Gemeenschappelijke Regeling Regionale Hulpverleningsdienst Rotterdam-Rijnmond 2000

Geldend van 22-06-2000 t/m heden

Intitulé

Gemeenschappelijke Regeling Regionale Hulpverleningsdienst Rotterdam-Rijnmond 2000

De Gemeenteraad van Rotterdam, de burgemeester van Rotterdam, het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, ieder voorzover het hun bevoegdheden betreft;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 23 mei 2000, 00ABZ02443 (raadsstuk 2000-426);

overwegende,

dat Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland op 20 februari 1986 als samenwerkingsgebied, bedoeld in artikel 3, lid 1 van de Brandweerwet 1985, hebben aangewezen de gemeenten Albrandswaard, Barendrecht, Bernisse, Brielle, Capelle aan den IJssel, Dirksland, Goedereede, Hellevoetsluis, Maassluis, Middelharnis, Ridderkerk, Rotterdam, Rozenburg, Schiedam, Spijkenisse, Vlaardingen en Westvoorne;

dat op 15 november 1994 de gemeenten Krimpen aan den IJssel, Oostflakkee, Bergschenhoek, Berkel en Rodenrijs en Bleiswijk zijn toegevoegd aan het samenwerkingsgebied als bedoeld in artikel 3, lid 1 van de Brandweerwet 1985;

dat Provinciale Staten van Zuid-Holland op 13 december 1990 als samenwerkingsgebied, bedoeld in artikel 4, lid 1 van de Wet ambulancevervoer hebben aangewezen de gemeenten Albrandswaard, Barendrecht, Bernisse, Brielle, Capelle aan den IJssel, Dirksland, Goedereede, Hellevoetsluis, Krimpen aan den IJssel, Maassluis, Middelharnis, Oostflakkee, Ridderkerk, Rotterdam, Rozenburg, Schiedam, Spijkenisse, Vlaardingen en Westvoorne;

dat op 15 november 1994 de gemeenten Bergschenhoek, Berkel en Rodenrijs en Bleiswijk zijn toegevoegd aan het samenwerkingsgebied als bedoeld in artikel 4, lid 1 van de Wet ambulancevervoer;

dat Provinciale Staten van Zuid-Holland in april 1993, door middel van besluit 3980, de Kroon hebben geadviseerd als samenwerkingsgebied, bedoeld in artikel 5 lid 1 van de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen, aan te wijzen de gemeenten Albrandswaard, Barendrecht, Bergschenhoek, Berkel en Rodenrijs, Bernisse, Bleiswijk, Brielle, Capelle aan den IJssel, Dirksland, Goedereede, Hellevoetsluis, Krimpen aan den IJssel, Maassluis, Middelharnis, Oostflakkee, Ridderkerk, Rotterdam, Rozenburg, Schiedam, Spijkenisse, Vlaardingen en Westvoorne;

dat voornoemde gemeenten, respectievelijk hun bestuursorganen, verplicht zijn gemeenschappelijke regelingen te treffen op grond van artikel 3, lid 1 van de Brandweerwet 1985, van artikel 5, lid 2 van de Wet ambulancevervoer, artikel 5, lid 1 van de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen;

dat het gewenst is dat een geïntegreerde regionale brandweeralarmcentrale/centrale post ambulancevervoer wordt ingesteld en in stand gehouden die wordt beheerd door één gemeenschappelijke regeling;

dat door integratie van de Gemeenschappelijke Regeling Regionale Brandweer Noordelijke Delta, de Gemeenschappelijke Regeling Centrale Post Ambulancevervoer Goeree Overflakkee en de Gemeenschappelijke Regeling Centrale Post Ambulancevervoer Rijnmond in 1991 de gemeenschappelijke regeling van de Regionale Hulpverleningsdienst Rotterdam-Rijnmond is gevormd;

dat het voorts gewenst is dat deze gemeenschappelijke regeling belast wordt met de overige wettelijke taken genoemd in artikel 3 van de Brandweerwet 1985;

dat het voorts gewenst is dat deze gemeenschappelijke regeling belast wordt met de wettelijke taken genoemd in artikel 8 van de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen;

gelet op de Brandweerwet 1985, de Wet ambulancevervoer, de wet geneeskundige hulpverlening bij rampen, de Gemeentewet en de Wet Gemeenschappelijke Regelingen;

Besluit:

tot het treffen van de gemeenschappelijke regeling Regionale Hulpverleningsdienst Rotterdam-Rijnmond 2000.

HOOFDSTUK I

Instelling en plaats van vestiging.

Artikel 1.

  • 1.

    Er is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam, genaamd Regionale Hulpverleningsdienst Rotterdam-Rijnmond.

  • 2.

    De Regionale Hulpverleningsdienst Rotterdam-Rijnmond is een regionaal samenwerkingsverband van de gemeenten Albrandswaard, Barendrecht, Bergschenhoek, Berkel en Rodenrijs, Bernisse, Bleiswijk, Brielle, Capelle aan den IJssel, Dirksland, Goedereede, Hellevoetsluis, Krimpen aan den IJssel, Maassluis, Middelharnis, Oostflakkee, Ridderkerk, Rotterdam, Rozenburg, Schiedam, Spijkenisse, Vlaardingen en Westvoorne.

  • 3.

    Het openbaar lichaam is gevestigd in Rotterdam.

Begripsbepalingen.

Artikel 2.

