Regeling vervallen per 31-12-2011

Verordening Werkleeraanbod Wet investeren in jongeren

Geldend van 19-02-2010 t/m 30-12-2011 met terugwerkende kracht vanaf 01-10-2009

Intitulé

Verordening Werkleeraanbod Wet investeren in jongeren

De raad van de gemeente Midden-Delfland;

Gezien het advies van de Commissie Samenleving d.d. 13 januari 2010;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 20 januari 2010;

Gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet en artikel 12, eerste lid, onderdeel a van de Wet investeren in jongeren;

Overwegende dat het noodzakelijk is bij verordening regels te stellen aangaande de inhoud van het werkleeraanbod in het kader van de Wet investeren in jongeren;

BESLUIT:

Vast te stellen de volgende Verordening Werkleeraanbod Wet investeren in jongeren

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: de Wet investeren in jongeren (WIJ);

  • b.

    algemeen geaccepteerde arbeid: alle arbeid, niet zijnde arbeid in het kader van de Wet sociale werkvoorziening, die algemeen maatschappelijk aanvaard is en niet indruist tegen de openbare orde of goede zeden;

  • c.

    startkwalificatie: een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of een diploma van het hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • d.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • e.

    jongere: een hier te lande woonachtige Nederlander van 16 jaar of ouder doch jonger dan 27 jaar, zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van de wet;

  • f.

    werkleeraanbod: het aanbieden van algemeen geaccepteerde arbeid, een voorziening gericht op arbeidsinschakeling, waaronder begrepen scholing, opleiding of sociale activering alsmede ondersteuning bij de arbeidsinschakeling. Onder scholing of opleiding wordt niet verstaan uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs.

Paragraaf 2. Beleid en Financiën

Artikel 2. Opdracht college

    • 1.

      Het college biedt jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod, algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling of een voorziening gericht op de arbeidsinschakeling aan.

    • 2.

      Het college kan het werkleeraanbod ook invullen met een combinatie van algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling dan wel één of meerdere voorzieningen.

    • 3.

      In afwijking van het tweede lid kan een werkleeraanbod ook bestaan uit een voorbereidingsperiode op een zelfstandig bedrijf of beroep, als bedoeld in artikel 17, zesde lid van de wet.

    • 4.

      Het college stemt het werkleeraanbod af op de omstandigheden, krachten en bekwaamheden van de jongere, wiens recht op een werkleeraanbod is vastgesteld. Bij de invulling van het werkleeraanbod onderzoekt het college de mogelijkheden en omstandigheden van de jongere. Zij beziet daarbij tevens in hoeverre de wensen van de jongere bij de invulling van het werkleeraanbod kunnen worden betrokken.

Artikel 3. Aanspraak op ondersteuning

    • 1.

      Jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod komen in aanmerking voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte en beschikbare voorzieningen gericht op de arbeidsinschakeling.

    • 2.

      Het college doet een werkleeraanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening.

Artikel 4. De voorzieningen

    • 1.

      Bij de inzet van voorzieningen kiest het college voor voorzieningen die beschikbaar, adequaat en toereikend zijn voor het doel dat wordt beoogd.

    • 2.

      Het doel van de inzet van voorzieningen is het bevorderen van duurzame arbeidsparticipatie van jongeren door het opdoen van werkervaring, het aanleren van vaardigheden en kennis, het opdoen van werkritme, maatschappelijke participatie dan wel op andere wijze vergroten van persoonlijke en maatschappelijke zelfredzaamheid.

Artikel 5. Verplichtingen van de jongere

  • Een jongere die gebruik maakt van een voorziening is gehouden te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Wet structuur uitvoering werk en inkomen, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

Artikel 6. Intrekking werkleeraanbod

  • Het college kan het werkleeraanbod intrekken of herzien, indien wijziging optreedt in de omstandigheden, krachten of bekwaamheden van de jongeren dan wel indien de jongere niet voldoet aan een of meer op hem rustende verplichtingen als bedoeld in hoofdstuk 5 van de wet en hem dit te verwijten valt.

Artikel 7. Budgetplafond

    • 1.

      Het college kan een of meer budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen.

    • 2.

      Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

Paragraaf 3. Subsidie en vergoedingen

Artikel 8. Subsidies

  • 1. Het college kan subsidie verlenen aan werkgevers die met een jongere een arbeidsovereenkomst sluiten als tegemoetkoming in de loonkosten en in de kosten van voorbereiding op een beoogd dienstverband met de jongere.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen over de duur van de subsidie, de hoogte, en de verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden.

  • 3. Het college kan een subsidieplafond vaststellen.

  • 4. Op de subsidies bedoeld in dit artikel is artikel 11 van de re-integratieverordening Wet werk en bijstand van toepassing.

Artikel 9. Vergoedingen

Het college kan aan de jongere die ten behoeve van de uitvoering van een werkleeraanbod noodzakelijke kosten maakt, een vergoeding voor die kosten verstrekken.

