Regeling vervallen per 01-07-2015

Subsidiekader stimulering bouw en transitie Limburgse woningmarkt 2014-2015

Geldend van 14-02-2014 t/m 30-06-2015

Intitulé

Subsidiekader stimulering bouw en transitie Limburgse woningmarkt 2014-2015

SUBSIDIEKADER STIMULERING BOUW EN TRANSITIE LIMBURGSE WONINGMARKT 2014-2015

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Social Return On Investments (hierna: SROI): het opnemen van sociale voorwaarden, eisen en wensen in inkoop-, aanbestedings - en subsidieverleningstrajecten zodat leverancier en subsidieontvanger een bijdrage leveren aan het provinciaal beleid ten aanzien van:

  • -

    bieden van werkgelegenheid aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. De concrete invulling hiervan gebeurt aan de hand van reguliere banen, leerwerkplekken, stageplekken en (werk)ervaringsplaatsen aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt of jongeren zonder startkwalificatie;

  • -

    bevorderen van maatschappelijke participatie. De concrete invulling hiervan gebeurt in dit verband aan de hand van een expliciete koppeling van kansarme, kwetsbare en niet actieve burgers en activiteiten op het gebied van uitvoering leefbaarheidsprojecten, monumenten en groenvoorzieningen.

Artikel 2 Doelstelling/doel van het kader

Doel van dit kader is het verbeteren van de leefbaarheid via nieuwbouw, transformatie en verduurzaming van bestaande gebouwen (zoals brede maatschappelijke voorzieningen, monumenten, woningen) dan wel verbetering van de openbare ruimte en bij voorkeur in combinatie met een toename van actief burgerschap in wijken en buurten van onze steden en dorpen. Daarnaast is het kader ook gericht op een substantiële bijdrage aan het bevorderen van de werkgelegenheid in de bouwsector door het creëren van mensjaren werk.

Artikel 3 Doelgroep

Uitsluitend gemeenten kunnen voor subsidie in aanmerking komen.

HOOFDSTUK 2 VOORWAARDEN/CRITERIA

Artikel 4 Algemene subsidiecriteria

Om voor een subsidie in aanmerking te komen, gelden de volgende algemene criteria:

  • 1.

    Per gemeente kunnen projecten worden ingediend die uiterlijk op 1 juni 2014 starten. Uitsluitend projecten die op basis van de oproep van Gedeputeerde Staten in de brief van 27 november 2012 bij de Provincie Limburg zijn aangemeld, kunnen worden ingediend.

  • 2.

    Een nieuw project kan uiterlijk tot 1 maart 2014 aangemeld worden middels het daarvoor bestemde intakeformulier.

  • 3.

    Het project dient op het moment van indiening van de formele aanvraag planologisch direct uitvoerbaar te zijn of de aanvrager dient aannemelijk te maken dat het project op korte termijn, doch uiterlijk binnen 3 maanden na subsidieverlening, planologisch uitvoerbaar wordt.

  • 4.

    Het project dient uiterlijk op 1 juli 2015 te zijn afgerond. Indien het in het belang van het project is en de aanvrager bij het indienen van de aanvraag aannemelijk maakt dat afronding van het project voor die datum niet haalbaar is, dient het project zo spoedig mogelijk doch uiterlijk op 1 juli 2016 te zijn afgerond.

  • 5.

    Er dient sprake te zijn van een Toekomstbestendig project, dat wil zeggen het project dient te passen in een toekomstbestendig perspectief van het betreffende dorp, wijk of stad met name in de regionale woon- en herstructureringsopgaven.

  • 6.

    De gemeentelijke (eigen) bijdrage bedraagt minimaal 50% van het tekort (na aftrek van bijdragen derden, niet zijnde de Provincie Limburg). Naast de eigen bijdrage van de gemeente zelf dient het project bij voorkeur door inwoners zelf te zijn aangedragen danwel een project te zijn waarbij inwoners enthousiast worden gemaakt om mee te werken aan een betere leefbaarheid van de eigen wijk en een gezonde buurt (burgerinitiatief).

