Regeling vervallen per 31-12-2010

Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Haaglanden 2009

Geldend van 01-01-2009 t/m 30-12-2010

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Haaglanden 2009

De raden respectievelijk de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de gemeenten Delft, Den Haag, Leidschendam-Voorburg, Midden-Delfland, Pijnacker-Nootdorp, Rijswijk, Wassenaar, Westland en Zoetermeer, ieder voor zover hun bevoegdheid betreft;

Gelet op het bepaalde in:

de Brandweerwet 1985;

de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen;

de Wet rampen en zware ongevallen;

de Wet kwaliteitsbevordering rampenbestrijding;

de Wet ambulancevervoer;

de Wet toelating zorginstellingen.

En mede gelet op het bepaalde in:

de Wet gemeenschappelijke regelingen;

de Gemeentewet;

Overwegende:

Wettelijke overwegingen

Dat zij bij besluit van 18 mei 2004 zijn aangewezen om tezamen een regio te vormen (het Besluit territoriale indeling brandweer- en GHOR-regio’s). Dat de gemeenten behorende tot deze regio verplicht zijn een gemeenschappelijke regeling te treffen op grond van artikel 3, eerste lid Brandweerwet en artikel 3 Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen. Dat deze regeling op grond van artikel 3, eerste lid Brandweerwet ten doel heeft een doelmatig georganiseerde en gecoördineerde uitvoering van de feitelijke werkzaamheden als bedoeld in artikel 1, eerste lid Brandweerwet te bevorderen. Dat hiertoe bij deze regeling in elk geval de taken als bedoeld in artikel 4 Brandweerwet moeten worden overgedragen. Dat deze regeling op grond van artikel 3, eerste lid Brandweerwet tevens ten doel heeft een doelmatig georganiseerde en gecoördineerde uitvoering van de feitelijke werkzaamheden ter zake van het beperken en bestrijden van rampen en zware ongevallen als bedoeld in artikel 1 van de Wet rampen en zware ongevallen en overigens een goede hulpverlening bij een ongeval of ramp te bevorderen. Dat hiertoe bij deze regeling in elk geval de taken als bedoeld in artikel 4, eerste lid Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen moeten worden overgedragen.

Aankomende wetgeving

Dat het daarnaast wenselijk is om, anticiperend op de nieuwe Wet veiligheidsregio’s de gemeenschappelijke regeling te belasten met de zorg voor een gemeenschappelijke meldkamer en de multidisciplinaire en gecoördineerde voorbereiding op rampenbestrijding en crisisbeheersing. Dat het bij van kracht worden van de Wet veiligheidsregio’s, vanwege juridische redenen, per definitie noodzakeljik zal zijn deze gemeenschappelijke regeling opnieuw te wijzigen.

Bestuurlijke overwegingen

Dat het Algemeen Bestuur van de Hulpverleningsregio Haaglanden, als beoogd bestuur van de Veiligheidsregio Haaglanden in oprichting, op 20 december 2007 een convenant heeft gesloten met de Minister, inhoudende dat zij binnen twee jaar de rampenbestrijding en crisisbeheersing op orde brengt en komt tot een professioneel georganiseerde Veiligheidsregio. Dat daarbij een randvoorwaarde is dat onomkeerbare stappen zijn gezet om de brandweer volledig te regionaliseren. Dat hierbij de ambitie is uitgesproken om per 1 januari 2009 hiertoe een gemeenschappelijke regeling te hebben getroffen. Dat zij ermee hebben ingestemd om een regionaal bestuur voor de regio Haaglanden te vormen op basis van verlengd lokaal bestuur, gebaseerd op de Wet gemeenschappelijke regelingen. Dat de doelstelling mede is om de lokale betrokkenheid te behouden. Dat derhalve als gevolg van besluiten van het Algemeen Bestuur van de Hulpverleningsregio Haaglanden, respectievelijk de raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de deelnemende gemeenten de vigerende regeling moet worden aangepast. Dat de colleges en de burgemeesters van de deelnemende gemeenten voornemens zijn om hun bevoegdheid tot het aanwijzen van toezichthouders terzake relevante taken, met gebruikmaking van artikel 10:3 en verder van de Algemene wet bestuursrecht, te mandateren aan een ambtenaar in dienst van de Veiligheidsregio Haaglanden.

BESLUITEN:

dat de gemeenschappelijke regeling Hulpverleningsregio Haaglanden 2005 wordt gewijzigd en komt te luiden als volgt: de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Haaglanden 2009

HOOFDSTUK I

Artikel 1 Begripsbepalingen

    • 1.

      In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

      • a.

        de regeling: de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Haaglanden 2009;

      • b.

        de Wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen;

      • c.

        de gemeente: één van de in artikel 2, derde lid, genoemde gemeenten;

      • d.

        de colleges van burgemeester en wethouders: de colleges van de gemeenten als bedoeld onder c,

      • e.

        de gemeenteraden: de raden van de gemeenten als bedoeld onder c,

      • f.

        de burgemeesters: de burgemeesters van de gemeenten als bedoeld onder c,

      • g.

        het samenwerkingsgebied: het gezamenlijk grondgebied van de in artikel 2, derde lid, genoemde gemeenten;

      • h.

        Algemeen Bestuur: het bestuur van de Veiligheidsregio Haaglanden, als bedoeld in artikel 14;

      • i.

        Dagelijks Bestuur: een vertegenwoordiging uit het Algemeen Bestuur, als bedoeld in artikel 24;

      • j.

        Voorzitter: de voorzitter van het Algemeen- en Dagelijks Bestuur, als bedoeld in artikel 15, eerste lid;

      • k.

        Veiligheidsregio: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid;

      • l.

        Gedeputeerde Staten: het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland;

      • m.

        de brandweer: de door het Algemeen Bestuur ingestelde regionale brandweer belast met de brandweerzorg, als bedoeld in artikel 32;

      • n.

        de GHOR: de door het Algemeen Bestuur ingestelde organisatie belast met de coördinatie, aansturing en regie van de geneeskundige hulpverlening als bedoeld in artikel 34;

      • o.

        de CPA: een centrale post voor het ambulancevervoer ten behoeve van geneeskundige hulpverlening als bedoeld in artikel 1 onder d jo. artikel 4, eerste lid onder a, van de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen en het ambulancevervoer als bedoeld in artikel 1 Wet ambulancevervoer;

      • p.

        de RAC: de regionale brandweeralarmcentrale, als bedoeld in artikel 4 Brandweerwet 1985;

      • q.

        gemeenschappelijke meldkamer: een door het bestuur van de Veiligheidsregio ingestelde gemeenschappelijke meldkamer ten behoeve van de brandweertaak, de geneeskundige hulpverlening, het ambulancevervoer en de politietaak, belast met de taak als bedoeld in artikel 37;

      • r.

        ramp of zwaar ongeval: een gebeurtenis:

        • -

          waardoor een ernstige verstoring van de openbare veiligheid is ontstaan, waarbij het leven en de gezondheid van vele personen, het milieu of grote materiele belangen in ernstige mate worden bedreigd of zijn geschaad, en

        • -

          waarbij een gecoördineerde inzet van diensten en organisaties van verschillende disciplines is vereist om de dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen te beperken.

      • s.

        rampenbestrijding: het geheel van maatregelen en voorzieningen, met inbegrip van de voorbereiding daarop, dat het gemeentebestuur of het bestuur van een veiligheidsregio treft met het oog op een ramp, het voorkomen van een ramp en het beperken van de gevolgen van een ramp;

      • t.

        crisis een situatie waarbij een vitaal belang van de samenleving is aangetast of dreigt te worden aangetast;

      • u.

        crisisbeheersing: het geheel van maatregelen en voorzieningen, met inbegrip van de voorbereiding daarop, dat het gemeentebestuur of het bestuur van een veiligheidsregio in een crisis treft ter handhaving van de openbare orde, indien van toepassing in samenhang met de maatregelen en voorzieningen die door het gemeentebestuur of het bestuur van een veiligheidsregio op basis van een bij of krachtens enige andere wet toegekende bevoegdheid ter zake van een crisis worden getroffen;

      • v.

        de minister: de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

      • w.

        regionale college politie: het regionale college, als bedoeld in artikel 22 Politiewet 1993;

      • x.

        coördinerend functionaris: de functionaris als bedoeld in artikel 40;

      • y.

        regionaal brandweercommandant (RBC): de functionaris als bedoeld in artikel 42;

      • z.

        regionaal geneeskundig commandant (RGC): de functionaris als bedoeld in artikel 44;

  • aa. directeur CPA: de functionaris als bedoeld in artikel 46;

  • bb. veiligheidsdirectie: de multidisciplinaire directie als bedoeld in artikel 48.

