Verordening Commissie Regionaal Overleg luchthaven Midden-Zeeland

Geldend van 09-04-2021 t/m 10-10-2024 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2021

Intitulé

Verordening Commissie Regionaal Overleg luchthaven Midden-Zeeland

Provinciale staten van Zeeland:

  • -

    gelezen het voorstel van gedeputeerde staten van 6 november 2012, nr. 12025816;

  • -

    gezien het advies van de commissie 28 luchtvaartwet luchthaventerrein Midden-Zeeland;

  • -

    overwegende dat op grond van de Wet luchtvaart een commissie voor regionaal overleg moet worden ingesteld voor luchthaven Midden-Zeeland en dat nadere regels moeten worden gesteld aan de taak, samenstelling en werkwijze van de commissie;

  • -

    gelet op artikel 145 van de Provinciewet en de artikelen 8.58 en 8.59 van de Wet luchtvaart;

besluiten vast te stellen de navolgende Verodening Commissie Regionaal Overleg luchthaven Midden-Zeeland.

Artkelen

Artikel 1: Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    wet: de Wet luchtvaart;

  • -

    luchthavenbesluit: een besluit als bedoeld in artikel 8.43 van de wet;

  • -

    commissie: Commissie Regionaal Overleg Luchthaven Midden-Zeeland;

  • -

    luchthaven: luchthaven Midden-Zeeland.

Artikel 2: Instelling

Er is een Commissie Regionaal Overleg Luchthaven Midden-Zeeland. Het betreft een commissie als bedoeld in artikel 8.58 van de wet.

Artikel 3: Taak

  • 1.

    De commissie heeft als taak om door overleg met diverse betrokkenen een gebruik van de luchthaven te bevorderen dat zoveel mogelijk recht doet aan de belangen van die betrokkenen door:

    • a.

      het uitwisselen van informatie tussen betrokkenen over het feitelijke en voorziene gebruik van de luchthaven;

    • b.

      het geven van advies aan betrokken partijen over het voorkomen van en omgaan met klachten over het gebruik van de luchthaven;

    • c.

      het geven van gevraagd of ongevraagd advies aan het bevoegd gezag over het (ontwerp) luchthavenbesluit of wijziging daarvan;

    • d.

      het geven van gevraagd of ongevraagd advies aan het bevoegd gezag, over het uitoefenen van toezicht op de uitvoering van het luchthavenbesluit;

  • 2.

    De commissie treedt bij het uitvoeren van haar taak niet in de bevoegdheden en rechten van de in haar vertegenwoordigende organen en organisaties.

Artikel 4: Samenstelling

De commissie bestaat naast de voorzitter uit de volgende leden:

  • a.

    één vertegenwoordiger van een gemeente waarin het beperkingengebied geheel of gedeeltelijk is gelegen;

  • b.

    één vertegenwoordiger namens de exploitant van de luchthaven;

  • c.

    één vertegenwoordiger per gemeente waarin het beperkingengebied geheel of gedeeltelijk is gelegen namens omwonenden van de luchthaven;

  • d.

    één vertegenwoordiger van de rechtspersoonlijkheid bezittende gebruikersorganisaties;

  • e.

    één vertegenwoordiger namens milieuorganisaties, die actief zijn in de omgeving van de luchthaven;

  • f.

    één vertegenwoordiger van door de commissie gevraagde overheden of organisaties die uit een andere hoedanigheid een relatie hebben met de luchthaven.

Artikel 5: Voorzitter

  • 1.

    De leden van de Commissie Regionaal Overleg luchthaven Midden-Zeeland voeren de selectieprocedure uit voor een nieuwe voorzitter en dragen de nieuwe voorzitter voor aan Provinciale Staten.

  • 2.

    Provinciale staten benoemen, schorsen en ontslaan de voorzitter.

  • 3.

    De benoeming van de voorzitter geldt voor een periode van vier jaar. Herbenoeming is mogelijk voor maximaal twee periodes.

  • 4.

    De voorzitter heeft geen stemrecht.

  • 5.

    De voorzitter heeft onder andere de volgende taken:

    • a.

      het leiden van de vergaderingen van de commissie;

    • b.

      het formuleren van conclusies uit beraadslagingen van de commissie;

    • c.

      het benoemen, schorsen en ontslaan van leden van de commissie overeenkomstig artikel 7;

    • d.

      het naar buiten vertegenwoordigen van de commissie.

Artikel 6: Secretaris

  • 1.