  • 7.

    Het project dient mensjaren werk op te leveren.

  • 8.

    Het project vindt plaats op basis van haalbaarheid en realisme met inzet van één of meerdere onderstaande SROI-doelgroepen:

    • -

      Uitkeringsgerechtigden;

    • -

      Werkzoekenden werkzaam in een gesubsidieerde arbeidsplaats;

    • -

      Vroegtijdig schoolverlaters en jongeren met onvoldoende kwalificaties;

    • -

      Leerlingen in het kader van BOL/BBL opleidingen;

    • -

      Leerlingen in het kader van maatschappelijke stage; en/of

    • -

      Niet uitkeringsgerechtigde werkzoekenden (zgn. NUGGERS).

  • 9.

    Het project levert een aantoonbare bijdrage aan de verbetering van duurzaamheid.

  • 10.

    Het project dient bij voorkeur ook leereffecten te hebben.

Artikel 5 Specifieke aandachtsgebieden

Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend voor de volgende aandachtsgebieden:

  • 1.

    Toekomstbestendig Wonen; en/of

  • 2.

    Toekomstbestendige leefbaarheid:

    • -

      maatschappelijke accommodaties;

    • -

      woonomgeving: straten, pleinen, groenvoorzieningen.

Artikel 6 Specifieke subsidiecriteria

  • 1 Projecten in het kader van Toekomstbestendig Wonen dienen bij voorkeur bij te dragen aan:

    • -

      reductie van de woningvoorraad door sloop;

    • -

      sanering van de plancapaciteit van woningen; en/of

    • -

      evenwichtige ontwikkeling van maatschappelijk vastgoed, winkel- en/of kantorenvastgoed.

  • 2 Projecten voor maatschappelijke accommodaties dienen te voldoen aan het volgende criterium:

    • -

      er is een sluitende meerjarige exploitatiebegroting. Daarnaast dienen ze bij voorkeur te voldoen aan de volgende criteria:

    • -

      het project past in recent vastgesteld gemeentelijk accommodatiebeleid of er is specifiek voor het project een toekomstvisie opgesteld;

    • -

      evenwichtige ontwikkeling van maatschappelijk vastgoed; en

    • -

      de accommodatie wordt gebouwd / verbouwd voor meervoudig gebruik.

  • 3 Projecten mogen per saldo op regionaal niveau geen uitbreidingen van aantallen woningen (daar waar dat aan de orde is), winkelruimte of kantoorvloeroppervlakte betekenen.

Artikel 7 Meldingsplicht

  • 1 De subsidieontvanger doet onverwijld schriftelijk melding aan Gedeputeerde Staten, zodra aannemelijk is dat:

    • -

      de gesubsidieerde activiteiten niet of niet geheel zullen worden verricht; en/of

    • -

      niet, of niet geheel aan de wettelijke en in de beschikking opgelegde verplichtingen en/of voorwaarden zal worden voldaan.

  • 2 De melding kan aanleiding zijn om het subsidiebedrag ten nadele van de subsidieontvanger te wijzigen.

HOOFDSTUK 3 FINANCIËLE ASPECTEN

Artikel 8 Subsidiebedrag

De provinciale bijdrage bedraagt nooit meer dan de gemeentelijke (eigen) bijdrage.

HOOFDSTUK 4 AANVRAAGPROCEDURE

Artikel 9 Indienen aanvraag

  • 1.

    Een subsidieaanvraag kan uitsluitend worden ingediend door gemeenten die na inwerkingtreding van dit subsidiekader door de Provincie Limburg zijn benaderd om projecten formeel in te dienen: binnen 8 weken nadat Gedeputeerde Staten hebben ingestemd met een gemaximeerde provinciale bijdrage dient de formele aanvraag door de gemeente te zijn ingediend.

  • 2.

    Een subsidieaanvraag kan uitsluitend worden ingediend bij Gedeputeerde Staten met gebruikmaking van het aanvraagformulier.

