de eerste vergadering van elke zittingsperiode regelen de leden van het Dagelijks Bestuur onderling de werkzaamheden. Deze taakverdeling geschiedt op een zodanige wijze, dat voor ieder onderdeel van de taak een plaatsvervanger wordt aangewezen. De taakverdeling wordt meegedeeld aan het Algemeen Bestuur en aan de deelnemende gemeenten.

    De bevoegdheden van het Dagelijks Bestuur

Artikel 17

  • 1. Het Dagelijks Bestuur is belast met en bevoegd tot de dagelijkse leiding van de GGD IJsselland. Hiertoe behoort:

    • a.

      de voorbereiding van al hetgeen aan het Algemeen Bestuur ter overweging en beslissing zal worden voorgelegd;

    • b.

      de uitvoering van de besluiten van het Algemeen Bestuur;

    • c.

      het beheer van de activa en de passiva van de GGD IJsselland.

    • d.

      de zorg, voor zover deze niet aan anderen is opgedragen, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;

    • e.

      het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte, en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit;

    • f.

      de benoeming, schorsing, het ontslag, dan wel de tewerkstelling op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht van personeel in dienst van de GGD IJsselland, een en ander behoudens het bepaalde in de artikel 41 en verder voor zover het Algemeen Bestuur zich de betreffende bevoegdheden niet heeft voorbehouden;

    • g.

      gedurig toezicht op al wat de GGD IJsselland aangaat.

  • 2. Het Algemeen Bestuur kan aan het Dagelijks Bestuur bevoegdheden overdragen. Dit geldt niet voor:

    • a.

      het vaststellen en wijzigen van de begroting;

    • b.

      het vaststellen van de jaarstukken;

    • c.

      het vaststellen van verordeningen;

    • d.

      het nemen van besluiten, als bedoeld in de artikelen 54 tot en met 57.

HOOFDSTUK V

De voorzitter

Artikel 18

  • 1 De voorzitter, alsmede de eerste en tweede vice-voorzitter, worden door het Algemeen Bestuur in de eerste vergadering van elke zittingsperiode uit zijn midden aangewezen.

  • 2 Indien en voor zover het Algemeen Bestuur niet in de vervanging heeft voorzien, is het Dagelijks Bestuur bevoegd uit zijn midden een lid aan te wijzen, dat tijdelijk in de vervanging voorziet.

  • 3 De gemeente waarvan een vertegenwoordiger in het Algemeen Bestuur tot voorzitter is benoemd, is bevoegd in diens plaats een extra lid van het Algemeen Bestuur aan te wijzen. Onverminderd het bepaalde in artikel 10 ten aanzien van het einde van het lidmaatschap, eindigt het lidmaatschap van het extra lid, zodra het tot voorzitter aangewezen lid ophoudt de voorzittersfunctie te vervullen.

  • 4 Het voorzitterschap eindigt, indien de betrokkene ophoudt lid van het Algemeen Bestuur te zijn. Alsdan voorziet het Algemeen Bestuur ten spoedigste in de vervanging.

Artikel 19

  • 1 De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur.

  • 2 Hij draagt zorg voor een spoedige afdoening van zaken. De artikelen 75 en 273 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3 De voorzitter vertegenwoordigt de GGD IJsselland in en buiten rechte. Hij kan de vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen persoon.

    In rechtsgedingen tussen de GGD IJsselland en de gemeente, waarvan de voorzitter lid van het bestuur is, wordt hij vervangen door een lid van het Dagelijks Bestuur dat geen lid van het bestuur van de betreffende gemeente is.

HOOFDSTUK VI

Portefeuillehoudersoverleggen

Artikel 20

  • 1 Het Dagelijks Bestuur kan een of meer portefeuillehoudersoverleggen instellen voor bestuurlijk overleg en afstemming omtrent de belangen en taken, genoemd in de artikelen 3, 4 en 5, alsmede voor zaken van financiele aard.

  • 2 Een portefeuillehoudersoverleg bestaat uit één lid (portefeuillehouder) per deelnemende gemeente afkomstig uit het college.

  • 3 Het Dagelijks Bestuur kan, na instemming van het betrokken portefeuillehoudersoverleg, vertegenwoordigers van andere gemeenten en van instellingen toelaten tot bijeenkomsten van dat portefeuillehoudersoverleg. In de vergaderingen kunnen deze vertegenwoordigers van hun gevoelen ten aanzien van te behandelen onderwerpen doen blijken.

  • 4 Voorzitter van een portefeuillehoudersoverleg is het lid van het Dagelijks Bestuur dat het werkterrein van het portefeuillehoudersoverleg in dat bestuur behartigt.

    Commissies

Artikel 21

  • 1 Commissies van advies aan het Algemeen Bestuur worden ingesteld door het Algemeen Bestuur.

  • 2 Bij de instelling worden de bevoegdheden, samenstelling en werkwijze geregeld.

  • 3 Artikel 94 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 22

  • 1 De instelling van vaste commissies van advies aan het Dagelijks Bestuur of aan de voorzitter en de regeling van haar bevoegdheden en samenstelling geschiedt door het Algemeen Bestuur op voorstel van het Dagelijks Bestuur onderscheidenlijk van de voorzitter.

  • 2 De voorzitter van een vaste commissie van advies is het lid van het Dagelijks Bestuur tot wiens portefeuille het belang behoort. Hij heeft in de commissie een adviserende stem.

  • 3 De commissies dienen het Dagelijks Bestuur respectievelijk de voorzitter desgevraagd of uit eigen beweging van advies met betrekking tot de belangen waarvoor zij zijn ingesteld.

Artikel 23

  • 1 Het Algemeen Bestuur kan commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen.

  • 2 Hij gaat pas over tot instelling van een commissie als bedoeld in lid 1 na verkregen toestemming van de raden van elk van de deelnemende gemeenten.

  • 3 Bij de instelling regelt hij in ieder geval:

    • a

      de samenstelling;

    • b

      de bevoegdheid;

    • c

      de werkwijze;

    • d

      de openbaarheid van vergaderingen;

    • e

      de voorbereiding, de uitvoering van de openbaarmaking van besluiten alsmede de informatie aan en het overleg met de deelnemende gemeenten;

    • f

      het toezicht van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur;

    • g

      de verhouding van de toegekende bevoegdheden tot die van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur;

    • h

      de verantwoording aan het Algemeen Bestuur.

  • 4 De voorzitter van de commissie is het lid van het Dagelijks Bestuur tot wiens portefeuille het belang behoort. Hij heeft in de commissie een adviserende stem.

HOOFDSTUK VII

Informatie-, verantwoordingsplicht en ontslagrecht

Artikel 24

  • 1 De leden van het Dagelijks Bestuur zijn tezamen en ieder afzonderlijk aan het Algemeen Bestuur verantwoording schuldig voor het door hen gevoerde bestuur en geven te dien aanzien alle door één of meer leden verlangde inlichtingen, een en ander voor zover zulks niet strijdig is met het openbaar belang.

  • 2 Het Algemeen Bestuur kan regelen van welke besluiten van het Dagelijks Bestuur kennisgeving wordt gedaan aan de leden van het Algemeen Bestuur. Daarbij kan het Algemeen Bestuur de gevallen bepalen waarin met terinzagelegging kan worden volstaan.