    Gedeputeerde staten benoemen, de voorzitter gehoord, de secretaris van de commissie.

  • 2.

    De secretaris is geen lid van de commissie.

Artikel 7: Benoeming en ontslag van leden

  • 1.

    De voorzitter benoemt een lid of plaatsvervangend lid overeenkomstig de voordracht van het orgaan of de organisatie die het lid vertegenwoordigt, tenzij dringende redenen hem aanleiding geven het orgaan of de organisatie te verzoeken de voordracht te heroverwegen. In dat geval doet het orgaan of de organisatie die het lid vertegenwoordigt een nieuwe voordracht.

  • 2.

    Een lid wordt benoemd voor een periode van vier jaar en kan op voordracht van het orgaan of de organisatie die het lid vertegenwoordigt door de voorzitter worden herbenoemd.

  • 3.

    Het lidmaatschap van de commissie eindigt:

    • a.

      van rechtswege;

    • b.

      door opzegging;

    • c.

      door ontslag.

  • 4.

    Het lidmaatschap van de commissie eindigt van rechtswege of met ingang van de dag dat de grond voor het lidmaatschap komt te vervallen. Het lid en het voordragende orgaan of organisatie informeren onverwijld de voorzitter over het vervallen van de grond van het lidmaatschap.

  • 5.

    Het orgaan of de organisatie die het lid vertegenwoordigt kan de voorzitter met redenen omkleed verzoeken het lid te ontslaan.

  • 6.

    De voorzitter kan een lid ontslaan indien zich hiertoe een dringende reden voordoet als bedoeld in artikel 7:678 van het Burgerlijk Wetboek dan wel indien zich veranderingen in omstandigheden voordoen, welke van dien aard zijn dat een ontslag behoort te worden verleend, als bedoeld in artikel 7:685 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. Het ontslag dient schriftelijk en met voldoende redenen omkleed te worden verleend.

Artikel 8: Vergoeding

De voorzitter en de leden van de commissie komen in aanmerking voor een vergoeding overeenkomstig de artikel 29 van de Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden juncto artikel 13 van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, conform de uitwerking in het benoemingsbesluit. Een lid kan schriftelijk aan de commissie mededelen geen vergoeding te willen ontvangen.

Artikel 9: Jaarverslag

  • 1.

    De commissie stelt jaarlijks voor 1 april een verslag vast over de uitgevoerde werkzaamheden in het voorgaande kalenderjaar.

  • 2.

    In het verslag geeft de commissie in ieder geval het volgende aan:

    • a.

      de samenstelling van de commissie;

    • b.

      wijzigingen in de samenstelling;

    • c.

      door de commissie uitgevoerde werkzaamheden;

    • d.

      eventuele bijzondere voorvallen of omstandigheden die voor haar werkzaamheden van belang zijn geweest.

  • 3.

    De commissie zendt het verslag, als bedoeld in het eerste lid, naar gedeputeerde staten.

Artikel 10: Werkwijze

  • 1.

    De commissie stelt een reglement van orde op waarin onder andere de volgende onderdelen aan de orde komen:

    • a.

      tot stand komen advies en besluitvorming;

    • b.

      vergaderfrequentie en uitnodigingen;

    • c.

      openbaarheid van vergaderingen;

    • d.

      taken van de secretaris.

  • 2.

    Het in het eerste lid bedoelde reglement en het wijzigen daarvan behoeft instemming van gedeputeerde staten.

Artikel 11: Financiële bepalingen

  • 1.

    De commissie zendt gedeputeerde staten jaarlijks voor 15 november een begroting voor het komende kalenderjaar ter goedkeuring.

  • 2.

    Met het goedkeuren van een begroting kennen gedeputeerde staten de financiële middelen in de begroting toe aan de commissie.

  • 3.

    De commissie besteedt alleen middelen die door gedeputeerde staten zijn toegekend aan de commissie via de goedkeuring van de begroting of de goedkeuring van een begrotingswijziging.

  • 4.

    De commissie zendt gedeputeerde staten jaarlijks voor 1 april een verantwoording over de besteding van de financiële middelen in het daaraan voorafgaande kalenderjaar.

  • 5.

    De provincie faciliteert de financiële administratie van de commissie, op zodanige wijze dat de commissie op enig moment over correcte en actuele gegevens kan beschikken.

Artikel 12: Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 13: Citeerbepaling

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Commissie Regionaal Overleg luchthaven Midden-Zeeland.

