Afvalstoffenverordening Zutphen 2005

Geldend van 06-10-2011 t/m heden

Intitulé

Afvalstoffenverordening Zutphen 2005

De raad van de gemeente Zutphen,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 21 januari 2005 met nummer SR/MIL. 437;

gelet op artikel 10.23, 10.24, 10.25, 10.26 en 10.63 van de Wet milieubeheer;

besluit:

vast te stellen de Afvalstoffenverordening Zutphen 2005.

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      wet: Wet milieubeheer;

    • b.

      inzamelen: de activiteiten gericht op het ophalen of innemen van afvalstoffen die binnen de gemeente ter inzameling worden aangeboden en het feitelijk ophalen en innemen daarvan;

    • c.

      ter inzameling aanbieden: overdragen van afvalstoffen aan een inzamelende persoon of instantie, inclusief het achterlaten van afvalstoffen in daartoe door of vanwege de inzamelende persoon of instantie geplaatste inzamelmiddelen of -voorzieningen of op een daartoe aangewezen plaats.

    • d.

      inzamelmiddel: een voor de inzameling van afvalstoffen bestemd hulp- of bewaarmiddel, bijvoorbeeld een huisvuilzak, minicontainer, afvalemmer, kca-box of big-bag, ten behoeve van één huishouden;

    • e.

      inzamelvoorziening: een voor de inzameling van afvalstoffen bestemd(e) bewaarmiddel of -plaats, bijvoorbeeld een verzamelcontainer, wijkcontainer, brengdepot, ten behoeve van meer huishoudens;

    • f.

      inzameldienst: de krachtens artikel 7, eerste lid, aangewezen persoon of instantie, belast met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen;

    • g.

      andere inzamelaar: de krachtens artikel 7, tweede lid, aangewezen persoon of instantie, belast met het afzonderlijk inzamelen van categorieën huishoudelijke afvalstoffen;

    • h.

      inzamelvergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 11;

    • i.

      gebruiker van een perceel: degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.21 van de wet een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt;

    • j.

      straatafval: huishoudelijke afvalstoffen van zeer beperkte omvang en gewicht, zoals proppen papier, sigarettenpeuken, kauwgom, plastic bekertjes en blikjes, niet zijnde (klein) chemisch afval, ontstaan buiten een perceel.

    • k.

      wegen: alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten alsmede de daaraan liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;

    • l.

      motorrijtuigen: alle voertuigen, bestemd om anders dan langs spoorstaven te worden voortbewogen uitsluitend of mede door een mechanische kracht, op of aan het voertuig zelf aanwezig dan wel door elektrische energie met stroomtoevoer van elders.

Artikel 2 Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen.

  • 2. Het college kan zijn beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen.

  • 3. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op de volgende artikelen in deze verordening:

    • *

      artikel 7 Aanwijzing inzamelende instanties;

    • *

      artikel 11 Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens vergunning.

Artikel 3 Indiening aanvraag

  • 1. Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan drie weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het college besluiten de aanvraag niet te behandelen.

  • 2. Voor bepaalde, door het college aan te wijzen, vergunningen of ontheffingen kan de in het eerste lid genoemde termijn worden verlengd tot ten hoogste twaalf weken.

  • 3. Het college kan bepalen dat voor het aanvragen van een vergunning of ontheffing krachtens deze verordening wordt gebruik gemaakt van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

Artikel 4 Voorschriften en beperkingen

  • 1. Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2. Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te leven.

  • 3. Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend is verplicht de vergunning of ontheffing of een gewaarmerkt afschrift daarvan tijdens de vergunde activiteiten bij zich te dragen.

Artikel 5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens verordening anders is bepaald.

Artikel 6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • a.

    indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging moet worden gevorderd in het belang van de bescherming van het milieu;

  • c.

    indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • d.

    indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een dergelijke termijn, binnen een redelijke termijn;

  • e.

    indien de houder dit verzoekt.

Paragraaf 2 Inzameling van afvalstoffen

Artikel 7 Aanwijzing inzamelende instanties

  • 1. Het college wijst de inzameldienst aan, die belast is met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen.

  • 2. Naast de inzameldienst kan het college andere inzamelaars aanwijzen die zijn belast met het afzonderlijk inzamelen van categorieën huishoudelijke afvalstoffen.

Artikel 8 Afzonderlijk inzameling

  • 1. Door de inzameldienst of andere inzamelaars worden de volgende categorieën huishoudelijke afvalstoffen afzonderlijk ingezameld:

    • a.

      groente-, fruit- en tuinafval;

    • b.

      klein chemisch afval;

    • c.

      verpakkingsglas;

    • d.

      oud papier en karton;

    • e.

      textiel;

    • f.

      (afgedankte) elektrische en elektronische apparatuur;

    • g.

      huishoudelijk bouw- en sloopafval;

    • h.

      verduurzaamd hout;

    • i.

      grof huishoudelijk tuinafval;

    • j.

      asbest en asbesthoudend afval;

    • k.

      grof huishoudelijk afval;

    • l.

      huishoudelijk restafval.

  • 2. Het college kan een omschrijving vaststellen van categorieën huishoudelijke afvalstoffen als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 9 Inzamelmiddelen en -voorzieningen

  • 1. De inzameling kan plaatsvinden via:

    • a.

      een inzamelmiddel voor de gebruiker van een perceel;

    • b.

      een inzamelvoorziening voor de gebruikers van een aantal percelen;

    • c.

      een inzamelvoorziening op wijkniveau;

    • d.

      een brengdepot op lokaal of regionaal niveau.

  • 2. Het college kan aanwijzen via welk inzamelmiddel of via welke inzamelvoorziening de inzameling van een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen ten behoeve van de gebruiker van een perceel plaatsvindt.

  • 3. Het is verboden om een categorie van afvalstoffen ter inzameling aan te bieden via een inzamelmiddel dat of inzamelvoorziening die voor de betreffende categorie huishoudelijke afvalstoffen niet is aangewezen.

  • 4. Het is verboden om een inzamelmiddel aan te bieden dat niet is voorzien van een door het college voorgeschreven en van gemeentewege verstrekt herkenningsteken.

  • 5. Het is verboden om een inzamelmiddel aan te bieden dat niet is voorzien van het geïndividualiseerde, door het college voorgeschreven en van gemeentewege verstrekt herkenningsteken, indien op de mini-container een afleesbare chip is geïnstalleerd die het afval registreert, dat is aangeboden door de gebruiker van het perceel, en de gegevens van deze chip zijn gekoppeld aan de gebruiker van het perceel.

  • 6. Het college kan regels stellen met betrekking tot schade, diefstal en omwisseling van containers en het maximale aantal containers dat aan een gebruiker van een perceel wordt verstrekt.

Artikel 10 Frequentie van inzamelen nabij elk perceel

  • 1. Huishoudelijk restafval wordt tenminste een maal per twee weken afzonderlijk nabij elk perceel ingezameld.

  • 2. Groente-, fruit- en tuinafval wordt tenminste een maal per twee weken afzonderlijk nabij elk perceel ingezameld.

  • 3. In afwijking van het tweede lid, wordt groente-, fruit- en tuinafval bij hoogbouw en in de binnenstad niet afzonderlijk ingezameld.

  • 4. Het college kan de frequentie van inzameling vaststellen van de overige categorieën huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk in aangewezen delen van de gemeente bij of nabij elk perceel worden ingezameld.

Artikel 11 Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens vergunning

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het college huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen.

  • 2. De vergunning kan worden geweigerd in het belang van een doelmatig beheer van huishoudelijke afvalstoffen.

  • 3. Het verbod geldt niet voor de inzameldienst of andere inzamelaars.

  • 4. Het verbod geldt niet voor personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij algemene maatregel van bestuur een inzamelplicht hebben gekregen voor categorieën van huishoudelijke afvalstoffen.

Paragraaf 3 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

Artikel 12 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen

  • 1. Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden aan een ander dan: de inzameldienst, andere inzamelaars of de houders van een inzamelvergunning.

  • 2. Het verbod geldt niet voor het ter inzameling aanbieden van afvalstoffen aan personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij algemene maatregel van bestuur een inzamelplicht hebben gekregen voor categorieën van huishoudelijke afvalstoffen.

Artikel 13 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen

  • 1. Het is anderen dan gebruikers van percelen verboden om huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden aan de inzameldienst of andere inzamelaars.

  • 2. Het college kan besluiten dat het aan anderen dan gebruikers van percelen verboden is om huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden aan de houder van een inzamelvergunning.

Artikel 14 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden

  • 1. Het is verboden om de volgende categorieën huishoudelijke afvalstoffen anders dan afzonderlijk ter inzameling aan te bieden:

    • a.

      groente-, fruit- en tuinafval;

    • b.

      klein chemisch afval;

    • c.

      verpakkingsglas;

    • d.

      oud papier en karton;

    • e.

      textiel;

    • f.

      (afgedankte) elektrische en elektronische apparatuur;

    • g.

      huishoudelijk bouw- en sloopafval;

    • h.

      verduurzaamd hout;

    • i.

      grof huishoudelijk tuinafval;

    • j.

      asbest en asbesthoudend afval;

    • k.

      grof huishoudelijk afval;

    • l.

      huishoudelijk restafval.

  • 2. Het college kan de inzameldienst en andere inzamelaars aanwijzen aan wie de in het eerste lid aangewezen categorieën huishoudelijke afvalstoffen moeten worden aangeboden.

  • 3. Het is verboden de aangewezen categorieën huishoudelijke afvalstoffen aan te bieden aan anderen dan de krachtens het tweede lid aangewezen inzameldienst en andere inzamelaars.

  • 4. Het college kan categorieën van personen of instanties aanwijzen waarvoor het in het eerste lid gestelde verbod niet geldt.

Artikel 15 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel voor de gebruiker van een perceel

  • 1. Het is de gebruiker van een perceel, voor wie krachtens artikel 9, tweede lid, voor een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen een inzamelmiddel is aangewezen, verboden de betreffende afvalstoffen anders aan te bieden dan via het daartoe aangewezen inzamelmiddel.

  • 2. Het college kan regels stellen omtrent de plaatsen waarop huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel ter inzameling moeten worden aangeboden.

  • 3. Het college kan regels stellen omtrent de wijzen waarop huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel ter inzameling moeten worden aangeboden.

  • 4. Het college kan regels stellen omtrent het maximale gewicht van de afvalstoffen per inzamelmiddel.

  • 5. Indien van gemeentewege een inzamelmiddel aan de gebruiker van een perceel is verstrekt, kan het college regels stellen omtrent de voorwaarden, waaronder het inzamelmiddel wordt verstrekt, het gebruik en het reinigen daarvan.

  • 6. Indien een inzamelmiddel niet van gemeentewege is verstrekt, kan het college eisen stellen aan het te gebruiken inzamelmiddel.

  • 7. Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere plaatsen en wijzen ter inzameling aan te bieden dan volgens dit artikel is bepaald.

  • 8. Het is verboden voor anderen dan de gebruiker van een perceel aan wie krachtens artikel 9, tweede lid, een inzamelmiddel is toegewezen, hun afvalstoffen zonder toestemming van de rechthebbende ter inzameling aan te bieden via dit inzamelmiddel.

  • 9. Het is verboden voor anderen dan de gebruiker van een perceel aan wie krachtens artikel 9, tweede lid, een inzamelmiddel is toegewezen, dit inzamelmiddel zonder toestemming van de rechthebbende ter inzameling aan te bieden.

Artikel 16 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening ten behoeve van een groep percelen

  • 1. Indien voor de gebruiker van een perceel voor een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen krachtens artikel 9, tweede lid, mede ten behoeve van zijn perceel een inzamelvoorziening is aangewezen, is het voor de gebruiker verboden de betreffende afvalstoffen anders aan te bieden dan via de betreffende inzamelvoorziening.

  • 2. Het is verboden andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening voor een aantal percelen aan te bieden, dan de categorie waarvoor deze inzamelvoorziening krachtens artikel 9, tweede lid, is bestemd.

  • 3. Het college kan regels stellen ten aanzien van de wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening ten behoeve van een groep percelen moeten worden aangeboden.

  • 4. Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere wijze aan te bieden via een inzamelvoorziening ten behoeve van een groep percelen dan krachtens het derde lid is bepaald.

  • 5. Het is verboden voor anderen dan de gebruikers van percelen voor wie krachtens artikel 9, tweede lid, een inzamelvoorziening is aangewezen, huishoudelijke afvalstoffen aan te bieden via deze inzamelvoorziening.

Artikel 17 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via inzamelvoorzieningen op wijkniveau

  • 1. Het is verboden andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening op wijkniveau aan te bieden dan de categorie waarvoor de inzamelvoorziening krachtens artikel 9, tweede lid, is bestemd.

  • 2. Het college kan regels stellen omtrent de wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden via een inzamelvoorziening op wijkniveau.

  • 3. Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere wijze aan te bieden via een inzamelvoorziening op wijkniveau ter inzameling dan krachtens het tweede lid is bepaald.

  • 4. Het verbod in artikel 15, eerste lid en artikel 16, eerste lid, geldt niet voor het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via inzamelvoorzieningen op wijkniveau overeenkomstig dit artikel.

Artikel 18 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau

  • 1. Het is verboden andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau aan te bieden dan de categorie waarvoor het brengdepot krachtens artikel 9, tweede lid, is bestemd.

  • 2. Het college kan regels stellen omtrent de wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden bij het brengdepot op lokaal of regionaal niveau.

  • 3. Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere wijze via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau ter inzameling aan te bieden dan krachtens het tweede lid is bepaald.

  • 4. Het verbod in artikel 15, eerste lid en artikel 16, eerste lid, geldt niet voor het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau overeenkomstig dit artikel.

Artikel 19 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen zonder inzamelmiddel

  • 1. Het college kan categorieën huishoudelijke afvalstoffen aanwijzen die zonder inzamelmiddel als bedoeld in artikel 9 van deze verordening ter inzameling moeten worden aangeboden.

  • 2. Het college kan regels stellen omtrent de wijze waarop deze categorieën huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling moeten worden aangeboden.

  • 3. Het is verboden deze categorieën huishoudelijke afvalstoffen op andere wijze ter inzameling aan te bieden dan krachtens dit artikel is bepaald.

Artikel 20 Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden

  • 1. Het college stelt de dagen en tijden vast waarop huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden.

  • 2. Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere dagen en tijden ter inzameling aan te bieden dan krachtens het eerste lid is bepaald.

Artikel 21 Het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

In afwijking van hetgeen in deze paragraaf is bepaald kan het college regels stellen omtrent het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst of andere inzamelaars.

Paragraaf 4 Inzameling van bedrijfsafvalstoffen

Artikel 22 Inzameling bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst

Het college kan categorieën van bedrijfsafvalstoffen aanwijzen die door de inzameldienst worden ingezameld.

Artikel 23 Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst

  • 1. Het is verboden bedrijfsafvalstoffen aan te bieden aan de inzameldienst.

  • 2. Het verbod geldt niet voor de krachtens artikel 22 aangewezen categorieën bedrijfsafvalstoffen, voorzover degene die gebruik maakt van de inzameling door de inzameldienst voldoet aan de daarmee ontstane belastingplicht op grond van de verordening afvalstoffenheffing.

  • 3. Het college kan regels stellen omtrent de dagen, tijden, wijzen en plaatsen waarop de in artikel 22 bedoelde afvalstoffen aan de inzameldienst ter inzameling kunnen worden aangeboden.

  • 4. Het is verboden de krachtens artikel 22 aangewezen bedrijfsafvalstoffen ter inzameling aan te bieden in strijd met hetgeen krachtens dit artikel is bepaald.

  • 5. Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor zover de wet, de Destructiewet, of de Provinciale milieuverordening van toepassing is.

Artikel 24 Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst

  • 1. Het college kan regels stellen voor het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst.

  • 2. Het is verboden bedrijfsafvalstoffen ter inzameling aan te bieden in strijd met hetgeen krachtens dit artikel is bepaald.

  • 3. Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor zover de wet, de Destructiewet, of de Provinciale milieuverordening van toepassing is.

Paragraaf 5 Diffuse verontreiniging

Artikel 25 Voorkomen verontreiniging van de weg en van terreinen

  • 1. Het is verboden buiten een daarvoor door het college bestemde plaats en buiten een inrichting in de zin van de wet een afvalstof, stof of voorwerp op of in de bodem te brengen, te storten, te houden, achter te laten of anderszins te plaatsen op een wijze die aanleiding kan geven tot hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu.

  • 2. Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.

  • 3. Het verbod is niet van toepassing op:

    • a.

      het overeenkomstig deze verordening ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen of bedrijfsafvalstoffen;

    • b.

      het thuis composteren van groente-, fruit- en tuinafval;

    • c.

      voor zover de (afval)stoffen tijdelijk op de weg geraken of worden gebracht als onvermijdelijk gevolg van het laden, lossen of vervoeren van afvalstoffen dan wel het verrichten van andere werkzaamheden op of aan de weg.

  • 4. Het verbod geldt niet voorzover de Wet bodembescherming of het Bouwstoffenbesluit voorziet in de beoogde bescherming van het milieu.

  • 5. Het verbod geldt niet voor schoonmaakactiviteiten aan gebouwen en bouwwerken door middel van stralen of reinigen onder hoge druk die worden uitgevoerd in overeenstemming met hetgeen krachtens artikel 34 is bepaald.

Artikel 26 Achterlaten van straatafval

  • 1. Het is verboden straatafval in de openbare ruimte achter te laten zonder gebruik te maken van de van gemeentewege of anderszins geplaatste of voorgeschreven afvalbakken, -manden of soortgelijke voorwerpen.