  • 2. Daar waar in de regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van de gemeente, de gemeenteraad, het college en de burgemeester, onderscheidenlijk: de Veiligheidsregio, het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de Voorzitter, voor zover in deze regeling geen afwijkende bepalingen zijn opgenomen.

Artikel 2 Instelling en plaats vesting

  • 1. Er is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam, genaamd Veiligheidsregio Haaglanden.

  • 2. De Veiligheidsregio is gevestigd in Den Haag.

  • 3. De Veiligheidsregio is een regionaal samenwerkingsverband van de gemeenten Delft, Den Haag, Leidschendam-Voorburg, Midden-Delfland, Pijnacker-Nootdorp, Rijswijk, Wassenaar, Westland en Zoetermeer.

HOOFDSTUK II DE VEILIGHEIDSREGIO: BELANG EN TAAK

Artikel 3 Belangen: doelstellingen

  • 1. De Veiligheidsregio behartigt de belangen van de gemeenten ten aanzien van de door hen overgedragen taken op de volgende terreinen:

    • a.

      brandweerzorg;

    • b.

      geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen;

    • c.

      rampenbestrijding en crisisbeheersing;

    • d.

      het beheer van de gemeenschappelijke meldkamer.

  • 2. Daarnaast heeft de Veiligheidsregio de zorg voor:

    • a.

      het instandhouden van de zorginstelling CPA en de zorg voor het voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Wet toelating zorginstellingen;

    • b.

      een adequate samenwerking met het regionale college van politie ten aanzien van onder meer de gemeenschappelijke meldkamer;

    • c.

      een gecoördineerde en multidisciplinaire voorbereiding op de rampenbestrijding en crisisbeheersing.

HOOFDSTUK III BELANG EN BEVOEGDHEID

Artikel 4 Overdracht wettelijke taken / bevoegdheden burgemeester aan het Algemeen Bestuur

Gelet opde artikelen 10 en 30 van de Wet dragen de burgemeesters de bevoegdheid voor zover en onder de voorwaarden zoals nader in deze regeling omschreven, over aan het Algemeen Bestuur: De bevoegdheid tot het vaststellen van rampbestrijdingsplannen, als bedoeld in artikel 4 Wet rampen en zware ongevallen.

Artikel 5 Overdracht wettelijke taken van de colleges van burgemeester en wethouders

Gelet op artikel 3 Brandweerwet, artikel 3 en 4 Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen dragen de colleges van burgemeester en wethouders de bij deze wetten aan hen opgedragen taken, zoals omschreven in het eerste tot en met vierde lid, over aan het Algemeen Bestuur, voor zover en onder de voorwaarden als nader in deze regeling omschreven:

  • 1.

    Brandweer: De zorg voor de organisatie, beheer en taak van de Brandweer zoals omschreven in artikel 1 Brandweerwet 1985;

  • 2.

    Geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen: De zorg voor de geneeskundige hulpverlening en de voorbereiding daarop zoals omschreven in artikel 2 Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen;

  • 3.

    Risicoinventarisatie; De zorg voor risicoinventarisatie in het kader van rampenbestrijding zoals omschreven in artikel 3, eerste lid Wet rampen en zware ongevallen.

  • 4.

    Gemeenschappelijke Meldkamer; De zorg voor een gemeenschappelijke meldkamer, omvattende:

    • a.

      de regionale brandweeralarmcentrale;

    • b.

      de centrale post voor het ambulancevervoer.

Artikel 6 Overdracht overige bevoegdheden van de colleges van burgemeester en wethouders

Gelet op artikel 10 en 30 van de Wet dragen de colleges van burgemeester en wethouders de bevoegdheden, zoals omschreven in het eerste tot en met derde lid, over aan het Algemeen Bestuur, voor zover en onder de voorwaarden zoals nader in deze regeling omschreven:

  • 1.

    Planvorming (rampen en crisis); De bevoegdheid tot het vaststellen van een crisisplan, dat ten minste voldoet aan de voorwaarden die artikel 3, eerste lid Wet rampen en zware ongevallen stelt aan een rampenplan.

  • 2.

    Bedrijfsbrandweer; De bevoegdheid tot het nemen van besluiten als bedoeld in artikel 13, eerste lid Brandweerwet; het aanwijzen van een inrichting als bedrijfsbrandweerplichtig.

Artikel 7 Planvorming / beleidsplan

Gelet op artikel 4, eerste lid onderdeel 2, onder a en b Brandweerwet dragen de colleges van burgemeester en wethouders het Algemeen Bestuur op om ten minste eens per 4 jaar te voorzien in een beleidsplan dat ten minste voldoet aan:

  • a.

    de voorwaarden die artikel 5, eerste lid Wet rampen en zware ongevallen stelt aan het daargenoemde beheersplan; en

  • b.

    de voorwaarden die artikel 4a Brandweerwet stelt aan het daar genoemde organisatieplan.

Artikel 8 Overdracht wettelijke taken / bevoegdheden van de gemeenteraden

Gelet op de artikelen 10 en 30 van de Wet dragen de gemeenteraden aan het Algemeen Bestuur de bevoegdheid over, om rechten te heffen als bedoeld in artikel 229, eerste lid, onder b Gemeentewet, voor het genot van door of vanwege het bestuur van de Veiligheidsregio verstrekte diensten.

Artikel 9 Verplichte advisering

De gemeenten leggen de volgende onderwerpen ter advisering voor aan de Veiligheidsregio:

  • a.

    het beleid en de regelgeving op het gebied van de crisis- en brandpreventie;

  • b.

    de voorbereidende maatregelen op het gebied van de crisis- en brandbestrijding en veiligheidsbevordering in bijzondere objecten met een hoog risicoprofiel, de verlening van bouwvergunningen, milieuvergunningen en gebruiksvergunningen daaronder begrepen;

  • c.

    de aanschaf van voorzieningen die betrekking hebben op brandweerzorg en crisisbeheersing.

HOOFDSTUK IV TAKEN EN BEVOEGDHEDEN VEILIGHEIDSREGIO

Artikel 10 Taken: basispakket

Ter behartiging van de in artikel 3 genoemde belangen is de Veiligheidsregio belast met de volgende taken:

  • 1.

    Brandweerzorg

    • a.

      het instellen en in stand houden van een regionale brandweer belast met de taken zoals omschreven in artikel 32;

    • b.

      het benoemen, schorsen en ontslaan van de commandant en het overige personeel van de regionale brandweer en het vaststellen van een instructie voor het personeel;

    • c.

      het beschikbaar stellen van personeel en materieel ten behoeve van bovenregionale bijstand in de gevallen, bedoeld in de artikelen 8 en 9 Brandweerwet 1985;

    • d.

      het adviseren van de colleges van burgemeester en wethouders/het bevoegd gezag op het gebied van de brandpreventie;

    • e.

      het adviseren van de colleges van burgemeester en wethouders/het bevoegd gezag ter zake van voorbereidende maatregelen op het gebied van de brandbestrijding en -beperking in bepaalde objecten;

    • f.

      het verzorgen van: oefeningen met het oog op het optreden in groter verband;

    • g.

      opleidingen.

  • 2.

    Geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen

    • a.

      het instellen en in stand houden van een organisatie belast met de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen zoals omschreven in artikel 34;

    • b.

      het vaststellen van de taken van de binnen het grondgebied van de aan de regeling deelnemende gemeenten werkzame gezondheidsdiensten in het kader van de geneeskundige hulpverlening en de realisering daarvan;

    • c.

      het zorgdragen voor onderlinge bijstand bij de uitvoering van de geneeskundige hulpverlening;

    • d.

      het benoemen, schorsen en ontslaan van de regionaal geneeskundig commandant en overig GHOR personeel;

    • e.

      het vaststellen van een organisatieplan.

  • 3.

    Gemeenschappelijke meldkamer

    • a.

      het instellen en in stand houden van een gemeenschappelijke meldkamer belast met de taken zoals omschreven in artikel 37;

    • b.

      het sluiten van een convenant met de politie ten aanzien van de meldkamer zoals omschreven in artikel 39.

  • 4.