Toelichting

Algemeen

Op 1 november 2009 is in de Wet Luchtvaart het onderdeel van de Regeling Burgerluchthavens en Militaire Luchthavens (RBML) in werking getreden. De RBML regelt de decentralisatie van bepaalde taken en bevoegdheden in het kader van de luchtvaart van Rijk naar provincies. Hierdoor zijn de provincies voor alle luchthaventerreinen, met uitzondering van de luchthaventerreinen van nationaal belang, bevoegd gezag (vergunningverlening en handhaving met betrekking tot de milieugebruiksruimte en daarmee samenhangend de consequenties voor het ruimtegebruik in de omgeving) geworden. Voor de provincie Zeeland geldt, door het ontbreken van luchthaventerreinen van nationaal belang, dat de provincie bevoegd gezag is voor alle luchthaventerreinen binnen de provinciegrenzen.

De wet maakt met betrekking tot vergunningverlening onderscheidt in luchthavenbesluiten en luchthavenregelingen. Voor beide besluiten geldt dat zij bij verordening door provinciale staten worden vastgesteld.

Voor een luchthaven moet een luchthavenbesluit worden vastgesteld indien het externe veiligheidsrisico of de geluidbelasting vanwege het luchthavenverkeer zodanig is dat dit gevolgen heeft voor de ruimtelijke indeling van het gebied rond de luchthaven (artikel 8.43 Wet luchtvaart). Indien het externe veiligheidsrisico of de geluidbelasting vanwege het luchthavenverkeer zodanig is dat dit geen gevolgen heeft voor de ruimtelijke indeling van het gebied rond de luchthaven dan wordt een luchthavenregeling vastgesteld (artikel 8.64 Wet luchtvaart). Op deze luchthavenbesluiten en -regelingen houden gedeputeerde staten toezicht en zij treden indien nodig handhavend op.

Met betrekking tot luchthavens waarvoor een luchthavenbesluit wordt vastgesteld is in de Wet luchtvaart (artikel 8.58) bepaald dat provinciale staten een commissie voor regionaal overleg (CRO) instellen. De CRO vervangt de huidige commissie ten behoeve van overleg en voorlichting over de milieuhygiëne van luchthaven Midden-Zeeland (commissie 28).

Op dit moment geldt de verplichting tot het instellen van een CRO alleen voor het luchthaventerrein Midden-Zeeland. Door middel van deze verordening stellen provinciale staten een CRO voor dit luchthaventerrein in. Het uitgangspunt bij het opstellen van de verordening is om zo weinig mogelijk in de verordening te regelen. Dat betekent dat naast de wettelijk vereiste onderdelen in de verordening alleen regels zijn gesteld die noodzakelijk zijn voor het tot stand komen en het in stand houden van de commissie. Alle overige zaken die voor het goed functioneren van de commissie van belang zijn kunnen worden geregeld in een door de commissie zelf op te stellen reglement van orde. Voordeel van deze constructie is dat voor relatief kleine en/of eenvoudige wijzigingen in de werkwijze van de commissie niet steeds de lange procedure voor het wijzigen van de verordening door provinciale staten moet worden doorlopen. Op deze wijze kan de CRO maximaal flexibel werken.

Procedure

InspraakDe Wet luchtvaart schrijft geen inspraakprocedure voor ten aanzien van instelling van de CRO. Op grond van artikel 2 van de "Inspraakverordening Zeeland 2010" kan worden besloten inspraakgerechtigden de mogelijkheid te bieden hun zienswijze bij de voorbereidingen of wijziging van beleid kenbaar te maken. Artikel 3 biedt de mogelijkheid om bij de voorbereiding of wijzigen van beleid overleg te voeren met instellingen of organisaties die een taak vervullen bij de uitvoering van het (gewijzigde)beleid. Deze instellingen of organisaties krijgen na toezending van alle relevante stukken de gelegenheid een zienswijze naar voren te brengen. Als op deze wijze een voldoende bepaalde kring van belanghebbenden bij de voorbereiding of wijziging van beleid kan worden geraadpleegd kan worden volstaan met deze consultatie. De huidige commissie 28 is momenteel belast met de uitvoering van een groot gedeelte van de taken van de toekomstige CRO. Daarom hebben gedeputeerde staten in haar vergadering van 2 oktober 2012 besloten inspraak mogelijk te maken doch te beperken tot de huidige commissie 28. De commissie 28 heeft de volgende zienswijze ingediend:

