Regeling vervallen per 01-01-2018

Gemeenschappelijke regeling voor het recreatiegebied Rottemeren

Geldend van 01-01-1990 t/m 31-12-2017

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling voor het recreatiegebied Rottemeren

Geconsolideerde tekst van de regeling

Ao. 1990. No. 37.

GEMEENTEBLAD

van

ROTTERDAM.

Gemeenschappelijke regeling recreatiegebied Rottemeren

De Raad der gemeente Rotterdam,

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 1 september 1989, Verzameling gedrukte stukken 1989, volgnummer 171, OR-U-280;

Met verwijzing naar het besluit van de gemeenteraad van 9 juni 1966, goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 23 december 1966, nr. 13, gewijzigd bij besluit van 30 september 1971, goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 26 november 1971, nr. 9, inzake de deelneming aan de gemeenschappelijke regeling voor het recreatiegebied Rottemeren;

overwegende,

dat het in verband met de nieuwe Wet gemeenschappelijke regelingen noodzakelijk is de gemeenschappelijke regeling voor het recreatiegebied Rottemeren te wijzigen;

dat het tevens gewenst is de grens van het gebied, waarvoor de regeling geldt, aan te passen aan de feitelijke omstandigheden;

gelet op het bepaalde in de Wet gemeenschappelijke regelingen;

Besluit:

1.de gemeenschappelijke regeling voor het Recreatiegebied Rottemeren en de daarbij behorende grenskaart te wijzigen zoals in bijlage litt. c. en de daarop onder litt. d. gegeven toelichting is vermeld.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 21 september 1989.

De Secretaris, De Voorzitter,

M.J. Goedhart, l.s. R. den Dunnen, l.b.

Goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 21 december 1989, nr. 89.031524.

Vorenstaande gemeenschappelijke regeling is 27 december 1989 opgenomen in het register, zoals bedoeld in artikel 27.1 van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen, dat ter inzage ligt op de secretarie der gemeente (afd. Beheerszaken, Stadskantoor, Rodezand 18, kamer 100).

Gemeenschappelijke regeling voor het recreatiegebied Rottemeren

  • I.

    Begripsbepalingen.

    Artikel 1.

    In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      regeling: de gemeenschappelijke regeling voor het recreatiegebied Rottemeren;

    • b.

      recreatieschap: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 van de regeling;

    • c.

      deelnemers: de aan de regeling deelnemende gemeenten en de provincie ZuidHolland, als bedoeld in artikel 2 van de regeling;

    • d.

      gebied: het gebied zoals is aangegeven op de bij deze regeling behorende en daartoe gewaarmerkte kaart;

    • e.

      voorzitter: de voorzitter als bedoeld in de artikelen 2, lid 2, 7, lid 4 en 24 van de regeling.

  • II.

    Naam en taakstelling.

    Artikel 2.

    • 1.

      De provincie Zuid-Holland en de gemeenten Rotterdam, Bergschenhoek, Bleiswijk en Zevenhuizen vormen een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam, genaamd Recreatieschap Rottemeren, dat is gevestigd te 's-Gravenhage.

    • 2.

      Het recreatieschap kent de organen:

    • a.

      het algemeen bestuur;

    • b.

      het dagelijks bestuur;

    • c.

      de voorzitter.

    • 3.

      Het recreatieschap heeft binnen het gebied tot taak in onderlinge samenhang:

    • a.

      het behartigen van de bovengemeentelijke belangen van de openluchtrecreatie;

    • b.

      het behartigen van de belangen van de natuurbescherming;

    • c.

      het bewaren en bevorderen van het natuur- en landschapsschoon.

  • III.

    Algemene Bepalingen.

    Artikel 3.

    Aan het recreatieschap worden ter vervulling van de in artikel 2, lid 3, omschreven taak alle bevoegdheden van regeling en bestuur toegekend binnen de grens van artikel 54 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

    Artikel 4.

    Aan het algemeen bestuur behoort met betrekking tot de in artikel 2 omschreven taak van het recreatieschap alle bevoegdheid die niet in of ingevolge deze regeling aan het dagelijks bestuur of de voorzitter is opgedragen.

    Artikel 5.

    • 1.

      Het algemeen bestuur kan met een meerderheid van tweederde van de stemmen besluiten de grenzen van het gebied waarvoor de regeling geldt, te wijzigen.