    Risico-inventarisatie, Rampenbestrijding en Crisisbeheersing

    • a.

      het inventariseren van risico’s van branden, rampen en crises;

    • b.

      het opstellen van een risicoprofiel ten behoeve van het in artikel 7 genoemde beleidsplan;

    • c.

      het adviseren van het bevoegd gezag over risico’s van branden, rampen en crises in de bij of krachtens de wet aangewezen gevallen alsmede in de gevallen die in het onder i genoemde beleidsplan zijn bepaald;

    • d.

      het voorbereiden op de bestrijding van branden en het organiseren van de rampenbestrijding en crisisbeheersing;

    • e.

      het voorbereiden van de multidisciplinaire coördinatie bij de bestrijding van rampen en zware ongevallen;

    • f.

      het voorbereiden van de organisatie voor het optreden van de brandweer in buitengewone omstandigheden en het regelen van de operationele leiding bij de bestrijding van rampen en zware ongevallen;

    • g.

      het verzamelen en evalueren van gegevens ten behoeve van de waarschuwing en alarmering van de bevolking in geval van een ramp of een zwaar ongeval of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan;

    • h.

      het waarschuwen van de bevolking door middel van het sirenenet, het verkennen van gevaarlijke stoffen en het verrichten van ontsmetting;

    • i.

      het vaststellen van een beleidsplan dat ten minste voldoet aan:

      • -

        de voorwaarden die artikel 5 van de Wet rampen en zware ongevallen stelt aan het daar genoemde beheersplan;

      • -

        de voorwaarden die artikel 4a Brandweerwet stelt aan het daar genoemde organisatieplan.

    • j.

      het vaststellen van een crisisplan dat ten minste voldoet aan de voorwaarden die artikel 3, eerste lid Wet rampen en zware ongevallen stelt aan een rampenplan;

    • k.

      het vaststellen van rampbestrijdingsplannen, als bedoeld in artikel 4 Wet rampen en zware ongevallen.

  • 5.

    Overig

    • a.

      het aanschaffen en beheren van gemeenschappelijk materieel;

    • b.

      het inrichten en in stand houden van de informatievoorziening binnen de diensten van de Veiligheidsregio en tussen deze diensten en de andere diensten en organisaties die betrokken zijn bij de onder het eerste tot en met vierde lid genoemde taken;

    • c.

      het zorgdragen voor een kwaliteitszorgsysteem.

Artikel 11 Voorzieningenniveau: basispakket en pluspakket

In aanvulling op de taken die de Veiligheidsregio op het basisniveau voor gemeenten verricht op grond van artikel 10 (basispakket), kan per gemeente worden overeengekomen dat de Veiligheidsregio ten aanzien van deze taken een hoger voorzieningenniveau levert (pluspakket).

Artikel 12 Regelen van de organisatie

Teneinde en doelmatige taakuitoefening te bevorderen draagt het Algemeen Bestuur zorg voor een organisatieverordening en een directiestatuut. De organisatieverordening dient in elk geval te bevatten:

  • a.

    de taken, structuur en werkwijze van de ambtelijke organisatie;

  • b.

    de bevoegdheden van de ambtelijke leiding en de relatie met het Algemeen Bestuur;

  • c.

    op welke wijze de relatie met de Ondernemingsraad wordt vormgegeven;

  • d.

    op welke wijze de verantwoordelijkheid voor het beheer van de organisatie wordt belegd in de organisatie;

  • e.

    op welk wijze wordt voldaan aan de eisen die ten aanzien van dit beheer gelden op het gebied van doelmatigheid en rechtmatigheid;

  • f.

    op welke wijze de verantwoordelijkheid voor het financiële beleid en het personeelsbeleid wordt belegd in de organisatie.

    • 1.

      Brandweer: In de organisatieverordening wordt ten aanzien van de brandweer ten minste opgenomen onder welke voorwaarden de regionale brandweer kan overgaan tot het verrichten van diensten voor derden, zoals bedoeld in artikel 32, derde lid.

    • 2.

      Meldkamer: In de organisatieverordening wordt ten aanzien van de meldkamer ten minste opgenomen wie de verantwoording heeft ten aanzien van de werkzaamheden van de meldkamer voor de brandweertaak, de geneeskundige hulpverlening, en het ambulancevervoer.

    • 3.

      Coördinerend functionaris: In de organisatieverordening wordt ten aanzien van de coördinerend functionaris ten minste opgenomen op welke wijze de coördinerend functionaris de in artikel 40 bedoelde taken dient te verrichten, mede in relatie tot de functies van regionaal brandweercommandant en de regionaal geneeskundig commandant.

    • 4.

      Regionaal brandweercommandant: In de organisatieverordening wordt ten aanzien van de regionaal brandweercommandant ten minste opgenomen op welke wijze de regionaal brandweercommandant de in artikel 42, eerste lid bedoelde taken dient te verrichten, mede in relatie tot de functies van regionaal geneeskundig commandant en de coördinerend functionaris.

    • 5.

      Regionaal geneeskundig commandant: In de organisatieverordening wordt ten aanzien van de regionaal geneeskundig commandant ten minste opgenomen op welke wijze de regionaal geneeskundig commandant de in artikel 44, eerste lid bedoelde taken dient te verrichten, mede in relatie tot de functies van regionaal brandweercommandant en de coördinerend functionaris.

    • 6.

      Directeur CPA:In de organisatieverordening wordt ten aanzien van de directeur CPA ten minste opgenomen op welke wijze de directeur CPA de in artikel 46, eerste lid bedoelde taken dient te verrichten, mede in relatie tot de functie van regionaal brandweercommandant en de Veiligheidsdirectie.

    • 7.

      Veiligheidsdirectie: In de organisatieverordening wordt ten aanzien van de Veiligheidsdirectie ten minste opgenomen:

      • -

        hoe het voorzitterschap van de Veiligheidsdirectie is geregeld;

      • -

        het instellen van adviesorganen door de Veiligheidsdirectie;

      • -

        op welke wijze zij invulling geeft aan haar taak zoals omschreven in artikel 48, tweede lid.

HOOFDSTUK V ORGANEN

Artikel 13 Organen

De Veiligheidsregio kent de volgende organen:

  • a.

    het Algemeen Bestuur;

  • b.

    het Dagelijks Bestuur;

  • c.

    de Voorzitter.

HOOFDSTUK VI ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 14 Algemeen Bestuur

Het Algemeen Bestuur bestaat uit de burgemeesters van de deelnemende gemeenten. Het Algemeen Bestuur heeft de zorg voor de taken zoals omschreven in artikel 10, de taken en bevoegdheden die in deze regeling aan hem zijn opgedragen, alsmede de taken die niet aan het Dagelijks Bestuur dan wel aan de door hem benoemde commissies zijn opgedragen.

Artikel 15 Taakverdeling

  • 1. De ingevolge artikel 23 Politiewet 1993 benoemde korpsbeheerder van de regio, is voorzitter van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur van de Veiligheidsregio.

  • 2. De voorzitter kan geschorst en ontslagen worden onder toepassing van artikel 23 van de Politiewet 1993.

  • 3. De door het regionale college ingevolge artikel 23, tweede lid Politiewet 1993 aangewezen burgemeester welke fungeert als plaatsvervangend korpsbeheerder, is tevens plaatsvervangend voorzitter van het Algemeen Bestuur in geval van afwezigheid, belet of ontstentenis van de voorzitter.

  • 4. Het Algemeen Bestuur wijst uit zijn midden een portefeuillehouder Financiën en een portefeuillehouder Personeelszaken aan.

  • 5. Het Algemeen Bestuur benoemt een secretaris.

  • 6. De Voorzitter, de portefeuillehouder Financiën en de portefeuillehouder Personeelszaken vormen in gezamenlijkheid het in artikel 24 bedoelde Dagelijks Bestuur.

Artikel 16 Reglement van orde

  • 1. Het Algemeen Bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast.

  • 2. Dit reglement van orde, alsmede de daarin aangebrachte wijzigingen, wordt aan de deelnemende gemeenten gezonden.

Artikel 17 Vergaderingen Algemeen Bestuur

  • 1. Het in de Gemeentewet bepaalde terzake van het houden van en de orde van de vergaderingen van het Algemeen Bestuur is van overeenkomstige toepassing voor zover dit niet expliciet nader is uitgewerkt in deze regeling.