  • 1. In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      de regeling: de gemeenschappelijke regeling van de Regionale Hulpverleningsdienst Rotterdam-Rijnmond;

    • b.

      het openbaar lichaam: het openbaar lichaam bedoeld in artikel 1, lid 1;

    • c.

      de gemeente: één van de in artikel 1, lid 2 genoemde gemeenten;

    • d.

      het samenwerkingsgebied: het gezamenlijk grondgebied van de in artikel 1, lid 2 genoemde gemeenten;

    • e.

      de brandweersamenwerkingsgebieden: de door het Algemeen Bestuur als zodanig aangewezen subregionale gebieden waarbinnen gemeenten/brandweerkorpsen samenwerken;

    • f.

      het algemeen bestuur: het hoogste bestuursorgaan als bedoeld in artikel 6;

    • g.

      het dagelijks bestuur: het dagelijks bestuursorgaan als bedoeld in artikel 15;

    • h.

      de dienst: het ambtelijk apparaat dat belast is met de realisatie van de doelstelling en de uitvoering van de taken van het openbaar lichaam;

    • i.

      de centrale: het deel van de dienst dat belast is met de uitvoering van de taken van de op grond van artikel 3, lid 2 onder 1a van de Brandweerwet 1985 ingestelde regionale brandweeralarmcentrale en op grond van artikel 5 van de Wet ambulancevervoer ingestelde centrale post;

    • j.

      de regionale brandweer: het deel van de dienst dat belast is met de uitvoering van de overige taken die de Brandweerwet 1985 aan het openbaar lichaam opdraagt;

    • k.

      de directie: de door het dagelijks bestuur benoemde functionaris(sen) die belast is (zijn) met de dagelijkse leiding van de dienst en die de bestuursorganen bijstaat(n) bij de vervulling van hun taken;

    • l.

      de regionale commandant: de commandant als bedoeld in artikel 24.

    • m.

      De regionaal geneeskundig functionaris: degene die leiding geeft aan de geneeskundige keten zoals bedoeld in artikel 25.

  • 2. Daar waar in de regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere Wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van de gemeente, de raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester, onderscheidenlijk: het openbaar lichaam, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

HOOFDSTUK II

Doel en reikwijdte.

Artikel 3.

  • 1.

    Het openbaar lichaam heeft tot doel:

    • a.

      het onder alle omstandigheden bewerkstelligen van een doelmatig georganiseerde en gecoördineerde uitvoering van werkzaamheden ter zake van het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt, het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand, het beperken en bestrijden van rampen en overigens het bevorderen van een goede hulpverlening bij ongevallen en rampen;

    • b.

      het doelmatig organiseren en coördineren van het vervoer van zieken en ongevalslachtoffers, de registratie daarvan en het bevorderen van adequate opname van zieken en ongevalslachtoffers in ziekenhuizen of andere instelling voor intramurale zorg;

    • c.

      het voorbereiden en bewerkstelligen van een doelmatig georganiseerde en gecoördineerde geneeskundige hulpverlening bij rampen.

Taak.

Artikel 4.

Het openbaar lichaam heeft, binnen het kader van artikel 3 en onverminderd hetgeen te dezer zake ingevolge enig wettelijk voorschrift aan de gemeente is opgedragen, de volgende taken:

  • a.

    die, welke bij of krachtens de wet zijn opgedragen aan de in artikel 3, lid 2 van de Brandweerwet 1985 bedoelde gemeenschappelijke regeling;

  • b.

    die, welke bij of krachtens de wet zijn opgedragen aan de in artikel 5 van de Wet ambulancevervoer bedoelde gemeenschappelijke regeling;

  • c.

    die, welke bij of krachtens de wet zijn opgedragen aan de in artikel 5, lid 1 van de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen bedoelde gemeenschappelijke regeling;

  • d.

    het in voorkomende gevallen -indien daartoe de behoefte aanwezig is- samenwerken met andere hulpverleningsdiensten;

  • e.

    het verzorgen van andere aangelegenheden die in het kader van de doelstelling van belang zijn.

HOOFDSTUK III

Organen.

Artikel 5.

Het openbaar lichaam kent de volgende organen:

  • a.

    het algemeen bestuur;

  • b.

    het dagelijks bestuur;

  • c.

    de voorzitter.

HOOFDSTUK IV

Samenstelling algemeen bestuur.

Artikel 6.

  • 1. Per deelnemende gemeente worden één lid en één plaatsvervangend lid aangewezen voor het algemeen bestuur.

  • 2. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar aangesteld door of vanwege het openbaar lichaam of daaraan ondergeschikt.

Artikel 7.

Artikel 7.

  • 1.

    De aanwijzing van de leden en plaatsvervangende leden van het algemeen bestuur vindt plaats in de eerste vergadering van de raden in nieuwe samenstelling, te houden op de dag met ingang waarvan de leden van de raad in oude samenstelling aftreden. De raden sturen hiervan schriftelijk bericht aan het openbaar lichaam.

  • 2.

    De leden van het algemeen bestuur treden tegelijk af op de dag waarop de nieuw gekozen leden van het algemeen bestuur in functie treden.

  • 3.

    De leden van het algemeen bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij de voorzitter van het algemeen bestuur, alsmede de voorzitter van de raad die hen heeft aangewezen, schriftelijk op de hoogte. Onverminderd het bepaalde in artikel 13, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, behouden leden van het algemeen bestuur, die ontslag hebben genomen, hun lidmaatschap totdat onherroepelijk in hun opvolging is voorzien.

  • 4.

    Indien tussentijds een plaats van een lid openvalt, wordt zo spoedig mogelijk een nieuw lid of een plaatsvervangend lid benoemd.

Artikel 8.

  • 1.

    Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden aan het dagelijks bestuur, de voorzitter, de secretaris de penningmeester en de plaatsvervangend voorzitter.

  • 2.

    Het algemeen bestuur beslist omtrent schorsing en ontslag van de leden van het dagelijks bestuur, de voorzitter, de secretaris, de penningmeester en de plaatsvervangend voorzitter.

  • 3.

    In de regel zal het algemeen bestuur de burgemeester van de grootste gemeente die deelneemt aan deze regeling aanwijzen als voorzitter.

Artikel 9.

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast.

  • 2.

    Dit reglement, alsmede de daarin aangebrachte wijzigingen, worden aan de deelnemende gemeenten en aan Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland gezonden.

  • 3.

    In het reglement van orde wordt aangegeven op welke wijze zal worden voldaan aan het bepaalde in het ministerieel besluit als bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de Wet ambulancevervoer.

Werkwijze algemeen bestuur.

Artikel 10.