  • 2. Het is verboden om andere afvalstoffen dan straatafval achter te laten in daartoe van gemeentewege of anderszins geplaatste of voorgeschreven afvalbakken, -manden of soortgelijke voorwerpen.

Artikel 27 Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging bij ter inzameling gereedstaande afvalstoffen of inzamelmiddelen

  • 1. Het is verboden afvalstoffen of inzamelmiddelen die ter inzameling gereed staan te doorzoeken en te verspreiden.

  • 2. Het verbod geldt niet voor gemeentelijke toezichthouders en medewerkers van de inzameldienst.

  • 3. Het is verboden tegen afvalstoffen of inzamelmiddelen, die ter inzameling gereed staan, te stoten, te schoppen of deze omver te werpen.

Artikel 28 Afvalbakken bij inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren

  • 1. De houder of beheerder van een inrichting waar eet- en/of drinkwaren worden verkocht die ter plaatse kunnen worden genuttigd, is verplicht:

    • a.

      een afvalbak, -mand of soortgelijk voorwerp in of nabij de inrichting op een duidelijk zichtbare plaats aanwezig te hebben, waarin het publiek afval kan achterlaten;

    • b.

      zorg te dragen dat deze afvalbak, -mand of soortgelijk voorwerp van een zodanige constructie is dat het afval daarin deugdelijk geborgen blijft en dat die afvalbak, -mand of voorwerp steeds tijdig wordt geledigd;

    • c.

      zorg te dragen dat dagelijks, uiterlijk een uur na sluiting van de inrichting, doch in ieder geval terstond op eerste aanzegging van een ambtenaar, belast met de toezicht op de naleving van dit artikel, in de nabijheid van de inrichting achtergebleven afval, voorzover kennelijk uit of van die inrichting afkomstig, wordt opgeruimd.

  • 2. De in het eerste lid gestelde verplichting geldt niet voor zover op de wet gebaseerde voorschriften van toepassing zijn.

Artikel 29 Reclame- of promotiemateriaal

  • 1. Degene die in de openbare ruimte reclamebiljetten of dergelijke of ander promotiemateriaal onder het publiek verspreidt, is verplicht deze of de verpakking daarvan terstond op te ruimen of te laten opruimen, indien deze in de omgeving van de plaats van uitreiking op de weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats door het publiek worden weggeworpen.

  • 2. Het gebod geldt niet ten aanzien van het verspreiden van reclamebiljetten of dergelijke of ander promotiemateriaal vanuit een luchtvaartuig.

  • 3. In het belang van de vermindering van de hoeveelheid afval is het verboden om huis-aan-huis te verspreiden handelsreclame daar te bezorgen of te doen bezorgen, waar de rechthebbende op een bouwwerk schriftelijk te kennen geeft deze niet te willen ontvangen.

Artikel 30 Diffuse verontreiniging bij vervoeren, laden, lossen of overige werkzaamheden

  • 1. Het is verboden afvalstoffen, stoffen of voorwerpen zodanig te laden, te lossen of te vervoeren of andere werkzaamheden te verrichten dat de weg wordt verontreinigd of het milieu nadelig kan worden beïnvloed.

  • 2. Indien bij het laden of lossen of vervoeren van afvalstoffen, stoffen of voorwerpen deze weg wordt verontreinigd of het milieu nadelig wordt beïnvloed, is degene die genoemde werkzaamheden verricht alsmede diens opdrachtgever verplicht deze weg te reinigen of te laten reinigen:

    • a.

      direct na het ontstaan van de verontreiniging, indien de verontreiniging gevaar voor de veiligheid van het verkeer of beschadiging van het wegdek oplevert;

    • b.

      direct na beëindiging van de werkzaamheden, indien de verontreiniging geen gevaar voor de veiligheid van het verkeer of beschadiging van het wegdek oplevert;

    • c.

      indien de werkzaamheden langer dan een dag duren, elke dag direct na beëindiging van de werkzaamheden.

Paragraaf 6 Overige onderwerpen die de verordening aangaat

Artikel 31 Opslag van afvalstoffen

  • 1. Het is verboden afvalstoffen op een voor het publiek zichtbare plaats in de open lucht en buiten een inrichting in de zin van de wet op te slaan of opgeslagen te hebben.

  • 2. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

  • 3. Het verbod is niet van toepassing op het overdragen of ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst, andere inzamelaars of aan houders van een inzamelvergunning.

Artikel 32 Afgifte autowrakken afkomstig uit een huishouden

Het is de eigenaar of kentekenhouder verboden zich te ontdoen van een autowrak, dat afkomstig is van een huishouden, anders dan door afgifte aan inrichtingen, genoemd in artikel 6 van het Besluit beheer autowrakken.

Artikel 33 Branden van afvalstoffen en andere stoffen in de open lucht

  • 1. Het is verboden andere stoffen dan afvalstoffen te verbranden in de open lucht.

  • 2. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

  • 3. De ontheffing kan worden geweigerd:

    • a.

      in het belang van de openbare orde;

    • b.

      in het belang van de veiligheid;

    • c.

      ter bescherming van de woon- en leefomgeving;

    • d.

      ter bescherming van flora en fauna.

  • 4. Het college stelt regels voor het zich ontdoen van afvalstoffen door deze in de open lucht te verbranden.

  • 5. Het college stelt regels voor het verbranden van andere stoffen in de open lucht.

  • 6. Het is verboden in strijd met hetgeen krachtens dit artikel is bepaald:

    • a.

      zich van afvalstoffen te ontdoen door deze in de open lucht te verbranden of

    • b.

      andere stoffen in de open lucht te verbranden.

  • 7. De verboden in het eerste en zesde lid gelden niet voor zover:

    • a.

      op de wet gebaseerde voorschriften van toepassing zijn;

    • b.

      artikel 429 Wetboek van Strafrecht van toepassing is;

    • c.

      het betreft verlichting door middel van kaarsen, fakkels of dergelijke, sfeervuren zoals terrashaarden, vuurkorven of dergelijke of vuur voor koken, bakken of braden, indien dat geen gevaar, overlast of hinder voor de omgeving oplevert.

Artikel 34 Gevelreinigen

  • 1. Het college stelt regels voor schoonmaakactiviteiten aan gebouwen en bouwwerken door middel van stralen of reinigen onder hoge druk. Deze regels dienen ter bescherming van het milieu.

  • 2. Het is verboden schoonmaakactiviteiten aan gebouwen en bouwwerken door middel van stralen of reinigen onder hoge druk uit te voeren in strijd met hetgeen krachtens dit artikel is bepaald.

  • 3. Het verbod geldt niet indien:

    • a.

      de schoonmaakactiviteiten door middel van stralen of reinigen onder hoge druk door particulieren, anders dan bedrijfsmatig, worden uitgevoerd;

    • b.

      voor de schoonmaakactiviteit door middel van stralen of reinigen onder hoge druk reeds een vergunning op basis van de wet is verleend,

    • c.

      een gemeentelijke instelling of een bedrijf als gevolg van een ongewoon voorval een gebouw, bouwwerk of weg in het belang van de verkeersveiligheid of bij verstoring van de openbare orde terstond moet stralen of reinigen onder hoge druk.

  • 4. Werkzaamheden zoals bedoeld in het derde lid onder c moeten zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk vóór aanvang van de werkzaamheden worden gemeld bij de afdeling Milieu.

  • 5. Artikel 25 (voorkomen verontreiniging van de weg en van terreinen) is niet van toepassing op schoonmaakactiviteiten door middel van stralen en reinigen onder hoge druk zoals bedoeld in dit artikel.

  • 6. Artikel 4.1.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening Zutphen 2005 (geluidhinder) is niet van toepassing op schoonmaakactiviteiten door middel van stralen en reinigen onder hoge druk zoals bedoeld in dit artikel.

Paragraaf 7 Slotbepalingen

Artikel 35 Zorgplicht

[gereserveerd]

Artikel 36 Strafbepaling

Een gedraging in strijd met de volgende artikelen is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 3º, Wet op de economische delicten:

AV 2005

onderwerp

art. 12

Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen

art. 13

Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen

art. 14

Afzonderlijk ter inzameling aanbieden

art. 15

Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel voor de gebruiker van een perceel

art. 16

Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening ten behoeve van een groep percelen

art. 17

Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via inzamelvoorzieningen op wijkniveau

art. 18

Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau

art. 19

Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen zonder inzamelmiddel

art. 20

Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden

art. 23

Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst

art. 24

Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst

art. 25

Voorkomen verontreiniging van de weg en van terreinen

art. 26

Achterlaten van straatafval

art. 27

Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereedstaande afvalstoffen of inzamelmiddelen

art. 28

Afvalbakken bij inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren

art. 29

Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal

art. 30

Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden

art. 31

Opslag van afvalstoffen

art. 32

Afgifte autowrakken afkomstig uit een huishouden

art. 33

Stoken van afvalstoffen en andere stoffen in de open lucht

art. 34

Gevelreinigen

Artikel 37 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de krachtens artikel 5.10, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aangewezen ambtenaren.

Artikel 38 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.

  • 2. Afdeling 4.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening Warnsveld 2003, vastgesteld op 25 maart 2003, en de Afvalstoffenverordening Zutphen 1995, vastgesteld op 27 maart 1995, worden ingetrokken.

Artikel 39 Overgangsbepaling

  • 1. Vergunningen en ontheffingen verleend krachtens de verordeningen bedoeld in artikel 38, tweede lid, blijven - indien en voorzover het gebod of het verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening en voorzover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - nog na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.

  • 2. Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de verordeningen bedoeld in artikel 38, tweede lid, blijven - indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en beperkingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - nog na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.

  • 3. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing op grond van de verordeningen bedoeld in artikel 38, tweede lid, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.

  • 4. Op een aanhangig beroep of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing bedoeld in het eerste lid, dan wel voorschrift of beperking bedoeld in het tweede lid dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 38, eerste lid, is ingekomen binnen de voordien geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de verordeningen bedoeld in artikel 38, tweede lid.

  • 5. De intrekking van de verordeningen bedoeld in artikel 38, tweede lid heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels en aanwijzingsbesluiten, indien en voorzover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.

Artikel 40 Citeerbepaling

Deze verordening wordt aangehaald als: Afvalstoffenverordening Zutphen 2005.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van
de raad van de gemeente Zutphen,
gehouden op: 22 MAART 2005
De voorzitter, de griffier,

Algemene toelichting

De Afvalstoffenverordening Zutphen 2005 heeft betrekking op het beheer van huishoudelijke en andere afvalstoffen. Op grond van artikel 10.23 Wet milieubeheer (Wm) zijn gemeenten verplicht een afvalstoffenverordening vast te stellen in het belang van de bescherming van het milieu. Artikel 10.24 Wm schrijft de verplichte inhoud van de afvalstoffenverordening voor. Artikel 10.25 Wm somt een aantal onderwerpen op die facultatief in de afvalstoffenverordening kunnen worden opgenomen.

Systematiek van wetgeving

Met betrekking tot de inzameling van afvalstoffen zijn, voor de gemeente en voor derden, vele wetten en verordeningen van belang. Wij noemen de Wet milieubeheer (milieuvergunning), de Bouwverordening (bouwvergunning) en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV: bijvoorbeeld het plaatsen van voorwerpen op of aan de openbare weg).

Enkele bepalingen van de Afvalstoffenverordening Zutphen 2005 moeten door het college verder worden uitgewerkt. Dit is (voor de eerste maal)gebeurd in het Uitvoeringsbesluit afvalstoffen Zutphen. Dit uitvoeringsbesluit wordt jaarlijks, tegen het einde van het jaar, door het college vastgesteld, tezamen met de dienstverlenings-overeenkomst met Berkel Milieu N.V. (de aangewezen inzameldienst in de gemeente Zutphen) voor het nieuwe jaar. Dit uitvoeringsbesluit wordt daarom steeds aangeduid zonder jaartal.

Ter uitvoering van de bepaling over stoken van (afval)stoffen is een apart uitvoeringsbesluit vastgesteld: het Uitvoeringsbesluit stoken Zutphen 2005. Dit wordt niet jaarlijks herzien en geeft de regels die bij het stoken van (afval)stoffen in de open lucht in acht genomen moeten worden.

Opbouw van de afvalstoffenverordening

Paragraaf 1: Algemene bepalingen

Paragraaf 2: Inzameling van afvalstoffen (regels over inzameldienst, andere inzamelaars en houders van een inzamelvergunning en de inzamelstructuur; geen regels voor het ter inzameling aanbieden van afvalstoffen door de burger)

Paragraaf 3: Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen (regels voor de burger over de aanbieding van huishoudelijke afvalstoffen)

Paragraaf 4: Inzameling van bedrijfsafvalstoffen

Paragraaf 5: Diffuse verontreiniging

Paragraaf 6: Overige onderwerpen die de afvalstoffenverordening aangaat

Paragraaf 7: Slotbepalingen (strafbaarstelling, toezicht en overgangstermijn).

Leeswijzer

Bij het opstellen van de Afvalstoffenverordening Zutphen 2005 is meestal de tekst gevolgd van de model-Afvalstoffenverordening 2004 van de VNG. In de toelichting op de Afvalstoffenverordening Zutphen 2005 is dit model niet overal gevolgd.

Het hoofdstuk afval in de Wet milieubeheer is in 2002 drastisch gewijzigd. Dit had ook grote gevolgen voor de plaatselijke afvalstoffenverordeningen (of hoofdstukken afval in de APV). Gemeenten hadden twee jaar de tijd om de verordeningen aan te passen. In de model-toelichting bij de model-Afvalstoffenverordening wordt veel aandacht besteed aan verschillen met de oude situatie. Dit is niet overal in deze toelichting overgenomen. Daartegenover wordt in deze toelichting vaak de zutphense situatie specifiek toegelicht.

In de tekst van de verordening en de toelichting daarbij wordt naar personen (of instanties, organisaties) steeds verwezen met de mannelijke vorm; het is de keuze van de wetgever om aldus zowel mannen als vrouwen als organisaties aan te duiden.

Teksten [tussen teksthaken] in de toelichting zijn technische opmerkingen bij de zutphense verordening.

§ 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Definities uit de Wet milieubeheer (Wm)

In dit artikel zijn alleen die begripsomschrijvingen opgenomen die specifiek zijn voor deze verordening. Relevante begrippen die reeds in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer (Wm) zijn omschreven, worden niet in dit artikel herhaald.

Daarbij gaat het om de volgende begrippen uit de Wet milieubeheer: Afvalstoffen: Alle stoffen, preparaten of andere producten die behoren tot de categorieën die zijn genoemd in bijlage I bij richtlijn nr. 75/442/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen, waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen.

Doelmatig beheer van afvalstoffen: Zodanig beheer van afvalstoffen dat daarbij rekening wordt gehouden met het geldende afvalbeheerplan, dan wel de voor de vaststelling van het plan geldende bepalingen, dan wel de voorkeursvolgorde aangegeven in artikel 10.4 Wet milieubeheer, en de criteria, genoemd in artikel 10.5, eerste lid, Wet milieubeheer.

Huishoudelijke afvalstoffen: Afvalstoffen afkomstig uit particuliere huishoudens, behoudens voor zover het afgegeven of ingezamelde bestanddelen van die afvalstoffen betreft, die zijn aangewezen als gevaarlijke afvalstoffen.

Bedrijfsafvalstoffen: Afvalstoffen, niet zijnde huishoudelijke afvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen.

Gevaarlijke afvalstoffen: Bij ministeriële regeling als zodanig aangewezen afvalstoffen, met inachtneming van ter zake voor Nederland verbindende verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties.

Afvalbeheerplan: Het landelijk afvalbeheerplan, bedoeld in titel 10.3 Wm (het LAP 2002-2012).

Afvalstoffenverordening: De verordening, bedoeld in artikel 10.23 Wm.

Beheer van afvalstoffen:Inzameling, vervoer, nuttige toepassing of verwijdering van afvalstoffen.

Nuttige toepassing: De handelingen die zijn genoemd in bijlage II B bij richtlijn nr. 75/442/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen.

Verwijdering: De handelingen die zijn genoemd in bijlage II A bij richtlijn nr. 75/442/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen.

Grof huishoudelijk afval Het begrip huishoudelijke afvalstoffen omvat ook grof huishoudelijk afval. Onder grof huishoudelijk afval wordt verstaan: huishoudelijke afvalstoffen die te groot en te zwaar zijn om op dezelfde wijze als de andere huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst te worden aangeboden alsmede afgedankt textiel.

Enkele begripsomschrijvingen uit deze verordening nader belicht:

a. Wet

De Wet milieubeheer is de basis voor de afvalstoffenverordening. Overal waar in deze verordening of de toelichting wordt verwezen naar de ‘wet’ zonder meer, wordt dan ook deze wet bedoeld. Waar, overigens, wordt verwezen naar een artikelnummer zonder meer, betreft dit steeds een artikel van deze verordening.

b. Inzamelen

Het begrip ‘inzamelen’ is gedefinieerd om uitdrukkelijk vast te leggen dat er sprake is van een brede omschrijving. Hiervoor is gekozen om recht te doen aan het feit dat een gemeentelijke inzamelstructuur steeds meer bestaat uit zowel haal- als brengvoorzieningen op verschillende niveaus. Bovendien maakt een brede omschrijving van het begrip inzamelen de veelheid van termen uit vorige verordeningen (‘aan te bieden of over te dragen’, ‘achterlaten’, etc.) overbodig. Wel is een ondergrens aangebracht: voordat sprake kan zijn van inzamelen, dienen de afvalstoffen ter inzameling te worden aangeboden.

c. Ter inzameling aanbieden

Voor de omschrijving van het begrip ‘ter inzameling aanbieden’ geldt dezelfde brede invulling met betrekking tot haal- en brengvoorzieningen, nu van de kant van degene die zich van afval wenst te ontdoen.

h. Inzamelvergunning

Om te kunnen beoordelen of het verlenen van een inzamelvergunning in strijd is met de gemeentelijke inzamelstructuur, moet naar het geheel van haal- en brengvoorzieningen worden gekeken. Ook voor het innemen van huishoudelijke afvalstoffen in een winkel, of een brengvoorziening voor textielafval, is een inzamelvergunning nodig (tenzij sprake is van een aanwijzing op grond van artikel 7, tweede lid – zie de toelichting bij artikel 7).

i. Gebruiker van een perceel

De omschrijving ‘gebruiker van een perceel’ sluit aan bij de begripsomschrijving in de VNG-modelverordening reinigingsheffingen. Deze is opgenomen om te kunnen bepalen dat alleen diegenen die in de gemeente betalen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen, gebruik mogen maken van de inzamelvoorzieningen (zie ook de toelichting bij artikel 13).

j. Straatafval

Straatafval wordt hier gedefinieerd en met voorbeelden geïllustreerd.