  • 2. Het Algemeen Bestuur vergadert jaarlijks ten minste vier maal. Indien de Voorzitter dan wel enig ander lid daarom verzoekt zal een extra vergadering worden georganiseerd.

  • 3. De regionaal brandweercommandant, de regionaal geneeskundig commandant en de coördinerend functionaris wonen de vergaderingen van het Algemeen Bestuur bij. Zij hebben daarin een raadgevende stem.

  • 4. De secretaris woont de vergaderingen van het Algemeen Bestuur bij.

  • 5. Voor de vergaderingen van het Algemeen Bestuur worden de hoofdofficier van justitie, bedoeld in artikel 1, derde lid, van de Politiewet 1993 en de voorzitter van het waterschap binnen welks grondgebied de Veiligheidsregio is gelegen en de korpschef van de politie uitgenodigd. De voorzitters van de betrokken waterschappen bepalen onderling wie er deelneemt aan de vergadering.

  • 6. Anderen kunnen worden uitgenodigd als adviseur de vergaderingen van het Algemeen Bestuur bij te wonen.

  • 7. De vergaderingen van het Algemeen Bestuur zijn gericht op formele besluitvorming en zijn openbaar. Indien de Voorzitter dan wel enig ander lid het nodig oordeelt, dient het Algemeen Bestuur te besluiten of zal worden vergaderd met gesloten deuren.

  • 8. Het Algemeen Bestuur kan besluiten tot het houden van themabijeenkomsten. In deze bijeenkomsten vindt discussie plaats tussen de leden van het Algemeen Bestuur over nader te bepalen thema’s. Deze bijeenkomsten hebben een besloten karakter en zijn niet gericht op formele besluitvorming. Zie in dit verband het gestelde in artikel 18.

  • 9. Het Algemeen Bestuur kan besluiten tot het houden van gecombineerde vergaderingen met het regionaal college politie. Deze vergaderingen zijn gericht op formele besluitvorming en zijn openbaar. Indien de Voorzitter dan wel enig ander lid het nodig oordeelt, dient het Algemeen Bestuur te besluiten of zal worden vergaderd met gesloten deuren.

  • 10. Het Algemeen Bestuur kan, in aanvulling op het bepaalde in artikel 15, vierde lid, besluiten leden van het Algemeen Bestuur aan te wijzen als bestuurlijk portefeuillehouder. De bestuurlijk portefeuillehouder is gemachtigd op eigen initiatief voorstellen in te brengen in de vergaderingen van het Algemeen Bestuur terzake de betreffende bestuurlijke portefeuille.

Artikel 18 Besloten vergadering

In een besloten vergadering van het Algemeen Bestuur kan niet worden beraadslaagd, noch een besluit worden genomen terzake van:

  • a.

    de vaststelling en wijziging van de begroting;

  • b.

    de vaststelling van de rekening;

  • c.

    het invoeren, wijzigen of afschaffen van retributies;

  • d.

    het vaststellen, wijzigen of intrekken van verordeningen;

  • e.

    het vaststellen, wijzigen of intrekken van rechtspositieregelingen voor het personeel van de Veiligheidsregio;

  • f.

    het toetreden tot, het uittreden uit, of het wijzigen of opheffen van de regeling;

  • g.

    het treffen, wijzigen, verlengen of opheffen van een gemeenschappelijke regeling alsmede het toetreden tot en het uittreden uit een dergelijke regeling;

  • h.

    het oprichten van of deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen en coöperatieve en andere verenigingen dan wel het ontbinden daarvan of het beëindigen van deelneming daaraan;

  • i.

    het aangaan van geldleningen, het aangaan van rekening-courant overeenkomsten, het uitlenen van gelden en het waarborgen van geldelijke verplichtingen door anderen aan te gaan;

  • j.

    het geheel of gedeeltelijk vervreemden en het bezwaren van een onroerende zaak;

  • k.

    het doen van een uitgaaf voordat de begroting of de begrotingswijziging waarbij deze uitgaaf is geraamd, is goedgekeurd.

Artikel 19 Stemverhouding

  • 1. Er is sprake van een gewogen stemverhouding. Het nemen van besluiten door het Algemeen Bestuur vindt plaats volgens de volgende stemverdeling:

    • a.

      gemeenten < 30.000 inwoners: 1 stem;

    • b.

      gemeenten > 30.000 tot 90.000 inwoners: 2 stemmen;

    • c.

      gemeenten > 90.000 tot 150.000 inwoners: 3 stemmen;

    • d.

      gemeenten > 150.000 tot 300.000 inwoners: 4 stemmen;

    • e.

      gemeenten > 300.000 inwoners: 5 stemmen.

  • 2. Voor de vaststelling van het aantal inwoners van de betrokken gemeente(n) wordt uitgegaan van de per 1 januari van het voorafgaande jaar door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers.

  • 3. Het Algemeen Bestuur besluit bij meerderheid van stemmen.

  • 4. Bij het staken van stemmen heeft de Voorzitter een doorslaggevende stem.

Artikel 20 Quorum

  • 1. De vergadering van het Algemeen Bestuur vindt in principe alleen doorgang indien, zoals blijkt uit de presentielijst, meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is opgekomen, die ten minste meer dan de helft van de uit te brengen stemmen vertegenwoordigen. Wanneer hieraan niet is voldaan wordt een nieuwe vergadering belegd, tenzij de aanwezige leden er -op voorstel van de Voorzitter- mee instemmen dat de vergadering doorgang vindt.

  • 2. Bij toepassing van de tweede zin van het eerste lid, is besluitvorming eerst tot stand gekomen indien de benodigde meerderheid van het aantal zitting hebbende leden achteraf schriftelijk instemt met het verslag c.q. de standpuntbepaling van de aanwezige leden in de eerstbedoelde vergadering. Zo dit niet het geval is, worden de desbetreffende voorstellen opnieuw ter besluitvorming voorgelegd aan het Algemeen Bestuur in de eerstvolgende vergadering.

HOOFDSTUK VII INFORMATIE EN VERANTWOORDING

Artikel 21 Verantwoording aan de gemeenteraad

  • 1. Een lid van het Algemeen Bestuur geeft aan de gemeenteraad alle inlichtingen die door de betrokken gemeenteraad, of één of meer leden daarvan, worden verlangd op de in die gemeente gebruikelijke wijze.

  • 2. Een lid van het Algemeen Bestuur kan door de gemeenteraad, op de in die gemeente gebruikelijke wijze ter verantwoording worden geroepen voor zijn bijdrage in het Algemeen Bestuur.

Artikel 22 Informatie aan de gemeenteraad

  • 1. Het Algemeen Bestuur en de Voorzitter geven aan de gemeenteraden ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het Algemeen Bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is. Dit omvat onder meer agenda’s, verslagen en besluitenlijsten van het Algemeen Bestuur en het beleidsplan en crisisplan.

  • 2. Het Algemeen Bestuur en de Voorzitter verstrekken aan de gemeenteraden alle inlichtingen die door één of meer leden van die raden worden verlangd.

  • 3. Het reglement van orde voor het Algemeen Bestuur regelt de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het in de vorige leden bepaalde.

Artikel 23 Informatie aan de Minister

De Voorzitter van de Veiligheidsregio verstrekt de Minister op diens verzoek informatie over de wijze waarop de Veiligheidsregio haar taken uitvoert.

HOOFDSTUK VIII DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 24 Dagelijks bestuur

  • 1. Het Dagelijks Bestuur wordt gevormd door de voorzitter van het Algemeen Bestuur, en de bestuurlijk portefeuillehouders voor Financiën en voor Personeelszaken, zoals genoemd in artikel 15, vierde lid.

  • 2. De regionaal brandweercommandant en de regionaal geneeskundig commandant wonen de vergaderingen van het Dagelijks Bestuur bij en hebben daarin een raadgevende stem.

  • 3. De secretaris woont de vergaderingen van het Dagelijks Bestuur bij.

  • 4. Het Dagelijks Bestuur wordt in de eerste vergadering van het Algemeen Bestuur, nadat deze nieuw van samenstelling is, gevormd.

  • 5. De taak van het Dagelijks Bestuur is gericht op de voorbereiding van de agenda van de vergaderingen van en besluitvorming door het Algemeen Bestuur, tenzij het Algemeen Bestuur anders besluit. Het Dagelijks Bestuur oefent deze taak uit binnen de daartoe door het Algemeen Bestuur te stellen kaders.