  • 1. Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks ten minste tweemaal en voorts zo dikwijls de voorzitter of het dagelijks bestuur het nodig oordelen, of indien het door drie leden schriftelijk met opgave van redenen wordt gevraagd.

  • 2. Op verzoek van de voorzitter geschiedt de in artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde openbare kennisgeving tevens door de burgemeester van de deelnemende gemeenten op de aldaar gebruikelijke wijze.

  • 3. De algemeen directeur, de regionale commandant en de regionaal geneeskundig functionaris wonen de vergaderingen van het algemeen bestuur bij. Zij hebben daarin een raadgevende stem.

  • 4. De Geneeskundige Inspecteur van de Volksgezondheid voor de provincie Zuid-Holland, de door Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland aangewezen ambtenaar, belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde in de Wet ambulancevervoer en de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen, alsmede de aangewezen ambtenaar belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde in de Brandweerwet 1985, wordt een kennisgeving van de vergaderingen van het algemeen bestuur toegezonden. Zij zijn bevoegd deze vergaderingen bij te wonen en hebben daarin een raadgevende stem.

  • 5. Anderen kunnen worden uitgenodigd als adviseur de vergaderingen van het algemeen bestuur bij te wonen.

Artikel 11.

  • 1. Bij het nemen van besluiten door het algemeen bestuur brengen de leden voor de gemeente die zij vertegenwoordigen ieder één stem uit, met uitzondering van de leden die een gemeente vertegenwoordigen met een inwonertal boven 50.000. Zij brengen voor elk volgend 50.000-tal, of gedeelte daarvan, één stem meer uit tot een maximum van elf stemmen per gemeente.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid gelden de bevolkingscijfers van de gemeenten per 1 januari van het voorafgaande jaar. Voor de vaststelling van de aantallen inwoners worden aangehouden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers.

Artikel 12.

  • 1. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar. Door het algemeen bestuur zal met gesloten deuren worden vergaderd indien ten minste een vijfde gedeelte van de aanwezige leden of indien de voorzitter dat nodig acht.

  • 2. In een besloten vergadering van het algemeen bestuur kan noch worden beraadslaagd noch een besluit worden genomen ter zake van:

    • a.

      de vaststelling en wijziging van de begroting;

    • b.

      de vaststelling van de rekening;

    • c.

      het invoeren, wijzigen of afschaffen van retributies of andere heffingen

    • d.

      het vaststellen, wijzigen of intrekken van verordeningen;

    • e.

      het vaststellen, wijzigen of intrekken van rechtspositieregelingen voor het personeel van het openbaar lichaam;

    • f.

      het toetreden tot, het uittreden uit of het wijzigen of opheffen van de regeling;

    • g.

      het treffen, wijzigen, verlengen of opheffen van een gemeenschappelijke regeling tussen het openbaar lichaam en andere openbare lichamen, alsmede het toetreden tot en het uittreden uit een dergelijke regeling;

    • h.

      het oprichten van of deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen en coöperatieve en andere vereniging dan wel het ontbinden daarvan of het beëindigen van deelneming daaraan.

  • 3. In een besloten vergadering van het algemeen bestuur kan geen besluit worden genomen ter zake van:

    • a.

      het aangaan van geldleningen, het aangaan van rekening-courantovereenkomsten, het uitlenen van gelden en het waarborgen van geldelijke verplichtingen door anderen aan te gaan;

    • b.

      het geheel of gedeeltelijk vervreemden en het bezwaren van onroerend goed;

    • c.

      het doen van een uitgaaf voordat de begroting waarbij deze uitgaaf is geraamd, is goedgekeurd.

HOOFDSTUK V

Informatie, verantwoording en ontslag.

Artikel 13.

  • 1. Een lid van het algemeen bestuur geeft aan de raad die hem/haar heeft aangewezen alle inlichtingen die door de raad, of één of meer leden daarvan, worden verlangd op de in die gemeente gebruikelijk wijze.

  • 2. Een lid van het algemeen bestuur kan door de raad die het lid heeft aangewezen, op de in die gemeente gebruikelijke wijze ter verantwoording worden geroepen voor het door hem/haar in dat bestuur gevoerde beleid.

  • 3. Indien een lid van het algemeen bestuur niet meer het vertrouwen geniet van de raad die hem/haar heeft aangewezen kan deze hem/haar als zodanig ontslaan.

Artikel 14.

  • 1. Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter geven aan de raden van de deelnemende gemeenten ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is.

  • 2. Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter verstrekken aan de raden van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die door één of meer leden van die raden worden verlangd.

  • 3. Het reglement van orde voor het algemeen bestuur regelt de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het in de vorige leden bepaalde.

HOOFDSTUK VI

Samenstelling dagelijks bestuur.

Artikel 15.

  • 1.

    Het dagelijks bestuur bestaat in principe uit minimaal zeven leden en maximaal acht leden aan te wijzen door en uit de leden van het algemeen bestuur. Onder hen bevinden zich in ieder geval de door het algemeen bestuur uit zijn midden aangewezen voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter, de secretaris en de penningmeester.

  • 2.

    Bij het samenstellen van het dagelijks bestuur zal uit alle brandweersamenwerkingsgebieden zoals genoemd in artikel 2, 1e lid binnen de regio Rotterdam-Rijnmond een afgevaardigde worden gekozen.

  • 3.

    De leden van het dagelijks bestuur worden gekozen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling.

  • 4.

    Indien tussentijds een plaats van een lid openvalt, wordt zo spoedig mogelijk een nieuw lid benoemd.

  • 5.

    De voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter, de secretaris en de penningmeester van het algemeen bestuur zijn tevens voorzitter, plaatsvervangend voorzitter, secretaris en penningmeester van het dagelijks bestuur.

  • 6.

    De leden van het dagelijks bestuur worden benoemd voor een periode van vier jaar en zijn in beginsel tweemaal herkiesbaar.

  • 7.

    De leden van het dagelijks bestuur treden af op de dag van aftreden van de leden van het algemeen bestuur.

  • 8.

    Hij/zij die ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur, houdt tevens op lid van het dagelijks bestuur te zijn.