    • 2.

      Een besluit als bedoeld in het eerste lid kan slechts worden genomen met instemming van de raad of raden van de betrokken gemeente of gemeenten.

    Artikel 6.

    Alle stukken die uitgaan van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur worden door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

  • IV.

    Algemeen Bestuur.

    Artikel 7.

    • 1.

      Het algemeen bestuur bestaat uit de volgende leden:

      drie te benoemen door provinciale staten uit hun midden, de voorzitter inbegrepen;

    • a.

      drie te benoemen door de raad van elk van de deelnemende gemeenten uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen.

    • 2.

      De leden en de plaatsvervangende leden mogen niet in dienst van het recreatieschap werkzaam zijn.

    • 3.

      De raad van een gemeente die krachtens het bepaalde van artikel 40 tot de regeling is toegetreden, is bevoegd twee leden in het algemeen bestuur te benoemen op de wijze als in het eerste lid is aangegeven.

    • 4.

      de voorzitter van het algemeen bestuur is de voorzitter van het recreatieschap.

    • 5.

      De leden van het algemeen bestuur worden benoemd voor de zittingsperiode van de provinciale staten respectievelijk de zittingsperiode van de gemeenteraad.

    • 6.

      Provinciale staten respectievelijk de gemeenteraden besluiten in een van de eerste vergaderingen van elke zittingsperiode over de benoeming van de leden van het algemeen bestuur. Zolang de leden van het algemeen bestuur deel uitmaken van provinciale staten respectievelijk de gemeenteraad die hen heeft benoemd, behouden zij het lidmaatschap totdat in hun opvolging is voorzien.

    • 7.

      Het lid dat in een tussentijdse vacature wordt benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats het is benoemd zou hebben moeten aftreden.

    • 8.

      Een lid kan te allen tijde door provinciale staten respectievelijk de gemeenteraad die hem heeft benoemd worden ontslagen, danwel zelf ontslag nemen. Provinciale staten benoemen in hun respectievelijk de gemeenteraad benoemt in zijn eerstvolgende vergadering, nadat zijn plaats door ontslag of anderszins is opengevallen, een nieuw lid.

    • 9.

      Het college dat een lid van het algemeen bestuur benoemt, kan een plaatsvervangend 1id benoemen, dat het door hem benoemde lid in geval van ontstentenis of verhindering vervangt. Het bepaalde in de voorgaande leden van dit artikel, alsmede artikel 13 is ten aanzien van een plaatsvervangend lid van overeenkomstige toepassing.

    • 10.

      De besluiten tot benoeming of ontslag van leden van het algemeen bestuur worden in afschrift aan de deelnemers en aan het algemeen bestuur gezonden.

    • 11.

      Het algemeen bestuur heeft de bevoegdheid anderen uit te nodigen als adviseur aan de vergadering deel te nemen.

    Artikel 8.

    Het algemeen bestuur vergadert ten minste tweemaal per jaar en voorts zo dikwijls de voorzitter of het dagelijks bestuur zulks nodig oordeelt, danwel drie van de leden het schriftelijk, met opgave van redenen, verlangen.

    Artikel 9.

    Tot de bevoegdheid van het algemeen bestuur behoort onder andere:

    • a.

      het kopen, ruilen, vervreemden, bezwaren, verpanden, verhuren, verpachten en in erfpacht aannemen of uitgeven van roerende en onroerende goederen of rechten;

    • b.

      het aangaan van geldleningen, het uitlenen van gelden, het aangaan van rekening courantovereenkomsten en hetgeen verder de geldmiddelen van het recreatieschap aangaat;

    • c.

      het aanbesteden van werken of leverantiën;

    • d.

      het treffen van dadingen en het opdragen van een bestaand geschil aan de beslissing van scheidsmannen;

    • e.

      het voeren van rechtsgedingen, hetzij in eerste aanleg, hetzij in hoger beroep of cassatie en het instellen van administratieve beroepen;

    • f.

      het berusten in een tegen het recreatieschap ingestelde rechtsvordering;

    • g.

      het vaststellen van instructies en reglementen die ten doel hebben een doelmatig beheer te bevorderen;

    • h.

      het instellen van commissies van advies;

    • i.

      het instellen van commissies ter behartiging van bepaalde belangen als bedoeld in artikel 52, lid 1 onderdeel g, juncto artikel 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • j.

      het vaststellen, wijzigen of intrekken van belastingverordeningen, met inachtneming van artikel 54 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • k.

      het regelen van de rechtspositie van het personeel van het recreatieschap;

    • l.

      het aanvaarden van aan het recreatieschap gemaakte erfstellingen, legaten of gedane schenkingen.