Artikel 25 Vergaderingen van het Dagelijks Bestuur

  • 1. Het Dagelijks Bestuur vergadert zo dikwijls de Voorzitter dan wel één der andere leden het nodig oordeelt.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur vergadert volgens een reglement van orde dat ter goedkeuring aan het Algemeen Bestuur zal worden aangeboden.

  • 3. Dit reglement bevat bepalingen over de verplichting van leden van het Dagelijks Bestuur om inlichtingen te verstrekken aan de leden van het Algemeen Bestuur, en de wijze waarop deze inlichtingen verstrekt worden.

  • 4. De vergaderingen van het Dagelijks Bestuur zijn niet openbaar.

HOOFDSTUK IX DE VOORZITTER

Artikel 26 De Voorzitter

  • 1. Met inachtneming van hetgeen hieromtrent in het reglement van orde voor de vergaderingen van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur is voorzien, bepaalt de Voorzitter plaats, dag en uur van de vergaderingen.

  • 2. Voor de vergaderingen van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur roept hij de leden - spoedeisende gevallen daargelaten - ten minste tien dagen voor het houden van de vergadering door middel van een schriftelijke kennisgeving op. In deze kennisgeving zijn de punten vermeld, welke ter vergadering zullen worden behandeld. De daarbij behorende bescheiden zullen zoveel mogelijk worden toegezonden.

  • 3. De Voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur en draagt er zorg voor, dat de besluiten van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur naar behoren worden uitgevoerd.

  • 4. De Voorzitter vertegenwoordigt de Veiligheidsregio in en buiten rechte. Hij kan de vertegenwoordiging na overleg met het Algemeen Bestuur bij buitengerechtelijke rechtshandelingen aan een door hem schriftelijk gemachtigde opdragen.

  • 5. De Voorzitter tekent de stukken die van het Algemeen Bestuur uitgaan.

Artikel 27 Rol van de Voorzitter bij bovenlokale rampen en crises

  • 1. Ingeval van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis, of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, is het van belang gezamenlijk het te voeren beleid en de toepassing van de bevoegdheden zoals genoemd in de artikelen 12, 15 1e lid, 54 1e lid, 57 1e lid en 60b 1e lid van de Politiewet 1993, artikel 11 en 11a van de Wet rampen en zware ongevallen en aan de artikelen 172 tot en met 177 van de Gemeentewet, met uitzondering van artikel 176, derde tot en met zesde lid, boven-lokaal af te stemmen.

  • 2. De Voorzitter roept hiertoe een regionaal beleidsteam bijeen, dat bestaat uit de burgemeesters van de gemeenten die betrokken zijn of dreigen te worden bij de ramp of crisis, alsmede de hoofdofficier van justitie. De Voorzitter van elk direct betrokken waterschap wordt uitgenodigd deel uit te maken van het beleidsteam. De korpschef van politie, de regionaal brandweercommandant en de regionaal geneeskundig commandant wonen de vergaderingen van het regionaal beleidsteam als adviserend lid bij.

  • 3. De Voorzitter wijst een regionaal operationeel leider aan, die is belast met de leiding van een regionaal operationeel team. De regionaal operationeel leider neemt deel aan de vergaderingen van het regionaal beleidsteam. De voorzitter nodigt voorts de functionarissen wier aanwezigheid in verband met de omstandigheden van belang is, uit deel te nemen aan de vergaderingen.

  • 4. Een burgemeester kan in het regionaal beleidsteam schriftelijk bezwaar doen aantekenen, indien hij van mening is dat een voorgenomen besluit van het regionaal beleidsteam het belang van zijn gemeente onevenredig schaadt.

  • 5. De Voorzitter geeft de regionaal operationeel leider de bevelen die hij nodig acht in verband met de uitvoering van de door het regionaal beleidsteam genomen besluiten.

  • 6. Zodra de omstandigheden het toelaten, ontbindt de Voorzitter het regionaal beleidsteam.

Artikel 28 Verantwoording aan de gemeenteraad

  • 1. De Voorzitter brengt na afloop van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis, in overeenstemming met de burgemeesters die deel uitmaakten van het regionaal beleidsteam, schriftelijk verslag uit aan de gemeenteraden van de getroffen gemeenten over het verloop van de gebeurtenissen en de besluiten die het regionaal beleidsteam heeft genomen. Hij vermeldt daarbij of een burgemeester gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid schriftelijk bezwaar aan te tekenen.

  • 2. De Voorzitter beantwoordt, in overeenstemming met de burgemeesters die deel uitmaakten van het regionaal beleidsteam, schriftelijk de vragen die de gemeenteraden na ontvangst van het verslag stellen.

  • 3. Indien een burgemeester in het regionaal beleidsteam schriftelijk bezwaar heeft doen aantekenen tegen een voorgenomen besluit, verstrekt de voorzitter in de gemeenteraad van die gemeente mondeling inlichtingen over het bestreden besluit, indien de desbetreffende gemeenteraad daarom verzoekt.

HOOFDSTUK X SECRETARIS

Artikel 29 Taak secretaris

  • 1. De secretaris is het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de Voorzitter in alles wat de hun opgedragen taak aangaat, behulpzaam.

  • 2. De secretaris ondersteunt de regionaal brandweercommandant en de regionaal geneeskundig commandant.

  • 3. De secretaris woont de vergaderingen van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur bij.

  • 4. De secretaris ondertekent mede alle stukken, die van het Algemeen Bestuur uitgaan.

Artikel 30 Aansturing

  • 1. De secretaris is verantwoording verschuldigd aan het Algemeen Bestuur.

  • 2. Het Algemeen Bestuur benoemt, schorst en ontslaat de secretaris.

HOOFDSTUK XI ORGANISATIE

Artikel 31 Organisatieonderdelen

De Veiligheidsregio kent de volgende organisatieonderdelen, functionarissen en samenwerkingsverbanden:

  • a.

    De regionale brandweer;

  • b.

    de GHOR;

  • c.

    de gemeenschappelijke meldkamer;

  • d.

    de coördinerend functionaris;

  • e.

    de regionaal brandweercommandant;

  • f.

    de regionaal geneeskundig commandant;

  • g.

    de directeur CPA;

  • h.

    de veiligheidsdirectie;

  • i.

    een samenwerkingsverband met de politie.

HOOFDSTUK XII DE BRANDWEER

Artikel 32 Taak regionale brandweer

De regionale brandweer is verantwoordelijk voor de integrale brandweerzorg in alle deelnemende gemeenten.

  • 1.

    Deze zorg omvat in ieder geval:

    • a.

      de taken zoals omschreven in artikel 10 eerste lid;

    • b.

      het voorkomen, beperken en bestrijden van brand;

    • c.

      het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand;

    • d.

      het waarschuwen van de bevolking;

    • e.

      het verkennen van gevaarlijke stoffen en het verrichten van ontsmetting;

    • f.

      het adviseren van andere overheden en organisaties op het gebied van de brandpreventie, brandbestrijding en het voorkomen, beperken en bestrijden van ongevallen met gevaarlijke stoffen.

  • 2.

    De regionale brandweer voert tevens taken uit bij rampen en crises in het kader van de rampenbestrijding en crisisbeheersing zoals omschreven in artikel 10, vierde lid.

  • 3.

    Dienstverlening (niet wettelijke taken) De regionale brandweer voert tevens werkzaamheden uit in het verlengde van de het eerste en tweede lid genoemde wettelijke taken, voor zover dit niet ten koste gaat van de uitoefening van deze taken. Voor deze dienstverlening zijn rechten verschuldigd, conform de legesverordening die op grond van artikel 8 door het Algemeen Bestuur wordt vastgesteld, tenzij het Algemeen Bestuur besluit een privaatrechtelijke overeenkomst aan te gaan.

Artikel 33 Aansturing

De regionale brandweer functioneert onder verantwoordelijkheid van het Algemeen Bestuur. De dagelijkse leiding wordt door het Algemeen Bestuur belegd bij de regionaal brandweercommandant.

HOOFDSTUK XIII DE GHOR

Artikel 34 Taak GHOR

De GHOR is belast met het organiseren van de hulpverleningsactiviteiten door het personeel van de GHOR en door daartoe door het Algemeen Bestuur aangestelde of aangewezen personen, op het gebied van:

  • a.

    de taken zoals omschreven in artikel 10, tweede lid;

  • b.

    de coördinatie, aansturing en regie van de geneeskundige hulpverlening, omvattende de somatische en psychosociale zorg en de preventieve en openbare gezondheidszorg naar aanleiding van een zwaar ongeval of ramp als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet rampen en zware ongevallen, de gewondenzorg voor militairen daaronder niet begrepen;

  • c.

    de advisering van andere overheden en organisaties op het gebied van de geneeskundige hulpverlening.

