Beleidsregels voorrangsregeling woonruimteverdeling

Geldend van 17-12-2009 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-11-2009

Intitulé

Beleidsregels voorrangsregeling woonruimteverdeling

Beleidsregels Voorrangsregeling Woonruimteverdeling

Uitgangspunten voor de uitvoering van paragraaf 2.3 van de

Huisvestingsverordening gemeente Papendrecht

1. Algemeen

Begrippen

1.1

regio: gebied bestaande uit het grondgebied van de gemeenten Alblasserdam, Dordrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Papendrecht, Sliedrecht en Zwijndrecht.

voorrangscommissie: de commissie die tot taak heeft om aan het college van burgemeester en wethouders gemotiveerd advies uit te brengen over aanvragen om voorrang bij de woningtoewijzing van sociale en medische aard.

verordening: de Huisvestingsverordening gemeente Papendrecht.

Basis van de beleidsregels

1.2 Deze beleidsregels vinden hun basis in artikel 2.3.5 van de verordening.

Doel

1.3 De voorrangsregeling heeft tot doel om een passende oplossing te bieden voor ernstige, individuele huisvestingsproblemen waardoor dak- of thuisloosheid dreigt en in geen geval om woonwensen of een wooncarrière te realiseren.

Weigeringgronden

  • 1.4

    De aanvraag om een voorrangsverklaring wordt geweigerd in de volgende gevallen:

    • a.

      De woningzoekende heeft op grond van artikel 2.3.2 van de verordening geen toegang tot de voorrangsregeling.

    • b.

      De aanvraag om een voorrangsverklaring wordt ingediend bij een andere gemeente dan de eigen woonplaats in de regio.

    • c.

      De aanleiding om voorrang bij de woningtoewijzing te vragen is door eigen handelen veroorzaakt, of was voorzienbaar.

    • d.

      De woningzoekende moet in staat worden geacht om het huisvestingsprobleem waardoor hij dak- thuisloos dreigt te worden, zelf op te lossen.

    • e.

      De aanvrager moet op grond van de slaagkansberekening in het woonruimteverdelingsysteem in staat worden geacht om zonder voorrang binnen een redelijke termijn aan geschikte woonruimte te komen. Hiervan is sprake als de aanvrager een slaagkans van gemiddeld 80% of meer heeft bij alle woningtypen, met uitzondering van eengezinswoningen.

Eigen initiatieven

  • 1.5

    Een woningzoekende kan pas een beroep doen op de voorrangsregeling nadat hij, zodra het huisvestingsprobleem zich openbaarde, aantoonbaar zelf al het mogelijk heeft gedaan om daar een oplossing voor te vinden, blijkend uit het volgende:

    • a.

      de aanvrager heeft gedurende acht achtereenvolgende weken zonder resultaat meegedongen naar iedere woning die via de woonruimteverdelingsystemen in de regio Drechtsteden is aangeboden, voor zover die woning een bij zijn omstandigheden passende oplossing kon bieden of zou kunnen bieden voor zijn huisvestingsprobleem, of;

    • b.

      de aanvrager kan aantonen dat er gedurende acht achtereenvolgende weken geen bij zijn omstandigheden passend woningaanbod is geweest;

    • c.

      afwijking van het bepaalde in a en b is mogelijk, indien de aanvrager aantoonbaar bij voorbaat geen kans heeft op de toewijzing van een woning binnen de aangegeven termijn, dan wel de omstandigheden van de aanvrager het niet toelaten om de termijn van acht weken in acht te nemen.

Huisvestingsprofiel

1.6 Het huisvestingsprofiel genoemd in artikel 2.3.4, onder b van de verordening omvat in beginsel geen eengezinswoning, maar een niet grondgebonden woonruimte, zoals een galerijflatwoning, een portiekflatwoning of een soortgelijk type woning.