  • 3 Het Dagelijks Bestuur laat de kennisgeving of terinzagelegging achterwege voor zover deze in strijd is met het openbaar belang.

  • 4 Het Algemeen Bestuur kan een lid van het Dagelijks Bestuur ontslag verlenen, indien dit het vertrouwen van het Algemeen Bestuur niet meer bezit.

  • 5 De artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op een dergelijk ontslag.

Artikel 25

Het voorgaande artikel is van overeenkomstige toepassing op de voorzitter.

Artikel 26

  • 1 Het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur verstrekken de raad van een deelnemende gemeente de door één of meer leden overeenkomstig het reglement van orde van die raad verlangde inlichtingen, waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang.

  • 2 Een verzoek om inlichtingen kan schriftelijk of mondeling worden ingediend bij het Dagelijks Bestuur.

  • 3 Het Dagelijks Bestuur verstrekt de gevraagde inlichtingen binnen 8 weken na ontvangst van het verzoek.

Artikel 27

Een lid van het Algemeen Bestuur verschaft de raad of het college van zijn gemeente met inachtneming van de artikelen 18 en 19 van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen alle inlichtingen, die door die raad of dat college of door één of meer leden daarvan worden verlangd.

Artikel 28

Een lid van het Algemeen Bestuur is de raad of het college van zijn gemeente verantwoording verschuldigd voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid.

Artikel 29

Het verstrekken van inlichtingen en het afleggen van verantwoording als bedoeld in de artikelen 27 en 28 geschiedt volgens de door het betreffende orgaan vastgestelde regels.

Artikel 30

  • 1 Het college kan een door hem aangewezen lid ontslag verlenen, indien dit het vertrouwen van het college niet meer bezit.

  • 2 De artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op een dergelijk ontslag.

HOOFDSTUK VIII

Verordeningen

Artikel 31

  • 1 Het Algemeen Bestuur is bevoegd verordeningen vast te stellen, die nodig zijn ter regeling van personele, organisatorische en huishoudelijke zaken.

  • 2 Het Algemeen Bestuur is bevoegd verordeningen vast te stellen binnen het kader van de taken zoals bedoeld in artikel 4 en artikel 5.

Artikel 32

Het Dagelijks Bestuur stelt een ontwerp van een verordening, als bedoeld in artikel 31, lid 2, op en wint daarover advies in van het desbetreffende portefeuillehoudersoverleg respectievelijk de desbetreffende commissie als bedoeld in de artikelen 20, 21, 22 en 23.

Artikel 33

Het Dagelijks Bestuur zendt het ontwerp van een verordening als bedoeld in artikel 31, lid 2, vergezeld van de ontvangen adviezen, aan de deelnemende gemeenten, die hun beschouwingen binnen drie maanden ter kennis van het Algemeen Bestuur kunnen brengen.

Artikel 34

Binnen twee maanden na het verstrijken van de in artikel 33 genoemde termijn beslist het Algemeen Bestuur omtrent de vaststelling van de verordening.

Artikel 35

  • 1 Het Dagelijks Bestuur zendt onverwijld de verordening, bedoeld in artikel 31, lid 2, na vaststelling toe aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan de verder bij wettelijk voorschrift daartoe aangewezen besturen en functionarissen.

  • 2 De artikelen 139 tot en met 144 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 36

Aan de GGD IJsselland wordt de bevoegdheid toegekend tot het bij verordening heffen van rechten bedoeld in artikel 229, lid 1, onder b, van de Gemeentewet en de rechten waarvan de heffing krachtens bijzondere wetten geschiedt.

Artikel 37

Voor zover een verordening als bedoeld in de artikelen 31, lid 2, en 36 voorziet in hetzelfde onderwerp als een verordening van een deelnemende gemeente, regelt de eerstbedoelde verordening de onderlinge verhouding. Zij kan bepalen dat de gemeentelijke verordening voor het gehele gebied dan wel voor een gedeelte daarvan geheel of gedeeltelijk ophoudt te gelden.

HOOFDSTUK IX

Vergoedingen

Artikel 38

  • 1. Het Algemeen Bestuur kan voor zijn leden, de voorzitter en de leden van het Dagelijks Bestuur bij verordening een tegemoetkoming in de kosten vaststellen. De verordening stelt regels omtrent de hoogte en de toekenning van de tegemoetkoming in de kosten.

  • 2. De hoogte van de tegemoetkoming in de kosten bedraagt niet meer dan de werkelijke kosten, mede rekening houdende met de tegemoetkoming in de kosten welke het bestuurslid ontvangt uit hoofde van zijn lidmaatschap van het gemeentebestuur.

  • 3. De verordening wordt ter kennisneming gezonden aan Gedeputeerde Staten.

    Rechtspositie

Artikel 39

Het Algemeen Bestuur kan nadere bepalingen vaststellen omtrent de rechtspositie van de leden van het Dagelijks Bestuur. Het besluit wordt ter kennisneming gezonden aan Gedeputeerde Staten.

HOOFDSTUK X

Medewerkers en organisatie

Artikel 40

Het Dagelijks Bestuur regelt de inrichting van de organisatie van de GGD IJsselland.

Secretaris

Artikel 41

  • 1 De secretaris wordt door het Algemeen Bestuur benoemd, geschorst of ontslagen.

  • 2 De secretaris is secretaris van het Algemeen Bestuur en van het Dagelijks Bestuur.

  • 3 Hij woont de vergaderingen bij van het Algemeen Bestuur en van het Dagelijks Bestuur; in deze vergaderingen heeft hij een adviserende stem.

  • 4 De secretaris is tevens algemeen directeur van de organisatie van de GGD IJsselland en heeft als zodanig de algemene leiding.

  • 5 Het Dagelijks Bestuur regelt de vervanging van de secretaris bij zijn verhindering of ontstentenis.

  • 6 Het Algemeen Bestuur stelt voor de secretaris een instructie vast.

Artikel 42

  • 1 De secretaris staat het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur, de voorzitter, de portefeuillehoudersoverleggen en de commissies bij de uitoefening van hun taak terzijde.

  • 2 Hij zorgt voor aantekening van het verhandelde in de vergaderingen van het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur, de portefeuillehoudersoverleggen en de commissies.

  • 3 Alle stukken, die van het Algemeen Bestuur en van het Dagelijks Bestuur uitgaan, worden door hem mede ondertekend.

Artikel 43

Op de secretaris is artikel 102 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Directie

Artikel 44

  • 1 Andere directieleden worden benoemd, geschorst en ontslagen door het Dagelijks Bestuur.

  • 2 Het Dagelijks Bestuur regelt de taken en bevoegdheden van directieleden.

    Rechtspositie

Artikel 45

Het Algemeen Bestuur regelt, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 125 en 134 van de Ambtenarenwet 1929, de rechtspositie van de medewerkers van de GGD IJsselland, die ambtenaar zijn, alsmede van het personeel van de GGD IJsselland, werkzaam op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.

HOOFDSTUK XI Financiële bepalingen

Financiële bepalingen

Administratie en controle

Artikel 46 Administratie en controle

  • 1 Het Algemeen Bestuur stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede de regels voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. Deze verordening dient te waarborgen dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan. De verordening regelt in elk geval de onderwerpen, genoemd in artikel 212, lid 2, van de Gemeentewet voor zover van toepassing op de GGD IJsselland.

  • 2 Het Algemeen Bestuur stelt bij verordening regels vast voor de controle op het financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie. Deze verordening waarborgt dat de rechtmatigheid van het financiële beheer en van de inrichting van de financiële organisatie wordt getoetst.

  • 3 Het Algemeen Bestuur wijst een of meer accountants aan als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, belast met de controle van de in artikel 197 van de Gemeentewet bedoelde jaarrekening en het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het uitbrengen van een verslag van bevindingen. De accountantsverklaring en het verslag van bevindingen voldoen aan het bepaalde in artikel 213, lid 3 respectievelijk lid 4, van de Gemeentewet.

  • 4 De artikelen 214 en 215 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 5 Het Algemeen Bestuur kan, met inachtneming van bij algemene maatregel van bestuur gestelde regels, voor afzonderlijke taken en activiteiten van de GGD IJsselland een bedrijf instellen. Het Dagelijks Bestuur zendt een dergelijk besluit binnen twee weken na vaststelling door het Algemeen Bestuur aan Gedeputeerde Staten.

  • 6 Het Dagelijks Bestuur stelt regels vast omtrent de verzekering van eigendommen en gelden van de GGD IJsselland tegen benadeling door haar personeel of door anderen.

Artikel 47 Begroting

  • 1 Het Dagelijks Bestuur maakt elk jaar voor 1 april de ontwerp-begroting en de ontwerp-meerjarenraming op en zendt deze toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2 De ontwerp-begroting en de ontwerp-meerjarenraming voldoen aan het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, voorzover van toepassing.

  • 3 De ontwerp-begroting vermeldt tevens de naar raming door elke deelnemende gemeente voor het jaar, waarop de begroting betrekking heeft, verschuldigde bijdragen. De berekening van deze bijdragen vindt plaats op basis van het volgende uitgangspunten:

    • a

      voor de algemene en de wettelijke taken, genoemd in de artikelen 4 en 5 lid 1 het inwonertal op 1 januari van het jaar, voorafgaand aan dat waarvoor de bijdrage verschuldigd is.

    • b

      voor de taken in vrijwillige samenwerking, genoemd in artikel 5, lid 2: de bedragen die gemeenten en GGD IJsselland daarvoor hebben afgesproken dan wel het aantal verleende diensten maal het vastgestelde tarief per dienst.

  • 4 De ontwerp-begroting en de ontwerp-meerjarenraming worden door de zorg van de besturen van de deelnemende gemeenten voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld. Artikel 190, tweede en derde lid van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 5 De raden van de deelnemende gemeenten kunnen bij het Dagelijks Bestuur voor 1 juni hun zienswijze omtrent de ontwerp-begroting en de ontwerp-meerjarenraming naar voren brengen.

  • 6 Het Dagelijks Bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat en eventueel een nota van wijzigingen, bij de ontwerp-begroting en de ontwerp-meerjarenraming, zoals deze aan het Algemeen Bestuur worden aangeboden.

  • 7 Het Algemeen Bestuur stelt de begroting en de meerjarenraming vast voor 1 juli van het jaar, voorafgaand aan dat waarvoor de begroting moet dienen.

  • 8 Terstond na vaststelling worden de begroting en de meerjarenraming in afschrift toegezonden aan de raden van de deelnemende gemeenten, die de in deze begroting voor de gemeente als bijdrage in de kosten van de GGD IJsselland geraamde bedragen in de gemeentebegroting opnemen.

  • 9 Het Dagelijks Bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling door het Algemeen Bestuur, in ieder geval voor 15 juli, aan Gedeputeerde Staten.

  • 10 Als de begroting niet in evenwicht is en het niet aannemelijk is dat in de eerstvolgende jaren een evenwicht bereikt wordt, zendt het Dagelijks Bestuur de begroting binnen twee weken na vaststelling door het Algemeen Bestuur aan Gedeputeerde Staten ter goedkeuring in. Van de goedkeuring doet het Dagelijks Bestuur mededeling aan het Algemeen Bestuur en de deelnemende gemeenten.

  • 11 Artikel 189, derde lid van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 48

  • 1 Voordat een begrotingswijziging door het Algemeen Bestuur wordt vastgesteld, zendt het Dagelijks Bestuur het ontwerp daarvan, voorzien van een toelichting en een raming van de verschuldigde bijdrage per gemeente, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2 De raden van de deelnemende gemeenten kunnen gedurende twee maanden hun zienswijze naar voren brengen bij het Dagelijks Bestuur.

  • 3 Het Dagelijks Bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat en eventueel een nota van wijzigingen, bij de wijziging zoals deze aan het Algemeen Bestuur wordt aangeboden.

  • 4 Het bepaalde in artikel 47, achtste, negende, tiende en elfde lid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 49

  • 1 De deelnemende gemeenten betalen bij wijze van voorschot jaarlijks voor 16 januari en voor 16 juli telkens de helft van de verschuldigde bijdragen, bedoeld in artikel 47, lid 3, onder a. Bij niet tijdige betaling is de wettelijke interest verschuldigd.

  • 2 De deelnemende gemeenten betalen de bijdragen, bedoeld in artikel 47, lid 3, onder b, op basis van facturen, die de GGD IJsselland hen daartoe zal toezenden.

  • 3 De gemeenten garanderen de GGD IJsselland de betaling van rente, aflossing, boeten en kosten van de in artikel 4, lid 5, bedoelde geldleningen en borgstellingen op basis van de voor de betreffende activiteit geldende financiële verdeelsleutel.

Artikel 50

  • 1 Wanneer aan het Algemeen Bestuur blijkt dat de raad van een deelnemende gemeente niet voldoet of zal voldoen aan het gestelde in artikel 47, achtste lid, doet het Algemeen Bestuur aan Gedeputeerde Staten van de provincie, waarin de gemeente is gelegen, het verzoek over te gaan tot toepassing van artikel 194 van de Gemeentewet.

  • 2 Artikel 195 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

    Jaarstukken

Artikel 51

  • 1 Het Dagelijks Bestuur legt aan het Algemeen Bestuur over elk begrotingsjaar verantwoording af over het door hem gevoerde bestuur, onder overlegging van de jaarrekening en het jaarverslag. Het Dagelijks Bestuur voegt daarbij de stukken, bedoeld in artikel 46, derde lid.

  • 2 De jaarstukken, genoemd in lid 1, voldoen aan het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, voor zover van toepassing.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde stukken liggen, zodra zij aan het Algemeen Bestuur zijn overgelegd, voor een ieder ter inzage en zijn algemeen verkrijgbaar. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling wordt openbaar kennis gegeven. De Algemeen Bestuur beraadslaagt over de jaarrekening en het jaarverslag niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving.

  • 4 Het Algemeen Bestuur stelt de jaarstukken vast voor 1 juli volgende op het jaar waarop deze betrekking hebben. Het Dagelijks Bestuur zendt de door het Algemeen Bestuur vastgestelde jaarstukken binnen twee weken aan Gedeputeerde Staten.

