Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR245211
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR245211/1
Verordening Toeslagen en Verlagingen Wet Werk en Bijstand 2012
Geldend van 01-01-2013 t/m heden
Intitulé
Verordening Toeslagen en Verlagingen Wet Werk en Bijstand 2012HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijving
Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (Wwb), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.
In deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
de wet: de Wet werk en bijstand;
- b.
het college: het college van burgemeester en wethouders van Duiven;
- c.
de raad: de gemeenteraad van Duiven;
- d.
gehuwdennorm: de norm, genoemd in artikel 21, onderdeel c Wwb;
- e.
hulpbehoevend gezinslid: de belanghebbende die dient te worden opgenomen in een tehuis of inrichting wanneer hij niet wordt verzorgd;
- f.
hulpbehoevend niet-gezinslid: de belanghebbende die dient te worden opgenomen in een tehuis of inrichting wanneer hij niet wordt verzorgd en waarbij geen sprake is van eerstegraads bloed- of aanverwantschap tussen verzorger en verzorgende;
- g.
woonlasten:
- 1.
indien een huurwoning wordt bewoond, de op de aanvangsdatum van het lopende huurtoeslagtijdvak per maand geldende huurprijs als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag;
- 2.
indien een eigen woning wordt bewoond, de hypotheeklasten verbonden aan de woning waarin de
- 1.
belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft;
3.ontbreken van woonlasten: van het ontbreken van woonlasten is sprake als er geen kosten van
huur of hypotheek zijn verbonden aan de woning waarin de belanghebbende zijn hoofdverblijf
heeft;
4.woonlasten voldaan door derden: hiervan is sprake als kosten van huur of hypotheek worden
voldaan door derden;
- h.
schoolverlater: de belanghebbende zoals beschreven in artikel 28 van de wet;
- i.
medebewoner: de alleenstaande of alleenstaande ouder in wiens woning ook een
ander zijn hoofdverblijf heeft, niet zijnde een eerstegraads bloedverwant of
aanverwant en niet zijnde een ander waarmee een gezamenlijke huishouding wordt
gevoerd.
HOOFDSTUK 2 DOELGROEP
Artikel 2 Doelgroep
Deze verordening is uitsluitend van toepassing op belanghebbenden van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd. In geval van gehuwden gelden de bepalingen van deze verordening alleen indien beide echtgenoten 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd zijn.
HOOFDSTUK 3 CRITERIA VOOR HET VERHOGEN VAN DE BIJSTANDSNORM
Artikel 3 Toeslag voor alleenwonende alleenstaande
Voor de alleenstaande in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft, wordt de norm genoemd in artikel 21, onderdeel a, van de wet verhoogd met 20% van de gehuwdennorm.
Artikel 4 Toeslag voor niet alleenwonende alleenstaande
-
1. Voor de alleenstaande in wiens woning een ander zijn hoofdverblijf heeft, niet zijnde een eerstegraads bloedverwant of –aanverwant en niet zijnde een ander waarmee een gezamenlijke huishouding wordt gevoerd, wordt de norm genoemd in artikel 21, onderdeel a, van de wet verhoogd met 20% van de gehuwdennorm, wanneer de woonlasten meer bedragen dan 18% van de gehuwdennorm;
-
2. Voor de alleenstaande in wiens woning een ander zijn hoofdverblijf heeft, niet zijnde een eerstegraads bloedverwant of –aanverwant en niet zijnde een ander waarmee een gezamenlijke huishouding wordt gevoerd, wordt de norm genoemd in artikel 21, onderdeel a, van de wet verhoogd met 10% van de gehuwdennorm, wanneer de woonlasten minder bedragen dan 18% van de gehuwdennorm.
Artikel 5 Toeslag voor alleenwonende alleenstaande ouder
Voor de alleenstaande ouder in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft, wordt de norm genoemd in artikel 21, onderdeel b, van de wet verhoogd met 20% van de gehuwdennorm.