    Artikel 10.

    • 1.

      De deelnemers plegen met het dagelijks bestuur tijdig overleg over de bij hen in voorbereiding zijnde besluiten waarvan de kennisneming voor de uitoefening van de bevoegdheden van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur van belang is.

    • 2.

      De deelnemers geven aan het dagelijks bestuur terstond kennis van de hunnerzijds genomen besluiten waarvan de kennisneming voor de uitoefening van de bevoegdheden van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur van belang is.

    • 3.

      Onder besluiten als bedoeld in het eerste en het tweede lid worden in ieder geval gerekend besluiten genomen ingevolge de Wet op de ruimtelijke ordening, voor zover betrekking hebbend op het gebied.

    Artikel 11.

    Het algemeen bestuur stelt, met inachtneming van de bepalingen van deze gemeenschappelijke regeling, een reglement van orde voor zijn vergaderingen vast. Dit reglement wordt ter kennis gebracht van de deelnemers.

    Artikel 12.

    • 1.

      De vergaderingen van het algemeen bestuur worden in het openbaar gehouden.

    • 2.

      De deuren worden gesloten wanneer ten minste eenvijfde deel van de aanwezige leden dit vordert of de voorzitter het nodig oordeelt.

    • 3.

      Daarna beslist de vergadering of met gesloten deuren zal worden beraadslaagd.

    • 4.

      Over de punten in besloten vergadering behandeld kan in die vergaderingen ook een besluit worden genomen.

    • 5.

      Het algemeen bestuur mag niet beraadslagen, besluiten of stemmen, indien niet tegenwoordig is de helft van het aantal leden, waaronder de voorzitter of een plaatsvervangend voorzitter.

    • 6.

      Over het vaststellen, wijzigen of intrekken van belastingverordeningen en andere door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven verordeningen, over de begroting, begrotingswijzigingen en over de rekening kan het algemeen bestuur niet beraadslagen noch een besluit nemen dan in een openbare vergadering.

    • 7.

      Het algemeen bestuur besluit, behoudens het bepaalde in artikel 5, lid 1, artikel 27, lid 1, artikel 33, lid 2 en 3, artikel 35, lid 3, artikel 40 en artikel 44, met meerderheid van stemmen.

    Artikel 13.

    De leden, plaatsvervangende leden en adviseurs van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur hebben, indien het algemeen bestuur dit bepaalt, recht op vergoeding van reiskosten, naar een tarief dat door het algemeen bestuur wordt vastgesteld.

    Artikel 14.

    • 1.

      Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur verstrekken aan de raden van de deelnemers respectievelijk aan provinciale staten alle inlichtingen die door één of meer leden van die organen worden verlangd, tenzij het algemeen belang zich daartegen verzet. Het reglement van orde van het desbetreffende bestuur regelt de wijze waarop hieraan uitvoering wordt gegeven.

    • 2.

      Een lid van het algemeen bestuur verschaft aan het orgaan dat hem heeft aangewezen alle inlichtingen die door dit orgaan of één of meer leden daarvan worden verlangd, op een wijze die door dit orgaan is bepaald, tenzij het algemeen belang zich daartegen verzet.

    • 3.

      Een lid van het algemeen bestuur is aan het orgaan dat hem heeft aangewezen verantwoording verschuldigd voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid, op de wijze die door dat orgaan is bepaald.

    Artikel 15.

    • 1.

      Het algemeen bestuur brengt jaarlijks vóór 1 juli verslag uit van de werkzaamheden van het recreatieschap over het afgelopen jaar.

    • 2.

      Dit verslag wordt in ieder geval toegezonden aan provinciale staten en de raden van de deelnemers.

  • V.

    Dagelijks bestuur.

    Artikel 16.

    • 1.

      Het dagelijks bestuur bestaat uit vijf leden door en uit het algemeen bestuur aan te wijzen, te weten:

    • a.

      de voorzitter van het algemeen bestuur;

    • b.