Taak en bevoegdheden dagelijks bestuur.

Artikel 16.

  • 1. Het dagelijks bestuur oefent, voor zover het algemeen bestuur daartoe besluit en dan naar door dat bestuur te stellen regelen, de aan het algemeen bestuur wettelijk toegekende of krachtens de regeling hem toevallende bevoegdheden uit, met uitzondering van:

    • a.

      het vaststellen en wijzigen van de begroting;

    • b.

      het vaststellen van de jaarrekening;

    • c.

      het vaststellen, wijzigen of intrekken van verordeningen;

    • d.

      het toetreden tot, uittreden uit of wijzigen van de gemeenschappelijke regeling overeenkomstig hoofdstuk XVI;

    • e.

      het treffen, wijzigen, verlengen of opheffen van een gemeenschappelijke regeling tussen het lichaam en andere lichamen, alsmede het toetreden tot en het uittreden uit een dergelijke regeling;

    • f.

      het oprichten van of deelnemen in stichting, maatschappen, vennootschappen en coöperatieve en andere verenigingen dan wel het ontbinden daarvan of het beëindigen van de deelname daaraan.

  • 2. Van besluiten van het algemeen bestuur als bedoeld in het eerste lid doet het dagelijks bestuur onverwijld mededeling aan de aan de regeling deelnemende gemeenten.

Artikel 17.

  • 1.

    Voor de vervulling van de in artikel 4 vermelde taken oefent het dagelijks bestuur de bevoegdheden uit die bij of krachtens de wet zijn toegekend aan burgemeester en wethouders van de gemeenten. Voorts is dit bestuur belast met:

    • a.

      een voortdurend toezicht op al wat het openbaar lichaam aangaan;

    • b.

      het voorbereiden van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter overweging en beslissing zal worden voorgelegd;

    • c.

      het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur;

    • d.

      het voorstaan van de belangen van het openbaar lichaam bij andere overheden, instellingen of personen, waarmee contact voor het openbaar lichaam van belang is;

    • e.

      de zorg voor het beheer van inkomsten en uitgaven van het openbaar lichaam;

    • f.

      de zorg, voor zover deze niet aan anderen toekomt, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;

    • g.

      het nemen van alle conservatoire maatregelen zowel in als buiten rechte en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit;

    • h.

      de zorg voor en het houden van toezicht op de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden van het openbaar lichaam naar een, door het algemeen bestuur met inachtneming van de Archiefwet 1995, te treffen voorziening;

    • i.

      het benoemen, schorsen en ontslaan van de (leden van de) directie, de regionaal commandant en de regionaal geneeskundig functionaris.

Vergaderingen dagelijks bestuur.

Artikel 18.

  • 1.

    Het dagelijks bestuur vergadert minimaal zesmaal per jaar of zo dikwijls de voorzitter het nodig oordeelt of tenminste twee leden die dit de voorzitter schriftelijk en met redenen omkleed verzoeken. In het laatste geval wordt de vergadering binnen veertien dagen na een zodanig verzoek gehouden.

  • 2.

    De algemeen directeur, de regionale commandant en de regionaal geneeskundig functionaris wonen de vergaderingen bij en hebben daarin een raadgevende stem.

  • 3.

    Andere personen kunnen worden uitgenodigd om als adviseur de vergaderingen van het dagelijks bestuur bij te wonen.

Inlichtingen en verantwoording.

Artikel 19.

  • 1. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hem gevoerde bestuur.

  • 2. Zij geven ongevraagd aan het algemeen bestuur alle inlichtingen die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur te voeren en gevoerde bestuur nodig zijn, tenzij het algemeen belang zich daartegen verzet.

  • 3. Zij geven -tezamen dan wel afzonderlijk- aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur of één of meer leden daarvan hierom verzoekt, alle gevraagde inlichtingen; indien het algemeen belang dit vereist kan geheimhouding worden opgelegd door de voorzitter.

  • 4. Het reglement van orde voor het algemeen bestuur regelt de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het in de vorige leden bepaalde.

HOOFDSTUK VII

De voorzitter.

Artikel 20.

  • 1.

    Met inachtneming van hetgeen hieromtrent in het reglement van orde voor de vergaderingen van dagelijks bestuur en algemeen bestuur is voorzien, bepaalt de voorzitter plaats, dag en uur van de vergaderingen.

  • 2.

    Voor de vergaderingen van het algemeen bestuur roept hij de leden -spoedeisende gevallen daargelaten- ten minste tien werkdagen voor het houden van de vergadering door middel van een schriftelijke kennisgeving op. In deze kennisgeving zijn de punten vermeld, die ter vergadering zullen worden behandeld, terwijl de daarbij behorende bescheiden zoveel mogelijk zullen worden toegezonden.

  • 3.

    De voorzitter is belast met de leiding van de vergadering en draagt er zorg voor, dat de besluiten van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur naar behoren worden uitgevoerd.

  • 4.

    De voorzitter vertegenwoordigt het lichaam in rechtsgedingen en bij alle buitengerechtelijke rechtshandelingen. Hij kan de vertegenwoordiging na overleg met het dagelijks bestuur bij buitengerechtelijke rechtshandelingen aan een door hem schriftelijk gemachtigde opdragen.

  • 5.

    De voorzitter tekent de stukken die van het algemeen en dagelijks bestuur uitgaan.

HOOFDSTUK VIII

De secretaris.

Artikel 21.

  • 1.

    Door de secretaris worden alle stukken, die van het algemeen en van het dagelijks bestuur uitgaan, mede ondertekend.

  • 2.

    De secretaris is het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter in alles behulpzaam voor wat betreft de hun opgedragen taak.

De penningmeester.

Artikel 22.

1.De penningmeester behartigt namens het dagelijks bestuur hun zorg voor het beheer van inkomsten en uitgaven van het openbaar lichaam alsmede hun zorg, voor zover deze niet aan anderen toekomt, voor controle op het geldelijk beheer en de boekhouding.

HOOFDSTUK IX

De Algemeen Directeur.