De wet voorziet niet in een definitie van de begrippen straatafval of zwerfafval. Dit heeft te maken met het feit dat deze begrippen in de praktijk weinig problemen opleveren, terwijl een juridisch sluitende definitie moeilijk te geven is. In het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP) en het Convenant verpakkingen III, deelconvenant zwerfafval, is wel een definitie opgenomen van zwerfafval:

“Zwerfafval is afval dat door mensen bewust of onbewust is weggegooid of achtergelaten op plaatsen die daar niet voor bestemd zijn of door indirect toedoen of nalatigheid van mensen op zulke plaatsen terecht is gekomen. Dit afval bestaat voornamelijk uit verpakkingsmateriaal van consumpties (blikjes, flesjes, wikkels, patatbakjes), sigarettenpeuken, kauwgomresten en allerhande gebruiksgoederen als kranten, folders en tissues”.

Het verschil tussen straatafval en zwerfafval is dat straatafval, dat niet in een prullenmand wordt achter gelaten, maar in de openbare ruimte terecht komt, zwerfafval wordt (zie ook de toelichting bij artikel 26).

Onder zwerfafval wordt ook niet verstaan illegale dumping van afval. In tegenstelling tot bij zwerfafval, gaat het bij illegale dumping niet om een of enkele restanten van consumptie, maar om grotere hoeveelheden afval (bijvoorbeeld met een volume van tenminste een plastic tas). Bovendien gaat het niet om afval dat uit nalatigheid of gemakzucht wordt achtergelaten of weggegooid. De ontdoener kiest er namelijk zeer bewust voor om het afval niet via de daarvoor geëigende manier af te voeren, maar om het onbeheerd achter te laten in de openbare ruimte. Het kan zowel huishoudelijk als bedrijfsafval zijn. Veel voorkomend illegaal gedumpt afval is huisvuil, tuinafval, fietswrakken, accu’s, meubilair en autobanden. Ook het bijplaatsen van afval bij inzamelvoorzieningen valt onder illegale dumping.

k. Wegen

De omschrijving van het begrip ‘weg’ is ontleend aan de Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 2 Beslistermijn

[De tekst van dit artikel sluit aan bij artikel 1.2 Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Zutphen 2005: Beslistermijn.]

De termijn voor een beslissing op een aanvraag voor vergunning of ontheffing is vastgesteld op acht weken. Dit is gelijk aan de maximumtermijn die in artikel 4:13, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht wordt gesteld. Tijdig beslissen is een rechtsplicht voor elk bestuursorgaan.

Tweede lid: Verlengen beslistermijn

Ingewikkelde aanvragen, en zeker die waarvoor de adviezen van meer instanties moeten worden ingewonnen, vergen soms meer tijd. De verlenging van de beslistermijn biedt dan uitkomst. Ook deze termijn is op acht weken gesteld.

Derde lid: lex silencio positivo

Het gaat hier om de aanwijzing van inzamelaars van diverse soorten afval. Een lex silencio positivo is hier niet wenselijk om dwingende redenen van algemeen belang, vooral de bescherming van het milieu en de volksgezondheid. Daarnaast is een deugdelijk en goed geordende afvoer van huis- en ander afval meer in het algemeen van groot maatschappelijk belang. Tenslotte zou een aanwijzing van rechtswege botsen met de belangen van andere inzamelaars. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht wordt niet van toepassing verklaard.

Artikel 3 Indiening aanvraag

[De tekst van dit artikel sluit aan bij artikel 1.3 APV Zutphen 2005: Indiening aanvraag.]

In de praktijk gebeurt het nog wel eens dat burgers met de aanvraag om een vergunning tot het laatste moment wachten. Daarom is hier bepaald, dat een aanvraag ruim van tevoren moet worden ingediend. Als algemene richtlijn wordt hierbij een termijn van drie weken aangehouden. De bewoordingen van het artikel ("kan") laten uitkomen, dat niet elke te laat ingediende aanvraag buiten behandeling behoeft te worden gelaten. Met het oog op de vergunningen die niet binnen drie weken kunnen worden behandeld, is in het tweede lid de mogelijkheid geschapen om de termijn van drie weken in bepaalde gevallen te verlengen tot maximaal twaalf weken.

Derde lid: Aanvraagformulier

Indien daartoe behoefte bestaat, kan het college bepalen dat voor het aanvragen van een vergunning of ontheffing krachtens deze verordening wordt gebruik gemaakt van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

Artikel 4 Voorschriften en beperkingen

[De tekst van dit artikel sluit aan bij artikel 1.4 APV Zutphen 2005: Voorschriften en beperkingen.]

De voorschriften die worden verbonden aan een vergunning of ontheffing mogen uitsluitend strekken ter bescherming van de belangen in verband waarmee het vereiste van vergunning of ontheffing is gesteld. Niet-nakoming van voorschriften die aan een vergunning of ontheffing verbonden zijn, kan grond opleveren voor intrekking van de vergunning of ontheffing dan wel voor toepassing van andere administratieve sancties. Deze intrekkingsbevoegdheid is vastgelegd in artikel 6.

De vraag of bij niet-nakoming van vergunningvoorschriften bestuursdwang kan worden toegepast, wordt in het algemeen bevestigend beantwoord. Doordat in het tweede lid van artikel 4 naleving van deze voorschriften wordt omschreven als verplichting, wordt hierover alle onzekerheid weggenomen.

Belang van de bescherming van het milieu

De gemeenteraad stelt op grond van artikel 10.23, eerste lid, Wm in het belang van de bescherming van het milieu een afvalstoffenverordening vast. De voorschriften of beperkingen die aan een vergunning of ontheffing krachtens de afvalstoffenverordening kunnen worden verbonden beogen dus het belang van het milieu te beschermen. In paragraaf 6 van deze verordening staan bepalingen, waarbij ook andere belangen dan de bescherming van het milieu betrokken kunnen zijn. In zoverre zijn de betreffende bepalingen dan gebaseerd op de autonome verordenende bevoegdheid van de gemeenteraad.

De Memorie van Toelichting op de Wet milieubeheer zegt over artikel 10.23, eerste lid, Wm: “De gemeenten zijn gehouden om een afvalstoffenverordening vast te stellen. De regels worden vastgesteld in het belang van het milieu. Dat is ruimer dan de doelmatige verwijdering van afvalstoffen. Ook regels die beogen de milieu-aspecten van handelingen met afvalstoffen te beperken, zijn daardoor mogelijk.”

Derde lid: Inzage vergunning of ontheffing

Het derde lid van dit artikel stelt de toezichthouders in staat te controleren of voor een activiteit vergunning of ontheffing is verleend. Het is in dit verband voldoende de vergunning- of ontheffinghouder te verplichten het document (of een gewaarmerkte kopie daarvan) bij zich te hebben. Toezichthouders hebben op grond van art. 5:17 Algemene wet bestuursrecht (Awb) reeds de bevoegdheid om inzage van bescheiden te verlangen, terwijl een ieder verplicht is aan de toezichthouder medewerking te verlenen bij de redelijke uitoefening van diens bevoegdheden (art. 5:20 Awb).

Artikel 5 Persoonlijk karakter van de vergunning of ontheffing

[De tekst van dit artikel sluit aan bij artikel 1.5 APV Zutphen 2005: Persoonlijk karakter van de vergunning of ontheffing.]

Een vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens verordening anders is bepaald. Een expliciete vermelding van het zakelijk karakter is te vinden in de desbetreffende bepaling of de vergunning of ontheffing.

Persoonlijk wordt de vergunning genoemd, indien de mogelijkheid van verkrijging uitsluitend of in hoge mate afhangt van de persoon van de vergunningaanvrager (diens persoonlijke kwaliteiten). De persoonlijke vergunning is in beginsel niet overdraagbaar, tenzij de regeling krachtens welke de vergunning is verleend hiertoe de mogelijkheid biedt.

Zakelijk daarentegen is de vergunning die afhangt van en gebonden is aan het object waarop zij betrekking heeft en waarbij de persoonlijke kwaliteiten van de aanvrager geen rol spelen. Anders gezegd: de zakelijke vergunning is niet gebonden aan de persoon, maar aan de hoedanigheid van die persoon, bijvoorbeeld eigenaar of anderszins zakelijk gerechtigde. Het kan ook een andere hoedanigheid zijn, bijvoorbeeld die van gebruiker of ondernemer. De zakelijke vergunning gaat in beginsel over krachtens rechtsopvolging onder algemene of bijzondere titel op de opvolger in diens hoedanigheid van eigenaar, zakelijk gerechtigde, ondernemer enz.

Artikel 6 Intrekking of wijziging van de vergunning of ontheffing

[De tekst van dit artikel sluit aan bij artikel 1.6 APV Zutphen 2005: Intrekking of wijziging van de vergunning of ontheffing.]

De genoemde intrekkings- en wijzigingsgronden hebben een facultatief karakter ("kan"). Het hangt van de omstandigheden af of tot intrekking of wijziging wordt overgegaan. Zo zal niet iedere niet-nakoming van vergunningsvoorschriften nopen tot toepassing van de administratieve sanctie van intrekking van de vergunning. Met name het rechtzekerheids- en het vertrouwensbeginsel beperken nogal eens de bevoegdheid tot wijziging en intrekking.

Indien het bestuursorgaan overweegt om de vergunning of ontheffing in te trekken of te wijzigen, dient het de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen hun bedenkingen in te dienen als wordt voldaan aan artikel 4:8 Algemene wet bestuursrecht. Maar ook indien niet exact sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 4:8 Algemene wet bestuursrecht, doet het bestuursorgaan vanwege zorgvuldige besluitvorming er goed aan de vergunninghouder te horen voordat een eerder verleende vergunning of ontheffing wordt gewijzigd of ingetrokken.

§ 2 Inzameling van huishoudelijke afvalstoffen

Artikel 7 Aanwijzing inzameldienst en andere inzamelaars

De inzameling van huishoudelijke afvalstoffen in de gemeente wordt door de gemeente gecontroleerd. Dit is volgens de systematiek van de Wet milieubeheer. Dit principe wordt onder meer in dit artikel uitgewerkt door te bepalen, dat het college aanwijst:

  • 1.

    de inzameldienst die is belast met de inzameling van (in principe alle) huishoudelijke afvalstoffen en

  • 2.

    eventuele andere inzamelaars, die (categorieën van) huishoudelijke afvalstoffen kunnen inzamelen.

Daarnaast kan inzameling van huishoudelijke afvalstoffen slechts plaats vinden door inzamelaars met een inzamelvergunning van het college. Dit is bepaald in artikel 11. Het systeem wordt sluitend gemaakt door artikel 12, waarin het voor een ieder wordt verboden huishoudelijke afvalstoffen af te geven aan een ander dan de inzameldienst, andere aangewezen inzamelaars of inzamelaars met vergunning.

Eerste lid: De aanwijzing van de inzameldienst bij uitvoeringsbesluit

De gemeente is op basis van artikel 10.24, eerste lid, onder a, Wm verplicht bij of krachtens de verordening een inzameldienst aan te wijzen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Op grond van artikel 10.24, eerste lid, onder a, Wm kan de inzameldienst ook bij uitvoeringsbesluit worden aangewezen in plaats van bij verordening. Het voordeel hiervan is een eenvoudiger procedure, wanneer de wens zou ontstaan een ander als inzameldienst aan te wijzen: geen raadsbesluit, maar collegebesluit.

Als inzameldienst is in het Uitvoeringsbesluit afvalstoffen Zutphen aangewezen: Berkel Milieu N.V.

De gemeenten waarin Berkel Milieu N.V. inzamelt zijn de aandeelhouders in deze vennootschap. Deze gemeenten sluiten met Berkel Milieu N.V. jaarlijks een dienstverleningsovereenkomst af.

Tweede lid: De aanwijzing van andere inzamelaars bij uitvoeringsbesluit

Artikel 10.24, eerste lid, onder b, Wm geeft de basis om in de afvalstoffenverordening regels te stellen voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen. In de Memorie van Toelichting op het hoofdstuk afvalstoffen in de Wet milieubeheer valt te lezen dat het hierbij vooral gaat om de inzameling van bestanddelen van het huishoudelijk afval door anderen dan de inzameldienst.

Artikel 7, tweede lid, maakt het mogelijk dat het college bij uitvoeringsbesluit andere inzamelaars aanwijst, die zijn belast met de inzameling van categorieën huishoudelijke afvalstoffen. Deze aanwijzing vervangt het verstrekken van veel inzamelvergunningen voor aparte gevallen van inzameling.

Tweede lid:Detaillisten/reparatiebedrijven

De aanwijzing op grond van het tweede lid van dit artikel kan ook worden gebruikt om detaillisten die bepaalde afvalstromen van particulieren inzamelen, op hun verzoek aan te merken als inzamelpunt. Zij hoeven dan niet te beschikken over een vergunning als bedoeld in artikel 11. In het kader van de aanwijzing als inzamelpunt kunnen nadere afspraken worden gemaakt met de inzamelende persoon of instantie over bijvoorbeeld de wijze van inzameling, opslag en afgifte aan de gemeente, monitoring, etc.

Tweede lid: Producentenverantwoordelijkheid

Indien detaillisten en/of reparatiebedrijven in een Algemene Maatregel van Bestuur zijn aangewezen als inzamelende instantie, is de gemeente niet bevoegd daarover nadere regels te stellen. Dit betekent dat detaillisten en/of reparatiebedrijven geen vergunning of aanwijzing van de gemeente nodig hebben om categorieën huishoudelijke afvalstoffen in te nemen, waarvoor een producentenverantwoordelijkheid geldt op grond van de Regeling elektrische en elektronische apparatuur (voorheen het Besluit beheer wit- en bruingoed en daarvoor nog het Besluit verwijdering wit- en bruingoed). Met deze regeling is per 13 augustus 2004 de Europese Richtlijn voor elektr(on)ische apparatuur omgezet in Nederlands recht.

Artikel 8 Afzonderlijke inzameling

Artikel 8 noemt de fracties die in de gemeente afzonderlijk worden ingezameld door de inzamelende diensten en bedrijven. Dit artikel richt zich meer tot de gemeente zelf dan tot die inzamelaars, maar dit principe wordt uitgewerkt in de dienstverleningsovereenkomsten die de gemeente sluit met de inzameldienst of met andere inzamelaars. Van de burgers wordt ook gevraagd deze fracties zo nodig te scheiden en gescheiden aan te bieden. Dat laatste wordt bepaald in artikel 14.

Eerste lid: Landelijk afvalbeheerplan Het Landelijk afvalbeheerplan (LAP) benoemt in hoofdstuk 14 van deel 1 (Beleidskader) de volgende door de consument actief te scheiden afvalstoffen:

  • -

    groente-, fruit- en tuinafval,

  • -

    papier en karton,

  • -

    glas,

  • -

    textiel,

  • -

    wit- en bruingoed (afgedankte elektrische en elektronische apparatuur),

  • -

    klein chemisch afval,

  • -

    grof tuinafval,

  • -

    huishoudelijk bouw- en sloopafval (waaronder verduurzaamd hout).

Bij het vaststellen of wijzigen van de afvalstoffenverordening dient rekening te worden gehouden met het LAP. In de opsomming in het eerste lid van dit artikel is daarom aangesloten bij het LAP.

Eerste lid: Provinciale milieuverordening

Gemeenten kunnen daarnaast op basis van de provinciale milieuverordening worden verplicht om bepaalde categorieën huishoudelijke afvalstoffen afzonderlijk in te zamelen en daarover regels op te nemen in de verordening. In de Provinciale milieuverordening Gelderland betreft dit de categorieën:

  • -

    klein chemisch afval;

  • -

    oud papier en karton,

  • -

    verpakkingsglas en

  • -

    textiel.

De categorieën die worden genoemd in het eerste lid stemmen overeen met de Provinciale milieuverordening Gelderland. Mogelijk worden deze zaken op termijn geregeld in een (landelijke) Algemene Maatregel van Bestuur.

Eerste lid: GFT-afval

Artikel 10.21 tweede lid, Wm verplicht gemeenten in ieder geval tot de afzonderlijke inzameling van groente-, fruit- en tuinafval (GFT-afval). Het Landelijk afvalbeheerplan (LAP) gaat er tenminste van uit dat GFT-afval apart wordt ingezameld. Ook het ministerie van VROM houdt vast aan een verplichte GFT-inzameling. Desondanks is afwijking van deze verplichting mogelijk in het belang van een doelmatig beheer van huishoudelijke afvalstoffen, bijvoorbeeld om redenen van de GFT-kwaliteit, kostenniveau of de milieuhygiëne. Op grond van artikel 10.26, eerste lid, onder c, Wm kan bij verordening worden bepaald dat in een deel van het grondgebied geen huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld. Dit is inderdaad gebeurd voor bepaalde delen van het grondgebied van de gemeente Zutphen. Zie hiervoor ook artikel 10, lid 3.