Artikel 6 Toeslag voor niet alleenwonende alleenstaande ouder
-
1. Voor de alleenstaande ouder in wiens woning een ander zijn hoofdverblijf heeft, niet zijnde een eerstegraads bloedverwant of –aanverwant en niet zijnde een ander waarmee een gezamenlijke huishouding wordt gevoerd, wordt de norm genoemd in artikel 21, onderdeel b, van de wet verhoogd met 20% van de gehuwdennorm, wanneer de woonlasten meer bedragen dan 18% van de gehuwdennorm;
-
2. Voor de alleenstaande ouder in wiens woning een ander zijn hoofdverblijf heeft, niet zijnde een eerstegraads bloedverwant of –aanverwant en niet zijnde een ander waarmee een gezamenlijke huishouding wordt gevoerd, wordt de norm genoemd in artikel 21, onderdeel b, van de wet verhoogd met 10% van de gehuwdennorm, wanneer de woonlasten minder bedragen dan 18% van de gehuwdennorm.
Artikel 7 De medebewoner
Voor de medebewoner wordt de bijstandsnorm verhoogd met een toeslag van 10% van de gehuwdennorm.
Artikel 8 De medebewoner met woonlasten van ten minste 18% van de gehuwdennorm per maand
Voor de medebewoner, die aantoonbare woonlasten heeft die tenminste 18% van de gehuwdennorm per maand bedragen, wordt in afwijking van artikel 7 de bijstandsnorm verhoogd met een toeslag van 20% van de gehuwdennorm.
Artikel 9 Thuisinwonend kind
Voor het thuisinwonend kind wordt de bijstandsnorm overeenkomstig artikel 7 verhoogd met 10% van de gehuwdennorm.
Voor het thuisinwonend kind is artikel 8 niet van toepassing.
Artikel 10 Hulpbehoevendheid
Indien de medebewoner of het thuisinwonend kind hulpbehoevend is, of een hulpbehoevende verzorgt, dan wordt, in afwijking van artikel 7 en artikel 9, de bijstandsnorm verhoogd met een toeslag van 20% van de gehuwdennorm.
HOOFDSTUK 4 CRITERIA VOOR HET VERLAGEN VAN DE BIJSTANDSNORM OF DE TOESLAG
Artikel 11 Schoolverlaters
Voor de alleenstaande, de alleenstaande ouder of de gehuwde die aangemerkt wordt als een schoolverlater wordt de bijstandsnorm, verhoogd met de eventueel toe te kennen toeslag, zoals vastgesteld in hoofdstuk 3 van deze verordening, verlaagd met 15 % van de gehuwdennorm. De verlaging vindt bij voorrang plaats op de toegekende toeslag.
Artikel 12 Woonsituatie Voor de alleenstaande, de alleenstaande ouder of de gehuwde die een woning bewoont/bewonen waarvoor zij geen woonlasten betaalt/betalen of waarvoor de woonlasten worden voldaan door een derde, wordt de bijstandsnorm, verhoogd met de eventueel toe te kennen toeslag, verlaagd. De verlaging bedraagt 10% van de gehuwdennorm.
HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN
Artikel 13 Uitvoering
Het college is belast met de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.
Artikel 14 Afwijken van bepalingen/hardheidsclausule
Het college kan in zeer bijzondere gevallen bij hoogste uitzondering ten gunste van belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 15 Evaluatie gemeentelijke beleid en bijstelling verordening
Het door het college gevoerde beleid wordt periodiek geëvalueerd.
Indien deze evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt de verordening aangepast.
Artikel 16 Citeertitel
Deze verordening kan worden aangehaald als: "Verordening Toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2012".
Artikel 17 Inwerkingtreding en toepassingsbereik
- 1.
Deze verordening treedt in werking op 4 oktober 2012 en werkt terug tot en met 1 januari 2012;
- 2.
Tot uiterlijk 1 januari 2013 is deze verordening niet van toepassing op personen bedoeld in artikel 78w, lid 1 Wwb;
- 3.
De “Toeslagenverordening Wet werk en bijstand” is tot uiterlijk 1 januari 2013 uitsluitend van toepassing op personen als bedoeld in artikel 78w, lid 1 Wwb. Per 1 januari 2013 vervalt de “Toeslagenverordening Wet werk en bijstand”.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl