Regeling vervallen per 18-11-2015

Beleidsregels reclame- en standplaatsenbeleid Inverdan 2012

Geldend van 13-11-2012 t/m 31-07-2014

Het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Zaanstad

Gelezen het voorstel nr. 2012/230548;

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht,

Gelet op het beeldkwaliteitsplan Inverdan en de welstandsnota,

Overwegende dat het wenselijk is regels te stellen met betrekking tot het gebruik van de openbare ruimte in Inverdan, met name ten aanzien van het uitdelen van folders, flyers en monsters, het plaatsen van uitstallingen, reclameborden en andere objecten en het innemen van standplaatsen,

besluit vast te stellen de volgende regeling:

Beleidsregels reclame- en standplaatsenbeleid Inverdan 2012

Titel 1.Toepassingsbereik

Deze beleidsregels hebben betrekking op de uitoefening binnen Inverdan van de bevoegdheden van het college ingevolge de artikelen 2:6, 2:10, 4:15 en 5:18 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).

Artikel APV

Beleidsregel

Artikel 2:6, eerste lid

2

Artikel 2:6, vijfde lid

1

Artikel 2:10, eerste lid

3, 4, 5

Artikel 4:15

6

Artikel 5:18, eerste lid

7, 8, 9

Titel 2. Beleidsregels

Onderstaand worden de (onderdelen van) artikelen van de APV weergegeven met daaronder de beleidsregel/beleidsregels die daarop betrekking heeft/hebben.

Artikel 2:6 Aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen (z)

  • 1.

    Ieder, die op of aan de weg reclamebiljetten, promotiemateriaal of andere geschriften onder het publiek verspreidt, is verplicht deze, voor zover zij in de omgeving op de weg of op een ander voor het publiek toegankelijke plaats worden achtergelaten, terstond te verwijderen.

  • 2.

    Het is verboden reclamebiljetten, promotiemateriaal of andere geschriften onder publiek te verspreiden dan wel openlijk aan te bieden op door het college aangewezen openbare plaatsen.

  • 5.

    Het college kan ontheffing verlenen van het in het tweede lid gestelde verbod.

Beleidsregel 1

Het college heeft een aanwijsbesluit genomen voor het voetgangersgebied en gemengd gebied binnen de bestemmingsplan begrenzing van Inverdan zoals aangegeven in bijlage 1 bij deze beleidsregels , met uitzondering van de in de bijlage aangegeven locaties. Binnen het aangewezen gebied verleent het college geen ontheffing van het flyerverbod , behoudens voor het verspreiden dan wel aanbieden van promotiemateriaal van politieke partijen op de dag dat er politieke verkiezingen worden gehouden en in de periode van drie weken daaraan voorafgaand .

Beleidsregel 2

Bij overtreding van het gebod van artikel 2:6, eerste lid, van de APV kiest het college voor toepassing van artikel 5:31 Awb. Dit betekent dat het college terstond bestuursdwang toe past, zonder voorafgaande last.

Zonder voorafgaande last houdt in dat de gemeente ervan afziet de overtreder schriftelijk een termijn te geven om achtergelaten flyers en promotiemateriaal zelf op te ruimen. Het college streeft ernaar dat Inverdan te allen tijde vrij is van rondzwervend afval. Als de gemeente constateert dat de openbare ruimte is vervuild door achtergelaten flyers en promotiemateriaal, worden deze direct verwijderd. De kosten van bestuursdwang worden ten laste van de overtreder gebracht.

Artikel 2:10 Voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg (z)

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college de weg of een weggedeelte of een openbare plaats anders te gebruiken dan overeenkomstig de bestemming daarvan.

  • 5.

    Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd:

    • a.

      indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;

    • b.

      indien het beoogde gebruik hetzij op zich zelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

    • c.

      in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak.

Beleidsregel 3

Het college verleent geen vergunning om in het voetgangersgebied van Inverdan de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de bestemming daarvan. De v olgende w eigeringsgronden zijn van toepassing.