  • 5 In de jaarrekening wordt het door elk van de deelnemende gemeenten over het desbetreffende jaar werkelijk verschuldigde bedrag opgenomen. De bijdragen worden berekend op basis van artikel 47, derde lid.

Artikel 52

Verrekening van het verschil tussen het op grond van artikel 49 betaalde en het werkelijk verschuldigde vindt plaats terstond na toezending van de vastgestelde rekening aan Gedeputeerde Staten.

HOOFDSTUK XII

Archief

Artikel 53

  • 1 Het Dagelijks Bestuur is belast met de zorg voor de archiefbescheiden van de GGD IJsselland en haar organen, overeenkomstig een door het Algemeen Bestuur vast te stellen en aan Gedeputeerde Staten mee te delen regeling.

  • 2 De secretaris is belast met het beheer van de archiefbescheiden, bedoeld in lid 1, overeenkomstig de door het Dagelijks Bestuur vast te stellen nadere regeling.

  • 3 Voor de bewaring van de op grond van artikel 12 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden wijst het Dagelijks Bestuur een archiefbewaarplaats aan.

  • 4 De beheerder van de in het vorige lid aan te wijzen archiefbewaarplaats oefent overeenkomstig de regeling als bedoeld in het eerste lid toezicht uit op het beheer van de archiefbescheiden van de GGD IJsselland en haar organen, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.

HOOFDSTUK XIII

Toetreding, uittreding, wijziging, opheffing

Artikel 54

  • 1 Een gemeente kan toetreden wanneer ter vergadering van het Algemeen Bestuur blijkt dat de colleges van ten minste tweederde van de deelnemende gemeenten daarmee instemmen.

  • 2 In een besluit van het Algemeen Bestuur, bedoeld in lid 1, kan de toetreding afhankelijk worden gesteld van de voldoening aan bepaalde voorwaarden door de betrokken gemeente.

  • 3 De toetreding gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het besluit van het Algemeen Bestuur als bedoeld in lid 1 is genomen, tenzij het besluit een latere datum van ingang heeft.

Artikel 55

  • 1 Een gemeente kan (gedeeltelijk) uittreden wanneer ter vergadering van het Algemeen Bestuur blijkt dat de colleges van ten minste tweederde van de deelnemende gemeenten daarmee instemmen.

  • 2 Bij het besluit regelt het Algemeen Bestuur de financiële gevolgen alsmede de overige gevolgen van de (gedeeltelijke) uittreding. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de (gedeeltelijk) uittredende gemeente de kosten draagt die het rechtstreekse gevolg zijn van de (gedeeltelijke) uittreding en dat de overige gemeenten geen financieel nadeel van de (gedeeltelijke) uittreding ondervinden.

  • 3 Tenzij het Algemeen Bestuur anders besluit, kan (gedeeltelijke) uittreding plaatsvinden per 1 januari van het tweede jaar volgend op dat van het besluit van het Algemeen Bestuur, genoemd in lid 1.

  • 4 Onder de geschillen omtrent de uitvoering of toepassing van een regeling als bedoeld in artikel 28 van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen, is steeds begrepen het geval, dat ter vergadering van het Algemeen Bestuur, bedoeld in lid 1, blijkt dat de colleges van ten minste tweederde van de deelnemende gemeenten niet instemmen met uittreding van een gemeente.

Artikel 56

  • 1 Een wijziging van de regeling is tot stand gekomen, wanneer ter vergadering van het Algemeen Bestuur blijkt dat de colleges van ten minste tweederde van de deelnemende gemeenten tot de wijziging hebben besloten.

  • 2 Het college van een gemeente kan het Algemeen Bestuur een voorstel doen tot wijziging van de regeling.

  • 3 Indien het Algemeen Bestuur wijziging van de regeling wenselijk acht en hieromtrent besluit, doet het Dagelijks Bestuur van de GGD IJsselland een daartoe strekkend voorstel toekomen aan de colleges van de deelnemende gemeenten.

  • 4 Het Dagelijks Bestuur van de GGD IJsselland kan een voorstel tot wijziging van de regeling voorleggen aan de colleges van de deelnemende gemeenten indien het voorstel voortvloeit uit wettelijke verplichtingen en/of uit besluiten van het Algemeen Bestuur.

  • 5 Het Dagelijks Bestuur wint omtrent een voorstel, bedoeld in het derde en vierde lid, advies in van de desbetreffende portefeuillehoudersoverleggen en commissies als bedoeld in de artikelen 20, 21, 22 en 23.

Artikel 57

  • 1 De regeling wordt opgeheven wanneer ter vergadering van het Algemeen Bestuur blijkt dat de colleges van ten minste tweederde van de deelnemende gemeenten tot deze opheffing hebben besloten.

  • 2 In geval van beëindiging van de regeling besluit het Algemeen Bestuur tot liquidatie en stelt hij daarvoor de nodige regelen. Hierbij kan van bepalingen van de regeling worden afgeweken.

  • 3 Het liquidatieplan wordt door het Algemeen Bestuur, de colleges van de deelnemende gemeenten gehoord, vastgesteld.

  • 4 Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemende gemeenten tot deelneming in de financiële gevolgen van de beëindiging van de regeling. Het liquidatieplan voorziet in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel en regelt ook de gevolgen voor de door de GGD IJsselland en haar organen gevormde archieven.

  • 5 De organen van de GGD IJsselland blijven, zo nodig, na het tijdstip van de beëindiging van de regeling in functie, totdat de liquidatie is voltooid.

  • 6 De opheffing gaat in op een door het Algemeen Bestuur te bepalen ingangsdatum.

Artikel 58

Voor het wijzigen van, het toetreden tot en het uittreden uit een gemeenschappelijke regeling hebben de colleges toestemming nodig van hun gemeenteraden, zoals bedoeld in artikel 1 lid 3 van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen.

HOOFDSTUK XIV

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 59

  • 1. De regeling geldt voor onbepaalde tijd.

  • 2. De regeling wordt van kracht met ingang van 1 januari 2009.

  • 3. Met ingang van 1 januari 2009, wordt de ‘Gemeenschappelijke regeling Regio IJssel-Vecht 2005’, vastgesteld bij besluit van het Algemeen Bestuur van 29 september 2005, sedertdien gewijzigd, ingetrokken.

Artikel 60

Het college van de gemeente Zwolle draagt zorg voor de toezending van de regeling en besluiten aan Gedeputeerde Staten en aan Gedeputeerde Staten van Gelderland als bedoeld in artikel 26 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, zulks op verzoek van het Dagelijks Bestuur.