  • 3.

    De subsidieaanvraag dient een volledig ingevuld en rechtsgeldig ondertekend standaard aanvraagformulier te bevatten en zijn voorzien van bijlagen zoals aangegeven in het formulier en dient te worden verzonden naar het op het formulier aangegeven adres (Gedeputeerde Staten van Limburg, Werkveld Uitvoering, cluster Subsidies, Postbus 5700, 6202 MA Maastricht).

  • De volgende bijlagen dienen in ieder geval aan het aanvraagformulier te worden toegevoegd:

  • -

    activiteitenplan;

  • -

    sluitende en gespecificeerde begroting conform toegezonden format.

Artikel 10 Behandeling aanvragen

Subsidieaanvragen worden behandeld in volgorde van binnenkomst:

  • a.

    De datum van de poststempel is bepalend. Bij persoonlijk aangeleverde aanvragen is de ontvangststempel van de Provincie Limburg dan wel de datum van het verkregen bewijs van ontvangst bepalend.

  • b.

    Bij onvolledig ingediende aanvragen geldt de datum waarop de aanvraag volledig is.

Artikel 11 Afwijzen aanvraag

Aanvragen die zijn ontvangen zonder dat de Provincie Limburg de gemeente na de inwerkingtreding van dit subsidiekader heeft benaderd projecten formeel in te dienen, zoals vermeld in artikel 9, eerste lid worden afgewezen.

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 12 Hardheidsclausule

  • 1 In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet beslissen Gedeputeerde Staten.

  • 2 Indien toepassing van het bepaalde in deze regeling, naar het oordeel van Gedeputeerde Staten, tot kennelijke onbillijkheden leidt, dan kunnen Gedeputeerde Staten van enige bepaling afwijken.

Artikel 13 Inwerkingtreding, beëindiging en citeertitel

  • 1 Dit subsidiekader treedt in werking met ingang van de dag na publicatie in Provinciaal Blad.

  • 2 Dit subsidiekader vervalt met ingang van 1 juli 2015, met dien verstande dat het van toepassing blijft op aanvragen die voor die datum zijn ingediend en subsidiebesluiten die vóór die datum zijn genomen.

  • 3 Dit subsidiekader kan worden aangehaald als “Subsidiekader stimulering bouw en transitie Limburgse woningmarkt 2014-2015”.

Ondertekening

Gedeputeerde Staten voornoemd, drs. Th.J.F.M. Bovens, voorzitter
mr. A.C.J.M. de Kroon, secretaris
Uitgegeven, 13 februari 2014
De secretaris mr. A.C.J.M. de Kroon  

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 4, eerste en tweede lid

Pijplijn-Projecten Met motie 482 ‘Uitbreiding structuurversterkende bouwprojecten’ d.d. 08 november 2013 verzoeken Provinciale Staten het College van Gedeputeerde Staten met gemeenten (pijplijn)projecten te bespreken die voor cofinanciering in aanmerking komen en deze te toetsen in de geest van Motie 285 Kirkels c.s. inzake perspectief voor de bouwsector in crisistijd. Op deze wijze kunnen projecten voortvarend ten uitvoer worden gebracht meet inachtneming van de provinciale doelstellingen. ‘Pijplijnprojecten’ betekent dat het uitsluitend projecten dient te betreffen die in de eindfase verkeren van bestuurlijke en ambtelijke afstemming en waarbij de provinciale bijdrage net het laatste zetje in de goede richting is om ook daadwerkelijk uiterlijk per 1 juni 2014 met sloop en bouw te kunnen starten. Dat veronderstelt ook dat in voorkomende gevallen de gemeente tijdig eventueel nog benodigde positieve raadsbesluiten heeft genomen c.q. kan nemen en de gemeente er borg voor staat dat: • aanbestedingen per 1 juni 2014 succesvol zijn afgesloten; • de start uiterlijk per 1 juni 2014 is gegarandeerd. Aanmelden: Nieuwe pijplijn-projecten kunnen worden aangemeld via het aanmeldformulier, dat met de oproep van Gedeputeerde Staten in de brief van 27 november 2012 reeds aan gemeenten is toegezonden. Een nieuw project kan uiterlijk tot 1 maart 2014 aangemeld worden middels het daarvoor bestemde intakeformulier, indien alle eerder aangemelde projecten van de betreffende gemeente n.a.v. de oproep van 27 november 2012 zijn afgewikkeld en/of afgevallen. In overleg met de gemeenten kunnen deze nieuwe aanmeldingen in de plaats van eerdere aanmeldingen in behandeling worden genomen. Afstemming met intake voor het nieuwe Transitiefonds is voorzien.

