Verordening gedragscodes burgemeester en collegeleden

Geldend van 07-03-2003 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 07-03-2003

Intitulé

Verordening gedragscodes burgemeester en collegeleden

HOOFDSTUK I. KERNBEGRIPPEN VAN BESTUURLIJKE INTEGRITEIT.

ARTIKEL 1.

Zowel de burgemeester, zijnde separaat bestuursorgaan, als de leden van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Assen stellen bij hun handelen de kwaliteit van het openbaar bestuur centraal. Integriteit van het openbaar bestuur is daarvoor een belangrijke voorwaarde. De belangen van de gemeente, en in het verlengde daarvan die van de burgers, zijn het primaire richtsnoer.

Bestuurlijke integriteit houdt in dat de verantwoordelijkheid die met de functie samenhangt wordt aanvaard en dat er de bereidheid is om daarover verantwoording af te leggen.

Een aantal kernbegrippen is daarbij leidend en plaatst bestuurlijke integriteit in een breder perspectief.

Dienstbaarheid: het handelen van een bestuurder is gericht op het belang van de gemeente en op de organisaties en burgers die daar onderdeel van uit maken.

Functionaliteit: het handelen van een bestuurder heeft een herkenbaar verband met de functie die hij vervult in het bestuur.

Onafhankelijkheid: het handelen van een bestuurder wordt gekenmerkt door onpartijdigheid, dat wil zeggen dat geen vermenging optreedt met oneigenlijke belangen en dat de schijn van een dergelijke vermenging wordt vermeden.

Openheid: het handelen van een bestuurder is transparant, opdat verantwoording mogelijk is en de controlerende organen inzicht hebben in het handelen van de bestuurder en zijn beweegredenen daarbij.

Betrouwbaarheid: op een bestuurder moet men kunnen rekenen. Die houdt zich aan zijn afspraken. Kennis en informatie waarover hij uit hoofde van zijn functie beschikt, wendt hij aan voor het doel waarvoor die zijn gegeven.

Zorgvuldigheid: het handelen van een bestuurder is zodanig dat alle organisaties en burgers op gelijke wijze en met respect worden bejegend en dat belangen van partijen op correcte wijze worden afgewogen.

Deze kernbegrippen zijn de toetssteen voor de nu volgende gedragsafspraken. Gedragingen moeten aan deze kernbegrippen getoetst kunnen worden.

HOOFDSTUK II. GEDRAGSCODE BESTUURLIJKE INTEGRITEIT.

PARAGRAAF 1. ALGEMENE BEPALINGEN

ARTIKEL 2.

  • 1. Onder het college wordt verstaan: het college van burgemeester en wethouders.

  • 2. Deze gedragscode geldt voor de burgemeester in de hoedanigheid van separaat bestuursorgaan, alsmede voor de voorzitter en alle leden van het college. Hierna te noemen "bestuurder".

  • 3. In gevallen waarin de code niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is, vindt bespreking plaats in het college.

  • 4. De code is openbaar en door derden te raadplegen.

  • 5. De leden van het college ontvangen bij hun aantreden een exemplaar van de code.

PARAGRAAF 2. BELANGENVERSTRENGELING EN AANBESTEDING.

ARTIKEL 3.

  • 1. Een bestuurder doet opgave van zijn zakelijke belangen in ondernemingen en organisaties waarmee de gemeente zakelijke betrekkingen onderhoudt. De opgave is openbaar en door derden te raadplegen.

  • 2. Bij privaatpublieke samenwerkingsrelaties voorkomt de bestuurder (de schijn van) bevoordeling in strijd met eerlijke concurrentieverhoudingen.

  • 3. Een oud-bestuurder wordt het eerste jaar na de beëindiging van zijn ambtstermijn uitgesloten van het verrichten van werkzaamheden in opdracht van de gemeente.

  • 4. Een bestuurder die familie- of vriendschapsbetrekkingen of anderszins persoonlijke betrekkingen heeft met een aanbieder van diensten aan de gemeente, onthoudt zich van deelname aan de besluitvorming over de betreffende opdracht.