Artikel 23.

  • 1.

    De werkzaamheden ter uitvoering van de taakstelling, bedoeld in artikel 4, worden opgedragen aan een algemeen directeur, de regionaal commandant en de regionaal geneeskundig functionaris ieder voor zover het hun bevoegdheden en verantwoordelijkheden betreft. Zij zijn hiervoor ieder afzonderlijk verantwoording verschuldigd aan het dagelijks bestuur.

  • 2.

    De algemeen directeur wordt benoemd door het dagelijks bestuur.

  • 3.

    De algemeen directeur is namens het dagelijks bestuur belast met de dagelijkse leiding over de dienst.

  • 4.

    De algemeen directeur woont de vergaderingen van het algemeen en dagelijks bestuur bij en belast een ambtelijk secretaris met de verslaglegging.

  • 5.

    De algemeen directeur beheert namens het dagelijks bestuur de financiën en de middelen van de dienst.

  • 6.

    Het dagelijks bestuur stelt een instructie vast omtrent de wijze waarop de algemeen directeur de in dit artikel genoemde taken dient te verrichten.

  • 7.

    De algemeen directeur staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter bij in de hun opgedragen taken en kan gemachtigd worden om namens hen, ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft, bepaalde besluiten te nemen en om bepaalde stukken die namens het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur uitgaan namens het desbetreffende bestuur te ondertekenen.

  • 8.

    De algemeen directeur vormt tezamen met twee adjunct-directeuren de directie.

  • 9.

    Bij afwezigheid van de algemeen directeur zullen zijn taken worden waargenomen door één van de adjunct-directeuren.

De regionaal commandant.

Artikel 24.

  • 1.

    De regionale commandant bepaalt, mede aan de hand van de gegevens hem door het Regionaal Commando en Verbindingscentrum en de brandweeralarmcentrale verstrekt, welke lokale brandweer bijstand verleent en welke lokale brandweer eventueel in staat van paraatheid wordt gebracht. De brandbestrijding en hulpverlening in de bijstandverlenende gemeente of gemeenten blijven hierbij gewaarborgd.

  • 2.

    Aan elke opdracht van de regionale commandant tot het verlenen van bijstand dan wel het in paraatheid brengen van de brandweer moet worden voldaan.

  • 3.

    Op verzoek van de burgemeester(s) van de betreffende gemeente(n) kan de regionale commandant belast worden met de operationele leiding van de bestrijding van een ramp, of een andere zich daartoe lenende gebeurtenis. De regionale commandant maakt daarbij gebruik van de regionale commandostructuur.

  • 4.

    Het algemeen bestuur kan, gehoord de betrokken burgemeesters, instructies geven omtrent de wijze waarop lid 3 van dit artikel toegepast c.q. voorbereid wordt.

  • 5.

    Bij afwezigheid of ontstentenis van de regionale commandant en zijn vervangers wijst de voorzitter een waarnemer aan.

  • 6.

    Het dagelijks bestuur stelt een instructie vast omtrent de wijze waarop de regionaal commandant de in dit artikel genoemde, alsmede andere, hem door het dagelijks bestuur opgedragen, taken dient te verrichten.

De Regionaal Geneeskundig Functionaris.

Artikel 25.

  • 1. De regionaal geneeskundig functionaris is eindverantwoordelijk voor de voorbereiding en organisatie van de geneeskundige hulpverlening bij rampen in de gehele regio Rotterdam-Rijnmond. In het geval van een ramp of een zwaar ongeval of de dreiging daartoe, kan hij, mede aan de hand van de gegevens hem door de Regionaal Commando en Verbindingscentrum en de CPA verstrekt, en in overeenstemming met de met de partners in de keten gemaakte afspraken, bepalen door welke geneeskundige capaciteit/organisatie bijstand wordt verleend en welke geneeskundige organisaties eventueel in staat van paraatheid worden gebracht. De hulpverlening in de bijstandverlenende gemeente of gemeenten blijven hierbij gewaarborgd.

  • 2. Aan elke opdracht van de regionaal geneeskundig functionaris tot het verlenen van bijstand dan wel het in paraatheid brengen van de geneeskundige organisatie-eenheden moet worden voldaan.

  • 3. Op verzoek van de burgemeester(s) van de betreffende gemeente(n) kan de regionaal geneeskundig functionaris belast worden met de operationele leiding over het optreden van geneeskundige keten bij de bestrijding van een ramp, of een andere zich daartoe lenende gebeurtenis. De regionaal geneeskundig functionaris maakt daarbij gebruik van de regionale structuur zoals vastgelegd in het Regionaal Operationeel Basisplan.

  • 4. Het algemeen bestuur kan, gehoord de betrokken burgemeesters, instructies geven omtrent de wijze waarop lid 3 van dit artikel toegepast c.q. voorbereid wordt.

  • 5. Bij afwezigheid of ontstentenis van de regionaal geneeskundig functionaris wijst de voorzitter een waarnemer aan.

  • 6. Het dagelijks bestuur stelt een instructie vast omtrent de wijze waarop de regionaal geneeskundig functionaris de in dit artikel genoemde, alsmede andere, hem door het dagelijks bestuur opgedragen taken, dient te verrichten.

HOOFDSTUK X

Organisatorische bepalingen.

Artikel 26.

  • 1. Voor de uitvoering van zijn taken is het openbaar lichaam een dienstverleningsovereenkomst aangegaan met de Gemeente Rotterdam. De taken genoemd in artikel 4 worden uitgevoerd door de Gemeentelijke Brandweer Rotterdam en voor wat betreft de taken in het kader van de Wet geneeskundige hulp bij ongevallen en Rampen door de Gemeentelijke Gezondheidsdienst Rotterdam e.o.

  • 2. Voor de verrekening van de kosten die door de Gemeentelijke Brandweer Rotterdam en de GGD Rotterdam e.o. worden gemaakt om de taken genoemd in artikel 4 te kunnen uitvoeren, wordt jaarlijks een productbegroting opgesteld.

  • 3. De productbegroting wordt jaarlijks door het Algemeen Bestuur vastgesteld.