Onder ‘starten’ verstaan we meer dan alleen het plaatsen van een bouwbord en het inrichten van de bouwplaats. Er zal sprake moeten zijn van daadwerkelijk start van activiteiten / werkzaamheden, die noodzakelijk zijn voor de realisatie van het project. De gemeente ziet er op toe dat dit ook geschiedt en dat er sprake is van voortgang van alle voorkomende werkzaamheden conform de bij de definitieve aanvraag ingediende planning.

Artikel 4, derde lid Het project dient op het moment van indiening van de aanvraag planologisch direct uitvoerbaar te zijn. Dit criterium veronderstelt het reeds aanwezig zijn van een bouwvergunning / omgevingsvergunning c.q. er is sprake van "rechtstreekse bouwtitel" op basis van een geldig bestemmingsplan e.d. Op basis van deze rechtstreekse bouwtitel / het geldig bestemmingsplan e.d. kan er betrekkelijk snel een vergunning worden verleend, zonder ingewikkelde en langdurige procedures en het risico van steekhoudende bezwaren.

Artikel 4, vijfde lid Projecten waarbij er sprake is van een combinatie van functies, zoals wonen, bedrijvigheid, voorzieningen en een versterking van de openbare ruimte door het beter laten functioneren van parkeervoorzieningen en al dan niet in relatie daarmee het opwaarderen van de groene ruimte, worden als toekomstvast aangemerkt. Daarnaast wordt gekeken naar de locatie van het project. Projecten die gunstig zijn gelegen en in combinatie met de integrale aanpak bijdragen aan het beter functioneren van een kern (goede investering gelet op demografische ontwikkeling) krijgen eveneens een plus.

Daarnaast wordt gekeken naar kwalitatieve ingrepen in de woningvoorraad. Juiste doelgroep, al dan niet in combinatie met sloop en renovatie van woningen levert ook een plus op. Hierbij kan de woonkwaliteit dan ook weer worden gekoppeld aan de leefomgeving: parkeren en openbare (groene) ruimte). Tot slot wordt bij de beoordeling van projecten nog gekeken of er alleen maar sprake is van een maatregel die tijdelijk werk oplevert of dat er ook sprake is van een spin off naar de verdere omgeving of naar de toekomst. Als een project een combinatie in zich heeft van de projectdoelstellingen, met behoud van monument en / of de versterking van een beschermd stads- of dorpsgezicht, geldt dit eveneens als een pré.

Artikel 4, zevende lid. Het project dient mensjaren werk op te leveren. Er dient een optimale verhouding te zijn tussen het aantal te realiseren mensjaren en de gevraagde provinciale bijdrage. Bij voorkeur diverse beroepsgroepen en bedrijfstakken (zoals bouw, groen).

Artikel 4, achtste lid Social Return on Investment op basis van haalbaarheid en realisme Bij projecten met een looptijd van minimaal 6 maanden en langer, alsmede bij projecten bij een minimale loonsom van € 250.000,00 excl. BTW is SROI onverkort van toepassing. Indien SROI in alle andere gevallen niet kan worden toegepast, dient onderbouwd te worden waarom dit niet mogelijk is.