Eerste lid: Beheer elektrische en elektronische apparatuur (wit- en bruingoed)

Ten slotte verplicht de Regeling elektrische en elektronische apparatuur (voorheen het Besluit beheer wit- en bruingoed en daarvoor nog het Besluit verwijdering wit- en bruingoed) gemeenten tot de gescheiden inzameling van wit- en bruingoed, afkomstig van huishoudens. Voorheen werd deze categorie van afvalstoffen aangeduid als (afgedankt) witgoed en bruingoed (naar de overwegende kleuren van respectievelijk wasmachines en dergelijke en tv-toestellen). Nu is de benaming aangepast aan de naam die de landelijke regeling er ook aan geeft: elektrische en elektronische apparatuur. Simpel gezegd: alles waar een stekker aan zit. Per 13 augustus 2004 behoren daartoe ook automaten, fitness-apparaten en medische hulpmiddelen. Per 13 augustus 2005 valt ook bepaalde verlichtingsapparatuur hieronder, zoals tl-buizen en spaarlampen.

Eerste lid: Huishoudelijk bouw- en sloopafval

Huishoudelijk bouw- en sloopafval is afval uit een huishouden, afkomstig van bouwen en slopen, maar een nadere aanduiding is hier nodig. Daar waar het bouw- en sloopafval vrijkomt bij bouwen en slopen in een omvang alsof het bedrijfsmatige activiteiten betreft, rekenen we dit niet meer tot het huishoudelijk bouw- en sloopafval. Dus bouw- en sloop-activiteiten, die in woningen doorgaans door een aannemer worden uitgevoerd, leveren bedrijfsafval op, zelfs als deze door een doe-het-zelver zijn uitgevoerd. De grens ligt praktisch gesproken bij een volle big-bag.

Eerste lid: Specifieke categorieën in Zutphen

De lijst, genoemd in artikel 8, kan naar behoefte met andere categorieën worden uitgebreid. De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 10.21, derde lid, Wm, waarin gesteld wordt dat de raad kan besluiten tot het afzonderlijk inzamelen van andere bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen.

In Zutphen zijn naast de categorieën van huishoudelijke afvalstoffen, waarvan afzonderlijke inzameling al is vastgelegd in hogere regelingen, nog aangewezen:

  • -

    verduurzaamd hout,

  • -

    asbest en asbesthoudend afval.

Eerste lid: Niet genoemde categorieën in Zutphen

De inzameldienst zamelt meer categorieën van huishoudelijke afvalstoffen afzonderlijk in, dan in dit artikel worden genoemd. De keuze voor deze fracties is ingegeven door de volgende overwegingen:

  • -

    milieuhygienische wenselijkheid;

  • -

    verwerkingsmogelijkheden van deze fracties apart;

  • -

    kostenoverwegingen.

Deze fracties worden niet genoemd in de Afvalstoffenverordening, omdat hiervoor de verplichting om deze actief te scheiden en gescheiden aan te bieden niet bestaat. Inwoners van Zutphen kunnen van de faciliteit van afzonderlijke inzameling van deze fracties gebruik maken, maar zijn daartoe niet verplicht.

Van de volgende fracties wordt afzonderlijke inzameling facultatief aangeboden:

  • -

    drankenkartons (melk- en sappakken);

  • -

    metalen;

  • -

    autobanden.

Eerste lid: Afstemming met artikel 14, Afzonderlijk ter inzameling aanbieden

In artikel 14 is een verbod opgenomen om de opgesomde categorieën anders dan afzonderlijk ter inzameling aan te bieden. De categorieën huishoudelijke afvalstoffen die worden aangewezen in artikel 8 zijn dezelfde als die worden aangewezen in artikel 14.

Eerste lid: Textiel

Textiel is een afvalstof in de zin van artikel 1.1, eerste lid, Wm. Dit blijkt uit een uitspraak (voorlopige voorziening) van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS 28-01-2003, 200206958/1). De Raad van State oordeelde daarin dat het ingezamelde textiel (draagbare en niet-draagbare kleding, lakens, dekens, grote lappen stof en gordijnen) is aan te merken als een (grove) huishoudelijke afvalstof, omdat de aangeboden kleding kennelijk ongesorteerd wordt aangeboden en daarom nog een sorteerbewerking moet ondergaan. Een deel van het ingezamelde textiel kan namelijk gebruikt worden overeenkomstig de oorspronkelijke bestemming, een deel is slechts geschikt voor een ander gebruik en een deel is onbruikbaar.

De Raad van State vindt de inzameling ook primair een verantwoordelijkheid van de lokale gemeente, die op grond van artikel 10.22 Wm een zorgplicht heeft voor de inzameling van textiel. Dat betekent overigens niet dat de gemeente deze inzameling zelf ter hand moet nemen. De gemeente kan op grond van artikel 7, tweede lid, van deze afvalstoffenverordening besluiten andere inzamelaars aanwijzen die met de inzameling van het textiel belast zijn. Ook kan het college op grond van artikel 11 van deze afvalstoffenverordening besluiten een inzamelvergunning te verlenen.

Tweede lid: Uitvoeringsbesluit

In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat het college een omschrijving kan vaststellen voor categorieën huishoudelijke afvalstoffen. Dit is gebeurd in het Uitvoeringsbesluit afvalstoffen Zutphen. Een eenvoudige weergave van deze omschrijvingen is te vinden op de afvalkalender. In het Uitvoeringsbesluit afvalstoffen Zutphen zijn omschrijvingen opgenomen van:

  • -

    klein chemisch afval,

  • -

    oud papier en karton,

  • -

    glas,

  • -

    textiel

  • -

    huishoudelijk bouw- en sloopafval

  • -

    groente-, fruit- en tuinafval (‘welles/nietes-lijst’).

Het vastleggen van een omschrijving van de verschillende categorieën huishoudelijke afvalstoffen is van belang om te kunnen ingrijpen bij vervuiling van de fracties vanwege verkeerd aanbiedgedrag. Een te zeer vervuilde fractie kan leiden tot kostentoerekening voor de verwijdering door de be- of verwerker aan de gemeente, en in het uiterste geval tot weigering van de ingezamelde fractie.

Artikel 9 Inzamelmiddelen en -voorzieningen

Eerste lid

In artikel 9 worden de niveaus van inzameling aangegeven. Hiermee wordt recht gedaan aan de vervaging van het onderscheid tussen huis-aan-huisinzameling en inzameling via brengvoorzieningen op verschillende niveaus (perceel, wijk, woonplaats, regio).

Eerste lid, onder a: Inzameling bij elk perceel (haalsysteem)

Op grond van artikel 10.21, eerste lid, Wm is de gemeente verplicht tot het wekelijks inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel. Op grond van artikel 10.21, tweede lid, Wm wordt daarbij in ieder geval groente-, fruit- en tuinafval afzonderlijk ingezameld. De raad kan overigens afwijken van de wekelijkse inzamelfrequentie (zie ook het commentaar op artikel 10 van deze verordening).

De inzameling bij de gebruiker van een perceel is individueel en vindt plaats bij of nabij elke woning via een haalsysteem. De bewoners maken gebruik van individuele inzamelmiddelen: minicontainers.

Eerste lid, onder a: Inzameling bij hoogbouw

Bij hoogbouw vindt de inzameling in Zutphen plaats met verzamelcontainers. In 2004 en 2005 worden deze deze bovengrondse verzamelcontainers alle omgezet in ondergrondse systemen. Ook kunnen inpandige inzamelvoorzieningen worden getroffen, zoals stortkokers of containers. Zie voor inpandige inzamelvoorzieningen ook het commentaar op artikel 16.

Benadrukt moet worden dat één of meer verzamelcontainers bij een flat moet(en) worden gezien als inzameling bij elk perceel. De huishoudens beschikken over individuele bewaarmiddelen en de gebruiker van een perceel moet deze brengen naar de plaats waar de ondergrondse container staat opgesteld.

Eerste lid, onder b: Inzameling nabij elk perceel (clusterplaatsen)

In afwijking van artikel 10.21 Wm kan de raad op grond van artikel 10.26 eerste lid, onder b, Wm bij verordening besluiten dat - in plaats van bij elk perceel - nabij elk perceel wordt ingezameld. De gebruiker van het perceel zet de minicontainer dan niet bij de voordeur of voortuin aan de weg, maar op een clusterplaats. Deze clusterplaatsen worden uitgezocht door Berkel Milieu N.V. en aangewezen door het college. De aangewezen clusterplaatsen zijn vastgelegd in (een bijlage bij) het Uitvoeringsbesluit afvalstoffen Zutphen. Hierin is per adres beschreven op welke (cluster)plaats de minicontainers ter inzameling moeten worden aangeboden.

De clusterplaatsen moeten daarbij wel voldoen aan randvoorwaarden die zijn opgenomen in de ‘Regeling voorwaarden inzamelen huishoudelijke afvalstoffen nabij elk perceel’. Deze regeling is in november 1998 in werking getreden (zie ook artikel 10.26, vierde lid, Wm). De regeling bepaalt onder meer een loopafstand tussen perceel en clusterplaats van standaard maximaal 75 meter (door de gemeenteraad in bijzondere gevallen te verhogen tot 125 meter). Indien de raad besluit tot de inzameling nabij elk perceel, is hij verplicht om de inspraakverordening toe te passen (zie artikel 10.26, tweede lid, Wm). Daarnaast is het college verplicht om de inspecteur op de hoogte te stellen van het voornemen tot dit besluit (zie artikel 10.26, derde lid, Wm).

Eerste lid, onder c: Inzamelvoorziening op wijkniveau Inzamelvoorzieningen op wijkniveau zijn de zogeheten ‘milieustraten’ of ‘milieuparkjes’. Soms zijn dit locaties waar de burger maar één of twee categorieën van afvalstoffen kan afgeven, bijvoorbeeld glas en oud papier en karton, aan een glasbak of een papiercontainer.

Tweede en derde lid: Aanwijzing wijze van inzameling

Het college kan voor iedere gebruiker van een perceel per categorie huishoudelijke afvalstoffen aanwijzen via welk(e) inzamelmiddel of -voorziening wordt ingezameld. Dit is inderdaad gebeurd in het Uitvoeringsbesluit afvalstoffen Zutphen. In een bijlage bij dit uitvoeringsbesluit wordt per adres per categorie van afvalstoffen aangegeven op welke wijze de gebruiker van het perceel de betreffende afvalstoffen moet aanbieden ter inzameling.

Wat betreft de inzamelvoorzieningen op wijkniveau (zoals glasbakken) en brengdepots (regionaal afvalbrengpunt) kan worden volstaan met het aanwijzen van de categorie van huishoudelijk afval waarvoor de voorziening is bestemd (dit kan bijvoorbeeld door het aanbrengen van een tekst of pictogram op de container).

In de artikelen 15 tot en met 18 wordt naar artikel 9, tweede lid, terugverwezen. Specifieke aanwijzing van de groep gebruikers van percelen die hun afvalstoffen via een bepaalde inzamelvoorziening mogen (of moeten) aanbieden, kan van belang zijn om tegen te gaan dat ook inwoners uit andere delen van de gemeente gebruik maken van de inzamelvoorziening, met als gevolg bijvoorbeeld een (vroegtijdig) overvolle container. Het aanwijzen van een groep gebruikers is noodzakelijk indien de afvalstoffenheffing binnen de gemeente wordt gedifferentieerd naar het aanbod van afval (‘Diftar’).

Om handhaving op dit aspect mogelijk te maken, is het verboden om een categorie van afvalstoffen ter inzameling aan te bieden via een inzamelmiddel dat of inzamelvoorziening die voor de betreffende categorie huishoudelijke afvalstoffen niet is aangewezen.

Vierde lid: Inzamelmiddel met herkenningsteken

Het vierde lid bepaalt, dat huishoudelijk afval alleen ter inzameling mag worden aangeboden in een inzamelmiddel dat is voorzien van het voorgeschreven herkenningsteken. In Zutphen is op minicontainers een tekst aangebracht: “Berkel Milieu” of “GMIJ”. Zwarte kratjes hebben geen herkenningstekens.

Tot de voorgeschreven herkenningstekens behoort voor minicontainers ook de chip, die afleesbaar is door het systeem, waarmee het afvalaanbod per huishouden wordt geregistreerd. Dit systeem ligt ook aan de basis van de gedifferentieerde heffing van de gemeentelijke afvalstoffenheffing (‘Diftar’).

Deze herkenningstekens worden voorgeschreven en beschreven in het Uitvoeringsbesluit afvalstoffen Zutphen. Inzamelmiddelen die in strijd met deze bepaling worden aangeboden, worden ook niet geledigd. De gebruiker van het perceel is vervolgens verantwoordelijk voor het (alsnog) op juiste wijze ter inzameling aanbieden van het afval. Tot het op juiste wijze aanbieden van dit afval behoort ook het aanbieden bij het regionale afvalbrengpunt. Daar geldt echter een ander tarief, dan bij inzameling bij of nabij elk perceel in de inzamelroute.

Vijfde lid: Inzamelmiddel met chip

Het vijfde lid bepaalt, dat huishoudelijk afval alleen ter inzameling mag worden aangeboden in een inzamelmiddel dat is voorzien van de chip, waarvan de gegevens worden gekoppeld aan de betreffende gebruiker van het perceel. In Zutphen is op minicontainers een chip aangebracht, die afleesbaar is door het systeem, waarmee het afvalaanbod per huishouden wordt geregistreerd. Daarom is het verbod nodig om een inzamelmiddel ter inzameling aan te bieden, dat niet is voorzien van de chip waarmee de gegevens van de gebruiker van het betreffende perceel worden geregistreerd.

Zesde lid: Regels voor beheer van inzamelmiddelen

In de gemeente is een groot aantal minicontainers ter beschikking gesteld aan de gebruikers van de percelen. Voor het beheren van dit bestand zijn regels opgenomen in het Uitvoeringsbesluit afvalstoffen Zutphen met betrekking tot schade aan, diefstal en omwisseling van containers en het maximale aantal containers dat om niet (gratis) aan een gebruiker van een perceel wordt verstrekt.

Zeker nu de afvalstoffenheffing (voor een deel) wordt berekend naar het aanbod van afval per gebruiker van een perceel, is een sluitend systeem van beheer van de inzamelmiddelen nodig. Voor de uitgifte van inzamelmiddelen in geval van schade, diefstal en omwisseling bestaan dan ook protocollen. Deze werkwijze garandeert, dat de chip op de container de juiste gegevens blijft registreren wanneer om een van deze redenen van container moet worden gewisseld.

De minicontainers worden om niet (gratis) door de inzameldienst ter beschikking van de gebruikers van percelen gesteld. Sinds de afvalstoffenheffing (voor een deel) wordt berekend naar het aanbod van afval per gebruiker van een perceel, is er geen dringende reden meer het aantal containers per huishouden tot één of twee te beperken, zoals voorheen wel het geval was in Zutphen. Wel wordt nu een administratieve heffing berekend wanneer gebruikers van een perceel vaker dan eenmaal per jaar een container willen omwisselen vanwege schade of diefstal of andere redenen. Ook kan de inzameldienst inzamelmiddelen weer innemen, indien blijkt dat dit inzamelmiddel langdurig niet wordt gebruikt voor het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst.

Artikel 10 Frequentie van inzamelen

Van oudsher is de wettelijke hoofdregel voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen wekelijks en huis-aan-huis. In praktijk was alternerende inzameling overal geaccepeteerd: de ene week restafval, de andere week groente-, fruit- en tuinafval of herbruikbare fracties of andere combinaties. Daardoor worden de meeste aan huis ingezamelde afvalstromen al jaren tweewekelijks ingezameld.

Huis-aan-huis inzameling had met de komst van verzamelcontainers voor flats en andere groepen woningen al een wat ruimere betekenis gekregen. De laatste jaren werkt de inzameldienst daarbij vaker met de aanwijzing van clusterplaatsen, waar groepen minicontainers bijeen worden gezet. De inzameling gaat dan sneller en met minder achteruit rijden door het inzamelvoertuig. De wetgever heeft deze praktijk nu ook in de wet neergelegd door uitdrukkelijk op te nemen, dat inzameling nabij elk perceel ook kan.

Afwijking van wettelijke inzamelverplichtingen

De gemeentelijke zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijk (rest-)afval en groente-, fruit- en tuinafval bij elk perceel is op grond van artikel 10.21, eerste lid, respectievelijk tweede lid, Wm gesteld op tenminste eenmaal per week. Artikel 10.21, eerste lid, Wm bepaalt dat de gemeente, al dan niet in samenwerking met andere gemeenten, er voor zorg draagt dat tenminste eenmaal per week de huishoudelijke (rest-)afvalstoffen worden ingezameld bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel. Op grond van artikel 10.21, tweede lid, Wm wordt daarbij in ieder geval groente-, fruit- en tuinafval afzonderlijk ingezameld.

De wekelijkse inzamelplicht bij elk perceel geldt uitdrukkelijk niet voor grove huishoudelijke afvalstoffen (zie ook artikel 10.21, eerste lid, Wm). Wel geldt voor deze categorie huishoudelijke afvalstoffen op grond van artikel 10.22, eerste lid, onder a en b, Wm een zorgplicht.

Artikel 10.26 Wm maakt het mogelijk dat de gemeenteraad bepaalt, dat categorieën van afvalstoffen niet wekelijks en/of niet bij (maar nabij) elk perceel worden ingezameld. Dit artikel maakt van die mogelijkheid gebruik.