      één van de leden van het algemeen bestuur, benoemd door de raad van de gemeente Rotterdam;

    • c.

      één van de leden van het algemeen bestuur, benoemd door de raad van de gemeente Bleiswijk;

    • d.

      één van de leden van het algemeen bestuur, benoemd door de raad van de gemeente Bergschenhoek;

    • e.

      één van de leden van het algemeen bestuur, benoemd door de raad van de gemeente Zevenhuizen.

    • 2.

      Ingeval van ontstentenis van een lid van het dagelijks bestuur of van verhindering anderszins tot het vervullen van zijn taak als zodanig treedt een ander als zodanig aangewezen lid van het algemeen bestuur op als lid van het dagelijks bestuur.

    • 3.

      De voorzitter van het dagelijks bestuur is de voorzitter van het algemeen bestuur.

    • 4.

      Het dagelijks bestuur heeft het recht personen c.q. instanties aan te wijzen en toe te laten tot zijn vergaderingen als adviseur, al dan niet uitsluitend voor een bepaald onderwerpen/of bepaalde tijd. Het dagelijks bestuur kan deze aanwijzing te allen tijde intrekken.

    Artikel 17.

    • 1.

      De leden van het dagelijks bestuur zijn, te zamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

    • 2.

      Zij geven gevraagd en ongevraagd aan het algemeen bestuur alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur gevoerde en te voeren bestuur nodig is.

    • 3.

      Zij verstrekken - te zamen dan wel afzonderlijk - aan het algemeen bestuur alle inlichtingen die door het algemeen bestuur danwel een of meer leden daarvan hetzij mondeling in een vergadering van het algemeen bestuur, hetzij schriftelijk worden verlangd en wel door:

    • a.

      mondelinge beantwoording van de gestelde vragen in dezelfde vergadering van het algemeen bestuur;

    • b.

      toezending van bepaalde aangewezen stukken binnen drie weken na ontvangst van het verzoek daartoe;

    • c.

      schriftelijke beantwoording van de gestelde vragen binnen zes weken na ontvangst daarvan.

    Artikel 18.

    Hij die ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt tevens op lid van het dagelijks bestuur te zijn.

    Artikel 19.

    Het dagelijks bestuur stelt met inachtneming van de bepalingen van deze gemeenschappelijke regeling een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast. Dit reglement wordt aan het algemeen bestuur ter kennis gebracht.

    Artikel 20.

    • 1.

      Het dagelijks bestuur mag niet beraadslagen of besluiten indien niet meer dan de helft van zijn leden tegenwoordig is.

    • 2.

      Alle besluiten worden bij meerderheid van stemmen genomen.

    • 3.

      De vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn niet openbaar.

    • 4.

      Indien het bij het eerste lid vereiste aantal leden niet is opgekomen, belegt de voorzitter een nieuwe vergadering. Tot deze vergadering worden de leden schriftelijk opgeroepen onder vermelding van dezelfde als bij de eerste vergadering te behandelen zaken.

    • 5.

      In deze vergadering wordt over de in de oproepingsbriefjes vermelde zaken een besluit genomen door de aanwezige leden of het aanwezige lid.

    Artikel 21.

    • 1.

      Het dagelijks bestuur heeft tot taak:

    • a.

      het voorbereiden van al hetgeen in het algemeen bestuur ter overweging en beslissing moet worden gebracht;

    • b.

      het uitvoeren van besluiten van het algemeen bestuur;

    • c.

      het afkondigen van besluiten waarvan de afkondiging bij de wet, bij deze gemeenschappelijke regeling of bij besluit van het algemeen bestuur is voorgeschreven;

    • d.

      het desgevraagd dienen van bericht en raad over alle zaken het recreatieschap betreffende aan de departementen van algemeen bestuur en aan de deelnemers, tenzij zulks bepaaldelijk van het algemeen bestuur wordt verlangd;

    • e.

      het beheren van de inkomsten en uitgaven, voor zover dit niet bij of krachtens deze gemeenschappelijke regeling aan anderen is opgedragen;

    • f.

      de dagelijkse zorg voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;

    • g.

      het toezicht op het beheer en onderhoud van alle werken, inrichtingen en eigendommen;

    • h.

      het vaststellen van de voorwaarden van aanbesteding of uitvoering van de werken en leverantiën welker vaststelling het algemeen bestuur niet aan zich heeft gehouden;

    • i.

      het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte, en het doen wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht en bezit;

    • j.

      het stellen van nadere regelingen als bedoeld in artikel 27, lid 2;

    • k.

      het houden van gedurig toezicht op alles wat het recreatieschap aangaat;

    • l.

      de zorg voor de bewaring van de archiefbescheiden;

    • m.

      zorg te dragen voor de aanstelling of indienstneming, de schorsing en het ontslag van het overige personeel in dienst en tijdelijke dienst of op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, voor zover het algemeen bestuur zich deze bevoegdheid niet heeft voorbehouden.