Artikel 61

Deze regeling kan worden aangehaald als ‘Regeling GGD IJsselland 2009’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het Algemeen Bestuur van de Regio IJssel-Vecht op 18 december 2008.

voorzitter,

S.J.C. Cnossen

secretaris,

H. Ensing

TOELICHTING GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING GGD IJSSELLAND

Versiebeheer

Versie

Versienr

Auteur

Opmerkingen

1.1

S.Douwstra

Dagelijks Bestuur 22 mei 2008, AB 20 juni

1.2

S.Douwstra

De Wet Publieke Gezondheid is op 1 december 2008 in de plaats gekomen van (o.a.) de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid. Dit is verwerkt in de tekst van de inleiding en bij de toelichting op artikel 5

Distributie

Versienr

Datum

Verspreid aan

1.1

9 mei 2008

Dagelijks Bestuur 22 mei 2008

11 juni 2008

Portefeuillehoudersoverleg Volksgezondheid

20 juni 2008

Algemeen Bestuur

23 juni 2008

Regiogemeenten

4 december 2008

DB

1.2

18 december 2008

AB Regio IJssel-Vecht

Documenteigenaar

Vastgestelddoor

Datumvaststelling

Geplandeevaluatiedatum

Digitale vindplaats

TOELICHTING GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING GGD IJSSELLAND 2009

INLEIDING

r de ontvlechting van de brandweer- en GHOR-taken uit de gemeenschappelijke regeling Regio IJssel-Vecht en het voornemen om de taken op het gebied van milieu, recreatie en toerisme en volwasseneneducatie ook elders onder te brengen blijven met name taken op het gebied van de publieke gezondheidszorg over. Daarom is ervoor gekozen om onder de naam gemeenschappelijke regeling GGD IJsselland verder te gaan.

De inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden op 8 maart 2006 heeft geleid tot het doorvoeren van een duidelijke bevoegdhedenverdeling tussen de raad en het college van een gemeente in tal van wetten. In de Wet Publieke gezondheid die op 1 december 2008 in werking is getreden, is bepaald dat het college van burgemeester en wethouders van een gemeente zorg moet dragen voor het instandhouden van een GGD.

De gemeenschappelijke regeling Regio IJssel-Vecht was een regeling tussen ‘gemeenten’. Omdat de regeling voor het overgrote deel betrekking heeft op de GGD en vanuit de dualiseringsgedachte van duidelijke verdeling van bevoegdheden, is de gemeenschappelijke regeling herzien in een regeling tussen colleges.

TOELICHTING ALGEMEEN

De algemene omschrijving van gemeentelijke belangen, waarvoor de gemeenten de GGD IJsselland kunnen inschakelen, legt accent op de gezamenlijke behartiging van gemeentelijke belangen op het terrein van met name de publieke gezondheidszorg. Tegelijkertijd geeft het hoofdstuk een heldere inkadering van de belangenbehartiging door de GGD IJsselland.

Wettelijke taken en bevoegdheden op het gebied van publieke gezondheidszorg, de taken van de GGD IJsselland, vormen het hoofdbestanddeel van de taken. Opgenomen is dat er periodiek bestuurlijk overleg plaatsvindt over de inhoud en het niveau van uitvoering van de wettelijke taken.

De taken en bevoegdheden in het kader van vrijwillige samenwerking kunnen liggen op een wat breder terrein van lokale overheidszorg dan alleen de wettelijke GGD-taken. De regeling legt hier nadruk op service en dienstverlening. Vooral om in te kunnen spelen op de behoefte van gemeenten aan flexibiliteit en maatwerk.

Alle gemeenten kunnen bijvoorbeeld gebruikmaken van de taken in vrijwillige samenwerking. De afspraken omtrent taken in vrijwillige samenwerking worden afzonderlijk vastgelegd tussen de betrokken gemeenten en de GGD IJsselland. Bij deze taken is geen sprake meer van toe- of uittreden zoals voor wettelijke taken. De regeling maakt het mogelijk dat gemeenten de keuze hebben tussen wel of niet afnemen van vrijwillige taken.

Bij nieuwe taken, bij uitvoering van bestaande taken, op financieel gebied en bij beëindiging van taken hebben en houden de gemeenten de touwtjes in handen.

De waarborgen daartoe zijn ondermeer opgenomen in het samenstel van de artikelen 3, 4, 5 en 6. In grote lijnen is dat als volgt geregeld:

  • -

    De GGD IJsselland mag zich alleen bezighouden met taken op het terrein van gemeentelijke overheidszorg. De korte en bondige omschrijving (artikel 3) geeft een afbakening met inhoudelijke grenzen. Deze wordt verder ingesnoerd door daarop volgende bepalingen van de regeling (taken, bevoegdheden, portefeuillehoudersoverleg, periodieke afstemming met gemeenten, nadere afspraken, programmabegroting, rapportages e.d.).

  • -

    de artikelen 4 en 5 noemen concreet de belangen, taken en bevoegdheden van de GGD op het gebied van gezondheid en openbare orde [en milieu].

  • -

    er gelden voorwaarden voor de uitvoering van taken in vrijwillige samenwerking (initiatief gemeenten, schriftelijke vastlegging, afspraken over risico’s en kosten).

  • -

    de GGD IJsselland en de gemeenten overleggen periodiek over inhoud en het niveau van uitvoering van de taken en bevoegdheden (artikel 6). Eventueel ingestelde portefeuillehoudersoverleggen hebben daarbij een zwaarwegende rol.

Verdere waarborgen zijn:

  • -

    de GGD IJsselland dient de gemeenteraden te raadplegen over de jaarlijkse programma- en meerjarenbegroting (artikel 47).

  • -

    de beëindiging van bepaalde belangen, taken en bevoegdheden behoeft de instemming van alle of de betrokken gemeenten.

Gaat het om een taak, die aansluit op/aanpalend is aan de kerntaken van de GGD IJsselland, dan zal de afweging daaromtrent verlopen via ambtelijk en bestuurlijk overleg met gemeenten. Bijvoorbeeld Halt-taken en aanwijzing toezichthoudende ambtenaren Wet Kinderopvang. Deze toevoegingen kwamen tot stand na en op basis van ambtelijk en bestuurlijk overleg met de gemeenten, in een portefeuillehoudersoverleg en in het Dagelijks Bestuur.

Over de financiële verantwoordelijkheden en risico’s in verband met taken in vrijwillige samenwerking worden afspraken met de betrokken gemeenten gemaakt. In ieder geval over:

  • -

    De duur en de kosten van de taakuitvoering.

  • -

    De opzegtermijn van de dienstverlening.

  • -

    De verrekening van eventuele desintegratiekosten. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de gemeente(n) die de dienstverlening voortijdig beëindigt, de kosten draagt die het rechtstreeks gevolg zijn van die beëindiging en dat de overige gemeenten geen financieel nadeel daarvan ondervinden.

Het spreekt vanzelf dat de kosten (en eventuele financiële risico’s) voor rekening komen van de gemeenten die een zodanige taak opdragen.

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1

Vanwege het wegvallen van de Veiligheidstaken uit de Gemeenschappelijke Regeling (GR) vormen de taken van de Gezondheidsdienst nu het hoofdbestanddeel van de GR. Er is gekozen voor een nieuwe naam: de GGD IJsselland.

De Gemeenschappeling Regeling (GR) verwijst op verschillende plaatsen naar de Gemeentewet. Volgens de Wet dualisering gemeentebestuur gaat het om de Gemeentewet die gold op 6 maart 2002, vlak voor het van kracht worden van de dualisering gemeentebestuur. Een uitzondering bestaat voor de financiële bepalingen in de regeling (over de financiële administratie, begroting en jaarrekening), die als gevolg van het Besluit begroting en verantwoording verwijzen naar de nieuwe Gemeentewet.