Eerste lid: Afwijking voor huishoudelijk restafval

Het eerste lid is een uitwerking van artikel 10.26, eerste lid, onder a, Wm, dat de mogelijkheid biedt om af te wijken van de verplichte inzameling van huishoudelijk afval bij elk perceel. Het eerste lid is tevens een uitwerking van artikel 10.26, eerste lid, onder b, Wm, dat de mogelijkheid biedt om af te wijken van de wekelijkse inzamelfrequentie van huishoudelijk afval.

Huishoudelijke afvalstoffen mogen – in het belang van een doelmatig beheer – worden ingezameld nabij elk perceel en met een bij de verordening aangegeven regelmaat. Tot het belang van een doelmatig beheer behoort ook het kostenaspect. In dit eerste lid is vastgelegd dat huishoudelijke restafvalstoffen worden ingezameld nabij elk perceel en met een frequentie van een maal per twee weken.

Tweede lid: Afwijking voor groente-, fruit- en tuinafval

Het tweede lid is eveneens een uitwerking van artikel 10.26, eerste lid, onder a en b, Wm, maar nu voor groente-, fruit- en tuinafval. Dit artikel in de wet biedt de mogelijkheid om af te wijken van de verplichte inzameling van huishoudelijk afval bij elk perceel en van de wekelijkse inzamelfrequentie van huishoudelijk afval. Huishoudelijke afvalstoffen mogen – in het belang van een doelmatig beheer – worden ingezameld nabij elk perceel en met een bij de verordening aangegeven regelmaat. Tot het belang van een doelmatig beheer behoort ook het kostenaspect. In dit tweede lid is vastgelegd dat groente-, fruit- en tuinafval wordt ingezameld nabij elk perceel en met een frequentie van een maal per twee weken.

Derde lid: Geen inzameling van groente-, fruit- en tuinafval in delen van de gemeente

Het derde lid regelt het niet bij elk perceel afzonderlijk inzamelen van bepaalde categorieën van huishoudelijke afvalstoffen in een deel van de gemeente. De basis hiervoor wordt gevonden in artikel 10.26, eerste lid, onder c, Wm. De raad kan namelijk, in afwijking van 10.21 Wm, bepalen dat – in het belang van een doelmatig beheer – in een gedeelte van het grondgebied van de gemeente geen huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld. Bij ‘een deel van de gemeente’ kan gedacht worden aan het aanwijzen van bepaalde wijken, maar ook aan bepaalde bebouwingstypen.

In het belang van een doelmatige (betaalbare) inzameling heeft de gemeenteraad van Zutphen bepaald, dat bij hoogbouw en in de oude binnenstad van Zutphen groente-, fruit- en tuinafval niet langer apart wordt ingezameld. Kwaliteit en hoeveelheid van het aangeboden afval in deze categorie maakten de kosten voor de inzameling ervan onevenredig hoog.

In (een bijlage bij) het Uitvoeringsbesluit afvalstoffen Zutphen is per perceel per categorie van afvalstoffen vastgelegd op welke wijze deze wordt ingezameld. Hierin is ook vastgelegd bij welke percelen niet afzonderlijk groente-, fruit- en tuinafval wordt ingezameld. Voor deze gebruikers van percelen geldt voor deze afvalstroom niet het verbod om het afval anders dan gescheiden aan de inzamelaar aan te bieden. Het groente-, fruit- en tuinafval mag hier bij het huishoudelijk restafval worden gevoegd. Zie hierover ook (de toelichting op) artikel 14, vierde lid.

Vierde lid: Frequentie en plaats van inzameling overige categorieën van afvalstoffen

Het college kan op basis van het vierde lid de frequentie van inzameling bij of nabij elk perceel bepalen van andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen dan huishoudelijk restafval en groente-, fruit- en tuinafval. Dit is in het Uitvoeringsbesluit afvalstoffen Zutphen gebeurd per categorie van afvalstoffen die wordt onderscheiden in de artikelen 8 en 14.

Artikel 11 Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens vergunning

Gemeenten zijn belast met de zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Zij hebben daarmee ook het recht om te bepalen dat het verboden is voor andere dan de door het college aangewezen inzameldienst en andere inzamelaars om huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen, tenzij zij daartoe beschikken over een vergunning van het college. Op basis van artikel 4 van deze verordening kunnen aan de vergunning voorschriften en beperkingen worden verbonden in het belang van de bescherming van het milieu. Deze vergunningaanvragen worden behandeld door de afdeling Milieu.

In het derde lid van artikel 4 van deze verordening is bepaald, dat de houder van een vergunning of ontheffing verplicht is deze of een gewaarmerkt afschrift daarvan tijdens de vergunde activiteiten bij zich te dragen. Dit stelt de toezichthouders in staat te controleren of voor een activiteit vergunning is verleend.

Eerste lid: De inzamelvergunning

De Memorie van Toelichting op de wet zegt dat op basis van artikel 10.24, derde lid, Wm regels kunnen worden gesteld voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen. Hierbij gaat het vooral om de inzameling van bestanddelen van het huishoudelijk afval door anderen dan de inzameldienst, bijvoorbeeld de inzameling van oude kleding door charitatieve instellingen. Deze regels kunnen een vergunningstelsel voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen door anderen inhouden, behalve voorzover daarin is voorzien in een Algemene Maatregel van Bestuur op grond van artikel 10.17 Wm.

Derde lid: Uitzondering op verbod

Het verbod geldt niet voor de inzameldienst en andere (aangewezen) inzamelaars. In dit kader is de brede omschrijving die in artikel 1 is gegeven van het begrip inzamelen van belang. Ook het innemen van huishoudelijke afvalstoffen in de winkel (bijvoorbeeld losse batterijen en huishoudelijke apparaten) valt hieronder. Wanneer de gemeente deze serviceverlening op prijs stelt en hiervoor geen vergunning wil vereisen, kunnen de betreffende winkels op grond van artikel 7, tweede lid, door het college worden aangewezen als inzamelende persoon of instantie.

Vierde lid: Uitzondering op verbod

Het vierde lid is nodig omdat het inzamelverbod behoudens vergunning niet mag gelden voor personen of instanties die bij Algemene Maatregel van Bestuur of ministeriële regeling in het kader van producentenverantwoordelijkheid een inzamelplicht hebben gekregen. Gemeenten kunnen in deze gevallen geen vergunningplicht hanteren (zie ook de toelichting op artikel 7).

Per 13 augustus 2004 geldt de Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur. Deze regeling vervangt het Besluit beheer wit- en bruingoed. Tot de in te nemen apparaten behoren sindsdien ook automaten, fitness-aparaten en medische hulpmiddelen. Per 13 augustus 2005 valt ook bepaalde verlichtingsapparatuur hieronder, zoals tl-buizen en spaarlampen.

§ 3 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

Artikel 12 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen

Eerste lid: Gesloten systeem van inzameling

Burgers mogen hun afvalstoffen alleen aanbieden aan:

  • -

    de krachtens het eerste lid van artikel 7 aangewezen inzameldienst of

  • -

    andere inzamelaars die zijn aangewezen krachtens het tweede lid van artikel 7 of

  • -

    houders van een inzamelvergunning.

Tweede lid: Producentenverantwoordelijkheid

Het tweede lid is nodig, omdat het in het eerste lid gestelde verbod niet van toepassing is indien sprake is van een inzamelplicht die personen of instanties hebben gekregen bij Aalgemene Maatregel van Bestuur in het kader van producentenverantwoordelijkheid (zie de toelichting bij de artikelen 7 en 11). In dat geval mag de burger zijn huishoudelijke afvalstoffen ook aan deze personen of instanties aanbieden.

Dit is het geval met de terugneemverplichting (oud-voor-nieuw) die producenten en leveranciers van wit- en bruingoed hebben. Ook voor autobanden en autowrakken bestaan dergelijke inzamelverplichtingen voor de producenten en importeurs ervan.

Artikel 13 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen

Eerste lid: Anderen dan gebruikers van percelen

Dit artikel bepaalt dat alleen diegenen die binnen de gemeente afvalstoffenheffing betalen, huishoudelijke afvalstoffen mogen aanbieden aan de inzameldienst. Achtergrond van dit artikel is het tegengaan van het illegaal aanbieden van afvalstoffen door inwoners van andere gemeenten (afvaltoerisme) of door bedrijven van binnen en buiten de eigen gemeente, die op deze manier de kosten van de verwijdering van hun afvalstoffen willen ontlopen.

De keuze voor de formulering ‘anderen dan de gebruikers van ...’ is gekoppeld aan de Verordening afvalstoffenheffing. Overigens is het natuurlijk niet verboden dat degene die de heffing betaalt zijn afvalstoffen door iemand anders laat aanbieden namens hem.

Tweede lid: Anderen dan gebruikers van percelen

Het tweede lid is opgenomen omdat het wenselijk kan zijn om ook te reguleren wat mag worden aangeboden aan een houder van een inzamelvergunning. Dit kan bijvoorbeeld van belang zijn in verband met afspraken in het kader van producentenverantwoordelijkheid, waarbij de afnamegarantie ‘ten minste om niet’ voor onder andere oud papier en karton alleen geldt voor papier en karton ingezameld bij huishoudens (dus niet bij bedrijven).

Recreatiewoningen

Geldt voor de gemeente een zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen bij recreatiewoningen? Er zijn twee situaties mogelijk.

Een recreatiewoning kan deel uitmaken van een ‘inrichting’ in de zin van de Wet milieubeheer. Er is sprake van een dergelijke inrichting zodra er een technische, organisatorische of functionele samenhang is. Dit is bijvoorbeeld zo wanneer het gaat om een recreatiepark of als er voor de recreatiewoningen veel gezamenlijk is geregeld. Bij recreatiewoningen die vaak worden verhuurd, is al snel sprake van een organisatorische samenhang. Indien er gezamenlijke technische voorzieningen zijn (bijvoorbeeld gastanks of warmwatervoorzieningen) is er ook al gauw sprake van een inrichting. Vrijkomend afval moet dan worden gezien als bedrijfsafval. De verantwoordelijkheid voor de verwijdering van bedrijfsafval ligt in dat geval bij de houder van de inrichting. De regels die hiervoor gelden, staan in het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer of in de geldende milieuvergunning voor een recreatiepark.

Maken de recreatiewoningen geen onderdeel uit van een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, dan is het vrijkomende afval huishoudelijk afval. Van belang is vervolgens de vraag of er op het perceel geregeld huishoudelijke afvalstoffen vrijkomen. Artikel 10.22, eerste lid, Wm verklaart de zorgplicht van de gemeente namelijk van toepassing indien er op een perceel geregeld huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. Daartegenover staat dat de gemeente in dat geval ook een afvalstoffenheffing kan opleggen. Omgekeerd geldt hetzelfde. Ontstaan er op een perceel niet geregeld huishoudelijke afvalstoffen, dan geldt de zorgplicht van de gemeente niet en kan eveneens geen afvalstoffenheffing worden opgelegd.

In sommige gevallen kan de inzameling van huishoudelijk afval niet doelmatig zijn, bijvoorbeeld wanneer de recreatiewoningen vrijwel onbereikbaar zijn. In dat geval kan de raad op grond van artikel 10.26, eerste lid, onder b en c, Wm besluiten dat op een deel van het grondgebied niet of met een andere regelmaat wordt ingezameld (zie ook artikel 10.26, tweede en derde lid, Wm en artikel 10.27 Wm). Zie hiervoor ook artikel 10.

Artikel 14 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden

Van de burgers van Zutphen wordt verlangd, dat zij in enige mate hun huishoudelijke afvalstoffen gescheiden aanbieden. Naast de categorie ‘huishoudelijk restafval’ worden daarom nog vele categorieën van huishoudelijke afvalstoffen gescheiden ingezameld. Bij gedifferentieeerde tarieven voor de afvalstoffenheffing is het voor gebruikers van percelen financieel aantrekkelijk geworden afval niet te laten eindigen als ‘huishoudelijk restafval’. Dit zal in enige mate prikkelen tot gescheiden aanbieden.

Van de burgers van Zutphen wordt zelfs verlangd dat zij de genoemde categorieën van huishoudelijke afvalstoffen actief scheiden. Voor een aantal categorieën van huishoudelijke afvalstoffen is dit een wettelijke eis, die is vastgelegd in het Landelijk afvalbeheerplan of de Provinciale Milieuverordening. Vanzelfsprekend geldt de verplichting tot actief scheiden niet voor groente-, fruit- en tuinafval, dat vrijkomt bij percelen waar deze categorie afvalstoffen niet bij of nabij het perceel wordt ingezameld (hoogbouw en oude binnenstad).

Wel geldt als ondergrens voor actieve scheiding, dat dit huishoudelijk afval ook gescheiden moet zijn vrijgekomen. Daarbij is het moment bepalend, waarop iets tot afvalstof wordt. Practisch betekent dit, dat bijvoorbeeld een kapot gevallen pot appelmoes niet gescheiden behoeft te worden in een fractie groente-, fruit- en tuinafval en glas. Dit afval kan als huishoudelijk restafval worden aangeboden.

Een ander aspect van de afzonderlijk in te zamelen categorieën van huishoudelijke afvalstoffen is de zuiverheid van deze fracties. Wanneer bijvoorbeeld oud papier en karton of groente-, fruit- en tuinafval is vervuild met ander afval, kan de verwerker van deze afvalstroom het afval weigeren. Daardoor ontstaan hoge kosten voor de inzameldienst. Bij de onderscheiden categorieën anders dan ‘huishoudelijk restafval’ gaat de plicht tot actieve scheiding daarom veel verder dan voor de fractie ‘huishoudelijk restafval’.

Daarnaast zijn er afvalstoffen die de inzameldienst ook niet wil aantreffen in het huishoudelijk restafval:

  • -

    klein chemisch afval;

  • -

    (afgedankte) elektrische en elektronische apparatuur;

  • -

    grof huishoudelijk tuinafval;

  • -

    verduurzaamd hout;

  • -

    grof huishoudelijk tuinafval;

  • -

    asbest en asbesthoudend afval;

  • -

    grof huishoudelijk afval.

Landelijk afvalbeheerplan

Het Landelijk afvalbeheerplan (LAP) benoemt in hoofdstuk 14 van deel 1 (Beleidskader) de volgende, door de consument te scheiden afvalstoffen: groente-, fruit- en tuinafval, oud papier en karton, glas, textiel, wit- en bruingoed, klein chemisch afval en componenten van grof huishoudelijk afval (grof tuinafval, huishoudelijk bouw- en sloopafval, waaronder verduurzaamd hout).

Bij het vaststellen of wijzigen van de afvalstoffenverordening dient rekening te worden gehouden met het LAP. In de opsomming in het eerste lid van dit artikel is derhalve aangesloten bij het LAP.

In Zutphen zijn naast de categorieën van huishoudelijke afvalstoffen, waarvoor afzonderlijke inzameling al is vastgelegd in hogere regelingen, nog aangewezen:

  • -

    afgedankte elektrische en elektronische apparatuur,

  • -

    verduurzaamd hout,

  • -

    asbest en asbesthoudend afval.

Eerste lid: Niet genoemde categorieën in Zutphen

De inzameldienst zamelt meer categorieën van huishoudelijke afvalstoffen afzonderlijk in, dan in dit artikel worden genoemd. De keuze voor deze fracties is ingegeven door de volgende overwegingen:

  • -

    milieuhygienische wenselijkheid;

  • -

    verwerkingsmogelijkheden van deze fracties apart;

  • -

    kostenoverwegingen.

Deze fracties worden niet genoemd in de Afvalstoffenverordening, omdat hiervoor de verplichting om deze actief te scheiden en gescheiden aan te bieden niet bestaat. Inwoners van Zutphen kunnen van de faciliteit van afzonderlijke inzameling van deze fracties gebruik maken, maar zijn daartoe niet verplicht.

Van de volgende fracties wordt afzonderlijke inzameling facultatief aangeboden:

  • -

    drankenkartons (sappakken);

  • -

    metalen;

  • -

    autobanden.

Groente-, fruit- en tuinafval

Afwijking van de wettelijke inzamelplicht van groente-, fruit- en tuinafval is mogelijk in het belang van een doelmatig beheer van huishoudelijke afvalstoffen, bijvoorbeeld om redenen van de kwaliteit van het ingezamelde groente-, fruit- en tuinafval, kostenniveau of de milieuhygiëne. Op grond van artikel 10.26, eerste lid, onder c, Wm kan bij verordening worden bepaald dat in een deel van het grondgebied geen huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld. Zie ook de toelichting op artikel 8.

Wat wel en niet onder groente- fruit- en tuinafval valt, staat in het Uitvoeringsbesluit afvalstoffen Zutphen (Bijlage 1).

Afstemming met artikel 8

In artikel 8 is een opsomming opgenomen van de categorieën huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk worden ingezameld. Artikel 14 houdt een verbod in voor de burger. De onderscheiden categorieën afvalstoffen in beide artikelen zijn gelijk.

Vierde lid: Uitzonderingen op verbod afzonderlijk ter inzameling aanbieden

De raad kan – in afwijking van 10.21 Wm – bepalen dat, in het belang van een doelmatig beheer van afvalstoffen, in een gedeelte van het grondgebied van de gemeente geen huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld of bepaalde afvalstoffen niet meer afzonderlijk worden ingezameld. Gebruikers van percelen moeten dan de mogelijkheid hebben dit afval op andere wijze ter inzameling aan te bieden.