De commissie verzoekt de maximale herbenoemingsperiode zoals genoemd in artikel 7 lid 2 te heroverwegen. Verzocht wordt om geen maxima te stellen aan het aantal keren dat een lid kan worden herbenoemd. Door de beperkte personele capaciteit die op het vliegveld beschikbaar is kan een dergelijk maximum in de toekomst namelijk tot problemen leiden bij het afvaardigen van een vertegenwoordiger namens de exploitant van de luchthaven.Naar aanleiding van de zienswijze van de commissie 28 is artikel 7 lid 2 zodanig gewijzigd dat geen maximum meer wordt gesteld aan het aantal keren dat een lid van de commissie kan worden herbenoemd. Ongewijzigd is dat het betreffende lid moet worden voorgedragen door het orgaan of de organisatie die het lid vertegenwoordigt.

Toelichting per artikel

Voor zover noodzakelijk wordt per artikel een toelichting gegeven op de in dit artikel van belang zijnde onderdelen.

Artikel 3

In dit artikel is de wettelijke taak van de commissie opgenomen en is nader uitgewerkt wat de commissie in elk geval aan taken dient uit te voeren. De commissie heeft geen formele bevoegdheden maar wel een advies- en platformfunctie. Binnen dat kader kan zij indien noodzakelijk ook (aanvullende) informatie over het gebruik van de luchthaven aan omwonenden in de omgeving van de luchthaven verstrekken.

De bedoeling is dat de commissie haar taken zodanig uitvoert dat er over aan de orde zijnde onderwerpen zoveel mogelijk overeenstemming tussen de leden wordt bereikt. Het werkgebied van de commissie strekt zich niet alleen uit tot milieubelangen maar kan o.a. ook betrekking hebben op (de betekenis van de luchthaven voor) economie, werkgelegenheid en recreatie. Belangrijk is dat de commissie niet treedt in bevoegdheden en rechten van één van de leden van de commissie. Elk van de leden blijft verantwoordelijk voor haar eigen taken en bevoegdheden. De taak van de commissie is om er voor te zorgen dat partijen hun taken en bevoegdheden die betrekking hebben op de luchthaven zoveel mogelijk op elkaar afstemmen. De provincie maakt geen deel uit van de commissie maar kan als bevoegd gezag wel als adviseur (zonder stemrecht) aanschuiven.

Besloten is de commissie geen formele adviesfunctie te geven in de procedure bij het afgeven of wijzigingen van een luchthavenbesluit. De wet kent deze mogelijkheid niet, ook niet op rijksniveau. Wel kan de commissie gevraagd of ongevraagd advies geven over het (wijzigen van) luchthavenbesluit of de handhaving daarvan. Het besluit geen adviesrecht te geven is formeel reeds genomen in de eerder door provinciale staten vastgestelde Luchtvaartverordening Zeeland. In deze verordening zijn onder andere de procedurele aspecten die betrekking hebben op het aanvragen/wijziging van een luchthavenbesluit geregeld. Daarbij is besloten geen wettelijke adviseurs aan te wijzen. Uiteraard geldt voor de commissie wel de reguliere procedure die voorziet in het indienen van zienswijzen. De provincie zal de commissie in dat kader actief betrekken en relevante stukken tijdig toezenden.

In het kader van informatieverstrekking en/of gedachtewisseling staat het de vertegenwoordiger van de exploitant uiteraard vrij om reeds in een vroeg stadium (b.v. tijdens het opstellen van een aanvraag om een (wijziging van een) luchthavenbesluit) zijn plannen in de commissie te bespreken. Eventueel zou dat in een besloten deel van de vergadering plaats kunnen vinden. Op deze wijze wordt optimaal recht gedaan aan de functie die de commissie heeft.