  • 4. Door middel van de jaarrekening en het jaarverslag zal jaarlijks verslag gedaan worden aan het dagelijks en algemeen bestuur over de daadwerkelijke levering van producten.

  • 5. De dienstverleningsovereenkomst kan jaarlijks, met een opzegtermijn van twee volledige kalenderjaren, door beide partijen worden opgezegd.

Artikel 27.

  • 1. Het gebied, zoals bedoeld in artikel 3 van de Brandweerwet 1985, wordt door het algemeen bestuur op technische en geografische gronden onderverdeeld in brandweersamenwerkingsgebieden.

  • 2. Het gebied, zoals bedoelt in artikel 4 lid 1 van de Wet geneeskundige hulpverlening bij zware ongevallen en rampen, wordt door het algemeen bestuur op technische en geografische gronden onderverdeeld in sectoren (GGD–gebieden).

  • 3. Door het algemeen bestuur kunnen richtlijnen worden vastgesteld ten behoeve van de organisatie van de rampenbestrijding in de samenwerkingsgebieden en sectoren, als bedoeld in lid 1 en 2.

HOOFDSTUK XI

Het Regionaal Commando- en Verbindingscentrum.

Artikel 28.

  • 1.

    Het Regionaal Commando- en Verbindingscentrum bestaat uit de Regionale Alarmcentrale voor de brandweer en de Centrale Post Ambulancevervoer.

  • 2.

    Het Regionaal Commando- en Verbindingscentrum is bij voortduring zodanig bezet dat op iedere aanvraag om hulp terstond kan worden gereageerd.

  • 3.

    Het Regionaal Commando- en Verbindingscentrum beschikt over een net van vaste verbindingen alsmede over een radionetwerk waarmee de alarmering van de brandweerkorpsen in de regio kan worden verzorgd en waarmee de verbindingen met de brandweervoertuigen en ambulances in het samenwerkingsgebied kunnen worden onderhouden.

  • 4.

    Iedere uitruk en terugkeer van een brandweervoertuig en een ambulance wordt gemeld aan het Regionaal Commando- en Verbindingscentrum.

  • 5.

    Indien bijstand van een brandweerorganisatie en/of ambulancedienst uit een andere regio en/of samenwerkingsgebied gewenst is, wordt deze aangevraagd door tussenkomst van het Regionaal Commando- en Verbindingscentrum.

HOOFDSTUK XII

Operationele leiding.

Artikel 29.

  • 1.

    Een bijstand verlenend brandweerkorps stelt zich onder de bevelen van degene van de plaatselijke brandweer, die op de plaats van het ongeval de leiding heeft, tenzij de burgemeester van die gemeente een andere voorziening treft.

  • 2.

    Indien een incident, of de gevolgen daarvan, zich uitstrekt over het grondgebied van meer dan één gemeente in de regio, treedt de voorzitter van de RHRR op als coördinerend burgemeester.

  • 3.

    Het algemeen bestuur kan, gehoord de betrokken burgemeesters, instructies geven omtrent de wijze waarop lid 2 van dit artikel toegepast c.q. voorbereid wordt.

Geneeskundige hulpverlening bij rampen.

Artikel 30.

1.Het dagelijks bestuur stelt plannen vast met betrekking tot de in artikel 8 lid 1 en 2 van de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen genoemde bepalingen.

HOOFDSTUK XIII

Adviescommissies.

Regionale Commissie van Advies voor Brandweeraangelegenheden.

Artikel 31.

  • 1.

    Er is een vaste Regionale Commissie van Advies voor Brandweeraangelegenheden, bestaande uit de commandanten brandweersamenwerkingsgebied zoals genoemd in artikel 2 lid e en per brandweersamenwerkingsgebied één gemeentelijk commandant.

  • 2.

    Voorts maken van de Regionale Commissie van Advies voor

Brandweeraangelegenheden deel uit:

  • a.

    de Regionaal Commandant als voorzitter van de commissie;

  • b.

    overige door het dagelijks bestuur aan te wijzen functionarissen;

  • c.

    (één of meerdere leden van) de directie.

    • 3.

      Minimaal eenmaal per jaar wordt een bijzondere vergadering van de Regionale Commissie van Advies van Brandweeraangelegenheden georganiseerd waarvoor alle commandanten in de regio voor worden uitgenodigd.

    • 4.

      De (beoogd) commandant van het brandweersamenwerkingsgebied draagt er zorg voor dat hetgeen besproken wordt tijdens de vergadering van de Regionale Commissie van Advies van Brandweeraangelegenheden bekend is bij alle lokale commandanten in zijn/haar samenwerkingsgebied.

    • 5.

      De Regionale Commissie van Advies voor Brandweeraangelegenheden geeft gevraagd

en ongevraagd advies ten aanzien van de taak van het lichaam als bedoeld in artikel 4, onder a.

  • 6.

    Het dagelijks bestuur kan nadere regels stellen ten aanzien van de werkwijze van de Regionale Commissie van Advies voor Brandweeraangelegenheden.

  • 7.

    De taken en bevoegdheden van de Regionale Commissie van Advies voor Brandweeraangelegenheden worden vastgesteld door het algemeen bestuur.

Commissie van Advies voor Ambulancezorg.

Artikel 32.

  • 1.

    Er is een vaste Commissie van Advies voor Ambulancezorg, bestaande uit leden die worden benoemd door:

    • a.

      de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (één lid);

    • b.

      de in het samenwerkingsgebied samenwerkende GGD’n (per GGD een lid).

    • c.

      Stichting Samenwerkende Ziekenhuizen in Rijnmond (één lid);

    • d.

      de in het samenwerkingsgebied werkzame ziekenfondsen (één lid);

    • e.

      het Contactorgaan Landelijke Organisaties van Ziektekostenverzekeraars (één lid);

    • f.

      de Regionale Ambulancevoorziening (één lid);

  • 2.

    Voorts maken van de Commissie van Advies voor Ambulancezorg deel uit:

    • a.

      de door het dagelijks bestuur aangestelde regionaal geneeskundig functionaris (voorzitter).