Paragraaf 4. Slotbepalingen

Artikel 10. Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien de toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2. In die gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het college.

Artikel 11. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met terugwerkende kracht tot 1oktober 2009.

Artikel 12. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Werkleeraanbod Wet investeren in jongeren van de gemeente Midden-Delfland.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 26 januari 2010.

De griffier, de voorzitter,

A.de Vos, A.J. Rodenburg

Toelichting Verordening werkleeraanbod

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 Begripsbepalingen

Begrippen die in de verordening worden gebruikt hebben dezelfde betekenis als in de WIJ. Daarom worden bepaalde begrippen zoals ‘werkleeraanbod’, ‘arbeidsinschakeling’ en ‘jongere’ niet opnieuw gedefinieerd. Wel gedefinieerd zijn de begrippen ‘startkwalificatie’ en ‘algemeen geaccepteerde arbeid’, omdat deze in de WIJ niet nader zijn omschreven. Het begrip ‘startkwalificatie’ is afkomstig uit de Wet educatie en beroepsonderwijs en wordt wel in de WWB gedefinieerd (artikel 6, eerste lid, onderdeel d WWB). De omschrijving van ‘algemeen geaccepteerde arbeid’ is afkomstig uit de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2008-2009, 31775, nr. 7, pag. 28).

Artikel 2 Opdracht college

In het eerste lid is de opdracht aan het college verwoord, zoals deze voortvloeit uit de artikelen 11, eerste lid en 13 eerste lid WIJ. In het tweede lid is tevens verduidelijkt dat het werkleeraanbod ook samengesteld kan zijn uit een combinatie van algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij arbeidsinschakeling en één of meerdere voorzieningen. Onder voorziening wordt verstaan een instrument dat wordt ingezet om de jongere dichterbij de arbeidsmarkt te brengen. Dit kan zoals gezegd allerlei vormen hebben, variërend van schuldhulpverlening tot training van werknemersvaardigheden. In het derde lid is vastgelegd dat een werkleeraanbod ook kan bestaan uit ondersteuning bij een traject gericht op werk in zelfstandig bedrijf of beroep. Uit een oogpunt van herkenbaarheid en consistentie, alsmede gelet op het belang dat gehecht wordt aan het begeleiden van jongeren naar zelfstandig werk, is deze bepaling opgenomen. Aangetekend daarbij moet worden dat dit een kan-bepaling is: het college bepaalt of het zinvol is de jongere een aanbod te doen gericht op ondersteuning richting zelfstandig bedrijf of beroep. Het vierde lid beschrijft het belang van “individueel maatwerk”. De gemeentelijke onderzoeksplicht en de plicht om de wensen van de jongere bij de invulling te betrekken worden beschreven Met het oog op motivering en kansbenutting zal het college daarmee rekening houden. Daarmee is niet gezegd dat de jongere recht heeft op een bepaalde specifieke voorziening en deze kan opeisen. De uiteindelijk invulling van de aard en de samenstelling van het aanbod is voorbehouden aan het college. Met de WIJ zetten we het huidige beleid rondom jongeren voort. Dat wil zeggen dat het verwerven van een startkwalificatie (indien haalbaar voor de jongere) voorop blijft staan. Ook de sluitende aanpak rondom jongeren blijft van kracht. Als gevolg van de WIJ gaat dit beleid ook gelden voor de jongeren van 23 tot en met 26 jaar.

Artikel 3 Aanspraak op ondersteuning

Als spiegelbeeld van de opdracht van het college komen jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod in aanmerking voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en voorzieningen. Dit vloeit reeds voort uit artikel 13, eerste lid WIJ maar is omwille van de herkenbaarheid en eenduidigheid hier nader geconcretiseerd. Wat de vorm van de ondersteuning is, bepaalt het college zelf (Kamerstukken II, 2008-2009, 31 775, nr. 3, pag. 22). Voor de duidelijkheid is verder nog bepaald dat het om jongeren moet gaan die recht op een werkleeraanbod hebben. Dat is niet iedere jongere in de zin van de WIJ (zie artikel 2, eerste lid WIJ), want daaronder wordt verstaan de jongere in de leeftijd van 16 tot 27 jaar. Artikel 13, eerste lid, WIJ kadert de doelgroep af. In het tweede lid wordt expliciet de koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van de jongere en de criteria die gesteld zijn voor het aanbieden van een werkleeraanbod.

Artikel 4 De voorzieningen

Naast het aanbieden van algemeen geaccepteerde arbeid en ondersteuning bij de arbeidsinschakeling kan het college voorzieningen aanbieden. De voorziening zijn primair bedoeld voor jongeren die niet direct inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt, maar kan in een krimpende arbeidsmarkt ook worden aangeboden aan jongeren zonder direct aanwijsbare belemmeringen. In het tweede artikel is het maatwerkprincipe gerelateerd aan de inzet van voorzieningen. De voorzieningen die worden ingezet moeten een adequaat en toereikend middel zijn om het doel te bereiken. In het derde lid is het doel van de inzet van voorzieningen verwoord. Afhankelijk van de aard van de voorziening zal sprake zijn van één van de aangegeven (tussen)doelen, met als eindbestemming duurzame arbeidsparticipatie.

Artikel 5 Verplichtingen van de jongere

In de WIJ is vastgelegd welke verplichtingen verbonden zijn aan het recht op een werkleeraanbod (artikelen 44 en 45 WIJ). Daaraan is toegevoegd de verplichting dat de jongere de verplichtingen dient na te komen die voortvloeien uit de verordening of die aan een bepaalde voorziening zijn verbonden. Dit kunnen verplichtingen van uiteenlopende aard zijn, die een verdere concretisering vormen van de in de WIJ opgenomen verplichtingen. Zo kan bijvoorbeeld worden bepaald dat de jongere gedurende het traject periodiek de voortgang met een consulent bespreekt.

Artikel 6 Intrekken werkleeraanbod

Daar waar het recht op een werkleeraanbod wordt toegekend en ingevuld, kan dit ook worden ingetrokken, onder de voorwaarden genoemd in artikel 21 WIJ. Met betrekking tot intrekking van het aanbod in verband met schending van de verplichtingen verbonden aan het werkleeraanbod, wordt het aan het college overgelaten om te bepalen onder welke voorwaarden daartoe kan worden besloten. Het intrekken van het werkleeraanbod vindt met terughoudendheid plaats .Intrekking is slechts aan de orde als er een situatie is ontstaan dat niet langer kan worden gevergd dat het werkleeraanbod wordt voortgezet en een andere invulling (via een gedeeltelijke herziening) evenmin soelaas biedt. Gedacht wordt aan herhaalde misdragingen jegens andere jongeren of begeleiders op de werk/leerplek of veelvuldig verzuim. Daarbij kunnen bijvoorbeeld ook een rol spelen de positie van gemotiveerde jongeren die wachten op een leer/werkplek, de staat van de arbeidsmarkt en de kosten van de voorziening.

Artikel 7 Budgetplafonds

De gemeente kan een verdeling maken van de beschikbare middelen over de verschillende voorzieningen. Dit kan bijvoorbeeld in een beleidsplan of de begroting. Het uitgeput zijn van bepaalde begrotingsposten kan echter nooit een reden zijn om geen werkleeraanbod te doen. Wel kan de invulling van het aanbod beïnvloed worden door budgettaire beperkingen. Zijn er vanwege die beperkingen voor bepaalde voorzieningen geen middelen meer dan dient te worden nagegaan welk ander instrument beschikbaar is. Dit houdt is dat er geen algemeen plafond gesteld kan worden. Wat wel kan, is dat per voorziening een plafond wordt ingebouwd. Dit laat de mogelijkheid open dat er via een ander instrument tot duurzame arbeidsparticipatie wordt gekomen.

Artikel 8 Subsidies

Het werkleeraanbod kan worden ingevuld met gesubsidieerde arbeid. Dit wordt ook als een voorziening aangemerkt. In het eerste lid is vastgelegd dat de subsidie aan de werkgever kan bestaan uit een tegemoetkoming in de loonkosten of andere bijkomende kosten. Deze subsidie vormt als zodanig een noodzakelijke voorwaarde voor deze voorziening. Voor het verstrekken van deze subsidie is een wettelijke grondslag vereist (artikel 4:23, eerste lid Awb). Om die reden is dit specifieke artikel opgenomen dat deze grondslag biedt. In het eerste lid worden loonkostensubsidies en subsidies ter voorbereiding van een dienstverband van een grondslag voorzien. De hoogte van de subsidies en de voorwaarden waaronder deze worden verleend dienen afzonderlijk te worden geregeld. Het college kan nadere regels stellen. De gemeente kan, om de financiële risico’s te beheersen, subsidieplafonds vast stellen. Om subsidies te kunnen weigeren is het een vereiste dat een dergelijk plafond is ingesteld. In het derde lid is de bevoegdheid van het college vastgesteld om plafonds in te stellen, bijvoorbeeld in het beleidsplan of in de begroting.

Artikel 9 Vergoedingen

Kosten die voor de jongere verbonden zijn aan het uitvoeren van het werkleeraanbod kunnen worden vergoed op grond van dit artikel. Gedacht kan worden aan kosten van kinderopvang, voor zover de voorliggende voorziening daarin onvoldoende voorziet. Ook noodzakelijke reiskosten en andere kosten (bijvoorbeeld kleding en schoeisel) kunnen voor vergoeding in aanmerking komen, mits de kosten aantoonbaar en noodzakelijk zijn en er geen andere voorzieningen zijn.