  • -

    De weigeringsgrond van artikel 2:10, vijfde lid, onder a. De inrichting van het voetgangersgebied in Inverdan is gericht op het vrij en onbelemmerd gebruik van deze buitenruimte door het publiek. Gebruik van een weg(gedeelte) voor een afwijkende bestemming doet daaraan afbreuk. Een dergelijk gebruik levert gevaar op voor een doelmatig en veilig gebruik van dat weggedeelte als voetgangersgebied.

  • -

    De weigeringsgrond van artikel 2:10, vijfde lid, onder b. G ebruik van een weg (gedeelte) voor een afwijkende bestemming doet afbreuk aan het stadsbeeld zoals beoogd in het beeldkwaliteitsplan Inverdan en de welstandsnota . E en afwijkend gebruik van het voetgangersgebied voldoet daardoor niet aan redelijke eisen van welstand.

De genoemde weigeringsgronden zijn niet van toepassing op de ruimte gelegen in de Overtuinen ten oosten van de kiosk “Het Sluishuis , aangezien bij de inrichting deze ruimte is gecreëerd voor een uitstalling bij deze kiosk. Ook geld t deze beleidsregel niet voor het horecaconcentratiegebied . Hier gelden de afspraken als opgenomen in de Sideletter Terrassen Horecaconcentratiegebied Zaandam, 2011.

Beleidsregel 4

A an een vergunning ten behoeve van een winkel in het gemengd gebied zoals aangegeven in bijlage 1 , verbindt het college de volgende voorschriften.

  • -

    Een u itstalling bij de winkel mag een strook van maximaal 1 mete r langs en tegen de gevel in beslag nemen ,

  • -

    Reclame -uitingen in de openbare ruimte bij de winkel mogen niet meer dan 1 uiting zijn en maximaal 1 m 2 in beslag nemen,

  • -

    Indien de winkel een uitstalling heeft in een strook langs of tegen de gevel, mag de winkel buiten deze strook geen reclamebord of andere uiting plaatsen.

Beleidsregel 5

B ij overtreding van het gebod op het gebruik van de weg niet overeenkomstig de bestemming , treedt het college op door het opleggen van een last onder bestuursdwang met een uiterst korte begunstigingstermijn . De begunstigingstermijn bedraagt maximaal 24 uur vanaf het moment dat de overtreder over het voornemen tot handhaving is geïnformeerd . Indien de overtreder bij machte is de overtreding te beëindigen binnen een kortere termijn dan 24 uur , zal een navenant kortere begunstigingstermijn worden gegeven. De kosten van bestuursdwang worden ten laste van de overtreder gebracht.

Artikel 4:15 Verbod ontsierende, hinderlijke of gevaarlijke reclame

  • 1.

    In dit artikel wordt onder reclame verstaan: het aanprijzen van of de aandacht vestigen op diensten, goederen, activiteiten, doelstellingen of namen.

  • 2.

    Het is verboden op of aan een roerende of een onroerende zaak reclame te maken of te voeren door middel van een opschrift, aankondiging of afbeelding, indien daardoor:

    • a.

      het verkeer in gevaar wordt gebracht,

    • b.

      ernstige hinder ontstaat voor de omgeving,

    • c.

      het stadsbeeld ernstig wordt ontsierd, of

    • d.

      afbreuk wordt gedaan aan de kwaliteit van de openbare ruimte.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen voor reclame in bepaalde gebieden en aangeven wanneer reclame niet toelaatbaar is, omdat deze naar het oordeel van het college ernstig ontsierend is voor het stadsbeeld of afbreuk doet aan de kwaliteit van de openbare ruimte.

Beleidsregel 6

Bij overtreding van het verbod op hinderlijke of gevaarlijke reclame treedt het college op door het opleggen van een last onder bestuursdwang met een begunstigingstermijn van 24 uur vanaf het moment dat de overtreder over het voornemen tot handhaving is geïnformeerd .

Indien reclameborden aan straatmeubilair ernstige hinder opleveren voor de omgeving of het verkeer in gevaar brengen, kiest het college voor toepassing van artikel 5:31 Awb. Dit betekent dat het college terstond bestuursdwang toepast, zonder voorafgaande last.