    • b.

      overige door het dagelijks bestuur aan te wijzen functionarissen.

    • c.

      (één of meerdere leden van) de directie.

  • 3.

    De Commissie van Advies voor Ambulancezorg geeft gevraagd en ongevraagd advies ten aanzien van de taak van het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 4, onder b.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur kan nadere regels stellen ten aanzien van de werkwijze van de Commissie van Advies voor Ambulancezorg.

  • 5.

    De taken en bevoegdheden van de Commissie van Advies voor Ambulancezorg worden vastgesteld door het algemeen bestuur.

Commissie van Advies voor Geneeskundige Hulpverlening bij Rampen.

Artikel 33.

  • 1. Het Algemeen Bestuur stelt een vaste Commissie van Advies voor Geneeskundige Hulpverlening bij Rampen in, bestaande uit leden die benoemd worden door:

    • a.

      de in het verzorgingsgebied van de RHRR opererende GGD’n (per GGD één lid);

    • b.

      de Stichting Samenwerkende Ziekenhuizen in Rijnmond (1 lid).

  • 2. Voorts maken van de Commissie van Advies voor Geneeskundige Hulpverlening bij Rampen deel uit:

    • a.

      een door het dagelijks bestuur aan te wijzen voorzitter;

    • b.

      (één of meerdere leden van) de directie;

    • c.

      de coördinator Geneeskundige Hulpverlening bij Rampen;

    • d.

      overige door het dagelijks bestuur aan te wijzen functionarissen.

  • 3. De Commissie van Advies voor Geneeskundige Hulpverlening bij Rampen geeft gevraagd en ongevraagd advies ten aanzien van de taak van het lichaam als bedoeld in artikel 4, onder punt c.

  • 4. Het dagelijks bestuur kan nadere regels stellen ten aanzien van de werkwijze van de Commissie van Advies voor Geneeskundige Hulpverlening bij Rampen.

  • 5. De taken en bevoegdheden van de Commissie van Advies voor Geneeskundige Hulpverlening bij Rampen worden vastgesteld door het algemeen bestuur.

HOOFDSTUK XIV

Personeel.

Artikel 34.

  • 1. Het voormalig personeel van de RHRR is door een organisatorische integratie met de Gemeentelijke Brandweer Rotterdam in dienst van de Gemeente Rotterdam getreden.

  • 2. Bij het verbreken van de dienstverleningsovereenkomst tussen het openbaar lichaam en de gemeente Rotterdam, zal het voormalig personeel van het openbaar lichaam of haar rechtsopvolger wederom in haar dienst komen.

  • 3. Voor enkele personeelsleden, die om welke reden dan ook in dienst gebleven zijn bij het openbaar lichaam, geldt de rechtspositieregeling voor het brandweerpersoneel van de gemeente Rotterdam.

HOOFDSTUK XV

Productbegroting.

Artikel 35.

  • 1.

    Het dagelijks bestuur stelt elk jaar een ontwerp-productbegroting van baten en lasten en kapitaalsinkomsten en -uitgaven op voor het volgende kalenderjaar. De begroting is zodanig ingericht dat daaruit blijkt welke kosten verband houden met de taak op grond van artikel 4, onder a, respectievelijk onder b, respectievelijk onder c.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt de ontwerp-productbegroting zes weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, onderscheidenlijk zes weken voordat zij wordt vastgesteld, doch uiterlijk voor 1 mei, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    Het algemeen bestuur stelt de productbegroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur zendt de productbegroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval voor 15 juli van het jaar voorafgaand aan dat waarvoor de productbegroting dient, aan Gedeputeerde Staten.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur zendt begrotingswijzigingen zes weken voordat zij aan het algemeen bestuur worden aangeboden, onderscheidenlijk zes weken voordat zij wordt vastgesteld, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

Rekening.

Artikel 36.

  • 1.

    Het dagelijks bestuur stelt elk jaar de rekening met een bijbehorend verslag van het voorgaande jaar op.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vast in het jaar volgend op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval voor 15 juli van het jaar volgend op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan Gedeputeerde Staten en aan de raden van de deelnemende gemeenten.

Verdeling der kosten.

Artikel 37.

  • 1.

    De kosten die verband houden met de taken zoals genoemd in artikel 4, onder b, worden bestreden uit de CPA-toeslagen op de ambulancetarieven. Een eventueel voor- of nadelig saldo dient naar het volgende dienstjaar te worden overgeschreven.

  • 2.

    De specifieke kosten die verband houden met werkzaamheden ten behoeve van (een) gemeente(n) worden gedragen door de betrokken gemeente(n).

  • 3.

    De kosten die verband houden met de in artikel 4 punt c genoemde taak worden door alle deelnemende gemeenten gedragen.

  • 4.

    De overige kosten worden gedragen door de deelnemende gemeenten.

  • 5.

    De bepaling en verdeling van de kosten als genoemd in de vorige leden van dit artikel geschiedt door het algemeen bestuur.

  • 6.

    De verdeling van de algemene kosten, alsmede de specifieke kosten, die gemaakt worden ten behoeve van meerdere deelnemende gemeenten, geschiedt naar evenredigheid van het aantal inwoners van iedere gemeente per 1 januari van het desbetreffende kalenderjaar. Voor de vaststelling van de aantallen inwoners worden aangehouden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers.

  • 7.

    Het dagelijks bestuur kan besluiten, dat de deelnemende gemeenten ter voorziening in de lopende uitgaven een voorschot op de verschuldigde bijdragen betalen. Binnen vier weken nadat de deelnemende gemeenten in kennis gesteld zijn van dit besluit wordt het voorschot aan het openbaar lichaam overgemaakt.

  • 8.

    De deelnemers waarborgen de betaling van rente en aflossing van de door het openbaar lichaam onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland gesloten geldleningen volgens door het algemeen bestuur vast te stellen regels en naar evenredigheid van het aantal inwoners van iedere gemeente van het desbetreffende kalenderjaar en indien de geldschieters dit wensen onder het doen van afstand van de voorrechten, welke de wet aan borgen toelaat.