2. Medische indicatie

  • 2.1

    De aanvrager, of een lid van zijn huishouden, komt op medische indicatie in aanmerking voor een voorrangsverklaring, indien hij een lichamelijk/medisch probleem heeft waardoor de huidige zelfstandige woning niet langer geschikt is.

  • 2.2

    Een aanvraag om voorrang bij de woningtoewijzing van medische aard wordt voor gemotiveerd advies voorgelegd aan de voorrangscommissie.

  • 2.3

    Voor de beoordeling van de aanvraag wint de voorrangscommissie advies in van de GGD Zuid-Holland Zuid, tenzij de voorrangscommissie over voldoende gegevens beschikt om de aanvraag zelfstandig te beoordelen. Het advies van de voorrangscommissie is altijd met redenen omkleed.

  • 2.4

    De aanvrager komt niet in aanmerking voor een voorrangsverklaring op medische indicatie, indien hij op het moment van het betrekken van de huidige woning al een medisch probleem had als genoemd in 2.1, of redelijkerwijs kon vermoeden dit te hebben.

3. Sociale indicatie

  • 3.1

    De aanvrager, of een lid van zijn huishouden, komt op sociale indicatie in aanmerking voor een voorrangsverklaring, indien hij een probleem heeft van sociale/maatschappelijke aard dat past binnen de criteria genoemd in 3.5.1, 3.5.2 en 3.5.3 en waardoor de huidige zelfstandige woning niet langer geschikt is.

  • 3.2

    Een aanvraag om voorrang bij de woningtoewijzing van sociale/maatschappelijke aard wordt voor gemotiveerd advies voorgelegd aan de voorrangscommissie.

  • 3.3

    Voor de beoordeling van de aanvraag wint de voorrangscommissie advies in van een deskundige op (woon)maatschappelijk gebied, tenzij de voorrangscommissie over voldoende gegevens beschikt om de aanvraag zelfstandig te beoordelen. Het advies van de voorrangscommissie is altijd met redenen omkleed.

  • 3.4

    De aanvrager komt niet in aanmerking voor een voorrangsverklaring op sociale indicatie, indien hij op het moment van het betrekken van de huidige woning al een sociaal/maatschappelijk probleem had als genoemd in 3.1, of redelijkerwijs kon vermoeden dit te hebben.

  • 3.5

    Voorrangscriterium Omschrijving

3.5.1 leefbaarheid

aanvrager ondervindt ernstige, structurele problemen van sociale/maatschappelijke aard in de directe woonomgeving.

3.5.2 financiële nood

door een onvoorziene, niet verwijtbare daling van het inkomen houdt de aanvrager na aftrek van de woonlasten minder dan de helft van de netto bijstandsnorm over voor zijn levensonderhoud.

3.5.3 einde duurzame relatie met kinderen

het beëindigen van een relatie waarbij de partnersduurzaam hebben samengewoond, is geen reden voor een voorrangsverklaring, behalve als er minderjarige kinderen bij betrokken zijn. Vanuit maatschappelijk oogpunt is het niet aanvaardbaar dat minderjarige kinderen dakloos worden als ouders uit elkaar gaan. Van duurzame samenwoning is sprake als de partners minstens twee jaar onafgebroken hebben samengewoond, blijkend uit de inschrijving in de Gemeentelijke Basis Administratie.

Alleen de partner die na het beëindigen van de relatie de dagelijkse zorg heeft voor een of meer minderjarige kinderen

én

die op het moment van de aanvraag de kinderbijslag van de Sociale verzekeringsbank ontvangt

én

die aantoonbaar gedwongen is de gezamenlijke woning te verlaten, kan in aanmerking komen voor een voorrangsverklaring.

Het bepaalde onder 1.4 en 1.5 is hierbij onverkort van toepassing.

4. Dakloos buiten schuld

Indien de woning als gevolg van een calamiteit onbewoonbaar is geworden, ontstaat er een directe noodzaak tot herhuisvesting van de dakloos geworden bewoner(s). Onder calamiteit wordt in dit geval verstaan ‘een van binnen of van buiten komend onheil, dat onvoorzienbaar is en niet door handelen van de bewoner(s) is veroorzaakt. De gemeente stelt vast of en in hoeverre de woning nog bewoonbaar is. Indien de woning niet meer te bewonen is, wordt/worden de dakloos geworden bewoner(s) geherhuisvest volgens een met de corporaties afgesproken procedure.

Het criterium ‘dakloos buiten schuld’ is alleen van toepassing op dakloosheid van materiële aard. Dakloosheid vanwege persoonlijke redenen valt hier niet onder. Dakloosheid als gevolg van een zwervend bestaan is geen reden voor een voorrangsverklaring.

5. Verlaten opvanginstelling

  • 5.1

    Degene die na opgenomen te zijn (geweest) in een opvanginstelling zelfstandige woonruimte nodig heeft en die voor zijn opname aantoonbaar over zelfstandige woonruimte in de regio beschikte en die aan de hierna te noemen voorwaarden voldoet, komt in aanmerking voor een voorrangsverklaring. De opvanginstelling moet haar vestiging hebben in de regio en door de gemeentes in de regio als zodanig erkend zijn, blijkend uit een door de gemeente vastgestelde lijst van erkende opvanginstellingen. De voorrangsverklaring wordt aangevraagd door tussenkomst van de opvanginstelling. Cliënten die op eigen initiatief een voorrangsverklaring aanvragen, worden terugverwezen naar de opvanginstelling. De opvanginstelling bouwt in haar behandelplan een zo tijdig mogelijk moment in dat er actie wordt genomen voor de (her)huisvesting van de cliënt. Om voor een sociale huurwoning in aanmerking te kunnen komen, dient de cliënt zich na de opname zo spoedig mogelijk in te laten schrijven als woningzoekende in het woonruimteverdelingsysteem. Alleen dan kan er eventueel sprake zijn van een voorrangsverklaring. De opvanginstelling overlegt bij de aanvraag een verklaring dat de cliënt in staat is om zelfstandig een huishouding te voeren. Verder is de opvanginstelling verplicht om een nabegeleidingsplan te overleggen, waaruit onder meer blijkt welke begeleiding wordt geboden, in welke vorm en wie daarvoor verantwoordelijk en aanspreekbaar is. De instelling hoeft nazorg niet zelf te leveren, maar kan die via derden regelen. De verantwoordelijkheid voor het regelen van nazorg ligt bij de instelling zelf. De aanvraag wordt geweigerd indien de opvanginstelling niet de vereiste verklaring en/of nabegeleidingsplan overlegt, dan wel niet planmatig te werk is gegaan wat de huisvesting van de uitbehandelde cliënt betreft.

    Van de eis van maatschappelijke binding aan de regio is ontheffing mogelijk indien terugkeer naar de plaats van herkomst aantoonbaar tot een (levens)bedreigende situatie zou leiden of kunnen leiden, of indien terugkeer aantoonbaar niet haalbaar is.

    De gemeente verstrekt de huisvestende corporatie de relevante informatie die voor het huisvesten van een desbetreffende cliënt van belang is.

  • 5.2

    Degene die wegens terugkeer uit detentie zelfstandige woonruimte nodig heeft en die voor zijn detentie aantoonbaar over zelfstandige woonruimte in de regio beschikte en die onder het toezicht van de reclassering valt en die aan de hierna te noemen voorwaarden voldoet, komt in aanmerking voor een voorrangsverklaring. De voorrangsverklaring wordt aangevraagd door tussenkomst van de reclassering. De voorrangsregeling is alleen van toepassing indien de gedetineerde vóór zijn ontslag uit detentie aantoonbaar al het mogelijke heeft gedaan om in de eigen huisvesting te voorzien, onder meer blijkend uit een inschrijving als woningzoekende in het woonruimteverdelingsysteem.

  • 5.3

    Degene die door eigen handelen herhaaldelijk in een opvanginstelling, of detentie verblijft, kan slechts één keer per periode van vijf jaar in aanmerking komen voor een voorrangsverklaring.

  • 5.4

    De huisvestende corporatie bepaalt of een voorrangskandidaat als genoemd in 5.1 en 5.2 zelf op te huur aangeboden woningen mag reageren of rechtstreeks een woning krijgt toegewezen.

6. Herstructurering

  • 6.1

    Degene die gedwongen is zijn woning voorgoed te verlaten in verband met een concreet herstructureringsplan of een plan om verstrekkende maatregelen te treffen dat is opgenomen in de prestatieafspraken voor een bepaald jaar, komt in aanmerking voor voorrang bij de toewijzing van een woning die gelijkwaardig is aan de te verlaten woning.

  • 6.2

    De voorrangsverklaring bestaat uit een vermelding in de woonruimteverdelingsystemen van Stichting Woonkeus en Woonbron Dordrecht en geldt voor alle te huur aangeboden sociale huurwoningen in de regio Drechtsteden die wat het type betreft gelijkwaardig zijn aan de te verlaten woning, inclusief woningen met de label ‘voorrang niet van toepassing’.

7. Sloopindicatie

  • 7.1

    De bewoner van een woning met een slooplabel komt in aanmerking voor voorrang bij de toewijzing van een woning binnen het bezit van de corporatie van wie hij de te slopen woning huurt.

  • 7.2

    De slooplabel is van toepassing voor woningen waarvoor een sloopvoornemen bestaat, maar nog geen vastomlijnd plan, dat de desbetreffende woningcorporatie heeft gemeld in het Platform Uitvoering Voorrangsbeleid.

  • 7.3

    De voorrangsverklaring bestaat uit een vermelding in het woonruimteverdelingsysteem waar de desbetreffende corporatie gebruik van maakt.

8. Taakstelling verblijfsgerechtigden

  • 8.1

    De aanvrager komt in aanmerking voor een voorrangsverklaring indien de aanvraag voortvloeit uit de taakstelling die de gemeente is opgelegd op grond van de artikelen 60a en 60b van de Huisvestingswet.

  • 8.2

    De aanvraag wordt ingediend bij de gemeente voor wie een taakstelling als genoemd in 8.1 geldt.

  • 8.3

    Indien de gemeente aan haar taakstelling heeft voldaan of geen taakstelling heeft gekregen, wordt de aanvraag geweigerd.

  • 8.4

    De voorrangsverklaring bedoeld in 8.1 geldt lokaal.

9. Toewijzing woonruimte

De huisvestende corporatie bepaalt of een voorrangskandidaat zelf in het aanbod naar een woning zoekt, of rechtstreeks een woning krijgt toegewezen.

Toelichting Beleidsregels Voorrangsregeling Woonruimteverdeling

1. Algemeen

Artikel 1.1

Omschrijft de in de beleidsregels gehanteerde begrippen.

Artikel 1.2

In de huisvestingsverordening is bepaald dat burgemeester en wethouders in beleidsregels vastleggen welke uitgangspunten gelden voor de uitvoering van de voorrangsregeling.

Artikel 1.3

Geeft het doel van de voorrangsregeling aan. De voorrangsregeling is niet bedoeld als opstapje voor een wenswoning.

Artikel 1.4

De voorrangsregeling geldt voor de gehele regio Drechtsteden, maar om praktische redenen moet de aanvraag voor een voorrangsverklaring in de eigen woonplaats in de regio worden gedaan. Dit geldt uiteraard niet voor mensen die van buiten de regio komen. Die moeten hun aanvraag indienen in de gemeente waar men huisvesting zoekt. Om voor voorrang in aanmerking te kunnen komen, mag het huisvestingsprobleem niet zelf zijn veroorzaakt of zelf oplosbaar zijn. Wie binnen het woonruimteverdelingsysteem voldoende slaagkans heeft om zonder voorrang aan een woning te komen, kan geen aanvraag voor een voorrangsverklaring indienen.

Artikel 1.5

Iemand kan pas voorrang aanvragen als hij het nodige heeft geprobeerd om zelf woonruimte te vinden. Alleen voor iemand die bij voorbaat volledig kansloos is, omdat hij bijvoorbeeld nog niet lang genoeg staat ingeschreven als woningzoekende, dus weinig tot geen slaagkans heeft, geldt de acht weken termijn niet.

Artikel 1.6

Een voorrangskandidaat komt in beginsel niet in aanmerking voor een eengezinswoning omdat die vaak veelgevraagd zijn, maar voor een flatwoning of andere gestapelde woonvorm. In de beleidsregels wordt de algemene term niet grondgeboden woonruimte gebruikt om geen huisvestingsmogelijkheid in de categorie gestapelde woningen bij voorbaat uit te sluiten.

2. Medische indicatie

Artikelen 2.1 t/m 2.4

De Voorrangscommissie Drechtsteden adviseert burgemeester en wethouders over aanvragen om voorrang op medische gronden. De voorrangscommissie wint hiertoe advies in bij de GGD. Dit hoeft niet als de commissie geen medisch advies nodig heeft om over de aanvraag te kunnen oordelen.

3. Sociale indicatie

Artikelen 3.1 t/m 3.5.3

De Voorrangscommissie Drechtsteden adviseert burgemeester en wethouders over aanvragen om voorrang van sociale/maatschappelijke aard. De aanvrager moet in alle gevallen bewijsstukken overleggen die zijn aanvraag onderbouwen. Dit is geregeld in de huisvestingsverordening. Voor zover dit niet op of bij het aanvraagformulier is vermeld, geeft degene die de aanvraag inneemt aan welke bewijsstukken noodzakelijk zijn.

De commissie wint ter beoordeling van een situatie sociaal/maatschappelijk advies in van een deskundige op (woon)maatschappelijk gebied. Dit hoeft niet als de commissie voldoende informatie heeft om zonder meer tot een advies te komen.

Om in aanmerking te komen voor voorrang bij het beëindigen van een duurzame relatie moet er sprake zijn van de zorg voor een of meer minderjarige kinderen. Alleen de partner die hiermee is belast en die daarvoor bij het doen van de aanvraag de kinderbijslag ontvangt, heeft kans op een voorrangsverklaring. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gehuwden en andere duurzaam samenwonenden.

4. Dakloos buiten schuld

Het criterium dakloosheid is alleen van toepassing op dakloosheid van materiële aard, bijvoorbeeld door brand of instortingsgevaar van de woning. Dakloosheid vanwege persoonlijke redenen valt hier niet onder.

5. Verlaten opvanginstelling

Artikel 5.1

Bevat de criteria en procedure voor woningzoekenden afkomstig uit een opvanginstelling. Kernpunt van de regeling is te komen tot een planmatiger uitstroom uit opvanginstellingen en betere waarborgen voor wat betreft het zelfstandig kunnen wonen en de nabegeleiding van de uitbehandelde cliënt. Als hier niet, of onvoldoende in is voorzien, wordt de aanvraag om een voorrangsverklaring geweigerd. De verantwoordelijkheid voor een goede gang van zaken is nadrukkelijk bij de opvanginstelling gelegd. Opvanginstellingen die niet aan de voorwaarden voldoen, kunnen in het uiterste geval worden uitgesloten van deelname aan de voorrangsregeling.

De regeling geldt voor cliënten van opvanginstellingen die voor hun opname een zelfstandige woning in de regio Drechtsteden bewoonden. Zij moeten zich zo spoedig mogelijk na hun opname in de opvanginstelling laten inschrijven als woningzoekende.

Om het huisvestingsproces van de cliënt zo goed mogelijk te laten verlopen is het van belang dat de gemeente de huisvestende corporatie van voldoende relevante achtergrondinformatie voorziet.