  • 5. Een bestuurder neemt van een aanbieder van diensten aan de gemeente geen faciliteiten of diensten aan die zijn onafhankelijke positie ten opzichte van de aanbieder kan beïnvloeden.

PARAGRAAF 3. NEVENFUNCTIES.

ARTIKEL 4.

  • 1. Een bestuurder vervult geen nevenfuncties waarbij strijdigheid is of kan zijn met het belang van de gemeente.

  • 2. Een bestuurder maakt melding van al zijn nevenfuncties waarbij tevens wordt aangegeven of de functie wel of niet bezoldigd is. Deze gegevens worden openbaar gemaakt.

  • 3. De kosten die een bestuurder maakt in verband met een nevenfunctie uit hoofde van het ambt (q.q. nevenfunctie), worden waar mogelijk vergoed door de instantie waar de nevenfunctie wordt uitgeoefend.

  • 4. Een bestuurder die een nevenfunctie wil vervullen anders dan uit hoofde van het ambt, bespreekt dit voornemen in het college. Daarbij komt tevens aan de orde hoe wordt gehandeld met betrekking tot eventuele vergoedingen en de te maken kosten. De burgemeester meldt het vervullen van een dergelijke nevenfunctie in het Seniorenconvent.

PARAGRAAF 4. INFORMATIE.

ARTIKEL 5.

  • 1. Een bestuurder gaat zorgvuldig en correct om met informatie waarover hij uit hoofde van zijn ambt beschikt. Hij verstrekt geen geheime informatie.

  • 2. Een bestuurder houdt geen informatie achter, tenzij deze geheim of vertrouwelijk is en het niet geven van informatie mogelijk is op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur.

  • 3. Een bestuurder maakt niet ten eigen bate of van zijn persoonlijke betrekkingen gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen informatie.

PARAGRAAF 5. AANNEMEN VAN GESCHENKEN.

ARTIKEL 6.

  • 1. Geschenken en giften die een bestuurder uit hoofde van zijn functie ontvangt, worden gemeld in het college en geregistreerd door de gemeentesecretaris. In bijzondere gevallen wordt hiervoor door het college een bestemming bepaald.

  • 2. Geschenken en giften worden bij voorkeur niet op het huisadres ontvangen.

PARAGRAAF 6. BESTUURLIJKE UITGAVEN.

ARTIKEL 7.

  • 1. Uitgaven worden uitsluitend vergoed als de hoogte en de functionaliteit ervan kunnen worden aangetoond.

  • 2. Ter bepaling van de functionaliteit van bestuurlijke uitgaven gelden de volgende criteria:

    • -

      met de uitgave is het belang van de gemeente gediend

    • -

      de uitgave vloeit voort uit de functie.

PARAGRAAF 7. DECLARATIES.

ARTIKEL 8.

  • 1. De bestuurder declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden vergoed.

  • 2. Declaraties worden afgewikkeld volgens een daartoe vastgestelde administratieve procedure.

  • 3. Een declaratie wordt ingediend door middel van een daartoe vastgesteld formulier. Bij het formulier wordt een betalingsbewijs gevoegd en op het formulier wordt de functionaliteit van de uitgave vermeld.

  • 4. Gemaakte kosten worden per kwartaal gedeclareerd.

  • 5. De gemeentesecretaris is verantwoordelijk voor een deugdelijke administratieve afhandeling en registratie van declaraties. Declaraties van bestuurders worden administratief afgehandeld door een daartoe aangewezen ambtenaar.

  • 6. In geval van twijfel over een declaratie, wordt deze voorgelegd aan de burgemeester. Zonodig wordt de declaratie ter besluitvorming aan het college voorgelegd.

PARAGRAAF 8. CREDITCARDS.

ARTIKEL 9.

Binnen de gemeente Assen wordt door bestuurders geen gebruik gemaakt van creditcards.