In het belang van een doelmatige (betaalbare) inzameling heeft de gemeenteraad van Zutphen bepaald, dat bij hoogbouw en in de oude binnenstad van Zutphen groente-, fruit- en tuinafval niet langer afzonderlijk wordt ingezameld. Dit is bepaald in artikel 10, derde lid. Zie ook de toelichting op artikel 10. Op grond van artikel 14, vierde lid, kan de gebruiker van een perceel, waar groente-, fruit- en tuinafval niet meer (afzonderlijk) wordt ingezameld, dit afval als (en samen met het) huishoudelijk restafval aanbieden.

Artikel 15 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddelvoor de gebruiker van een perceel

Bij inzamelmiddelen voor de gebruiker van een perceel kan worden gedacht aan vaste inzamelmiddelen, zoals minicontainers, afvalemmers, kratjes, kca-boxen en dergelijke, maar ook aan huisvuilzakken of big bags. Artikel 15 biedt de basis tot het stellen van diverse regels voor al deze inzamelmiddelen. Deze regels worden gegeven in het Uitvoeringsbesluit afvalstoffen Zutphen.

Het verbod in dit artikel om huishoudelijk afval op andere wijze dan via aangewezen inzamelmiddelen aan te bieden geldt natuurlijk niet voor afval dat wordt aangeboden via inzamelvoorzieningen op wijkniveau (bijvoorbeeld glasbakken of textielboxen) of via het regionale afvalbrengpunt. Daarom is in de artikelen 17 en 18 een uitzondering opgenomen van het verbod van artikel 15, eerste lid.

Tweede lid: Plaats van aanbieden

Bepaald kan worden dat het inzamelmiddel op de krachtens artikel 20 vastgestelde inzameldag langs de inzamelroute op de weg kan worden geplaatst. Dit is eventueel uit te breiden met nadere aanwijzingen voor een specifiek verzamelpunt voor het plaatsen van de inzamelmiddelen. Dit kan gebeuren vanuit oogpunt van verkeersveiligheid, maar bijvoorbeeld ook vanwege doelmatige inzameling en arbeidsbelasting. In de Wet milieubeheer (‘inzameling nabij de percelen’) is hiervoor uitdrukkelijk de bevoegdheid gecreëerd.

Voorgeschreven kan worden dat bepaalde categorieën huishoudelijke afvalstoffen (met name klein chemisch afval) niet op de weg mogen wordengeplaatst, maar persoonlijk moeten worden aangeboden aan de inzamelaar.

Derde lid: Wijze van aanbieden

Op grond van het derde lid is in het uitvoeringsbesluit bepaald dat het inzamelmiddel zodanig op de weg moet worden geplaatst, dat voetgangersverkeer en overig verkeer niet wordt gehinderd of in de doorgang wordt belemmerd en dat gevaar of schade wordt voorkomen. Ook is bepaald, dat de inzamelmiddelen op een bepaalde wijze op de weg worden geplaatst. Voor inzameling met zogenoemde ‘zij-laders’ is bijvoorbeeld vereist, dat de inzamelmiddelen met de klepopening naar de weg gekeerd staan.

Andere regels voor de wijze van aanbieden zijn:

  • -

    het inzamelmiddel dient goed gesloten te zijn;

  • -

    er mag geen sprake zijn van uitsteeksels.

Vierde lid: Maximaal gewicht

Het maximaal toelaatbare gewicht hangt onder meer samen met de wijze van inzameling, de toelaatbare arbeidsbelasting van de huisvuilbeladers en het gebruikte inzamelvoertuig. Het maximale gewicht van een aan te bieden inzamelmiddel met inhoud is in het Uitvoeringsbesluit afvalstoffen Zutphen gesteld op 60 kg.

Vijfde lid: Voorwaarden waaronder het inzamelmiddel wordt verstrekt

Op grond van dit lid kan het college regels stellen over voorwaarden waaronder het inzamelmiddel wordt verstrekt. Gedacht kan worden aan de juridische basis van de verstrekking (bijvoorbeeld bruikleenovereenkomst), regels in geval van verhuizing van een gebruiker van een perceel, aansprakelijkheid voor de schade aan of verdwijning van het verstrekte inzamelmiddel. Zie ook de toelichting op artikel 9, vierde lid.

Vijfde lid: Gebruik en reiniging van het verstrekte inzamelmiddel

Met betrekking tot het gebruik van de inzamelmiddelen zijn bijvoorbeeld regels gesteld over het aanbrengen van veranderingen aan de container. Dit is in het bijzonder relevant doordat de gemeente ook met herkenningssystemen voor individuele containers werkt. Daarnaast kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een verbod op het deponeren van hete vloeistoffen in de container. Bepaald kan worden dat het inzamelmiddel in het belang van de doelmatige verwijdering (voorkomen dat afval in de container blijft plakken) regelmatig wordt gereinigd. De burger kan dit eventueel uitbesteden, maar blijft zelf verantwoordelijk voor de naleving van de regels gesteld krachtens de verordening.

Zesde lid: Eisen aan het inzamelmiddel

De inzamelmiddelen kunnen van gemeentewege worden verstrekt. Dit is het geval met minicontainers (de ‘kliko’) en het zwarte kratje. Het is ook mogelijk, dat inzamelmiddelen wel worden voorgeschreven, maar niet van gemeentewege worden verstrekt. De burger dient dit aangewezen inzamelmiddel dan zelf aan te schaffen.

Wanneer het inzamelmiddel niet door de gemeente wordt verstrekt, kan worden voorgeschreven dat het inzamelmiddel aan bepaalde normen voldoet (bijvoorbeeld de NEN-norm voor huisvuilzakken). Ook kan via deze bepaling worden geregeld dat alleen huisvuilzakken met een gepatenteerde gemeentelijke opdruk mogen worden gebruikt. Dit kan bijvoorbeeld nodig zijn, indien wordt gewerkt met een systeem van dure zakken als vorm van tariefdifferentiatie. Voor bepaalde categorieën huishoudelijke afvalstoffen (bijvoorbeeld asbest) kunnen specifieke eisen aan het inzamelmiddel worden gesteld.

Achtste lid: Anderen dan de gebruikers van een perceel

De bepaling dat anderen dan de gebruiker van een perceel geen afvalstoffen via het individuele inzamelmiddel mogen aanbieden is vooral van belang vanwege de wijze waarop de afvalstoffenheffing wordt vastgesteld: het tarief van de afvalstoffenheffing wordt gedifferentieerd op basis van volume en frequentie van het aangeboden afval (het ‘diftar’-systeem). Hierbij is natuurlijk niet bedoeld te verbieden dat iemand anders - bijvoorbeeld een gezinslid of de buurman - namens de gebruiker van het perceel (dit is degene die de afvalstoffenheffing betaalt) het inzamelmiddel buiten zet.

Ook laat dit artikel de mogelijkheid, dat de gebruiker van een perceel aan iemand toestemming geeft om diens eigen afval via het inzamelmiddel van die gebruiker van een perceel aan te bieden. De bedoeling van het diftar-systeem is ook dat gebruikers van percelen minder vaak hun inzamelmiddel ter inzameling aanbieden. Om toch hun afval frequenter te kunnen aanbieden, kunnen buren daarom afspreken dat zij hun afval in elkaars inzamelmiddel aanbieden en daarbij om beurten hun inzamelmiddel aanbieden.

Negende lid: Anderen dan de gebruikers van een perceel

Het systeem van gedifferentieerde tarieven voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen veronderstelt, dat de gebruiker van het perceel zelf in de hand heeft of het inzamelmiddel (voor de inhoud waarvan betaald moet worden) op de inzameldag ter inzameling wordt aangeboden. Daarom het verbod aan anderen om dit te doen zonder toestemming van de gebruiker van het perceel die het inzamelmiddel toegewezen heeft gekregen.

Ook dit artikel laat de mogelijkheid, dat de gebruiker van een perceel aan iemand toestemming geeft om het inzamelmiddel van die gebruiker van een perceel ter inzameling aan te bieden. Het buiten zetten van de container voor de buren blijft daarmee mogelijk.

Artikel 16 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening ten behoeve van een groep percelen

Bij gestapelde bouw (hoogbouw) wordt voor de inzameling al langere tijd geen gebruik meer gemaakt van inzamelmiddelen per perceel (de minicontainers), maar van inzamelvoorzieningen ten behoeve van een groep percelen (de ‘verzamelcontainers’). Al deze inzamelvoorzieningen zijn of worden in de loop van 2004 en 2005 omgezet in ondergrondse systemen. Overigens wordt daarbij geen groente-, fruit- en tuinafval meer afzonderlijk ingezameld.

Het verbod om huishoudelijk afval op andere wijze dan via deze aangewezen inzamelvoorziening aan te bieden geldt natuurlijk niet voor afval dat wordt aangeboden via inzamelvoorzieningen op wijkniveau (bijvoorbeeld glasbakken of textielboxen) of via het regionale afvalbrengpunt. Daarom is in de artikelen 17 en 18 een uitzondering opgenomen van het verbod van artikel 16, eerste lid.

Derde lid: Wijze van aanbieden

Bij het Uitvoeringsbesluit afvalstoffen Zutphen is per perceel bepaald op welke wijze de gebruiker van het perceel het huishoudelijk afval moet aanbieden. Voor de inzamelvoorzieningen ten behoeve van een groep percelen (de ‘verzamelcontainers’) worden in het uitvoeringsbesluit regels gesteld omtrent de wijze van aanbieding:

  • -

    per inworp kan maximaal 60 liter afval in de verzamelcontainer worden gedeponeerd;

  • -

    de verzamelcontainer dient na gebruik goed te worden gesloten;

  • -

    het is verboden afvalstoffen naast de verzamelcontainer te plaatsen.

Vierde lid: Verbod op andere wijze van aanbieden

Krachtens het vierde lid is het verboden huishoudelijke afvalstoffen aan te bieden op andere wijze dan krachtens het derde lid wordt beschreven.

Artikel 17 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via inzamelvoorzieningen op wijkniveau

Bij inzamelvoorzieningen op wijkniveau kan in de eerste plaats worden gedacht aan glasbakken, textielbakken, en dergelijke. Dit zijn permanent aanwezige voorzieningen. De voorzieningen op wijkniveau kunnen ook mobiel of niet permanent aanwezig zijn. Voorbeelden van dergelijke mobiele voorzieningen zijn de chemokar en ‘afvaleilanden’ die gedurende een bepaalde periode in de wijk aanwezig zijn. Het gebruik van de wijkvoorzieningen is niet beperkt tot de gebruikers van een bepaalde groep percelen. Volgens de Provinciale Milieuverordening Gelderland kan de gemeente in het belang van de doelmatige verwijdering van klein chemisch afval, glas, oud papier en karton en textiel bepalen dat dit afval dient te worden gebracht naar een door de gemeente aangewezen plaats.

Tweede lid: Wijze van aanbieden bij inzamelvoorziening op wijkniveau

Het college kan regels stellen omtrent de wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden via een inzamelvoorziening op wijkniveau. Dit is gebeurd in het Uitvoeringsbesluit afvalstoffen Zutphen.

Derde lid: Verbod op andere wijze van aanbieden

Door het derde lid is het verboden huishoudelijke afvalstoffen aan te bieden op andere wijze dan krachtens het tweede lid wordt beschreven.

Vierde lid: Uitzonderingen op verboden uit artikel 15 en 16

In artikel 15 (over inzamelmiddelen per perceel) en artikel 16 (over inzamelvoorzieningen voor een groep van percelen) staat de verbodsbepaling om het afval op andere wijze aan te bieden dan via dat inzamelmiddel of die inzamelvoorziening. Dit verbod geldt echter niet voor de categorieën van afvalstoffen die via een inzamelvoorziening op wijkniveau worden aangeboden. Dat laatste is bepaald in het vierde lid van artikel 17.

Artikel 18 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau

Brengdepot

Met de term ‘brengdepot’ wordt gedoeld op voorzieningen op lokaal of regionaal niveau met permanente personeelsbezetting, waar verscheidene afvalcomponenten kunnen worden heen gebracht. Het brengdepot wordt beheerd door Berkel Milieu N.V., de aangewezen inzameldienst. Voor het aanbieden van afval op het afvalbrengpunt geldt het Acceptatiereglement.

Deze voorziening wordt in stand gehouden voor (en via de afvalstoffenheffing betaald door) de inwoners van de gemeenten, die deelnemen in Berkel Milieu N.V., waaronder Zutphen. Aanbieders Bij het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen bij een brengdepot op lokaal of regionaal niveau wordt aan inwoners van de in Berkel Milieu N.V. deelnemende gemeenten een lager tarief berekend dan aan anderen, mits de inwoners met een daartoe van gemeentewege verstrekte ‘milieupas’ kunnen aantonen dat zij inwoner zijn van een van deze gemeenten.

Wettelijke plicht brengdepots in een aantal gevallen

Op grond van artikel 10.27 Wm is de gemeente verplicht om op tenminste één daartoe ter beschikking gestelde plaats een brengdepot te realiseren. Dit brengdepot is gevestigd in de gemeente Zutphen.

Deze verplichting bestaat in de gevallen waarin de raad op grond van artikel 10.26, eerste lid, onder b en c, Wm afwijkt van artikel 10.21 Wm: inzameling met een bij verordening aangegeven regelmaat (anders dan wekelijks) en uitsluiting van inzameling op een deel van het grondgebied van de gemeente.

Vierde lid: Uitzonderingen op verboden uit artikel 15 en 16

In artikel 15 (over inzamelmiddelen per perceel) en artikel 16 (over inzamelvoorzieningen voor een groep van percelen) staat de verbodsbepaling om het afval op andere wijze aan te bieden dan via dat inzamelmiddel of die inzamelvoorziening. Dit verbod geldt echter niet voor de categorieën van afvalstoffen die via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau worden aangeboden. Dat laatste is bepaald in het vierde lid van artikel 18.

Artikel 19 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen zonder inzamelmiddel

De mogelijkheid om huishoudelijke afvalstoffen te kunnen aanbieden zonder inzamelmiddel of -voorziening (bij het perceel of op een ander inzamelniveau) is vooral van belang voor oud papier en karton, grof huishoudelijk afval en grof huishoudelijk tuinafval. Deze categorieën van huishoudelijke afvalstoffen zijn als zodanig aangewezen in het Uitvoeringsbesluit afvalstoffen Zutphen.

Voor grof huishoudelijk afval en grof huishoudelijk tuinafval is onder meer bepaald dat dit gebundeld moet worden aangeboden; oud papier en karton moet gebundeld of in kartonnen dozen worden aangeboden. Op grond van het tweede lid zijn regels gesteld over het volume, gewicht of afmetingen.

Artikel 20 Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden

In het Uitvoeringsbesluit afvalstoffen Zutphen zijn voor enkele inzamelmiddelen de dagen en tijden vastgesteld voor het aanbieden van deze inzamelmiddelen.Daarbij is onderscheid gemaakt naar de verschillende niveaus van inzameling en de daarbij gehanteerde inzamelmiddelen en -voorzieningen. Voor de inzameling van individuele inzamelmiddelen via een inzamelroute bij de percelen kan worden gedacht aan de volgende regels:

  • -

    plaatsing op de weg mag niet geschieden vóór 20:00 uur op de dag voorafgaande aan de vastgestelde inzameldag;

  • -

    het inzamelmiddel dient zo spoedig mogelijk na leging, doch uiterlijk vóór 24:00 uur op de vastgestelde inzameldag, van de weg te zijn verwijderd.

Voor verzamelcontainers is bepaald dat de burger zijn afvalstoffen niet mag aanbieden tussen 00:00 en 6:00 uur. Ook zijn op basis van dit artikel de openingstijden van het brengdepot vastgelegd.

Grof huishoudelijk afval (gha)

Voor grof huishoudelijk afval is in het Uitvoeringsbesluit afvalstoffen Zutphen bepaald dat inzameling bij het perceel op afroep kan plaats vinden. Afvalstoffen kunnen dan worden aangeboden op de dag die (en het tijdstip dat), na de melding van de gebruiker van het perceel dat hij bepaalde afvalstoffen ter inzameling wil aanbieden, wordt aangewezen door de inzameldienst. Op de vastgestelde inzameldag mag de gebruiker van een perceel dit afval dan aan de weg plaatsen. Het afval blijft wel onder de verantwoordelijkheid van deze gebruiker van een perceel totdat de inzameldienst het afval heeft ingezameld.

Artikel 21 Het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

Dit artikel biedt de grondslag voor een door het college vast te stellen calamiteitenregeling. Een dergelijke (eventueel tijdelijke) regeling zou bijvoorbeeld nodig kunnen zijn in geval van stakingen, etc. Ook kan worden gedacht aan een regeling voor het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen bij wegopbrekingen.

§ 4 Inzameling van bedrijfsafvalstoffen

Vergunningstelsel inzameling bedrijfsafvalstoffen niet meer mogelijk

In oude verordeningen was, indien er specifiek lokale belangen in het geding waren, vaak de mogelijkheid opgenomen voor een gemeentelijk vergunningenstelsel voor de inzameling van bedrijfsafvalstoffen. Het betrof onder andere de overlast in een (historisch) centrum of de verkeersveiligheid. De Memorie van Toelichting op de Wet milieubeheer is hierover duidelijk: de gemeente mag geen vergunningstelsel hanteren voor de inzameling van bedrijfsafvalstoffen. Een dergelijk artikel komt daarom niet voor in de afvalstoffenverordening.

Artikel 22 Inzameling bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst

De inzameldienst kan naast huishoudelijke afvalstoffen ook bedrijfsafvalstoffen (of bepaalde categorieën van bedrijfsafvalstoffen) inzamelen. Bijvoorbeeld afval uit de kantoren/winkels/dienstensector of bouw- en sloopafval (voor zover dit niet wordt gerekend tot het huishoudelijk afval).