Het in ontvangst nemen, registreren en behandelen van klachten over het gebruik van de luchthaven behoort niet (meer) tot de taak van de commissie. In de commissie 28 was klachtenbehandeling wel onderdeel van de werkzaamheden. Daarvoor bestond geen wettelijke verplichting maar is destijds voor gekozen omdat de afhandeling via de milieuklachtentelefoon en de piketambtenaar van de provincie niet adequaat verliep. Dit werd in hoofdzaak veroorzaakt doordat de provincie niet het bevoegd gezag over de luchthaven was waardoor ook bij de piketambtenaar parate kennis over het afhandelen van klachten over vliegtuigen ontbrak. De provincie is nu wel bevoegd gezag en beschikt naast de parate kennis met betrekking tot klachten over vliegtuigen ook over een structuur voor de afhandeling van milieuklachten, waaronder geluidsklachten. Geluidsklachten ten gevolge van luchthaven Midden Zeeland passen hier naadloos in. Door het introduceren van een aparte klachtencommissie voor geluids-/milieuklachten ten gevolge van vliegtuigen van luchthaven Midden-Zeeland ontstaat er een ongewenste parallelstructuur die bij klagers verwarring, en bij instanties dubbel werk oplevert. Daarom wordt afgezien van het behouden van de oude structuur (separate klachtenafhandeling/commissie). Geluids-/milieuklachten ten gevolge van vliegtuigen kunnen via de bestaande kanalen voor het indienen van geluids-/milieuklachten worden gemeld, en zullen volgens de bestaande reguliere (provinciale) structuur worden behandeld.

Artikel 4

De samenstelling van de commissie is met betrekking tot de gemeenten nog niet geheel duidelijk omdat het (nieuwe) beperkingengebied nog niet is vastgesteld. Het betreft in elk geval de gemeenten Middelburg en Goes en waarschijnlijk ook Noord-Beveland.

De in artikel 3 aangegeven leden betreft de minimaal bij wet verplichte bezetting van de commissie uitgebreid met vertegenwoordigers van rechtspersoonlijkheidbezittende gebruikersorganisaties of milieuorganisaties. Voor de onder d, e en f genoemde organisaties betreft het geen vertegenwoordiger per organisatie maar een vertegenwoordiger van of namens alle organisaties. Op verzoek van de huidige commissie 28 is onder f toegevoegd dat ook vertegenwoordigers van overheden/organisaties die uit een andere hoedanigheid een relatie hebben met de luchthaven (gemeenten buiten het beperkingengebied, industrie of toerisme/recreatie) als lid kunnen worden toegelaten. Voorwaarde is dat de commissie deze overheden/organisaties, al dan niet op verzoek, vraagt of zij lid willen worden van de commissie.

Artikel 5

De voorzitter van de commissie is onafhankelijk en heeft geen banden met de organisaties die lid zijn van de commissie. De taken en bevoegdheden van de voorzitter worden, met uitzondering van het gestelde in artikel 7, omschreven in het reglement van orde.

Artikel 6

De secretaris moet zorg dragen voor een goede inhoudelijke en logistieke voorbereiding van vergaderingen van de commissie en het uitvoeren van de beslissingen van de commissie, waaronder het opstellen van adviezen en correspondentie.

De secretaris hoeft niet werkzaam te zijn bij één van de organisaties die lid zijn van de commissie maar kan ook elders (b.v. bij de provincie) werkzaam zijn. Om deze reden is ervoor gekozen de secretaris door gedeputeerde staten te laten benoemen in overleg met de voorzitter. Het staat de voorzitter uiteraard vrij om over een potentiële kandidaat vooraf te overleggen met de leden van de commissie.

Artikel 9

Na het instellen van de commissie is er, behoudens de financiering, voor de provincie geen bemoeienis met de commissie meer. De provincie is namelijk geen lid van de commissie en het benoemen of ontslaan van leden van de commissie is een taak van de voorzitter. Om inzicht te houden in samenstelling van de commissie en de door de commissie uitgevoerde werkzaamheden is in dit artikel geregeld dat de commissie elk jaar een jaarverslag opstelt. Gelet op het doel van het jaarverslag, uit praktische overwegingen en vanuit het oogpunt van efficiëntie is ervoor gekozen dat het jaarverslag wordt toegezonden aan gedeputeerde staten.

Artikel 10

Op basis van de Wet luchtvaart moeten provinciale staten ook bepalingen opnemen over de werkwijze van de commissie. In dit artikel is deze werkwijze opgenomen. Uit het oogpunt van flexibiliteit is ervoor gekozen om de werkwijze niet uitputtend in de verordening te beschrijven maar in plaats daarvan door de commissie een reglement van orde op te laten stellen. Hoewel de commissie door provinciale staten is ingesteld is er gelet op het onderwerp uit praktische overwegingen en vanuit het oogpunt van efficiëntie voor gekozen dat het reglement goedkeuring behoeft van gedeputeerde staten.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van provinciale staten van 21/12/2012,
Drs. K.M.H. Peijs, voorzitter
Drs. P. Joosse, griffier
Uitgegeven 22 januari 2012
A.W. Smit, secretaris