    • 2.

      Het algemeen bestuur zendt zo spoedig mogelijk de door het algemeen bestuur vastgestelde verordeningen en reglementen ter kennisneming aan provinciale staten en aan de raden van de deelnemers.

    • 3.

      Het algemeen bestuur kan het dagelijks bestuur bevoegd verklaren te besluiten tot het verrichten van bepaalde burgerrechtelijke rechtshandelingen.

    Artikel 22.

    Tot de uitvoering, bedoeld in artikel 21, lid 1 onder b, behoort de bevoegdheid tot het op kosten van de overtreders doen wegnemen, beletten, verrichten of in de vorige toestand herstellen van hetgeen in strijd met een verordening van het algemeen bestuur is of wordt gehouden, gemaakt of gesteld, ondernomen of nagelaten, beschadigd of weggenomen. Spoedeisende gevallen uitgezonderd wordt van deze bevoegdheid geen gebruik gemaakt dan nadat de belanghebbende schriftelijk is gewaarschuwd.

    Artikel 23.

    • 1.

      De ingevolge het bepaalde in artikel 22 verschuldigde kosten kan het dagelijks bestuur bij dwangbevel invorderen. Dit wordt op kosten van de schuldenaar bij deurwaardersexploit betekend en ten uitvoer gelegd op de wijze bij het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ten aanzien van vonnissen en authentieke stukken voorgeschreven.

    • 2.

      Verzet tegen het dwangbevel binnen dertig dagen na de betekening door dagvaarding van het recreatieschap schorst de tenuitvoerlegging.

  • VI.

    De voorzitter.

    Artikel 24.

    • 1.

      De voorzitter van het recreatieschap wordt door de leden van het algemeen bestuur uit één van de twee leden die door provinciale staten zijn benoemd, aangewezen.

    • 2.

      Het gestelde in artikel 7, leden 4 tot en met 10, is van overeenkomstige toepassing.

    • 3.

      De voorzitter vertegenwoordigt het recreatieschap in en buiten rechte.

    • 4.

      De voorzitter kan de vertegenwoordiging buiten rechte aan een door hem aan te wijzen gemachtigde opdragen.

    • 5.

      Bij afwezigheid van de voorzitter treedt het in artikel 16, lid 1 sub b, vermelde lid of één van de door het algemeen bestuur aangewezen plaatsvervangend voorzitters als zodanig op.

  • VII.

    De secretaris en de penningmeester.

    Artikel 25.

    • 1.

      Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter worden bijgestaan door een secretaris en een penningmeester, waarvan de eerstgenoemde door en uit het algemeen bestuur wordt aangewezen. De tweede functionaris komt vanwege de ambtelijke invulling van de functie een adviserende stem toe. Het algemeen bestuur benoemt, schorst en ontslaat hen en kan een instructie voor hen opstellen; bij afwezigheid of ontstentenis worden zij vervangen op de wijze door het algemeen bestuur te bepalen.

    • 2.

      De secretaris en de penningmeester wonen de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur bij.

  • VIII.

    Verordeningen.

    Artikel 26.

    Het algemeen bestuur is bevoegd ten behoeve van de uitoefening van de taak van het recreatieschap verordeningen vast te stellen. Op overtreding van de bij of krachtens deze verordeningen gegeven voorschriften kan straf of bestuursdwang worden gesteld.

    Artikel 27.

    • 1.

      Voordat een verordening wordt vastgesteld, zendt het dagelijks bestuur het ontwerp daarvan ter beoordeling toe aan gedeputeerde staten en aan burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten. Het besluit tot vaststelling van de verordening wordt niet genomen binnen acht weken na de datum van verzending van het ontwerp. Het ontwerp behoeft de instemming van tweederde van alle deelnemers.

    • 2.

