Regeling vervallen per 01-10-2017

Kaderverordening subsidies provincie Groningen 1998

Geldend van 25-06-2001 t/m 31-12-2001 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2001

Provinciale Staten van Groningen; Besluiten:

Hoofdstuk 1: Begripsbepalingen en algemene bepalingen

Artikel 1

  • 1 In deze verordening wordt verstaan onder:

    • -

      provinciaal bestuur: het bevoegde orgaan van het provinciaal bestuur.

  • 2 De begripsbepalingen van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2

  • 1 Deze verordening is van toepassing in geval van de verstrekking van subsidies door het provinciaal bestuur dan wel de weigering van zodanige subsidies onder welke benaming dan ook.

  • 2 In bijzondere subsidieregelingen kunnen van deze verordening afwijkende bepalingen worden opgenomen.

Artikel 3

  • 1 Gedeputeerde staten kunnen besluiten, dat deze verordening buiten toepassing blijft, indien voor de te subsidiëren activiteiten subsidie wordt verstrekt door bestuursorganen van andere overheden.

  • 2 Gedeputeerde staten vermelden in een besluit op grond van het eerste lid, welke regels in plaats van deze verordening van toepassing zijn.

Artikel 4

  • 1 Alle subsidies van het provinciaal bestuur worden geacht mede op grond van deze verordening te zijn verstrekt, voor zover niet uitdrukkelijk anders wordt bepaald.

  • 2 Onverminderd artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wijzen provinciale staten jaarlijks gelijktijdig met de vaststelling van de begroting van de provincie activiteiten aan waarvoor subsidie kan worden verstrekt.

  • 3 Bij hun besluit kunnen provinciale staten het voor de desbetreffende activiteiten gedurende het begrotingsjaar te hanteren subsidieplafond vaststellen. Indien provinciale staten een subsidieplafond vaststellen, bepalen zij tevens op welke wijze het beschikbare bedrag zal worden verdeeld.

Artikel 5

Het verslag, bedoeld in artikel 4:23, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht alsmede het verslag inzake de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, bedoeld in artikel 4:24 van de Algemene wet bestuursrecht, worden jaarlijks door provinciale staten vastgesteld gelijktijdig met de vaststelling van de jaarrekening van de provincie.

Hoofdstuk 2: Bevoegdheid, aanvragen, voorwaarden en besluiten

Artikel 6

  • 1 Een subsidieaanvraag wordt ingediend bij gedeputeerde staten.

  • 2 Artikel 4:3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op door gedeputeerde staten aan te wijzen gegevens en bescheiden.

  • 3 Gedeputeerde staten zijn bevoegd om voor het indienen van subsidieaanvragen en het verstrekken van gegevens een formulier vast te stellen.

Artikel 7

  • 1 Een subsidieaanvraag moet worden ingediend vóór het begin van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd of ingeval van een periodieke subsidie vóór het begin van de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 2 De minimale termijn tussen de indiening van de subsidieaanvraag en het in het eerste lid bedoelde begin van de activiteiten of van de periode is dertien weken, tenzij gedeputeerde staten een andere termijn vaststellen.

Artikel 8

  • 1 Gedeputeerde staten zenden na ontvangst van een subsidieaanvraag onverwijld een bericht van ontvangst.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing, indien binnen een termijn van acht weken na ontvangst van de aanvraag een besluit daarop zal worden genomen.

  • 3 Indien de verzending van een bericht van ontvangst achterwege blijft en geen besluit op de aanvraag wordt genomen binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag, geven gedeputeerde staten hiervan schriftelijk kennis aan de subsidieaanvrager onder opgave van de termijn waarbinnen alsnog een besluit zal worden genomen.

Artikel 9

  • 1 Gedeputeerde staten zijn belast met de voorbereiding van besluiten inzake subsidieverlening.

  • 2 Gedeputeerde staten winnen ter voorbereiding van een besluit tot subsidieverlening de nodige adviezen in.