Artikel 35 Aansturing

De organisatie GHOR functioneert onder verantwoordelijkheid van het Algemeen Bestuur. De dagelijkse leiding wordt door het Algemeen Bestuur belegd bij de regionaal geneeskundig commandant.

Artikel 36 Afstemming taken geneeskundige hulpverlening met zorginstellingen

  • 1. Het bestuur van de veiligheidsregio en de in de regio werkzame instellingen als bedoeld in de Wet toelating zorginstellingen, zorgaanbieders als bedoeld in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, ambulancevervoerders en gezondheidsdiensten, maken schriftelijke afspraken over de inzet van deze instellingen, zorgaanbieders, ambulancevervoerders en diensten bij de uitvoering van hun taak en op de voorbereiding daarop.

  • 2. Indien de uitvoering van de geneeskundige hulpverlening of de voorbereiding daarop naar het oordeel van het Algemeen Bestuur tekort schiet, treedt het bestuur in overleg met een instelling of zorgaanbieder als bedoeld in het voorgaande lid.

  • 3. De voorzitter kan, indien hij geen verbetering constateert, de desbetreffende instelling en zorgaanbieder een schriftelijke aanwijzing geven.

  • 4. Blijft de instelling of zorgaanbieder in gebreke, dan verzoekt de voorzitter Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport tegen de desbetreffende instelling of zorgaanbieder de nodige maatregelen te treffen.

HOOFDSTUK XIV DE MELDKAMER

Artikel 37 Taak van de gemeenschappelijke meldkamer

De gemeenschappelijke meldkamer is belast met:

  • a.

    het ontvangen, registreren en beoordelen van alle acute hulpvragen ten behoeve van de brandweer, de geneeskundige hulpverlening, het ambulancevervoer en de politie;

  • b.

    het bieden van een adequaat hulpaanbod en het begeleiden en coördineren van de hulpdiensten onder gewone en buitengewone omstandigheden.

  • c.

    de bevordering en bewaking van de kwaliteit en de continuïteit van het ambulancevervoer.

Artikel 38 Aansturing

  • 1. De gemeenschappelijke meldkamer functioneert onder verantwoordelijkheid van het Algemeen Bestuur.

  • 2. Voor de dagelijkse leiding van de gemeenschappelijke meldkamer treft het Algemeen Bestuur een voorziening in de ‘organisatieverordening Veiligheidsregio’, zoals omschreven in artikel 12, met dien verstande dat voor de dagelijkse regeling van de CPA artikel 46 van toepassing is.

Artikel 39 Convenant met de politie

  • 1. Het Algemeen Bestuur, het regionale college van politie en de Minister sluiten een convenant zoals omschreven in artikel 49 met betrekking tot de meldkamerfunctie.

  • 2. Dit convenant bevat in ieder geval afspraken over de locatie, het beleid en beheer, de financiën, de prestaties, de ondersteunende systemen en de samenwerking van de politie met de brandweer, de geneeskundige hulpverlening en het ambulancevervoer in de meldkamer.

HOOFDSTUK XV COORDINEREND FUNCTIONARIS

Artikel 40 Taak coördinerend functionaris

De coördinerend functionaris is belast met de coördinatie van de maatregelen en voorzieningen die de gemeenten treffen met het oog op een ramp of crisis.

Artikel 41 Aansturing

  • 1. De coördinerend functionaris is verantwoording verschuldigd aan het Algemeen Bestuur. Het Algemeen Bestuur benoemt, schorst en ontslaat de coördinerend functionaris.

  • 2. Voor de uitwerking van de taken en verantwoordelijkheden van deze functionaris treft het Algemeen Bestuur een voorziening in de ‘organisatieverordening Veiligheidsregio’, zoals omschreven in artikel 12.

HOOFDSTUK XVI REGIONAAL BRANDWEERCOMMANDANT EN REGIONAAL GENEESKUNDIG COMMANDANT, DIRECTEUR CPA EN VEILIGHEIDSDIRECTIE

Artikel 42 Taak regionaal brandweercommandant

De regionaal brandweercommandant is belast met de dagelijkse leiding over de regionale brandweer en is verantwoordelijk voor de taken zoals omschreven in artikel 32.

Artikel 43 Aansturing

  • 1. De regionaal brandweercommandant is verantwoording verschuldigd aan het Algemeen Bestuur. Het Algemeen Bestuur benoemt, schorst en ontslaat de regionaal brandweercommandant.

  • 2. Voor de uitwerking van de taken en verantwoordelijkheden van de regionaal brandweercommandant treft het Algemeen Bestuur een voorziening in de ‘organisatieverordening Veiligheidsregio’, zoals omschreven in artikel 12.

Artikel 44 Taak regionaal geneeskundig commandant

  • 1. De regionaal geneeskundig commandant is belast met de dagelijkse leiding over de GHOR en is verantwoordelijk voor de taken zoals omschreven in artikel 34.

  • 2. De regionaal geneeskundig commandant is tevens directeur CPA en als zodanig verantwoordelijk voor de taken als omschreven in artikel 46.

Artikel 45 Aansturing

  • 1. De regionaal geneeskundig commandant is verantwoording verschuldigd aan het Algemeen Bestuur. Het Algemeen Bestuur benoemt, schorst en ontslaat de regionaal geneeskundig commandant.

  • 2. Voor de uitwerking van de taken en verantwoordelijkheden van de regionaal geneeskundig commandant treft het Algemeen Bestuur een voorziening in de ‘organisatieverordening Veiligheidsregio’, zoals omschreven in artikel 12.

Artikel 46 Taak directeur CPA

De directeur CPA is belast met de dagelijkse leiding van de CPA en is verantwoordelijk voor de taken zoals omschreven in de Wet ambulancevervoer.

Artikel 47 Aansturing

  • 1. De directeur CPA is verantwoording verschuldigd aan het Algemeen Bestuur. Het Algemeen Bestuur benoemt, schorst en ontslaat de directeur CPA.

  • 2. Voor de uitwerking van de taken en verantwoordelijkheden van de directeur CPA treft het Algemeen Bestuur een voorziening in de ‘organisatieverordening Veiligheidsregio’, zoals omschreven in artikel 12.

Artikel 48 Taak Veiligheidsdirectie

  • 1. De regionaal brandweercommandant, de regionaal geneeskundig commandant, de coördinerend functionaris en de korpschef van de regiopolitie Haaglanden vormen tezamen de Veiligheidsdirectie.

  • 2. De Veiligheidsdirectie is belast met de multidisciplinaire afstemming en coördinatie van de voorbereiding op de rampenbestrijding en crisisbeheersing en fungeert als primair adviesorgaan van het Algemeen Bestuur dienaangaande. Zij richt zich hierbij primair op de domeinen:

    • a.

      melding en alarmering;

    • b.

      coördinatie en opschaling;

    • c.

      opleiden en oefenen;

    • d.

      informatievoorziening.

  • 3. De Veiligheidsdirectie kan vertegenwoordigers op directieniveau van onder andere het Openbaar Ministerie, Defensie, Waterschappen, Provincie en Rijkswaterstaat uitnodigen om deel te nemen aan haar besprekingen.

  • 4. Voor de uitwerking van de taken en verantwoordelijkheden van de Veiligheidsdirectie treft het Algemeen Bestuur een voorziening in de ‘organisatieverordening Veiligheidsregio’, zoals omschreven in artikel 12.

HOOFDSTUK XVII SAMENWERKING MET DE POLITIE

Artikel 49 Samenhangende taakuitvoering met de politieregio

  • 1. Het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio, het regionale college politie en de Minister sluiten een convenant met het oog op de multidisciplinaire samenwerking bij en de voorbereiding op branden, rampen en crises.

  • 2. Het convenant heeft in ieder geval betrekking op de samenwerking in de Veiligheidsdirectie, zoals bedoeld in artikel 48, de meldkamerfunctie, de informatievoorziening en informatie-uitwisseling, het multidisciplinair oefenen en de operationele prestaties van de politie bij rampen en crises.