Artikel 4, negende lid. Aantoonbare bijdrage aan de verbetering van duurzaamheid Het project heeft voor energiebesparing en/of duurzame energieopwekking bij voorkeur een aantoonbare hogere ambitie dan de wettelijke vereisten. Dit kan blijken uit de EPC-waarde of E-label van de gebouwen; De EPC-waarde is bijvoorbeeld (gemiddeld) 10% beter dan de wettelijk voorgeschreven waarde (vanaf 2011 geldt een EPC-grenswaarde van 0,6). Het Energielabel van het project is bijvoorbeeld (gemiddeld) bij voorkeur ‘groen’ (label A) of er wordt (gemiddeld) een verbetering van 2 labelsprongen gemaakt . Het project heeft een ambitie voor het sluiten van kringlopen voor grondstoffen en materialen, door bijv. het werken met gesloten grondbalans en duurzaam te slopen en vrijkomende materialen uit gebouwen te hergebruiken.

Artikel 4, tiende lid. Stimuleren leereffecten Aandacht gaat vooral uit naar projecten die een leereffect hebben. De Provincie wil haar meerwaarde juist ook inbrengen door het ondersteunen van innovatie en experimenten en het verspreiden van de kennis die daarbij wordt opgedaan. Dat vraagt ook om bredere toepasbaarheid op provinciaal niveau van de nieuwe inzichten (leereffect zinvol in groter verband). Het leereffect wordt dus kleiner (en de prioriteit minder) wanneer vergelijkbare projecten zich achtereenvolgens aandienen.

Artikel 6, derde lid. Algemeen: Deze door Provinciale Staten bepleite aanpassing past geheel binnen de denklijn over dynamisch voorraadbeheer, die in het kader van POL2014 in ontwikkeling is. Dit principe heeft in het concept-POL 2014 al een plaats gekregen. Over de precieze invulling en instrumenten vindt momenteel de bestuurlijke discussie met gemeentebesturen en stakeholders plaats. Met uitzondering van Wonen Zuid-Limburg, is dit principe overigens nog niet in beleid, afspraken of regels vervat, kortom nog niet operationeel.

T.a.v. woningen: Voor wonen Zuid-Limburg is, via de Verordening Wonen Zuid-Limburg, een regeling operationeel. Deze is van toepassing op plannen die nog niet planologisch geregeld zijn. Het voorliggende subsidiekader richt zich juist op projecten die wel al planologisch geregeld zijn. Uit de aanmelding dient duidelijk te blijken dat daar op een goede manier invulling aan wordt gegeven. In voorkomende gevallen dient ook het aantal te slopen woningen en /of sanering van de harde planvoorraad te worden vermeld.

T.a.v. winkelruimte en kantooroppervlakte: Mogelijk vormt toevoeging van winkel- of kantoor-areaal onderdeel van bredere woon- en leefbaarheidsprojecten. Dergelijke uitbreidingen dienen goed te zijn doordacht en afgestemd met de regiogemeenten. Het mag niet leiden tot vergroting van de regionale leegstand van kantoren of detailhandel. Uit de aanmelding dient dit duidelijk beargumenteerd te blijken: er moet binnen het project sprake zijn van saldering ( = per saldo geen toename van het areaal aan winkels of kantoren), of er is sprake van saldering door koppeling aan een of meer andere projecten. Indien het project per saldo leidt tot een reductie van het aantal winkel- en/of kantoormeters, is dit een nog betere invulling van dit subsidiekader.

Artikel 8 Niet subsidiabele kosten zijn in ieder geval: legeskosten, inrichtingskosten, vloer- en wandbekleding e.d., interne ambtelijke kosten. Deze niet-limitatieve opsomming van kosten komt niet in aanmerking voor een provinciale bijdrage.

Artikel 9, eerste lid Telkens na een positief besluit door Gedeputeerde Staten wordt de betreffende gemeente hierover dezelfde (dinsdag-)middag per mail geïnformeerd met toevoeging van het aanvraagformulier.

Artikel 9, tweede lid Een subsidieaanvraag kan uitsluitend worden ingediend bij Gedeputeerde Staten met gebruikmaking van het bij dit subsidiekader horend aanvraagformulier.