Artikel 10

  • 1 Onverminderd hetgeen in de volgende leden van dit artikel is bepaald zijn Gedeputeerde Staten bevoegd om te besluiten op aanvragen tot verlening van subsidies.

  • 2 Provinciale Staten kunnen zich de bevoegdheid tot subsidieverlening voorbehouden.

  • 3 Gedeputeerde Staten verlenen geen subsidie dan nadat zij over hun voornemen daartoe de meest gerede commissie uit Provinciale Staten hebben gehoord.

  • 4 Het derde lid is niet van toepassing, indien het voornemen van Gedeputeerde Staten de verlening van een subsidie van f 10.000,- of minder betreft.

  • 5 Het derde lid is eveneens niet van toepassing, indien het voornemen van Gedeputeerde Staten de verlening van een subsidie van f 25.000,- of minder betreft en het voornemen in overeenstemming is met op schrift gesteld beleid waarover Provinciale Staten eerder zijn gehoord.

  • 6 Provinciale Staten kunnen bepalen, dat het derde lid in andere dan de in het vierde en vijfde lid bedoelde gevallen niet van toepassing is.

  • 7 Indien de subsidie wordt verleend in de vorm van een periodieke aanspraak op financiële middelen, zijn Gedeputeerde Staten bevoegd om subsidie te verlenen tot de in het vierde en vijfde lid vermelde maximale bedragen per jaar gedurende maximaal vier opeenvolgende jaren.

  • 8 In afwijking van het derde tot en met zevende lid zijn Gedeputeerde Staten zonder meer bevoegd om subsidie te verlenen, indien het maximale bedrag en de subsidieontvanger in de begroting van de provincie zijn vermeld.

Artikel 11

  • 1 Indien subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, geldt steeds het voorbehoud, bedoeld in artikel 4:34 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2 Gedeputeerde staten zijn bevoegd tot intrekking van de subsidieverlening als voorzien in artikel 4:34, vierde en vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 12

In ieder besluit tot verlening van subsidie worden voor zover van toepassing vermeld:

  • 1.

    de activiteiten in de kosten waarvan subsidie wordt verleend;

  • 2.

    het tijdvak waarin de gesubsidieerde activiteiten worden uitgevoerd;

  • 3.

    de toepasselijke voorwaarden;

  • 4.

    de verplichtingen van de subsidieontvanger;

  • 5.

    het subsidiebedrag of het maximale subsidiebedrag; en

  • 6.

    de wijze van betaling van de subsidie, indien de betaling op een andere wijze zal geschieden dan uit de Algemene wet bestuursrecht voortvloeit.

Artikel 13

  • 1 Bij subsidieverlening kunnen verplichtingen als bedoeld in artikel 4:38 van de Algemene wet bestuursrecht worden opgelegd.

  • 2 Deze verplichtingen kunnen onder meer betrekking hebben op:

    • a.

      de kennis en ervaring van personeel van de subsidieontvanger voor zover dat personeel betrokken is bij de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten;

    • b.

      de wijze waarop gebruikers, vrijwilligers en beroepskrachten worden betrokken bij het ontwikkelen en uitvoeren van het beleid van de subsidieontvanger;

    • c.

      de aard, de deugdelijkheid, de inrichting, het beheer en de toegankelijkheid van voorzieningen;

    • d.

      het gebruik van milieuhygiënisch wenselijke materialen; en

    • e.

      de bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid van de voorzieningen voor gehandicapten.

Artikel 14

Niet doelgerichte verplichtingen als bedoeld in artikel 4:39 van de Algemene wet bestuursrecht kunnen slechts worden opgelegd, indien daardoor het algemeen belang wordt gediend.

Artikel 15

Onverminderd de artikelen 4:48 en 4:50 van de Algemene wet bestuursrecht kan een besluit tot subsidieverlening worden ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger worden gewijzigd, indien:

  • a.

    de subsidieontvanger niet voldoet aan de voorschriften van de Algemene wet bestuursrecht of van deze verordening of aan de voorschriften die krachtens de Algemene wet bestuursrecht of deze verordening zijn vastgesteld; of

  • b.

    de subsidieontvanger gesubsidieerde diensten en voorzieningen beschikbaar stelt aan de gebruikers en daarbij tussen gebruikers ongerechtvaardigd onderscheid maakt naar godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, sexuele oriëntatie of op welke grond dan ook.