Artikel 3

Hier staat de algemene omschrijving van gemeentelijke belangen, waarvoor de gemeenten de GGD IJsselland kunnen inschakelen. De omschrijving legt accent op de gezamenlijke behartiging (voor alle gemeenten, clusters van gemeenten en/of afzonderlijke gemeenten) van gemeentelijke belangen op het terrein van met name de publieke gezondheidszorg. De basis hiervoor vormt de behoefte van gemeenten aan flexibiliteit en maatwerk, rekening houdend met wettelijke en vrijwillige samenwerking.

Het laatste deel van het artikel dient voor een heldere inkadering van de belangenbehartiging door de GGD IJsselland.

Artikel 4

Artikel 4 bevat algemene (platform)taken van de GGD IJsselland. Deze taken zijn niet gebonden aan een bepaald beleidsterrein. De bepaling is toegespitst op wezenlijke platformtaken.

In lijn met de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) biedt de regeling aan gemeenten meer ruimte voor samenwerkingsarrangementen. In dit artikel door middel van een platform en faciliteiten voor flexibele samenwerking.

Artikel 5

Dit artikel noemt de concrete taken en bevoegdheden van de GGD IJsselland die op een bepaald terrein mogen dan wel moeten worden uitgeoefend.

Met het oog op verschillen in wettelijke regimes, in afspraken met gemeenten en ten behoeve van de leesbaarheid kent artikel 5 als indeling:

  • 1.

    wettelijke taken en bevoegdheden als gezondheidsdienst;

  • 2.

    taken en bevoegdheden in vrijwillige samenwerking.

Bij 1

Taken en bevoegdheden van het bestuur van de gezondheidsdienst volgens de Wet Publieke Gezondheid. Zoals:

  • 1

    het bevorderen van de totstandkoming en de continuïteit van en de samenhang binnen collectieve preventie alsmede de onderlinge afstemming tussen deze collectieve preventie en de curatieve gezondheidszorg en geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen overeenkomstig artikel 2 van de Wet Publieke Gezondheid (WPG);

  • 2

    het uitvoeren van de infectieziektebestrijding overeenkomstig artikel 6 van de WPG;

  • 3

    het uitvoeren van de jeugdgezondheidszorg overeenkomstig artikel 5 van de WPG.

De Wet Kinderopvang werd van kracht op 1 januari 2005. De wet bepaalt ondermeer (art. 61.1) dat de gemeente medewerkers van de GGD aanwijst als toezichthouder. In het systeem van de WGR moet het houden van dit toezicht daarmee als een taak in de regeling worden opgenomen.

Bij 2

Behalve enkele specifieke bevoegdheden maakt de opsomming geen melding van alle taken in vrijwillige samenwerking. Dit om flexibiliteit en maatwerk voor de gemeenten mogelijk te maken wat betreft de (gezamenlijke) uitvoering van dergelijke taken. Flexibiliteit in gemeenten die een bepaalde taak afnemen en flexibiliteit in het toevoegen en afbouwen van dienstverlening.

Duidelijk dient te zijn, dat specifieke bevoegdheden ten behoeve van taken in vrijwillige samenwerking uitsluitend gelden voor gemeenten, die de betreffende taken en bevoegdheden hebben toegekend. De afspraken tussen gemeenten, die een bepaalde taak afnemen, worden per taak afzonderlijk vastgelegd. Bij deze taken is geen sprake meer van toe- of uittreden zoals voor wettelijke taken. In het geval een gemeente een bepaalde taak in vrijwillige samenwerking niet meer wenst af te nemen, eindigen de daarvoor gemaakte afspraken en zal de GGD IJsselland de betrokken bevoegdheid niet meer uitoefenen wat die gemeente aangaat.

Toezichthoudende medewerkers hebben volgens de Wet Kinderopvang en de Wet Milieubeheer specifieke taken en bevoegdheden. De gemeenten hebben ook de aanwijzing van toezichthoudende GGD-medewerkers volgens de Wet Kinderopvang opgedragen aan de GGD IJsselland.

Dit artikel bevat de bevoegdheid van de GGD IJsselland tot het instellen en in stand houden van een Halt-bureau voor repressieve taken, als bedoeld in de Wet Justitie-subsidies en de Aanwijzingsregeling Halt-bureaus, en van gemeentelijke preventietaken.

De repressieve taken van het Halt-bureau betreffen de coördinatie en uitvoering van Halt-afdoeningen en van stopreacties volgens de genoemde regels. Voor gemeenten worden de volgende preventietaken uitgevoerd:

  • -

    het organiseren en zorgdragen voor de begeleiding van alternatieve werkzaamheden;

  • -

    het regelen van (volledige) schadevergoeding;

  • -

    het ondersteunen en uitvoeren van voorlichting over en preventie van jeugdcriminaliteit;

  • -

    het signaleren van aandachtspunten inzake jeugdcriminaliteit;

  • -

    het signaleren van hulpvragen bij jongeren en het onderhouden van contacten met hulpverlenende instanties.

[Over de toekomstige plaats van enkele taken in vrijwillige samenwerking (op het gebied van Milieu, Recreatie en Toerisme en Volwasseneneducatie) vindt in de loop van 2008 nog bestuurlijke besluitvorming plaats. Zolang deze taken nog binnen deze gemeenschappelijke regeling worden uitgevoerd blijven hierin ook enkele specifieke bevoegdheden op het gebied van milieu omschreven. Wanneer deze taken voor 1 januari 2009 komen te vervallen komt het lid 5.2.d 1e te vervallen.]

Het opnemen van de bevoegdheid tot het (doen) zorgen voor een doelmatige verwijdering van ingezamelde afvalstoffen is nodig vanwege het aandeelhouderschap in de NV ROVA en het uitbetalen van dividend aan de gemeenten.

Artikel 6

De punten 1, 2 en 3 van dit artikel gelden als vertaling van de afspraken in de uitwerking van de kadernotitie (2004). Die afspraken betreffen:

  • -

    periodieke bestuurlijke bespreking van de basispakketten (inhoud en/of ambitieniveau) voor wettelijk verplichte taken op advies van het betrokken portefeuillehoudersoverleg.

  • -

    jaarlijkse afstemming met de gemeenten over de niet-wettelijke collectieve taken en vraaggericht invulling geven aan de behoefte van de gemeenten; zij bepalen de invulling en prioritering van deze taken.

  • -

    uitvoering van een aantal concrete plustaken (voor afzonderlijke gemeenten) per taakveld op het niveau dat met de betrokken individuele gemeenten is overeengekomen.

Bij wettelijk verplichte taken (lid 1) spelen in toenemende mate landelijke eisen en/of richtlijnen een rol bij de bepaling van het niveau waarop taken dienen te worden uitgevoerd. Als het gaat om taken, die niet wettelijk verplicht zijn (lid 2), beschikken gemeenten over ruime marges om zelf (bij plustaken) of gezamenlijk (bij collectieve taken) aan te geven op welke niveau de maatlat van de uitvoering wordt gelegd.

Bij punt 4 is uitgangspunt dat de bedrijfsvoering zo wordt opgezet dat bij beëindiging van een bepaalde dienstverlening aan het eind van een tevoren afgesproken termijn er in principe geen desintegratiekosten zijn. Bij dienstverlening voor onbepaalde tijd wordt in principe een opzegtermijn van 1,5 jaar gehanteerd.