Financiële voorschriften.

Artikel 38.

1.Het algemeen bestuur stelt onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, voorschriften vast ter zake van het geldelijk beheer, de financiële administratie en de verzekering van eigendommen.

HOOFDSTUK XVI

Archiefbescheiden.

Artikel 39.

  • 1.

    Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de organen ingesteld bij de gemeenschappelijke regeling overeenkomstig een door het algemeen bestuur vast te stellen regeling, die aan Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland moeten worden medegedeeld.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland oefenen toezicht op de onder lid 1 aan het dagelijks bestuur opgedragen zorg voor de archiefbescheiden overeenkomstig artikel 30 van de Archiefwet 1995 juncto artikel 28 van de Archiefwet 1995 voor zover deze van toepassing zijn op de organen van de gemeenten.

  • 3.

    De directie is belast met het beheer van de archiefbescheiden voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de gemeente Rotterdam.

  • 4.

    De archivaris van de gemeente Rotterdam oefent toezicht uit op het onder lid 3 van dit artikel genoemde beheer.

  • 5.

    Voor de bewaring van de op grond van artikel 4 lid 3 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden van de in deze regeling genoemde organen is aangewezen de archiefbewaarplaats van de gemeente Rotterdam.

  • 6.

    De onder lid 5 van dit artikel bedoelde archiefbescheiden worden beheerd door de archivaris van de gemeente Rotterdam.

HOOFDSTUK XVII

Inwerkingtreding, toetreding en uittreding.

Artikel 40.

  • 1. Deze regeling treedt met inachtneming van het bepaalde in artikel 26 van de Wet gemeenschappelijke regeling in werking op 1 juli 2000 en werkt terug naar 1 januari 2000.

  • 2. De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 3. Het gemeentebestuur van Rotterdam zendt de regeling aan Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland.

Artikel 41.

  • 1.

    Toetreding van gemeenten tot de regeling of uittreding van gemeenten uit de regeling is mogelijk

    • a.

      indien Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland op grond van artikel 3 lid 1 van de Brandweerwet 1985;

en/of

  • b.

    indien Provinciale Staten van Zuid Holland op grond van artikel 4 van de Wet ambulancevervoer en/of op grond van artikel 5 van de Wet Geneeskundige Hulpverlening bij Rampen;

    besluiten het samenwerkingsgebied als genoemd in artikel 1 lid 2 van deze regeling te wijzigen.

    • 2.

      De bepalingen in de Wet gemeenschappelijke regelingen zijn hierbij van overeenkomstige toepassing.

Artikel 42.

  • 1.

    Toetreding door andere gemeenten kan plaatsvinden bij daartoe strekkende besluiten van de bestuursorganen van alle deelnemende gemeenten en na verkregen goedkeuring door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland.

  • 2.

    Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de toetreding.

  • 3.

    Aan de toetreding kunnen door de deelnemende gemeenten bepaalde voorwaarden worden verbonden.

  • 4.

    De toetreding gaat in op de eerste dag van de maand, volgende op die waarin de opname in het register als bedoeld in artikel 26, lid 3, van de Wet gemeenschappelijke regelingen heeft plaatsgevonden, tenzij anders is bepaald.

Artikel 43.

  • 1.

    Een deelnemende gemeente kan uittreden door toezending van de daartoe strekkende besluiten van hun bestuursorganen aan het algemeen bestuur en na verkregen goedkeuring door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland.

  • 2.

    De uittreding kan slechts plaatsvinden op 1 januari na de datum, waarop de opname in het register als bedoeld in artikel 26, lid 3, van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen heeft plaatsgevonden, tenzij anders is bepaald.

  • 3.

    Het algemeen bestuur regelt onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland de gevolgen van uittreding.

Wijzigingen of opheffing.

Artikel 44

.

  • 1.

    Een voorstel aan de raden van de deelnemende gemeenten tot wijziging van deze regeling kan worden gedaan door het algemeen bestuur of door de bestuursorganen van ten minste vijf van de deelnemende gemeenten, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 2 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en artikel 3 van de Brandweerwet 1985 onderscheidenlijk artikel 4 van de Wet ambulancevervoer en artikel 5 van de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen.

  • 2.

    Een besluit tot wijziging van deze regeling dient met instemming van de bestuursorganen van alle deelnemende gemeenten te worden genomen.

  • 3.

    Opheffing van de regeling is mogelijk indien Provinciale Staten van Zuid-Holland de besluiten als bedoeld in artikel 2 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, artikel 4 van de Wet ambulancevervoer of artikel 5 van de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen wijzigen of intrekken danwel indien Gedeputeerde Staten het besluit als bedoeld in artikel 3 van de Brandweerwet 1985 wijzigen of intrekken. Het algemeen bestuur stelt, de raden van de deelnemende gemeenten gehoord, een liquidatieplan vast en regelt onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten de vereffening van het vermogen.

HOOFDSTUK XVII

Slot- en overgangsbepalingen.

Artikel 45.

Deze gemeenschappelijke regeling treedt in de plaats van de Gemeenschappelijke Regeling Regionale Hulpverleningsdienst Rotterdam Rijnmond 1992, gevestigd te Rotterdam.

Artikel 46.

De regeling kan worden aangehaald als “Gemeenschappelijke Regeling Regionale Hulpverleningsdienst Rotterdam-Rijnmond 2000”.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 8 juni 2000.

De Secretaris, De Voorzitter,

N.van Eck I.W. Opstelten

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam op 8 juni 2000.

De Secretaris, De Burgemeester,

N.van Eck I.W. Opstelten

Aldus vastgesteld door de burgemeester van Rotterdam op 8 juni 2000.

De Burgemeester,

I.W. Opstelten

Dit gemeenteblad is uitgegeven op 14 juni 2000 en ligt op werkdagen van 9.00 tot 16.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk informatie- en documentatiecentrum van de Bestuursdienst van de gemeente Rotterdam, stadskantoor kamer 100, ingang Rodezand 18.