Artikel 16

  • 1 Een subsidieontvanger is een vergoeding als bedoeld in artikel 4:41 van de Algemene wet bestuursrecht aan de provincie verschuldigd, indien de in dat artikel voorziene omstandigheden zich voordoen.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen besluiten, dat geen vergoeding is verschuldigd.

  • 3 Gedeputeerde staten bepalen de hoogte van de vergoeding mede op basis van de getaxeerde waarde van het vermogen van de subsidie-ontvanger en de verhouding tussen de totale bedrijfslasten van de subsidie-ontvanger en de ontvangen subsidies over één of meer boekjaren.

Hoofdstuk 3: Voorschotten

Artikel 17

  • 1 Na subsidieverlening kunnen gedeputeerde staten voorschotten verlenen aan de subsidieontvanger tot 80% van het maximale bedrag van de subsidie. In bijzondere gevallen kunnen gedeputeerde staten een ander percentage aanhouden.

  • 2 Indien een subsidieaanvraag betrekking heeft op een tijdvak dat aansluit op een tijdvak waarvoor eerder subsidie door het provinciaal bestuur is verleend, kunnen gedeputeerde staten na ontvangst van de subsidieaanvraag voorschotten verlenen tot maximaal een vierde gedeelte van de subsidie die voor het voorafgaande tijdvak is verleend.

Artikel 18

  • 1 Overeenkomstig artikel 4:55 van de Algemene wet bestuursrecht wordt een voorschot binnen vier weken na dagtekening van het besluit tot verstrekking van het voorschot betaald.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing, indien het voorschot geheel of gedeeltelijk betaald moet worden uit een bijdrage van een derde. In dat geval wordt het voorschot uitbetaald binnen vier weken nadat die bijdrage door de provincie is ontvangen.

Hoofdstuk 4: Vaststelling

Artikel 19

  • 1 De aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt ingediend binnen een door gedeputeerde staten te bepalen termijn na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen bepalen, dat een aanvraag tot vaststelling van de subsidie moet worden ingediend na afloop van één of meer gedeelten van het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend.

Artikel 20

  • 1 Voor zover gedeputeerde staten daartoe besluiten, dient bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie een verklaring van getrouwheid die is opgesteld door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, te worden ingezonden.

  • 2 Een verklaring van getrouwheid als bedoeld in het eerste lid wordt in ieder geval ingezonden, indien de subsidie volgens de aanvraag tot vaststelling hoger moet worden vastgesteld dan f 50.000.

Artikel 21

Artikel 8 is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de aanvraag en het besluit tot vaststelling.

Artikel 22

  • 1 Gedeputeerde staten stellen de subsidie vast.

  • 2 In het besluit tot vaststelling worden vermeld:

    • a.

      de berekening van het subsidiebedrag, indien dit bedrag niet reeds bij de subsidieverlening is vastgesteld;

    • b.

      de nog door de provincie of door de subsidieontvanger te verrichten betalingen; en

    • c.

      de feiten of omstandigheden die kunnen leiden tot intrekking van het besluit tot vaststelling.

Artikel 23

Onverminderd artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht kan een besluit tot vaststelling van een subsidie worden ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger gewijzigd, indien de subsidieontvanger niet voldoet aan de voorschriften van de Algemene wet bestuursrecht of van deze verordening of aan de voorschriften die krachtens de Algemene wet bestuursrecht of deze verordening zijn vastgesteld.

Artikel 24

  • 1 Overeenkomstig artikel 4:52 van de Algemene wet bestuursrecht worden de betalingen, bedoeld in artikel 22, onder b, binnen vier weken verricht.