      Het algemeen bestuur kan in de verordeningen van het recreatieschap het dagelijks bestuur bevoegd verklaren nadere regels te stellen met betrekking tot bepaalde in de verordening aangewezen onderwerpen.

    • 3.

      De afkondiging van de verordeningen van het recreatieschap vindt plaats door bekendmaking in het provinciaal blad van Zuid-Holland alsmede door elk van de deelnemers op de aldaar gebruikelijke wijze.

    Artikel 28.

    • 1.

      Voor zover een verordening van het recreatieschap voorziet in hetzelfde onderwerp als een verordening van de provincie Zuid-Holland of één van de aan de regeling deelnemende gemeenten, regelt eerstgenoemde verordening de onderlinge verhouding. Zij kan bepalen dat de verordening van de provincie of van een gemeente voor het gehele gebied, dan wel voor een gedeelte daarvan geheel of gedeeltelijk ophoudt te gelden.

    • 2.

      Voor zover een verordening van de provincie Zuid-Holland of van één van de deelnemende gemeenten in hetzelfde onderwerp voorziet als een eerder in werking getreden verordening van het recreatieschap geldt eerstbedoelde verordening niet voor het binnen het gebied gelegen deel van de provincie of gemeente.

  • IX.

    Financiële bepalingen.

    Artikel 29.

    De huishouding van het recreatieschap wordt, voor zover in deze regeling niet anders is bepaald, ingericht als die van een tak van dienst in de zin van de Provinciewet, voor zover betreft:

    • 1.

      het doen van betalingen;

    • 2.

      de financiële administratie, de begroting en de rekening daaronder begrepen;

    • 3.

      het doen van overschrijvingen tussen uitgaafposten en van de begroting en

    • 4.

      de deugdelijkverklaring van de rekeningcijfers.

    Artikel 30.

    • 1.

      Met inachtneming van het bepaalde in het voorgaande artikel stelt het algemeen bestuur een verordening op het financieel beheer vast.

    • 2.

      Deze verordening regelt onder meer:

    • 1.

      de wijze waarop de betalingen en ontvangsten geschieden;

    • 2.

      de inrichting van de financiële administratie;

    • 3.

      interne-externe controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;

    • 4.

      de verzekering van gelden;

    • 5.

      de belegging van overtollige kasgelden.

    Artikel 31.

    • 1.

      De invordering van de door het recreatieschap te heffen belastingen geschiedt op overeenkomstige wijze als die van de provinciale belastingen. De penningmeester is met deze invordering belast.

    • 2.

      De betekening van stukken betreffende de vervolging ter invordering van belastingen van het recreatieschap en de tenuitvoerlegging van dwangbevelen geschieden door een deurwaarder, daartoe door het dagelijks bestuur aan te wijzen.

    Artikel 32.

    Het boekjaar van het recreatieschap is gelijk aan het kalenderjaar.

    Artikel 33.

    • 1.

      Jaarlijks stelt het algemeen bestuur een begroting vergezeld van een voortschrijdend financieel vijfjarenplan op. De cijfers van het eerste jaar van het vijfjarenplan zijn identiek aan de begrotingscijfers. De cijfers van de overige jaren geven de maximum in die jaren te besteden gelden aan, gebaseerd op het prijspeil van het eerste jaar van het vijfjarenplan.

    • 2.

      De vaststelling van de begroting en van de begrotingswijzigingen dient te geschieden bij een besluit van het algemeen bestuur met meerderheid van stemmen.

    • 3.

      Een besluit als bedoeld in lid 2 wordt niet van kracht indien de beide door de gemeente Rotterdam benoemde leden van het algemeen bestuur onmiddellijk nadat het besluit is genomen ter vergadering verklaren, dat het financieel belang van de gemeente Rotterdam zich tegen het genomen besluit verzet.

    • 4.

      Van het in lid 3 omschreven recht mag slechts gebruik worden gemaakt indien het gewraakte besluit tot gevolg zal hebben dat de bijdrage van de gemeente Rotterdam in het exploitatietekort ten opzichte van het voorgaande jaar zal stijgen met een percentage dat de stijging van het prijspeil te boven gaat. Met het prijspeil wordt bedoeld het prijsindexcijfer voor de overheidsconsumptie.

    Artikel 34.

    • 1.