HOOFDSTUK XVIII ADVIESCOMMISSIES

Artikel 50 Instelling commissies

  • 1. Het Algemeen Bestuur kan commissies van advies in de zin van artikel 24 van de Wet instellen.

  • 2. Het Algemeen Bestuur kan commissies in de zin van artikel 25 van de Wet instellen.

  • 3. Bij het instellen van een commissie van advies worden door het Algemeen Bestuur nadere regels opgesteld ten aanzien van de werkwijze, taken en bevoegdheden.

Artikel 51 Rekeningcommissie

  • 1. Het Algemeen Bestuur stelt een Rekeningcommissie in die tot taak heeft de jaarrekening en het jaarverslag te onderzoeken teneinde tot een oordeel te komen over de doelmatigheid van het gevoerde financiële beheer en beleid. De rekeningcommissie brengt advies uit aan het Algemeen Bestuur.

  • 2. In deze commissie heeft per gemeente 1 gemeenteraadslid zitting, dat door de desbetreffende gemeenteraad uit zijn midden wordt gekozen. Het Algemeen Bestuur kan nadere regels stellen ten aanzien van de taken, verantwoordelijkheden en werkwijze van de Rekeningcommissie.

  • 3. Het Algemeen Bestuur geeft 1 maal in de 4 jaar aan een externe, daartoe gekwalificeerde partij, opdracht tot het uitvoeren van een doelmatigheidsonderzoek, dat in ieder geval de doelmatigheid van het in artikel 7 genoemde beleidsplan omvat. De Rekeningcommissie, bedoeld in het eerste lid, geeft vooraf advies over het bepalen van de onderwerpen die in dit onderzoek worden betrokken.

Artikel 52 Bestuurlijke Commissie van Advies voor Geneeskundige Hulpverlening

  • 1. Het Algemeen Bestuur stelt de Bestuurlijke Commissie van Advies voor Geneeskundige Hulpverlening in, die haar van advies dient terzake van de taken als bedoeld in artikel 10, tweede lid.

  • 2. In deze commissie hebben zitting:

    • a.

      het lid van het Algemeen Bestuur belast met de bestuurlijke coördinatie van de Geneeskundige Hulpverlening als voorzitter van de commissie;

    • b.

      de wethouders Zorg van alle gemeenten. Het desbetreffende College wijst voor elk lid een plaatsvervanger aan.

    • c.

      de regionaal geneeskundig functionaris als secretaris.

  • 3. In de vergadering zijn aanwezig:

    • a.

      de regionaal geneeskundig commandant;

    • b.

      overige door het Algemeen Bestuur en/of de commissie te bepalen functionarissen.

  • 4. De commissie geeft het Algemeen Bestuur gevraagd en ongevraagd advies ten aanzien van de taken van de Veiligheidsregio.

  • 5. De commissie heeft tot taak het in voorkomende gevallen kennis nemen van de adviezen die zijn voorbereid door de regionaal geneeskundig commandant en deze adviezen te voorzien van een bestuurlijk advies ten behoeve van besluitvorming in het Algemeen Bestuur.

  • 6. Het Algemeen Bestuur kan nadere regels stellen ten aanzien van de werkwijze van de commissie.

Artikel 53 Commissie van Advies voor de Rampenbestrijding

  • 1. Het Algemeen Bestuur stelt de Commissie van Advies voor de Rampenbestrijding in die haar van advies dient terzake van de taken als bedoeld in artikel 10, vierde lid onder d.

  • 2. In deze commissie hebben zitting:

    • a.

      de coördinerend functionaris zoals genoemd in artikel 40, als voorzitter van de commissie;

    • b.

      de gemeentesecretarissen van de gemeenten.

  • 3. In de vergaderingen zijn aanwezig:

    • a.

      de gemeentesecretarissen van de gemeenten;

    • b.

      overige door het Algemeen Bestuur en/of de commissie te bepalen functionarissen.

  • 4. De commissie heeft tot taak het in voorkomende gevallen afstemmen van activiteiten betreffende de voorbereidings- en uitvoeringsfase op rampen en crises waar het de gemeentelijke processen betreft en het Algemeen Bestuur hierover gevraagd en ongevraagd adviseren.

  • 5. Het Algemeen Bestuur kan nadere regels stellen ten aanzien van de werkwijze van de commissie.

HOOFDSTUK XIX PERSONEEL

Artikel 54 Personeel

  • 1. Op het personeel van de Veiligheidsregio Haaglanden is een nader te bepalen rechtspositieregeling van toepassing, die voldoet aan de eisen van de CAR/UWO. In afwijking van artikel 1, tweede lid dient ten aanzien van de rechtspositieregeling waar sprake is van burgemeester en wethouders te worden gelezen: Algemeen Bestuur.

  • 2. Het Algemeen Bestuur kan regelingen vaststellen ter uitvoering van de rechtspositieregeling en kan daarbij besluiten af te wijken van het bepaalde in het eerste lid. Voordat het Algemeen Bestuur van genoemde rechtspositieregelingen afwijkt, alsmede in andere gevallen die zich daartoe lenen, vindt overleg plaats met de voor dat overleg in aanmerking komende organisaties van overheidspersoneel.

  • 3. Het Algemeen Bestuur stelt, overeenkomstig de Wet op de ondernemingsraden een ondernemingsraad in. In de organisatieverordening als bedoeld in artikel 12 wordt vastgelegd wie als bestuurder zal optreden.

HOOFDSTUK XX FINANCIELE BEPALINGEN

Artikel 55 Begroting

  • 1. Het Algemeen Bestuur maakt elk jaar een ontwerpbegroting van baten en lasten voor het volgende kalenderjaar, alsmede voor de aansluitende periode van drie jaar een ontwerpmeerjarenbegroting. De ontwerpbegroting en de ontwerpmeerjarenbegroting zijn zodanig ingericht dat daaruit blijkt welke baten en lasten verband houden met de in artikel 10 genoemde taken.

  • 2. Uiterlijk 1 april van het jaar, voorafgaande aan het jaar waarvoor de begroting geldt, biedt het Dagelijks Bestuur, na instemming van het Algemeen Bestuur, de ontwerpbegroting en de ontwerpmeerjarenbegroting, vergezeld van een toelichting, aan elk van de gemeenteraden aan.

  • 3. De gemeenteraden worden in de gelegenheid gesteld om binnen twee maanden na verzending van de ontwerpen hun eventuele zienswijze over de ontwerpbegroting schriftelijk ter kennis te brengen van het Dagelijks Bestuur. Het Dagelijks Bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het Algemeen Bestuur wordt aangeboden. Het Algemeen Bestuur betrekt deze eventuele zienswijzen van de gemeenteraden bij de vaststelling van de ontwerpbegroting en de ontwerpmeerjarenbegroting.

  • 4. Nadat de ontwerpbegroting en de ontwerpmeerjarenbegroting door het Algemeen Bestuur zijn vastgesteld, zendt het Dagelijks Bestuur de begrotingen aan Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland ter beoordeling en aan de gemeenteraden ter kennisneming.

  • 5. Het Dagelijks Bestuur deelt de beslissing van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland inzake de beoordeling van de begrotingen zo spoedig mogelijk mede aan de gemeenteraden.

  • 6. Met uitzondering van de data, c.q. termijnen, is de in de vorige leden beschreven procedure ook van toepassing op besluiten van het Algemeen Bestuur tot wijziging van de begroting c.q. meerjarenbegroting.

  • 7. Het Dagelijks Bestuur zendt voorstellen tot wijziging van de begroting c.q. de meerjarenbegroting tenminste acht weken voordat het Algemeen Bestuur definitief besluit, na instemming van het Algemeen Bestuur, toe aan de gemeenteraden. De gemeenteraden worden in de gelegenheid gesteld om binnen twee maanden na verzending van de ontwerpen hun eventuele zienswijze schriftelijk ter kennis te brengen van het Dagelijks Bestuur. Het Dagelijks Bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de voorstellen tot wijziging van de begroting, zoals deze aan het Algemeen Bestuur wordt aangeboden. Het Algemeen Bestuur betrekt deze eventuele zienswijzen van de gemeenteraden bij de vaststelling van de ontwerpen tot wijziging van de begroting en/of de meerjarenbegroting.

  • 8. De raden van de deelnemende gemeenten dragen er zorg voor dat de vastgestelde begroting en/of begrotingswijzigingen één op één worden verwerkt in de gemeentelijke begroting.

Artikel 56 Rekening

  • 1. Het Algemeen Bestuur richt elk jaar de rekening van het voorgaande jaar in.

  • 2. Het Algemeen Bestuur stelt de rekening over het voorgaande kalenderjaar uiterlijk 1 juli van het daarop volgende jaar vast.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur zendt een afschrift van de door het Algemeen Bestuur vastgestelde rekening ter kennisneming aan Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland en de gemeenteraden.

Artikel 57 Baten en lasten

  • 1.

    Baten: De baten van de gemeenschappelijke regeling bestaan uit de navolgende componenten:

    • a.

      Een bijdrage van het Rijk

    • b.

      Subsidies en specifieke projectbaten

    • c.

      Een bijdrage van de zorgverzekeraars aan de ambulancezorgtaak van de CPA

    • d.

      Een bijdrage van de deelnemende gemeenten

    • e.

      Overige baten

  • 2.

    Lasten:De lasten van de gemeenschappelijke regeling vloeien voort uit haar taakstelling:

    • a.

      Brandweerzorg

    • b.

      Geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen

    • c.

      Gemeenschappelijke meldkamer

    • d.

      Risico-inventarisatie, rampenbestrijding en crisisbeheersing

    • e.

      Taken die vallen binnen het pluspakket

In de begroting wordt gespecificeerd welke lasten door welke baten worden gedekt.

  • 3.

    Overig:

    • a.

      De gemeenten betalen een maal per half jaar een voorschot op de hun verschuldigde bijdrage.

    • b.

      De gemeenten waarborgen de betaling van rente en aflossing van de door de gemeenschappelijke regeling gesloten geldleningen volgens door het Algemeen Bestuur vast te stellen regels. Indien geldschieters dit wensen, doen de gemeenten hierbij afstand van de voorrechten welke de wet aan borgen toelaat.

Artikel 58 Financiële voorschriften

  • 1. Het Algemeen Bestuur stelt voorschriften vast terzake van het geldelijk beheer, de financiële administratie en de verzekering van eigendommen.

  • 2. Het Algemeen Bestuur sluit een verzekering met betrekking tot wettelijke aansprakelijkheid.

HOOFDSTUK XXI ARCHIEFBESCHEIDEN EN KLACHTBEHANDELING

Artikel 59 Archief

  • 1. Het Algemeen Bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de organen ingesteld bij de gemeenschappelijke regeling, overeenkomstig een door het Algemeen Bestuur vast te stellen regeling, welke aan Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland moet worden medegedeeld.

  • 2. Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland oefenen toezicht uit op de in het eerste lid aan het Algemeen Bestuur opgedragen zorg voor de archiefbescheiden, overeenkomstig artikel 33 van de Archiefwet 1995.

  • 3. De regionaal brandweercommandant en de regionaal geneeskundig commandant zijn met inachtneming van het terzake bepaalde in het Directiestatuut belast met het beheer van de archiefbescheiden voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de gemeente Den Haag.

  • 4. De archivaris van de gemeente Den Haag oefent toezicht uit op het in het derde lid van dit artikel genoemde beheer.

  • 5. Voor de bewaring van de op grond van artikel 12 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden van de in deze regeling genoemde organen is aangewezen de archiefbewaarplaats van de gemeente Den Haag.

  • 6. De in het vijfde lid van dit artikel bedoelde archiefbescheiden worden beheerd door de archivaris van de gemeente Den Haag.

  • 7. Na opheffing van de gemeenschappelijke regeling worden de in het derde lid bedoelde archiefbescheiden overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de gemeente Den Haag.

Artikel 60 Behandeling van klachten

  • 1. Het Algemeen Bestuur stelt nadere regels vast over de behandeling van klachten over gedragingen van personen werkzaam bij de Veiligheidsregio. Hierbij wordt voorzien in een specifieke klachtenregeling voor klachten die verband houden met medische handelingen en een generieke klachtenregeling voor overige klachten.

  • 2. De Nationale ombudsman functioneert als ombudsman voor de Veiligheidsregio in de zin van artikel 9:17 en verder van de Algemene wet bestuursrecht, met uitzondering van klachten die worden afgehandeld conform de Wet klachtrecht cliënten zorgsector.

HOOFDSTUK XXII INWERKINGTREDING, TOETREDING EN UITTREDING

Artikel 61 Toe- en uittreding

  • 1. Toetreding van gemeenten tot de regeling of uittreding uit de regeling is mogelijk overeenkomstig de bepalingen in de Wet.

  • 2. Toetreding door andere gemeenten kan plaatsvinden bij daartoe strekkende besluiten van de bestuursorganen van alle deelnemende gemeenten en na verkregen goedkeuring door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland.

  • 3. Het Algemeen Bestuur regelt de gevolgen van de toetreding.

  • 4. Aan de toetreding kunnen door de deelnemende gemeenten bepaalde voorwaarden worden verbonden.

  • 5. Een gemeente kan uittreden door toezending van de daartoe strekkende besluiten van hun bestuursorganen aan het Algemeen Bestuur en na verkregen goedkeuring door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland. Alvorens hiertoe over te gaan stelt de gemeente het Algemeen Bestuur, minimaal twee maanden van tevoren op de hoogte van haar voornemen tot uittreding.

  • 6. De feitelijke uittreding kan eerst plaatsvinden per 1 januari van het jaar, dat direct volgt op de datum waarop sprake is van een definitief vastgesteld besluit tot uittreding, met dien verstande dat minimaal 1 kalenderjaar dient te liggen tussen het besluit tot uittreding en de feitelijke uittreding.

  • 7. Het Algemeen Bestuur regelt onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland de gevolgen van uittreding.

Artikel 62 Wijziging of opheffing

  • 1. Een voorstel aan de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten tot wijziging van deze regeling kan worden gedaan door het Algemeen Bestuur of door de bestuursorganen van ten minste vijf van de gemeenten, zulks onverminderd de ter zake van toepassing zijnde bepalingen in de Wet.

  • 2. Een besluit tot wijziging van deze regeling dient met instemming van de bestuursorganen van alle gemeenten te worden genomen.

  • 3. Ingeval van opheffing, stelt het Algemeen Bestuur, de colleges van burgemeester en wethouders gehoord, een liquidatieplan vast en regelt onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten de vereffening van het vermogen.

Artikel 63 Inwerkingtreding en bekendmaking

  • 1. Deze regeling geldt voor onbepaalde tijd.

  • 2. De regeling gaat in op 1/1/2009.

  • 3. In afwijking van het vorige lid kunnen de gemeentebesturen besluiten de overdracht van taken en bevoegdheden op het gebied van brandweerzorg ingevolge de artikelen 4, lid 1, 5, lid 1, 6, lid 2 en 3, 8, 9 en 32 lid 1 onder, b,c,e en f later dan 1 januari 2009 doch uiterlijk 1 januari 2010 te laten plaatsvinden. Hierbij worden alle hiervoor genoemde taken en bevoegdheden door de betrokken gemeentebesturen in één keer overgedragen. De bijbehorende verplichting tot financiële afdracht in verband met deze taken, ingevolge artikel 57 gaat op hetzelfde moment in als waarop bovenbedoelde taken en bevoegdheden overgaan van de gemeente naar de Veiligheidsregio.

  • 4. De besturen van de gemeenten dragen over aan het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio de bevoegdheid als bedoeld in artikel 26 van de Wet.

Artikel 64 Overgangsbepalingen

  • 1. Het regionaal organisatieplan als bedoeld in artikel 4a van de Brandweerwet 1985, het beheersplan als bedoeld in artikel 5 van de Wet rampen en zware ongevallen, alsmede de gemeentelijke rampenplannen als bedoeld in artikel 3 van de Wet rampen en zware ongevallen, blijven binnen de veiligheidsregio van kracht, totdat het Algemeen Bestuur een beleidsplan als bedoeld in artikel 7 van deze regeling, respectievelijk een crisisplan als bedoeld in artikel 10, 4e lid onder j van deze regeling heeft vastgesteld.

  • 2. Aanwijzingen als bedoeld in artikel 13, 1e lid van de Brandweerwet 1985, alsmede rampbestrijdingsplannen als bedoeld in artikel 4a van de Wet rampen en zware ongevallen en bevelen als bedoeld in artikel 10a, 2e lid van de Wet rampen en zware ongevallen, blijven van kracht totdat het Algemeen Bestuur besluit tot intrekking daarvan.

Artikel 65 Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als “Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Haaglanden”.