Zonder voorafgaande last houdt in dat de gemeente ervan afziet de overtreder schriftelijk een termijn te geven om zelf de reclame te verwijderen. R eclame die ernstige hinder voor de omgeving oplevert of het verkeer in gevaar brengt, dient immers zo snel mogelijk te worden verwijderd. De kosten van bestuursdwang worden ten laste van de overtreder gebracht.

Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden

Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben.

Beleidsregel 7

De inrichting van Inverdan voorziet niet in de benodigde ruimte voor standplaatsen. In het belang van de openbare orde en veiligheid verstrekt het college geen vergunningen voor een standplaats in Inverdan, behoudens de volgende uitzonderingen.

  • ·

    Op de zes locaties zoals aangegeven in de bijlage bij deze beleidsregels is voldoende ruimte voor een tijdelijke standplaats. Het college verstrekt uitsluitend een vergunning voor een standplaats op een van deze locaties, indien het een tijdelijke standplaats betreft die aan het eind van de dag wordt afgebroken en opgeruimd. Per locatie wordt niet meer dan één standplaats vergund, behoudens in het geval van een verkiezingsbijeenkomst van politieke partijen.

  • ·

    Per kalender jaar wordt per winkel maximaal één vergunning verstrekt voor een tijdelijke standplaats voor de voorgevel van de winkel, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a)

      zowel de winkel als de kraam zijn gericht op de verkoop van voor directe consumptie geschikte levensmiddelen (food) ;

    • b

      de kraam wordt geëxploiteerd d oor de exploitant van de winkel.

Beleidsregel 8

Indien een standplaats wordt gebruikt voor het uitdelen van monsters en ander reclameobjecten, is de kans groot dat dit leidt tot vervuiling van het openbaar gebied in Inverdan. I n het belang van de openbare orde en de bescherm ing van het milieu dient een vergunning in beginsel te worden geweigerd .

Teneinde het verlenen van een vergunning toch mogelijk te maken, verbindt het college aan een vergunning het voorschrift dat de vergunninghouder de uitgedeelde reclameobjecten, voor zover zij in de omgeving op de weg of op een ander voor het publiek toegankelijke plaats worden achtergelaten, terstond verwijdert. Bij overtreding van dit vergunningsvoorschrift kiest het college voor toepassing van artikel 5:31 Awb. Dit betekent dat het college terstond bestuursdwang toepast, zonder voorafgaande last. De kosten van bestuursdwang worden ten laste van de overtreder gebracht.

Zonder voorafgaande last houdt in dat de gemeente ervan afziet de overtreder schriftelijk een termijn te geven om achtergelaten monsters en andere reclameobjecten zelf op te ruimen. Het college streeft ernaar dat Inverdan te allen tijde vrij is van rondzwervend afval. Als de gemeente constateert dat de openbare ruimte vervuild is door achtergelaten reclameobjecten, worden deze direct verwijderd. De kosten van bestuursdwang worden ten laste van de overtreder gebracht.

Beleidsregel 9

Het college wil voorkomen dat het gebruik van de tijdelijke standplaatsen wordt beperkt tot een kleine groep vaste gebruikers, zonder dat derde partijen een reële kans hebben om voor een standplaats in aanmerking te komen.

Indien een aanvraag betrekking heeft op een periode die later ingaat dan drie maanden (90 dagen) na de ontvangstdatum van de aanvraag, wordt de aanvraag afgewezen .

Aanvragen van standplaatsvergunningen worden behandeld in de volgorde waarin zij zijn ontvangen. Indien meerdere aanvragen met betrekking tot dezelfde standplaats op één en dezelfde dag worden ontvangen, wordt de volgorde van behandeling van de aanvragen van de desbetreffende dag door loting bepaald.

Titel 3. Slotbepalingen

Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na datum van bekendmaking.

Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: reclame- en standplaatsenbeleid Inverdan 2012.

Vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders van Zaanstad,

op 6 november 2012.

mr. G.H. Faber burgemeester,

drs C. Vermeer, secretaris