      Het dagelijks bestuur zendt de ontwerp-begroting zes weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden toe aan provinciale staten en aan de raden van de deelnemers. In de ontwerp-begroting wordt als uitgaven-plafond aangehouden het voor dat jaar in het laatst vastgestelde vijfjarenplan opgenomen bedrag aan uitgaven.

    • 2.

      De ontwerp-begroting wordt door de zorg van de deelnemers voor een ieder ter inzage gelegd en tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Van de terinzagelegging en de verkrijging, tussen welke en de behandeling van de ontwerp-begroting ten minste veertien dagen moeten verlopen, geschiedt openbare kennisgeving.

    • 3.

      Provinciale staten en de raden van de deelnemers kunnen omtrent de ontwerpbegroting het dagelijks bestuur van hun gevoelen doen blijken. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin dit gevoelen is vervat bij de ontwerpbegroting zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

    • 4.

      De begroting wordt door het algemeen bestuur uiterlijk 1 juli voorafgaande aan het jaar waarvoor deze geldt, vastgesteld.

    • 5.

      Na vaststelling zendt het algemeen bestuur, zo nodig, de begroting aan de deelnemers, die ter zake aan de Kroon binnen acht weken na toezending van hun gevoelen kunnen doen blijken. Indien de begroting geheel overeenkomstig het in lid 1 genoemde ontwerp is vastgesteld, kan worden volstaan met de mededeling hiervan aan de deelnemers.

    • 6.

      Het bepaalde in het eerste, derde en vijfde lid van dit artikel is mede van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting. Het bepaalde in het eerste en derde lid is echter niet van toepassing op wijzigingen van de begroting die niet leiden tot een verhoging van het nadelig exploitatiesaldo dan wel verlaging van het exploitatie overschot van het desbetreffende begrotingsjaar.

    Artikel 35.

    • 1.

      Buiten de begroting kunnen geen uitgaven geschieden dan nadat de Kroon een besluit tot wijziging van de begroting heeft goedgekeurd.

    • 2.

      In gevallen van dringende spoed kan een zodanige uitgaaf worden gedaan, mits het besluit van het algemeen bestuur tot wijziging van de begroting terstond ter verkrijging van Koninklijke goedkeuring wordt ingezonden.

    • 3.

      Het in artikel 34, lid 1, bedoelde uitgavenplafond mag door de wijziging van de begroting niet worden overschreden. Indien zulks echter in een geval van dringende spoed onontkoombaar is, dient de vaststelling van de desbetreffende begrotingswijziging te geschieden bij een besluit van het algemeen bestuur met de stemmen van ten minste tweederde van het aantal leden.

    • 4.

      Het bepaalde in artikel 131 van de Provinciewet is van overeenkomstige toepassing.

    • 5.

      Het bepaalde in artikel 34, leden 2, 3 en 5, is van overeenkomstige toepassing.

    Artikel 36.

    • 1.

      Met betrekking tot elk boekjaar legt het dagelijks bestuur vóór 1 juli van het daaropvolgende jaar aan het algemeen bestuur een rekening van het recreatieschap over en een balans per 31 december van dat boekjaar. Hij voegt daarbij het verslag van een onderzoek naar de deugdelijkheid van de rekening, ingesteld door een niet in dienst van het recreatieschap of een van de deelnemers staande, door het algemeen bestuur aan te wijzen deskundige. Zodra de stukken aan het algemeen bestuur zijn aangeboden, worden zij algemeen verkrijgbaar gesteld tegen betaling van de kosten. Van de verkrijgbaarstelling vindt openbare kennisgeving plaats.

    • 2.

      Het algemeen bestuur stelt de rekening en de balans vast. De leden van het dagelijks bestuur onthouden zich hierbij van medestemmen.

    • 3.

      Na de vaststelling van de rekening wordt een exemplaar aan elk der deelnemers gezonden, vergezeld van de balans en het verslag als bedoeld in het eerste lid van dit artikel.

    • 4.

      Het vijfde lid van artikel 34 is voor wat betreft de rekening van overeenkomstige toepassing.

    • 5.

      Het bepaalde in artikel 139 van de Provinciewet is van overeenkomstige toepassing.

    • 6.

      De bedragen welke betrekking hebben op de voor economische exploitatie gebruikte goederen worden in de begroting en rekening afzonderlijk vermeld.

    Artikel 37.