  • 2 Indien de subsidieontvanger niet binnen de in het eerste lid bedoelde termijn betaalt, is sprake van een verzuim en wordt aan hem de wettelijke rente over het tijdvak tussen vier weken na dagtekening van het besluit tot vaststelling en de ontvangst van de betaling in rekening gebracht.

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing, indien een bijdrage van een derde onderdeel uitmaakt van een door de provincie te betalen bedrag en de bijdrage van die derde nog niet door de provincie is ontvangen. In dat geval wordt het voorschot uitbetaald binnen vier weken nadat die bijdrage door de provincie is ontvangen.

  • 4 Betalingen door de provincie kunnen volgens een betalingsschema worden verricht, indien dat is voorzien in het besluit tot verlening van de subsidie.

Hoofdstuk 5: Per boekjaar verstrekte subsidies

Artikel 25

Voor zover in dit hoofdstuk daarvan niet wordt afgeweken, zijn de overige bepalingen van deze verordening van toepassing op per boekjaar verstrekte subsidies.

Artikel 26

  • 1 Afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op per boekjaar verstrekte subsidies, tenzij gedeputeerde staten anders besluiten.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen besluiten, dat de in het eerste lid vermelde afdeling van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing is op subsidies die aan natuurlijke personen worden verstrekt.

Artikel 27

De aanvraag van een subsidie waarop dit hoofdstuk van toepassing is, dient uiterlijk negen maanden vóór de aanvang van het boekjaar te worden ingediend, tenzij gedeputeerde staten een andere termijn vaststellen.

Artikel 28

Gedeputeerde staten zijn bevoegd om vrijstelling of ontheffing te verlenen als bedoeld in artikel 4:64, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 29

  • 1 Onverminderd artikel 4:69 van de Algemene wet bestuursrecht dient de subsidieontvanger per boekjaar een exploitatierekening op te stellen waarin de lasten zijn gerubriceerd onder dezelfde posten als in de begroting voor het betreffende boekjaar.

  • 2 In de exploitatierekening worden de bedragen uit de begroting voor het betrokken boekjaar alsmede de overeenkomende lasten uit het voorgaande boekjaar vermeld naast de lasten in het jaar waarop de exploitatierekening betrekking heeft

Artikel 30

Een subsidieontvanger behoeft toestemming van gedeputeerde staten voor de in artikel 4:71 van de Algemene wet bestuursrecht vermelde handelingen, tenzij gedeputeerde staten ter zake ontheffing of vrijstelling verlenen.

Artikel 31

Tenzij gedeputeerde staten anders besluiten, vormt de subsidieontvanger een egalisatiereserve als voorzien in artikel 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 32

Artikel 4:76 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing, indien de subsidieontvanger zijn inkomsten in overwegende mate ontleent aan de subsidie, tenzij gedeputeerde staten anders besluiten.

Artikel 33

  • 1 Gedeputeerde staten zijn bevoegd om vrijstelling of ontheffing te verlenen als bedoeld in artikel 4:78, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2 Gedeputeerde staten zijn bevoegd om aanwijzingen te geven inzake de reikwijdte en de intensiteit van de controle door een accountant als voorzien in artikel 4:79, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 6: Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 34

  • 1 Gedeputeerde staten kunnen toezichthouders als bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht aanwijzen.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde toezichthouders zijn belast met het toezicht op de naleving van de in of krachtens de Algemene wet bestuursrecht of deze verordening gegeven regels.

  • 3 De toezichthouders beschikken niet over de bevoegdheden die zijn vermeld in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 35

  • 1 De Algemene subsidieverordening van de provincie Groningen wordt ingetrokken.

  • 2 De Algemene subsidieverordening van de provincie Groningen blijft van toepassing op subsidies die vóór het in werking treden van deze verordening zijn aangevraagd of verleend.

Artikel 36

Dit besluit wordt geplaatst in het provinciaal blad en treedt in werking met ingang van 1 januari 1998.

Artikel 37

Deze verordening kan worden aangehaald als Kaderverordening subsidies provincie Groningen 1998.

Ondertekening

Groningen, ………. Provinciale Staten voornoemd, , voorzitter. , griffier.