PARAGRAAF 9. GEBRUIK VAN GEMEENTELIJKE VOORZIENINGEN.

ARTIKEL 10.

  • 1. Gebruik van gemeentelijke eigendommen of voorzieningen voor privé-doeleinden is niet toegestaan.

  • 2. Bestuurders hebben de beschikking over een parkeerplaats op de door het bestuur beheerde parkeervoorziening.

  • 3. Als het belang van de gemeente daarmee is gediend kan het college besluiten dat bestuurders voor hun dienstreizen gebruik maken van een (dienst)auto met chauffeur. Het gebruik van deze voorziening wordt centraal geregistreerd. Het college kan bepalen dat van de (dienst)auto gebruik kan worden gemaakt voor woon-werkverkeer of voor de uitoefening van q.q.-nevenfuncties onder eventueel nader te bepalen condities.

PARAGRAAF 10. REIZEN BUITENLAND.

ARTIKEL 11.

  • 1. Een bestuurder die uit hoofde van de functie het voornemen heeft een buitenlandse reis te maken, heeft toestemming nodig van het college.

  • 2. Een bestuurder die het voornemen van een reis meldt, verschaft informatie over het doel van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap en de geraamde kosten.

  • 3. Uitnodigingen voor reizen, werkbezoeken en dergelijke op kosten van derden worden altijd besproken in het college en onder meer getoetst op het risico van belangenverstrengeling. Het gemeentelijk belang c.q. risico van de reis is doorslaggevend voor de besluitvorming.

  • 4. Buitenlandse reizen worden vermeld in een jaarverslag.

  • 5. Het ten laste van de gemeente meereizen van de partner van een bestuurder is uitsluitend toegestaan wanneer dit gebeurt op uitnodiging van de ontvangende partij en het belang van de gemeente daarmee gediend is. Het meereizen van de partner wordt bij de besluitvorming van het college betrokken.

  • 6. Het anderszins meereizen van derden op kosten van de gemeente is niet toegestaan. Het meereizen van derden op eigen kosten is toegestaan en wordt in dat geval bij de besluitvorming van het college betrokken.

  • 7. Het verlengen van een buitenlandse dienstreis voor privé-doeleinden is toegestaan, mits dit is betrokken bij de besluitvorming van het college. De extra reis- en verblijfkosten komen volledig voor rekening van de bestuurder.

  • 8. De in verband met de buitenlandse dienstreis gedane functionele uitgaven worden vergoed conform de geldende regelingen. Uitgaven worden vergoed voor zover zij redelijk en verantwoord worden geacht.

HOOFDSTUK III. SLOTBEPALINGEN.

ARTIKEL 12. INWERKINGTREDING.

Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 7 maart 2003.

ARTIKEL 13. CITEERTITEL.

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening gedragscodes bestuurders".

ALGEMENE TOELICHTING.

Het doel van deze "Verordening gedragscodes burgemeester en collegeleden" is om bestuurders een houvast te bieden bij het bepalen van normen omtrent de integriteit van het bestuur. De code bevat regels zowel voor het bestuursorgaan in zijn geheel als voor bestuurders afzonderlijk en is gebaseerd op het landelijk daarvoor ontwikkelde model.

Met de aanvaarding van de wetsvoorstellen tot dualisering van het gemeentebestuur is de aanwezigheid van gedragscodes voor gemeenten per 7 maart 2003 verplicht gesteld.

De regels opgenomen in de code hebben voornamelijk bestuurlijke en politieke relevantie. Gekozen is voor het opnemen van de gedragscode in een verordening om de regels extra rechtskracht mee te geven. Bestuurders zijn op de naleving van gedragscodes aanspreekbaar en wanneer zij zich er niet aan houden kan dat gevolgen hebben voor hun functioneren en hun positie.

Naast deze code bestaan er voorschriften die in de wet of elders geregeld zijn, bijvoorbeeld over fraude, valsheid in geschrifte en over nevenfuncties. Dergelijke voorschriften zijn niet ook nog eens in deze code opgenomen.