    De minister van Binnenlandse Zaken, gedeputeerde staten van Zuid-Holland en burgemeester en wethouders van de deelnemers kunnen het geldelijk beheer en de boekhouding te allen tijde aan een onderzoek van hunnentwege doen onderwerpen. Aan de daartoe door hen aan te wijzen ambtenaren verstrekt het dagelijks bestuur desgevraagd alle voor dit onderzoek nodige inlichtingen.

    Artikel 38.

    • 1.

      Een nadelig saldo van de rekening van baten en lasten van het recreatieschap wordt gebracht ten laste van de provincie Zuid-Holland voor 16% , de gemeente Rotterdam voor 80% en de overige deelnemers voor 4% , over hen te verdelen naar rata van het aantal inwoners per 1 januari van het jaar waarop het nadelig saldo betrekking heeft.

    • 2.

      Een batig saldo van de in het eerste lid bedoelde rekening wordt overgebracht naar het volgend dienstjaar.

    • 3.

      Wanneer de begroting een over de deelnemers om te slaan tekort aanwijst, zal de in de begroting geraamde bijdrage door de deelnemers bij wijze van voorschot worden voldaan in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste op 1 februari en de tweede op 1 augustus van het desbetreffende begrotingsjaar vervalt.

  • X.

    Archief.

    Artikel 39.

    De bepalingen van de Archiefwet 1962 en de daaruit voortvloeiende uitvoeringsvoorschriften, voor zover betrekking hebbend op de archiefbescheiden van de deelnemers, zijn van overeenkomstige toepassing op het recreatieschap.

  • XI.

    Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing.

    Artikel 40.

    • 1.

      Toetreding van een nieuwe deelnemer kan plaatsvinden bij daartoe strekkende besluiten van de bestuurorganen van alle deelnemers.

    • 2.

      Het besluit tot bewilliging voorziet, indien nodig, tevens in de wijziging van artikel 38. Artikel 43 is daarbij van toepassing.

    Artikel 41.

    • 1.

      De deelnemers hebben de mogelijkheid met inachtneming van de door het algemeen bestuur daaraan te verbinden voorwaarden uit de regeling te treden bij daartoe strekkend besluit, dat binnen twee weken nadat het is genomen aan het algemeen bestuur wordt toegezonden.

    • 2.

      Ten aanzien van de voorwaarden beslist het algemeen bestuur met meerderheid van stemmen.

    • 3.

      De uittreding als in het eerste lid bedoeld heeft plaats op het einde van het jaar volgend op dat waarin de Kroon hieraan goedkeuring heeft gehecht.

    • 4.

      De deelnemers voorzien in de nodige wijzigingen van de artikelen 2, 16 en 38.

    Artikel 42.

    • 1.

      De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

    • 2.

      Gedeputeerde staten van Zuid-Holland zenden de regeling, alsmede de wijzigingen daarvan aan de Kroon toe.

    • 3.

      De regeling wordt door de zorg van de provincie Zuid-Holland bekend gemaakt in de Nederlandsche Staatscourant.

    • 4.

      De regeling treedt in werking op 1 januari 1989, indien is voldaan aan het bepaalde in artikel 52 juncto artikel 26, lid 3, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, danwel op de eerste dag van de eerste maand, volgende op de dag met ingang waarvan daaraan is voldaan.

    Artikel 43.

    De gemeenschappelijke regeling kan worden gewijzigd bij besluiten van de meerderheid van de deelnemers, waaronder in ieder geval de provincie Zuid-Holland en de gemeente Rotterdam.

    Artikel 44.

    • 1.

      De gemeenschappelijke regeling kan worden opgeheven bij besluit van ten minste tweederde van de deelnemers.

    • 2.

      Het besluit tot opheffing regelt tevens de gevolgen daarvan voor de deelnemers.

    • 3.

      Tenzij het algemeen bestuur anders bepaalt, is hij belast met de liquidatie van het recreatieschap.

  • XII.

    Slot- en overgangsbepalingen.

    Artikel 45.

    De eerste benoeming van de leden van het algemeen bestuur en van de leden van het dagelijks bestuur heeft plaats met ingang van de dag waarop de gemeenschappelijke regeling in werking zal zijn getreden.

    Artikel 46.

    Deze regeling wordt aangehaald als: Gemeenschappelijke regeling voor het recreatiegebied Rottemeren.