`

Van de eis van maatschappelijke binding aan de regio is ontheffing mogelijk als de terugkeer naar de plaats van herkomst tot een (levens)bedreigende situatie zou leiden of kunnen leiden. Dit geldt ook voor cliënten die niet kunnen terugkeren naar hun oude woonplaats, bijvoorbeeld omdat daar geen alternatieve woonruimte voorhanden is. In voorkomende gevallen moet met bewijzen worden aangetoond waarom terugkeer niet mogelijk is en vindt er een zorgvuldige afweging plaats.

Artikel 5.2

Bij een gevangenisstraf is meestal goed voorzienbaar wanneer die eindigt. Een gedetineerde kan dus vroegtijdig maatregelen treffen voor zijn toekomstige herhuisvesting door zich al bij aanvang van de detentie te laten inschrijven als woningzoekende. Mocht de opgebouwde inschrijvingsduur uiteindelijk te kort zijn om binnen een redelijke termijn aan een woning te komen, dan is de voorrangsregeling van toepassing. De regeling geldt alleen voor ex-gedetineerden die door de reclassering worden begeleid.

Artikel 5.3

Om te voorkomen dat mensen die door eigen handelen herhaaldelijk in opvanginstellingen of gevangenissen verblijven telkens een beroep kunnen doen op de voorrangsregeling, is daar een limiet aan gesteld. Deze categorie woningzoekenden mag slechts één keer per vijf jaar een beroep doen op de voorrangsregeling.

Artikel 5.4

Biedt de huisvestende corporatie de mogelijkheid om maatwerk te leveren en sturend op te treden.

6. Herstructurering

Artikelen 6.1 en 6.2

Regelt de gang van zaken als iemand als gevolg van de uitvoering van een concreet herstructureringsplan zijn woning moet verlaten en daar niet meer in kan terugkeren. Bij de jaarlijkse uitwerking van de prestatieafspraken voor de lange termijn worden de projecten en aantallen huishoudens benoemd die dit betreft. Een desbetreffende woningzoekende ontvangt een vermelding in de woonruimteverdelingsystemen van Stichting Woonkeus en Woonbron Dordrecht die hem in staat stelt met voorrang in aanmerking te komen voor alle in de regio te huur aangeboden woningen, voor zover die qua type gelijkwaardig zijn aan de te verlaten woning.

7. Sloopindicatie

Artikelen 7.1 t/m 7.3

Regelt de gang van zaken als iemand een woning bewoont waarvoor een sloopvoornemen bestaat. Het gaat dan nog niet om een vastomlijnd plan. De woningcorporatie meldt het sloopvoornemen in het regionaal afstemmingsplatform voor de toewijzing aan voorrangskandidaten en labelt de woning vervolgens in het woonruimteverdelingsysteem als te slopen. De bewoner van een woning met een slooplabel kan voorrang krijgen bij de toewijzing van een woning in het eigen bezit van de desbetreffende corporatie. Ook hier wordt geen papieren beschikking afgegeven, maar volstaat een melding in het woonruimteverdelingsysteem waarvan de desbetreffende corporatie gebruikmaakt.

8. Taakstelling verblijfsgerechtigden

Artikelen 8.1 t/m 8.4

De gemeente ontvangt periodiek een huisvestingstaakstelling voor statushouders. De statushouder die in het kader van de taakstelling wordt aangemeld, ontvangt een voorrangsverklaring waarmee hij in aanmerking kan komen voor lokaal woningaanbod.

9. Toewijzing woonruimte

Er is een afstemmingsplatform voor de toewijzing aan voorrangskandidaten, waar alle in de regio werkzame corporaties aan deelnemen; het Platform Uitvoering Voorrangsbeleid. Het platform verdeelt de woningzoekenden met een voorrangsverklaring over de diverse corporaties. Die bepalen vervolgens zelf op welke manier een voorrangskandidaat woonruimte krijgt toegewezen. Iedere corporatie ontvangt jaarlijks via het afstemmingsplatform een richtinggevend quotum van met voorrang te huisvesten woningzoekenden.