Artikel 7

Artikel 7 is bedoeld voor de situatie dat afzonderlijke gemeenten een collectieve taak niet (meer) aan de GGD IJsselland (hebben) op(ge)dragen. De flexibilisering van de regeling wat betreft de taken in vrijwillige samenwerking spitst de toepassing van dit artikel toe op wettelijke collectieve taken en bevoegdheden.

Artikel 8

De procedure van wijziging van bevoegdheden in dit artikel is bedoeld voor wijzigingen van ondergeschikt belang. Artikel 10, tweede lid van de Wgr biedt de mogelijkheid om een dergelijke bepaling in de regeling op te nemen. Bij wijzigingen van ondergeschikt belang wordt gedacht aan wijzigingen in bevoegdheden als gevolg van veranderingen in landelijke en Europese wetgeving. Principiële veranderingen in de bevoegdheden van de GGD (een verruiming of beperking van bevoegdheden) mogen alleen worden aangebracht door middel van de (zwaardere) procedure van wijziging van de regeling, neergelegd in artikel 56 van deze regeling. Of een voorstel tot wijziging van de regeling van ondergeschikt belang is of niet, is ter beoordeling van het algemeen bestuur.

Artikel 9

Omdat het om een regeling tussen colleges gaat is artikel 13, lid 6 van de Wgr van toepassing. De leden van het AB worden per deelnemende gemeente door het college uit zijn midden aangewezen.

Artikel 10

De hoofdregel is (art. 13 Wgr), dat het lidmaatschap van het AB van rechtswege eindigt zodra men ophoudt lid te zijn van het college van de betreffende gemeente. Tussen dat moment en de aanwijzing van nieuwe AB-leden kan een periode liggen, dat er vacatures zijn. Dit speelt algemeen na periodieke raadsverkiezingen en incidenteel bij tussentijdse vacatures. Artikel 10 beoogt daarin te voorzien.

Artikel 11

Wettelijk dient het Algemeen Bestuur jaarlijks tenminste 2 maal te vergaderen. De praktijk is dat het Algemeen Bestuur 3 keer per jaar bijeenkomt.

Artikel 12

De artikelen 28 tot en met 32 van de Gemeentewet geven regels omtrent de totstandkoming van besluiten door middel van stemming. Artikel 30 van deze wet vereist een volstrekte meerderheid van stemmen voor het tot stand komen van een besluit bij stemming.

Artikel 13

Het Algemeen Bestuur bepaalt de omvang en de samenstelling van het Dagelijks Bestuur.

Artikel 17

De bevoegdheden van het Dagelijks Bestuur op de genoemde punten zijn vergelijkbaar met die van het college van burgemeester en wethouders. De mogelijkheid van delegatie door het Algemeen Bestuur aan het Dagelijks Bestuur wordt in het tweede lid geopend, uitgezonderd de belangrijkste bevoegdheden. De categorie ‘verordeningen’ omvat ook de verordeningen, die op financieel gebied dienen te worden vastgesteld.

Artikelen 18 en 19

De Wgr. geeft aan, dat de voorzitter door en uit het Algemeen Bestuur wordt aangewezen met inachtneming van het daaromtrent in de regeling bepaalde.

Artikel 20

Het Dagelijks Bestuur kan besluiten om een portefeuillehoudersoverleg in te stellen over belangen en taken van de GGD of over financiële aangelegenheden. Wanneer een portefeuillehoudersoverleg is ingesteld zijn de adviezen uit deze overleggen richtingbepalend voor het Dagelijks Bestuur. Wat ‘verlengd lokaal bestuur’ inhoudt kan hier worden besproken. In elk portefeuillehoudersoverleg zit voor elke gemeente één lid (portefeuillehouder) van het college van burgemeester en wethouders.

Rekening houdend met de behoefte in de bestuurlijke praktijk is de mogelijkheid opgenomen dat het Dagelijks Bestuur, na instemming van het betrokken portefeuillehoudersoverleg, vertegenwoordigers van andere gemeenten en van instellingen toelaat tot bijeenkomsten van dat portefeuillehoudersoverleg. In de vergaderingen kunnen deze vertegenwoordigers van hun gevoelen ten aanzien van te behandelen onderwerpen doen blijken.

Artikel 21 en 22

De Wgr. bepaalt in artikel 24, dat commissies van advies aan het Algemeen Bestuur of aan het Dagelijks Bestuur worden ingesteld door het Algemeen Bestuur. De Wgr. hanteert hier nog de terminologie van de Gemeentewet, die gold voor de dualisering. Artikel 21 van de regeling ziet op commissies van advies aan het Algemeen Bestuur.

Artikel 22

Dit artikel betreft de commissies van advies aan het Dagelijks Bestuur en aan de voorzitter. Gedoeld wordt op commissies van advies waarin deskundigen op betreffende beleidsterreinen zitting kunnen hebben.

Artikel 23

Hier wordt de mogelijkheid tot instelling van een zogenaamde bestuurscommissie geopend. De leden 2 en 3 van dit artikel komen voort uit artikel 25 van de Wgr. De gemeenteraden moeten vooraf toestemming geven. Zij kunnen de toestemming enkel onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

Artikel 24 tot en met 30

Informatie en verantwoording door de leden van het bestuur is één van de instrumenten waarmee de banden tussen de gemeenschappelijke regelingen en de deelnemende gemeenten kunnen worden aangehaald. De Wgr. bevat dan ook bepalingen die voorschrijven de plicht tot informatie en verantwoording, met sanctie-mogelijkheden, te regelen. De gemeente zelf dient intern een regeling op te stellen om de informatieverstrekking in goede banen te leiden, alsmede om de verantwoording achteraf tot zijn recht te laten komen.

Artikel 31

Verordeningen voor personele, organisatorische en huishoudelijke zaken spreken voor zich. In de regeling is voor deze verordeningen een eenvoudige, intern bestuurlijke, procedure opgenomen.

Lid 2 heeft betrekking op verordeningen die ook voor derden kunnen gelden. Deze verordeningen kunnen een meer ingrijpend karakter hebben. Een zwaardere procedure is dan ook nodig.

Artikel 36

De bevoegdheid tot het heffen van genoemde rechten en belastingen is gebaseerd op artikel 30 van de Wgr. De bevoegdheid is toegekend, niet overgedragen in de zin dat de deelnemende gemeenten die bevoegdheid niet meer zouden hebben. Bij de rechten, bedoeld in artikel 229, lid 1, onder b, van de Gemeentewet gaat het om de heffing van leges.

Artikel 37

De regeling van de onderlinge verhouding wanneer een verordening van de GGD IJsselland op hetzelfde onderwerp betrekking heeft als een gemeentelijke verordening, is ontleend aan artikel 30 lid 3 van de Wgr.

Artikel 38

Het artikel is aangepast op basis van artikel 21 Wgr. De hoogte van de tegemoetkoming moet in redelijke verhouding staan tot de aan het lidmaatschap verbonden werkzaamheden.

De praktijk bij de GGD IJsselland is, dat voor een tegemoetkoming enkel reis- en verblijfkosten in aanmerking komen tot ten hoogste de werkelijke kosten.

Artikel 40

De bepaling komt overeen met die voor de gemeentelijke organisatie. De inrichting (inclusief de managementstructuur) van de organisatie worden geregeld door het Dagelijks Bestuur.