De gemeente heeft op dit punt geen zorgplicht. Anderzijds kan de gemeente ook niet bepalen wie er binnen de gemeente al dan niet bedrijfsafvalstoffen mogen inzamelen, zoals dat bij huishoudelijke afvalstoffen wel het geval is.

Op het moment dat de Afvalstoffenverordening Zutphen 2005 werd vastgesteld, had de inzameldienst geen taken op het gebied van bedrijfsafvalstoffen. Ook waren er geen regels gesteld voor het aanbieden van bedrijfsafvalstoffen. Mocht hieraan later wel behoefte ontstaan, dan kan dit in het uitvoeringsbesluit.

Artikel 23 Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst

Alleen die bedrijven die betalen voor de gemeentelijke inzamelvoorzieningen mogen, voor zover artikel 22 daartoe de mogelijkheid biedt, hun bedrijfsafvalstoffen aanbieden aan de inzameldienst. Het college kan, net als bij huishoudelijke afvalstoffen, regels stellen over de wijze waarop de afvalstoffen ter inzameling dienen te worden aangeboden.

Derde lid: Regels voor bedrijfsafvalstoffen

De Wet milieubeheer geeft de gemeente uitdrukkelijk de bevoegdheid om regels te stellen over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen in het belang van de bescherming van het milieu. Dit artikellid is een uitwerking hiervan. Het college kan in het belang van de bescherming van het milieu regels stellen omtrent bijvoorbeeld de dagen, tijden, wijze en plaatsen waarop bedrijfsafvalstoffen ter inzameling moeten worden aangeboden.

Artikel 24 Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst

Inzameling bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst

De basis voor het stellen van regels over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen kan worden gevonden in artikel 10.23, derde lid, Wm. De Memorie van Toelichting op de Wet milieubeheer zegt hierover: “Ten aanzien van de inzameling van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen mogen ook in het belang van de bescherming van het milieu regels worden gesteld. Blijkens het derde lid mogen deze regels geen vergunningstelsel inhouden. Dit is krachtens artikel 10.48 [Wet milieubeheer] voorbehouden aan de minister. Vanzelfsprekend mogen de gemeenten hun bevoegdheid evenmin benutten ter bevoordeling van de eigen inzameldienst en ten nadele van andere aanbieders op de markt.”

Eerste lid: Regels voor bedrijfsafvalstoffen

De Wet milieubeheer geeft de gemeente uitdrukkelijk de bevoegdheid om regels te stellen over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen in het belang van de bescherming van het milieu. Dit artikel is een uitwerking hiervan. Het college kan in het belang van de bescherming van het milieu regels stellen omtrent bijvoorbeeld de dagen, tijden, wijze en plaatsen waarop bedrijfsafvalstoffen aan anderen dan de inzameldienst ter inzameling moeten worden aangeboden.

Uitvoeringsbesluit op grond van het eerste lid

Op grond van het eerste lid kan het college in het belang van de bescherming van het milieu regels stellen over bijvoorbeeld dagen, tijden, wijze en plaatsen waarop de bedrijfsafvalstoffen worden aangeboden. Het is dus mogelijk om in het belang van het milieu bepaalde dagen te kunnen aanwijzen waarop bedrijfsafvalstoffen mogen worden ingezameld. Bijvoorbeeld ter beperking of voorkoming van geluidhinder of aanzuigende werking of om ritten zoveel mogelijk te combineren. Dit artikel kan met name van belang zijn voor de inzameling van bedrijfsafvalstoffen in een (historisch) centrum. Uiteraard gelden deze regels voor alle betrokken inzamelaars die bedrijfsafvalstoffen ophalen.

Afbakening met artikel 22 en 23

Op grond van de artikelen 22 en 23 kunnen regels worden gesteld over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst. Artikel 24 betreft het stellen van regels over het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst.

§ 5 Diffuse verontreiniging

Inleiding zwerfafval

Zwerfafval staat hoog op de politieke agenda. In het kader van het Convenant Verpakkingen III hebben VNG, het ministerie van VROM en SVM-pact (bedrijfsleven) het deelconvenant Zwerfafval ondertekend. Afgesproken is om de hoeveelheid zwerfafval terug te dringen. In het convenant zijn de volgende doelstellingen geformuleerd.

  • °

    Het bedrijfsleven moet zorgen dat in 2005 het aandeel blikjes en petflesjes in het zwerfafval met 80% is afgenomen (ten opzichte van de vastgestelde 50 miljoen blikjes en flesjes in 2001).

  • °

    Het bedrijfsleven moet voor 1 januari 2005 de hoeveelheid blikjes en flesjes in het zwerfafval reduceren met ten minste 2/3 (t.o.v. de 50 miljoen blikjes en flesjes in het zwerfafval in 2001).

  • °

    De rijksoverheid, de VNG en het bedrijfsleven dragen er zorg voor dat door een gezamenlijke inspanning uiterlijk in het jaar 2005 het overige zwerfafval met ten minste 45% ten opzichte van het jaar 2002 is verminderd.

De ergernis van de burger over zwerfafval is groot. Gemeenten spelen daarom een belangrijke rol bij het voorkomen en bestrijding van zwerfafval en daarmee het verbeteren van de directe leefomgeving van de burger. Gedacht kan worden aan het creëren van voldoende voorzieningen voor inzameling en verwijdering, communicatie met de burger en de controle op (on)gewenst aanbied- en wegwerpgedrag.

Op grond van artikel 10.25, onder a en b, Wm kunnen gemeenten in hun afvalstoffenverordening de zwerfafvalproblematiek regelen. Er is sprake van facultatief medebewind. Gemeenten hebben hiertoe de bevoegdheid, maar geen wettelijke plicht.

[In deze paragraaf van de afvalstoffenverordening zijn een aantal artikelen over het voorkomen en beperken van diffuse verontreiniging opgenomen; hieronder valt ook zwerfafval. Een aantal van deze bepalingen zijn overgenomen uit afdeling 4.4 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging van de model-APV. De juridische basis van deze artikelen is echter veranderd. Voorheen waren deze artikelen gebaseerd op de autonome verordenende bevoegdheid op grond van de Gemeentewet. De artikelen vinden nu hun grondslag in de Wet milieubeheer.]

Artikel 25 Voorkomen verontreiniging van de weg en van terreinen

Dit artikel heeft primair een milieubeschermende functie en beoogt de gemeenten een instrument te geven om illegale dumpingen, voorzover er geen hogere wet- of regelgeving van toepassing is, of het ontstaan van zwerfafval tegen te gaan. Zie voor illegale dumpingen ook de toelichting op artikel 1.

Stortverbod Wet milieubeheer

Uiteraard zal in een aantal gevallen het brengen van stoffen op of in de bodem zodanig kunnen gebeuren dat een wet, zoals de Wet milieubeheer, de Wet bodembescherming of het Bouwstoffenbesluit van toepassing is. Aanvragen voor ontheffing, als bedoeld in het tweede lid, worden door de afdeling Milieu behandeld.

Artikel 10.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer bepaalt, dat het is verboden zich van afvalstoffen te ontdoen door deze – al dan niet in verpakking – op of in de bodem te brengen. Artikel 25 van de Afvalstoffenverordening Zutphen 2005 kent eveneens deze combinatie van woorden (“afvalstoffen” en “in de bodem brengen”). Daar waar het gaat om het brengen van afvalstoffen op of in de bodem, gaat de wet boven de verordening. Daarom geldt voor die gevallen artikel 10.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer en niet artikel 25 van de Afvalstoffenverordening Zutphen 2005.

Artikel 25 van de Afvalstoffenverordening Zutphen 2005 omvat echter meer gevallen. Met opzet worden in het eerste lid ook de termen “stof” en “voorwerp” gebruikt en niet alleen de term “afvalstof”, omdat niet altijd duidelijk is of de desbetreffende stoffen of voorwerpen afvalstoffen zijn. Ook worden in dit artikel in de Afvalstoffenverordening Zutphen 2005 meer handelingen beschreven dan alleen het op of in de bodem brengen. Het doel van dit artikel is het tegen gaan van verontreiniging van wegen en terreinen

[Nieuwe wettelijke grondslag

Dit artikel is grotendeels overgenomen van artikel 4.4.1 model-APV. Dat artikel was gebaseerd op de autonome verordenende bevoegdheid van de gemeente. In artikel 10.25, onder a, Wm wordt echter de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening. Van belang is dat dit artikel voortaan niet meer is gebaseerd op de Gemeentewet, maar voortaan op artikel 10.25, onder a, Wm. Zie hiervoor ook de Memorie van Toelichting op de Wet milieubeheer, die hierover zegt: “De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. Onderdeel a betreft het voorkomen of het beperken van zwerfafval. Regels hieromtrent kunnen op diverse wijze worden gesteld.” ]

Tweede lid: ontheffing door het college

Het college kan ontheffing geven van het verbod uit het eerste lid. Deze bevoegdheid om ontheffing te geven bestaat niet, voor zover in het eerste lid van artikel 25 wordt verboden zich van afvalstoffen te ontdoen door deze – al dan niet in verpakking – op of in de bodem te brengen. Die handelingen worden namelijk al verboden in een hogere regeling (artikel 10.2 van de Wet milieubeheer). Het college kan hiervan geen ontheffing verlenen, omdat deze bevoegdheid aan de provincie is opgedragen (art. 10.63, derde lid, van de Wet milieubeheer).

Artikel 26 Achterlaten van straatafval

Straatafval

In artikel 1 van deze verordening wordt een definitie gegeven van straatafval: “huishoudelijke afvalstoffen van zeer beperkte omvang en gewicht, zoals proppen papier, sigarettenpeuken, kauwgom, plastic bekertjes en blikjes, verpakkingsmateriaal, etenswaren, niet zijnde klein chemisch afval, ontstaan buiten een perceel”.

Bij het begrip ‘straatafval’ gaat het in feite om afval ‘dat onderweg ontstaat’, buiten een perceel, dat niet als zwerfafval op straat of in het plantsoen terecht dient te komen en waarvoor de gemeente aan de burger (in dit geval ook toeristen) de mogelijkheid wil bieden om zich ter plekke ervan te ontdoen (voorzover van zeer beperkte omvang en gewicht). Klein chemisch afval is uitdrukkelijk uitgesloten van de omschrijving. Dit afval dient in alle gevallen via de daartoe opgezette inzamelstructuur te worden verwijderd.

In de definitie van straatafval wordt uitdrukkelijk gesproken over “buiten een perceel ontstaan”. Een huishoudelijke afvalstof, ontstaan op of binnen het perceel, moet worden aangeboden volgens de bepalingen uit paragraaf 3 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen (regels voor de burger over de aanbieding van huishoudelijke afvalstoffen).

Artikel 27 Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen

Dit artikel beoogt te voorkomen dat ter inzameling aangeboden afvalstoffen aanleiding zijn tot diffuse milieuverontreiniging. Zowel het doorzoeken van afvalstoffen als het omverwerpen van inzamelmiddelen wordt hierbij gereguleerd.

Eerste lid: Verbod op doorzoeken en verspreiden van ter inzameling gereed staande afvalstoffen

De basis voor dit artikel wordt gevonden in artikel 10.25, onder a, Wm. Met dit artikel wordt beoogd om het ontstaan van diffuse milieuverontreiniging bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen te voorkomen door dit te verbieden. Met het verbod op het doorzoeken van afvalstoffen wordt tevens de privacy van de gebruikers van percelen gediend.

Tweede lid: Doorzoeken afval en toezichthouders

Het moet vanzelfsprekend ook mogelijk zijn dat reinigingscontroleurs en medewerkers van de inzameldienst of de milieupolitie in de gelegenheid zijn om zo nodig de inhoud van aangetroffen zakken, emmers en (mini)containers te onderzoeken. Vandaar dat in dit artikel wordt bepaald, dat het verbod op doorzoeken en verspreiden niet geldt voor gemeentelijke toezichthouders en medewerkers van de inzameldienst.

[Nieuwe wettelijke grondslag

Dit artikel stond voorheen in de model-APV (artikel 4.4.7) en was gebaseerd op de autonome verordenende bevoegdheid van de gemeente. In hoofdstuk 10 van de Wet milieubeheer wordt echter in artikel 10.25, onder a, Wm de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening. Van belang is dat dit artikel voortaan niet meer is gebaseerd op de Gemeentewet, maar voortaan op artikel 10.25, onder a, Wm.]

Artikel 28 Afvalbakken bij inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren

Inrichtingen waar eet- en/of drinkwaren worden verkocht zijn bijvoorbeeld een snackbar, winkel, hal of kraam. Het afval dat hierbij kan vrijkomen is bijvoorbeeld papier, etensresten, verpakkingsmateriaal of ander afval. Met dit begrip ‘inrichtingen’ wordt niet gedoeld op inrichtingen in de zin van de wet, die moeten voldoen aan milieuvoorschriften, al zullen deze beide begrippen wel vaak samen gaan.

Wet milieubeheer

Opgemerkt wordt dat een inrichting, zoals bedoeld in dit artikel, vergunningplichtig kan zijn op grond van de Wet milieubeheer dan wel meldingplichtig op grond van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer. De verplichting zoals opgenomen in het eerste lid, onder c van deze bepaling kan in deze gevallen als voorschrift aan een dergelijke vergunning worden verbonden dan wel rechtstreeks voortvloeien uit het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer.

[Nieuwe wettelijke grondslag

Een soortgelijk artikel was ook opgenomen in de model-APV op grond van de autonome verordenende bevoegdheid van de gemeente. In artikel 10.25, onder a, Wm is voortaan de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening. Van belang is dat dit artikel voortaan niet meer is gebaseerd op de Gemeentewet.]

Artikel 29 Reclame- of promotiemateriaal

Promotiemateriaal

Niet alleen reclamebiljetten worden aan het publiek uitgereikt, ook ander promotiemateriaal wordt vaak uitgereikt. Gedacht kan worden aan de zogenaamde samplings, monsters of miniverpakkingen, waarin ter promotie een product in een kleine hoeveelheid wordt aangeboden. Op grond van dit artikel kan degene die dergelijk promotiemateriaal uitreikt, worden verplicht het promotiemateriaal, de verpakking of de inhoud daarvan op te ruimen of te laten opruimen.

[Nieuwe wettelijke grondslag

Dit artikel is grotendeels overgenomen van artikel 4.4.4 model-APV op grond van de autonome verordenende bevoegdheid van de gemeente. In artikel 10.25, onder b, Wm is voortaan de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening. Van belang is dat dit artikel voortaan niet meer is gebaseerd op de Gemeentewet.

Dit artikel is een uitwerking van artikel 10.25, onder b, Wm in de vorm van een verplichting tot opruimen of laten opruimen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal. Een bepaling als vervat in dit artikel, werd door de Hoge Raad verenigbaar geacht met artikel 7 Grondwet (vrijheid van meningsuiting, zie ook HR 27 februari 1951, 472).]

Derde lid: brievenbussticker 'geen reclamedrukwerk'

Het derde lid richt zich tot bezorgers en verspreiders van reclamedrukwerk, dat ‘huis-aan-huis’ wordt bezorgd. Vele huishoudens hebben stickers op of naast de brievenbus, waarop te kennen wordt gegeven dat huis-aan-huis verspreid reclamedrukwerk door die brievenbus niet wordt gewaardeerd. Dit artikellid bepaalt, dat het bezorgen of laten bezorgen van dit drukwerk dan verboden is.

Veel stickers maken onderscheid tussen huis-aan-huis-bladen (die dan soms wel worden gewenst) en ander huis-aan-huis-(reclame-)drukwerk. Het verbod ziet op datgene wat de rechthebbende op het bouwwerk aangeeft niet te willen ontvangen.

Artikel 30 Diffuse verontreiniging bij vervoeren, laden, lossen of overige werkzaamheden

In artikel 4.4.2 APV is – in een minder uitgebreide vorm – een soortgelijk artikel opgenomen op grond van de autonome verordenende bevoegdheid van de gemeente. In artikel 10.25, onder a en b, Wm is echter voortaan de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening. Van belang is dat dit artikel voortaan niet meer is gebaseerd op de Gemeentewet.

Eerste lid: Voorkómen verontreiniging bij laden of lossen

Het eerste lid beoogt het ontstaan van zwerfafval bij het laden of lossen of vervoeren van afvalstoffen, stoffen of voorwerpen te voorkómen. De grondslag voor het eerste lid is opgenomen in artikel 10.25, onder a, Wm. Zie hiervoor ook de Memorie van Toelichting op de Wet milieubeheer, die over artikel 10.25 Wm zegt: “De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. Onderdeel a betreft het voorkomen of het beperken van zwerfafval. Regels hieromtrent kunnen op diverse wijze worden gesteld. Zo kunnen er regels worden gesteld omtrent het direct veroorzaken van dit soort verontreiniging.”

Tweede lid: Opruimen ontstane verontreiniging

Het tweede lid vloeit voort uit artikel 10.25, onder b, Wm. De Memorie van Toelichting op de wet zegt hierover: “De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. [...] Onderdeel b betreft het opruimen van zwerfafval.” Dit artikel is dus een uitwerking van artikel 10.25, onder b, Wm in de vorm van een verplichting tot het reinigen of laten reinigen van de weg bij het ontstaan van zwerfafval. De opname van het tweede lid heeft vooral betekenis in verband met het op kosten van de overtreder laten reinigen van de weg (bestuursdwang).

§ 6 Overige onderwerpen die de verordening aangaat

Artikel 31 Opslag van afvalstoffen

Dit artikel beoogt te voorkomen dat afvalstoffen worden opgeslagen:

  • -

    in de open lucht (en tegelijk)

  • -

    op een voor publiek zichtbare plaats.

Dit geldt voor afvalstoffen in een inzamelmiddel (mini-container, vuilniszak) en voor losse afvalstoffen. Tot de afvalstoffen behoren ook autowrakken. Het artikel geldt ook voor bedrijfsafvalstoffen.

Autowrakken

In de wet was een algemeen verbod opgenomen om een autowrak aanwezig te hebben op een voor het publiek zichtbare plaats (artikel 10.17 Wm (oud)). Het doel hiervan was dreigende bodemverontreiniging en schade aan het stads- of dorpsbeeld te voorkomen. Dit verbod is in de Wet milieubeheer komen te vervallen. In artikel 10.25, onder c, Wm is voortaan de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening.

Bij de afvalstoffenverordening kunnen in ieder geval regels worden gesteld omtrent het op een voor het publiek zichtbare plaats aanwezig hebben van afvalstoffen. Artikel 10.25, onder c, Wm strekt mede ter vervanging van artikel 10.17 Wm (oud) en geldt nu voor de opslag van alle afvalstoffen. Net als bij de bepalingen over zwerfafval, die zijn gebaseerd op artikel 10.25, onder a en b, Wm is ook hier sprake van facultatief medebewind.

Definitie autowrak

De Wet milieubeheer definieert het begrip afvalstof als: “alle stoffen, preparaten of andere producten […] waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen”. Afvalstof is dus datgene waar men vanaf wil of vanaf moet willen. Door deze definitie wordt een voertuig dat een autowrak is geworden, aangemerkt als afvalstof en valt hiermee dus onder de werking van deze bepaling.

Op 2 juli 2002 is het Besluit beheer autowrakken (hierna te noemen Bba, Staatsblad 2002, 259) in werking getreden. Het begrip autowrak wordt in artikel 1, onder b, Bba als volgt gedefinieerd: “voertuig dat een afvalstof is in de zin van artikel 1.1 lid 1 van de Wm”.

In de Nota van toelichting van het Bba wordt nader ingegaan op het begrip autowrak.

“De houder van een voertuig zal zich daarvan doorgaans ontdoen, voornemens zijn zich daarvan te ontdoen of zich daarvan moeten ontdoen, wanneer het voertuig rijtechnisch in onvoldoende staat verkeert en het niet meer op rendabele wijze in een rijtechnisch voldoende staat is te brengen. Een motorrijtuig verkeert in een rijtechnisch onvoldoende staat wanneer het niet voldoet aan de wettelijke inrichtingseisen, genoemd in de wegenverkeerswetgeving of aan de apk-eisen of andere ernstige technische gebreken kent, bijvoorbeeld wanneer essentiële onderdelen zijn gedemonteerd. Voor het beantwoorden van de vraag of een voertuig op rendabele wijze weer in rijtechnisch voldoende staat te brengen is, kan worden uitgegaan van de richtprijzen voor gebruikte voertuigen en van de door garages en schadeherstelbedrijven gehanteerde tarieven voor reparatiewerkzaamheden. […] De vraag of sprake is van een autowrak zal van geval tot geval door een persoon belast met de handhaving bepaald moeten worden op grond van de wet- en regelgeving en de jurisprudentie terzake”.

Als vuistregel kan dus gelden dat sprake is van een autowrak, indien een voertuig niet meer op economisch rendabele wijze in rijtechnisch voldoende staat is te brengen.

Opslag van autowrakken in inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer De provincie is bevoegd gezag voor Wet milieubeheer-inrichtingen die vijf of meer autowrakken opslaan. Het college van de gemeente is bevoegd gezag voor inrichtingen die onder de werking van het Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer vallen. In dergelijke inrichtingen is de opslag van maximaal vier autowrakken toegestaan. Deze situaties worden niet bestreken door het verbod van art. 31, doordat dit verbod alleen geldt “buiten een inrichting in de zin van de wet”.

Afstemming met artikel 4.7.1 APV

In artikel 4.7.1 model-APV is een soortgelijke bepaling opgenomen. Op grond van het eerste lid kan het college buiten de weg geleden plaatsen aanwijzen, waar het verboden is om onder andere afvalstoffen en autowrakken op te slaan. Door het opnemen van deze bepaling in de model-afvalstoffenverordening is artikel 4.7.1 model-APV, (alleen) voor het aanwijzen van plaatsen waar opslag van afvalstoffen en autowrakken verboden is, komen te vervallen.

Afstemming met artikel 5.1.4 APV

Artikel 31 beoogt het belang van het milieu te beschermen. Ten aanzien van autowrakken die op de weg zijn geplaatst, zie ook artikel 5.1.4 APV. Dat artikel heeft een aanvullend motief: verkeersveiligheid.

Tweede lid: Mogelijkheid van ontheffing

Om in voorkomende gevallen ontheffing te kunnen verlenen, is in het tweede lid aan het college de bevoegdheid toegekend ontheffing te verlenen. Deze ontheffing wordt in voorkomend geval behandeld door de afdeling Milieu.

Derde lid: Uitzondering voor inzameling

Het verbod geldt niet voor het overdragen of het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst, andere inzamelaars of aan houders van een inzamelvergunning volgens de regels van de wet en deze verordening. Dat wordt expliciet bepaald in het derde lid van dit artikel. Wie dus de juiste mini-container aan de weg zet op de dag van inzameling daarvan, pleegt geen opslag van afvalstoffen als bedoeld in dit artikel.

Het overdragen en ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen valt weer niet onder de uitzondering. Dit moeten bedrijven dus op eigen terrein realiseren.

Artikel 32 Afgifte autowrakken afkomstig uit een huishouden

De regelgeving voor autowrakken is in 2002 drastisch gewijzigd. Op 8 mei 2002 is de wijziging van de Wet milieubeheer (structuur beheer afvalstoffen, Staatsblad 2001, 346) gedeeltelijk in werking getreden. Op 2 juli 2002 is het Besluit beheer autowrakken (Staatsblad 2002, 259) in werking getreden. Het nieuwe Besluit beheer autowrakken (Bba) verplicht autofabrikanten om een hoogwaardig inname- en verwerkingssysteem voor autowrakken op te zetten.

Zich ontdoen van een autowrak door huishoudens

Dit artikel is een uitwerking van artikel 6 Bba. Hierin is de afgifte van autowrakken door huishoudens geregeld. Op grond van artikel 6 Bba moeten gemeenten in hun afvalstoffenverordening bepalen dat een autowrak, zijnde een huishoudelijk afvalstof, slechts mag worden afgegeven aan autodemontagebedrijven, garages en autoschadeherstelbedrijven of aan een persoon die in een ander land dan Nederland is gevestigd (onder strikte voorwaarden).

In artikel 7 Bba worden autowrakken, afkomstig van huishoudens uitdrukkelijk uitgezonderd van de gemeentelijke zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijk afval.

Artikel 33 Branden van afvalstoffen en andere stoffen in de open lucht

[Dit artikel en de het volgende artikel kent de model-Afvalstoffenverordening niet. Vanaf hier wijkt daarom de artikelnummering af van die van de model- Afvalstoffenverordening.]

Landelijk stookverbod voor afvalstoffen

Artikel 10.2 van de Wet milieubeheer verbiedt het zich ontdoen van afvalstoffen (onder meer) door deze te verbranden. Het college kan van dit verbod ontheffing verlenen (op grond van art. 10.63, tweede lid, van de Wet milieubeheer). Wettelijke voorwaarden bij het verlenen van ontheffing zijn:

  • -

    dat het belang van de bescherming van het milieu zich daartegen niet verzet en

  • -

    dat het geen gevaarlijke afvalstoffen betreft.

Dit wettelijk stookverbod geldt buiten ‘inrichtingen’ in de zin van de Wet milieubeheer. Binnen die inrichtingen (bedrijven) is het stoken in de open lucht ook verboden, maar dan via de milieuvergunning of een van de algemene, vergunningvervangende besluiten milieubeheer per branche.

Stoken van andere stoffen

Meestal zal het bij stoken gaan om het zich ontdoen van afvalstoffen: snoeihout, kerstbomen, paasvuur. Er is echter ook mogelijk, dat geen afvalstoffen worden verbrand, maar brandstoffen: kaarsen, houtskool, briquetten, brandhout e.d. Het branden van tuinfakkels, barbecues, vuurkorven en kleine kampvuren valt daarmee niet onder het landelijk stookverbod, dat immers alleen het verbranden van afvalstoffen betreft. Via artikel 33 van de Afvalstoffenverordening Zutphen 2005 worden daarvoor toch ook (mede) regels gesteld. Ook is dit stoken alleen toegestaan met ontheffing van het verbod.

Stoken in woningen

Het wettelijk stookverbod geldt ook voor het stoken van afvalstoffen in een woning (allesbranders), maar niet voor het stoken van brandstoffen in een woning (open haard, houtkachel). Voor dat laatste stelt de Afvalstoffenverordening Zutphen 2005 dan ook geen regels. Wel geldt voor stoken in een woning de algemene hinderbepaling uit de Bouwverordening.

Voorschriften voor stoken in de open lucht buiten inrichtingen

In de gevallen, waarvoor het college ontheffing verleent van het wettelijk stookverbod, kunnen aan deze ontheffing voorschriften worden verbonden. De basis hiervoor ligt in artikel 33, eerste lid, van de Afvalstoffenverordening Zutphen 2005. Maar ook voor gevallen van stoken in de open lucht, die niet worden bestreken door het wettelijk stookverbod van afvalstoffen, kan het college regels stellen. Dit is de autonome bevoegdheid van de gemeente om zaken op haar grondgebied bij verordening te regelen, mits deze niet al door wetten worden bestreken.

In alle gevallen van stoken in de open lucht, mag dit stoken alleen plaats vinden onder naleving van het Uitvoeringsbesluit stoken Zutphen 2005. Deze regels gelden dus zowel voor het stoken van afvalstoffen als van brandstoffen in de open lucht. Het stoken van zowel afvalstoffen als brandstoffen is daarbij alleen mogelijk met een ontheffing van het college. De ontheffing voor het stoken van afvalstoffen is gebaseerd op artikel 10.63 van de Wet milieubeheer; ontheffing voor het stoken van andere stoffen dan afvalstoffen is gebaseerd op de autonome verordenende bevoegdheid van de gemeenteraad.

Dit Uitvoeringsbesluit stoken Zutphen 2005 bevat onder meer voorschriften van de volgende strekking:

  • -

    het stoken mag geen gevaar, schade of hinder opleveren voor de omgeving;

  • -

    bij (en na) het stoken moet in het bijzonder de bodem worden beschermd tegen vervuiling;

  • -

    het te verstoken materiaal mag geen gevaarlijk afval zijn of bevatten;

  • -

    bij het stoken moeten bepaalde afstanden in acht worden genomen (tot gebouwen, woningen en groen);

  • -

    elke vorm van stoken moet minimaal een uur van tevoren worden gemeld aan de Brandweer.

Aanvragen voor ontheffingen worden behandeld door de afdeling Milieu. Het beleid daarvoor is neergelegd in de notitie ‘Stoken van brand’, Zutphen 2005. Het toezicht op de naleving van de regels voor stoken in Zutphen (Uitvoeringsbesluit stoken Zutphen 2005) is in handen gelegd van de Brandweer en Reinigingscontrole.

Artikel 34 Gevelreinigen

Dit artikel is een verfijning van het artikel in de Algemene Plaatselijke Verordening Zutphen over verontreiniging van de weg en van terreinen. Het college stelt regels voor schoonmaakactiviteiten aan gebouwen en bouwwerken door middel van stralen of reinigen onder hoge druk. Deze regels dienen ter bescherming van het milieu.

[Tot 2005 werd gevelreinigen in Zutphen nog gereguleerd met het algemenere artikel 4.4.1 APV. In regionaal verband (regio IJsselstreek) is afgesproken daarvoor een speciale bepaling op te nemen.]

Anders dan voorheen wordt voor gevelreinigen niet meer vereist dat wordt gewerkt met ontheffing van een verbod. Verlangd wordt nog slechts dat de gevelreiniger de voorgenomen activiteiten meldt bij de gemeente. Ook moeten bij de werkzaamheden bepaalde voorschriften in acht worden genomen. Deze staan in bijlage 9 het Uitvoeringsbesluit afvalstoffen Zutphen.

§ 7 Slotbepalingen

Artikel 35 Zorgplicht

[gereserveerd]

Het reserveren van een artikel biedt de mogelijkheid om op een later tijdstip nog een artikel in te voegen zonder dat de nummering van de overige artikelen behoeft te worden aangepast. Onderwerpen die later in de afvalstoffenverordening geregeld zouden kunnen worden zijn een zorgplicht voor afvalstoffen of een omkering van de bewijslast bij aantreffen van afvalstoffen. De (juridische) discussies hierover lopen nog.

Artikel 36 Strafbepaling

[In de model-Afvalstoffenverordening is dit artikel 33.]

Aanduiding strafbare feiten

In dit artikel worden de bepalingen opgesomd die als strafbaar feit worden aangeduid om strafrechtelijk gehandhaafd te kunnen worden.

De strafbaarstelling van artikel 10.23 Wm over de gemeentelijke afvalstoffenverordening is geregeld in de Wet op de economische delicten (Wed). Aangezien niet alle bepalingen in de afvalstoffenverordening zich voor strafrechtelijke handhaving lenen, is de strafbaarstelling geclausuleerd. Artikel 1a, aanhef, onder 3º Wed luidt: “Economische delicten zijn eveneens: overtredingen van voorschriften , gesteld bij of krachtens: …. de Wet milieubeheer, 10.23 - voorzover aangeduid als strafbare feiten - en …….” In de afvalstoffenverordening moet daarom worden aangegeven welke overtredingen (lees: de overtreding van welke artikelen) een strafbaar feit opleveren. Uitsluitend indien dat het geval is, vormt de overtreding een economisch delict in de zin van artikel 1a, onder 3º Wed.

Als strafbaar feit aangeduide bepalingen uit de afvalstoffenverordening Gedragingen in strijd met de volgende artikelen van de afvalstoffenverordening kunnen worden aangeduid als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 3º Wed:

Artikel 12: Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen

Artikel 13: Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan gebruikers van percelen

Artikel 14: Afzonderlijk ter inzameling aanbieden

Artikel 15: Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel voor de gebruiker van een perceel

Artikel 16: Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening ten behoeve van een groep percelen

Artikel 17: Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via inzamelvoorzieningen op wijkniveau

Artikel 18: Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau

Artikel 19: Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen zonder inzamelmiddel

Artikel 20: Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden

Artikel 23: Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst

Artikel 24: Het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst

Artikel 25: Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging

Artikel 26: Achterlaten van straatafval

Artikel 27: Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen

Artikel 28: Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren

Artikel 29: Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal

Artikel 30: Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden

Artikel 31: Verbod op een voor het publiek zichtbare plaats aanwezig hebben van afvalstoffen

Artikel 32: Afgifte autowrakken afkomstig uit een huishouden

Artikel 33: Branden van afvalstoffen en andere stoffen in de open lucht

Artikel 34: Gevelreinigen.

Strafmaat

In de Wet op de economische delicten is de strafmaat aangegeven van overtredingen van plaatselijke verordeningen die gebaseerd zijn op de Wet milieubeheer. In het geval van de afvalstoffenverordening is dat: hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de vierde categorie. Artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht stelt de hoogte van een boete van de vierde categorie vast op maximaal € 11.250,--. Artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht geeft de officier van justitie de mogelijkheid om met betaling van een boete strafvervolging te voorkomen. Het Openbaar Ministerie heeft richtlijnen opgesteld voor boetes. De boete voor het verkeerd aanbieden van huishoudelijk afval of voor zwerfafval was ten tijde van het vaststellen van de Afvalstoffenverordening Zutphen 2005 gesteld op een standaardbedrag van € 46,--.

Artikel 37 Toezichthouders

[In de model-Afvalstoffenverordening is dit artikel 34.]

De tekst van dit artikel sluit aan artikel 6.2 model-APV: Toezichthouders.

Aanwijzing van de toezichthouder in de afvalstoffenverordening is noodzakelijk om te bepalen welke functionarissen zijn belast met het toezicht op de naleving van deze afvalstoffenverordening. Alleen voor de aanwijzing van toezichthouders is een bepaling opgenomen in de afvalstoffenverordening. Opsporingsambtenaren worden namelijk aangewezen in de artikelen 141 en 142 Wetboek van Strafvordering.

Door de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht moeten de toezichthouders vanaf 1 oktober 2010 aangewezen worden op grond van artikel 5.10, derde lid, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Voor die datum gebeurde dit op grond van artikel 18.4, derde lid, Wet milieubeheer.

Overgangsrecht

In de Invoeringswet algemene bepalingen omgevingsrecht is in artikel 1.9 geregeld dat toezichthouders die waren aangewezen op grond van artikel 18.4, derde lid, van de Wet milieubeheer vanaf 1 oktober 2010 (datum inwerkingtreding invoeringswet) geacht worden te zijn aangewezen op grond van artikel 5.10, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. De al aangewezen toezichthouders behoeven dus niet opnieuw aangewezen te worden.

Artikel 38 Inwerkingtreding

[In de model-Afvalstoffenverordening is dit artikel 35.]

Artikel 39 Overgangsbepaling

[In de model-Afvalstoffenverordening is dit artikel 36.]

Artikel 40 Citeerbepaling

[In de model-AV is dit artikel 37.]

(Geen) ondertekening

De toelichting op de Afvalstoffenverordening Zutphen 2005 is, anders dan de verordening zelf, niet door de Raad vastgesteld. De toelichting kan ambtelijk worden aangepast aan veranderende omstandigheden.