Artikelen 41 en 43

Deze artikelen regelen de rol en positie van de secretaris. De secretaris is tevens algemeen directeur van de GGD IJsselland.

Het van toepassing blijven van artikel 102 van de Gemeentewet (geldend op 6 maart 2002) betekent dat bepaalde onverenigbare betrekkingen en verboden rechtshandelingen voor de secretaris gelden.

Artikel 44

Na het vertrek van de algemeen directeur en het ontvlechten van de Veiligheidstaken uit de Gemeenschappelijke regeling is de directeur GGD algemeen directeur van de GGD IJsselland geworden. Mocht als gevolg van toekomstige ontwikkelingen de behoefte ontstaan om meer directieleden aan te wijzen dan voorziet dit artikel er in dat zij door het DB worden benoemd, geschorst en ontslagen en dat het DB hun taken en bevoegdheden regelt.

Artikel 45

De GGD IJsselland heeft eigen personeel in dienst. De rechtspositie is afgestemd op die van gemeentelijke medewerkers.

Artikel 46

De bepalingen zijn aangepast op basis van de artikelen 212 tot en met 215 van de Gemeentewet, die geldt vanaf 7 maart 2002.

Artikelen 47 – 50

Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten werkt met ingang van 2004 en geldt ook voor intergemeentelijke samenwerkingsverbanden op grond van de Wgr. Het besluit stelt vereisten aan de op te stellen begroting, meerjarenraming, jaarrekening en jaarverslag.

De artikelen 47 tot en met 50 zijn gebaseerd op het genoemde besluit. Daarnaast regelen zij volgens de artikelen 34 en 35 van de Wgr. de procedure van de begroting en meerjarenraming in de verhouding tussen de gemeenten en de GGD IJsselland.

Die procedure is als volgt:

  • -

    het Dagelijks Bestuur maakt jaarlijks voor 1 april de ontwerp-begroting en de ontwerp-meerjarenraming op (lid 1);

  • -

    het Dagelijks Bestuur zendt de ontwerp-begroting en de ontwerp-meerjarenraming twee maanden voordat zij aan het Algemeen Bestuur worden aangeboden toe aan de gemeenteraden (lid 1);

  • -

    de raden kunnen omtrent de ontwerp-begroting en de ontwerp-meerjarenraming hun zienswijze kenbaar maken aan het Dagelijks Bestuur (lid 5);

  • -

    het Algemeen Bestuur stelt de begroting vast voor 1 juli (lid 7, zie ook artikel 34 Wgr.);

  • -

    het Dagelijks Bestuur zendt de begroting aan Gedeputeerde Staten van Overijssel (leden 9 en 10).

Voor de vaststelling van de aantallen inwoners (lid 3) worden aangehouden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers op 1 januari van het jaar, voorafgaand aan dat waarvoor de bijdrage verschuldigd is.

De GGD IJsselland is voor de gemeente een van de verbonden partijen: een publiekrechtelijke organisatie waarin de gemeente een bestuurlijk en een financieel belang heeft. De financiële consequenties dienen te worden opgenomen in de gemeentebegroting (lid 8).

Wanneer de begroting niet in evenwicht is, wordt in het elfde lid ook het College van Gedeputeerde Staten van Gelderland bedoeld in verband met de participatie van de gemeenten Hattem en Heerde. Het zwaartepunt van de regeling ligt in Overijssel, dus Gedeputeerde Staten van Overijssel beoordelen de begroting, gehoord Gedeputeerde Staten van Gelderland (lid 10).

Artikel 51

Dit artikel is aangepast op basis van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. Artikel 34 van de Wgr. bepaalt dat de jaarrekening uiterlijk 1 juli van het jaar, volgend op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, moet worden vastgesteld.

Het is een goed gebruik dat de voorlopige cijfers van de jaarrekening van het voorgaande jaar opgenomen worden als vergelijkingsmateriaal in de begroting van het komende jaar. Tegen die achtergrond is volstaan met een eenvoudiger procedure in vergelijking tot die van de begroting.

Artikel 53

De in dit artikel opgenomen regeling ten behoeve van de zorg en het beheer van de archiefbescheiden dient ook te voorzien in de vertrouwelijke persoonsgebonden gegevens bij de gezondheidsdienst.

Artikel 54 en 55

De regels voor toetreding, uittreding, wijziging, opheffing zijn volgens een eenduidige structuur opgezet in die zin dat steeds in een vergadering van het Algemeen Bestuur moet blijken dat er een instemmende meerderheid is van tweederde van de colleges van de deelnemende gemeenten.

De ruimte voor toe- en uittreding, zoals geregeld in de artikelen 54 en 55, en daarmee de mogelijkheden voor deelname van gemeenten, zijn verschillend voor elk van de taaksoorten, opgenomen in deze regeling: wettelijke taken en taken in vrijwillige samenwerking.

In combinatie met de artikelen 5 en 6 zijn de regels voor toe- en uittreding van toepassing op deelname aan de regeling voor wat betreft de wettelijke taken.

Bij taken in vrijwillige samenwerking gaat het om het wel of niet afnemen ervan door gemeenten. Alle deelnemende gemeenten kunnen gebruikmaken van deze taken. De regeling maakt het mogelijk dat gemeenten de keuze hebben om dergelijke taken wel of niet af te nemen. De afspraken tussen gemeenten, die een bepaalde taak afnemen, worden afzonderlijk vastgelegd. Bij deze taken is geen sprake meer van toe- of uittreden zoals voor wettelijke taken.

Artikel 56

Op basis van dit artikel kan de regeling worden gewijzigd. Het initiatief tot een wijziging kan worden genomen door het college van een gemeente, alsmede door het Algemeen Bestuur van de GGD IJsselland.

Lid 4 legt een in de praktijk gevolgde procedure vast. Het Dagelijks Bestuur van de GGD IJsselland kan enkel zelf een voorstel tot wijziging van de regeling voorleggen aan de colleges van de deelnemende gemeenten indien het voorstel voortvloeit uit wettelijke verplichtingen en/of uit besluiten van het Algemeen Bestuur.

Voor een wijziging van de regeling is in alle gevallen vereist, dat in een vergadering van het Algemeen Bestuur blijkt dat een meerderheid van tenminste tweederde van de betrokken colleges tot de wijziging heeft besloten.

Het is niet de bedoeling en ook uitgesloten dat op basis van dit artikel specifieke bevoegdheden ten behoeve van taken in vrijwillige samenwerking bij de GGD IJsselland terecht kunnen komen tegen de wil van een of meer gemeente(n). Vrijwillige samenwerkingstaken gelden uitsluitend voor gemeenten, die daartoe zelf besluiten en met de GGD IJsselland afspraken maken.

Artikel 58

De colleges hebben, op basis van artikel 1 lid 3 van de Wgr, voor het wijzigen van, toetreden tot en uittreden uit een gemeenschappelijke regeling toestemming nodig van hun gemeenteraden.

Artikel 59

De naadloze overgang van de bestaande regeling naar de herziene regeling wordt geregeld door dit artikel. Het komt erop neer, dat de herziene regeling in werking treedt en dat op hetzelfde moment de voorgaande regeling wordt ingetrokken.