Regeling vervallen per 01-01-2023

Algemene subsidieverordening Zeeland 2013

Geldend van 15-07-2017 t/m 31-12-2022

Intitulé

Algemene subsidieverordening Zeeland 2013

Besluit van provinciale staten van 23 november 2012, houdende de Algemene subsidieverordening Zeeland 2013 (Provinciaal Blad nr. 32 van 2012).

Provinciale staten van Zeeland

  • -

    gelezen het voorstel van gedeputeerde staten van 10 juli 2012, nr. 12016145 dg;

  • -

    overwegende dat het gewenst is nieuwe regels te stellen met betrekking tot subsidieverstrekking;

  • -

    gelet op artikel 143 Provinciewet jo. artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 152 van de Provinciewet;

besluiten vast te stellen de navolgende Algemene subsidieverordening Zeeland 2013

Artikelen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    provinciale begroting: de jaarlijks door provinciale staten vastgestelde programmabegroting waarin de financiële middelen per programma worden verdeeld;

  • b.

    beleidsdoelstelling: een door provinciale staten vastgestelde doelstelling van provinciaal beleid;

  • c.

    prestatieafspraak: één of meerdere activiteiten geformuleerd in de beschikking tot subsidieverstrekking, die dienen te worden gerealiseerd om in aanmerking te komen voor subsidie of voor een deel daarvan;

  • d.

    prestatieverantwoording: een verantwoording over de realisatie van de prestatieafspraken zoals opgenomen in de beschikking tot subsidieverlening;

  • e.

    financiële verantwoording: een verantwoording over de werkelijke kosten en opbrengsten, die gerelateerd zijn aan de te subsidiëren activiteit;

  • f.

    arrangement: een vaste set van specifieke regels, voorwaarden en verplichtingen, dat gerelateerd is aan de hoogte van het subsidiebedrag;

  • g.

    instelling: een rechtspersoon, een vennootschap of een eenmanszaak;

  • h.

    bezoldiging: de som van de beloning, de sociale verzekeringspremies, de belastbare vaste en variabele onkostenvergoedingen en de beloningen betaalbaar op termijn;

  • i.

    beloning: de som van de periodiek betaalde beloningen en de winstdelingen en de bonusbetalingen, met uitzondering van:

    • I.

      de belastbare vaste en variabele onkostenvergoedingen;

    • II.

      door werkgevers wettelijk of krachten een algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde niet op de beloning ingehouden sociale verzekeringspremies; en

    • III.

      het in artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting bedoelde voordeel wegens het ter beschikkingstellen van een auto voor privédoeleinden.

  • j.

    sociale verzekeringspremies: door werkgevers wettelijk of krachtens een algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde niet op de beloning ingehouden sociale verzekeringspremies;

  • k.

    beloningen betaalbaar op termijn: het werkgeversdeel van de beloningen betaalbaar op termijn met uitzondering van het werkgeversdeel van de beloningen betaalbaar op termijn die betrekking hebben op de beëindiging van het dienstverband.

  • l.

    interimfunctionaris: een bestuurders, directeur of medewerker die anders dan op grond van een aanstelling of arbeidsovereenkomst een functie vervult gedurende meer dan zes maanden binnen een periode van achttien maanden.

Artikel 2

  • 1.

    Subsidie wordt slechts verstrekt voor een activiteit die bijdraagt aan de realisering van één of meerdere beleidsdoelstellingen.

  • 2.

    Provinciale staten kunnen besluiten dat naar aanleiding van een bijzondere gebeurtenis subsidie kan worden verleend in afwijking van het in het eerste lid bepaalde en stellen daartoe dan de benodigde financiële middelen beschikbaar.

  • 3.

    Ingeval van een besluit als bedoeld in het tweede lid, stellen gedeputeerde staten zo nodig nadere regels ter zake van het verstrekken van de subsidie.

Artikel 3

  • 1.

    Bij het verstrekken van subsidie worden één of meerdere prestatieafspraken vastgelegd in de beschikking tot subsidieverstrekking.

  • 2.

    Bij het verstrekken van subsidie gelden er drie verschillende arrangementen met per arrangement in ieder geval de volgende bepalingen:

    • a.

      arrangement 1: verstrekking van een subsidie tot en met € 10.000 waarbij de subsidie ambtshalve wordt vastgesteld, dan wel op basis van een steekproef een aanvraag tot vaststelling kan worden gevraagd, die een prestatieverantwoording bevat;

    • b.

      arrangement 2: verstrekking van een subsidie hoger dan € 10.000 en tot en met € 50.000 waarbij de aanvraag tot vaststelling een prestatieverantwoording bevat;

    • c.

      arrangement 3: verstrekking van een subsidie hoger dan € 50.000 waarbij de aanvraag tot vaststelling een prestatieverantwoording en een financiële verantwoording bevat.

  • 3.

    Gedeputeerde staten kunnen op een subsidie een ander arrangement toepassen als hierboven aangegeven en stellen hiertoe nadere regels in het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013.

  • 4.

    Gedeputeerde staten kunnen afwijken van het bepaalde in het tweede lid:

    • a.

      bij het vaststellen van nadere regels als bedoeld in artikel 8 indien deze ten behoeve van uniformiteit zijn opgesteld in samenwerking met een ander bestuursorgaan;

    • b.

      indien subsidie wordt verstrekt voor activiteiten waarvoor ook door andere bestuursorganen subsidie wordt verstrekt;

    • c.

      indien een provinciale subsidie wordt verstrekt al dan niet gedeeltelijk ten laste van publieke middelen die aan de provincie beschikbaar zijn gesteld en bij de beschikbaarstelling hiervan procedureregels zijn vastgesteld die afwijken van het bepaalde in het tweede lid.

Artikel 4

Een subsidie wordt slechts verstrekt indien:

  • a.

    de behoefte aan de activiteit is aangetoond,

  • b.

    een zodanige werkwijze wordt toegepast dat redelijkerwijs mag worden verwacht dat de activiteit wordt gerealiseerd,

  • c.

    uit de begroting bij de aanvraag van de subsidie blijkt, dat, met inbegrip van een subsidie van de provincie, de benodigde financiële middelen beschikbaar zijn om de activiteit te realiseren,

  • d.

    uit de aanvraag van de subsidie blijkt dat de gevraagde subsidie noodzakelijk is om de activiteit uit te voeren, en

  • e.

    wordt voldaan aan de bepalingen, gesteld bij of krachtens deze verordening en, ingeval er een bijzondere subsidieregeling van toepassing is, tevens aan de bepalingen in die regeling.

Artikel 5

  • 1.

    Geen subsidie wordt verleend voor activiteiten waarbij de subsidie of een deel daarvan direct of indirect wordt besteed aan de bezoldiging van directeuren, bestuurders of medewerkers werkzaam bij de instelling van de subsidie van wie de bezoldiging meer bedraagt dan € 178.540. Dit bedrag is de som van de volgende bedragen:

    • a.

      € 144.108 wegens de beloning;

    • b.

      € 8.069 wegens belastbare vaste en variabele onkostenvergoedingen; en

    • c.

      € 26.363 wegens de voorzieningen ten behoeve van de beloningen betaalbaar op termijn.

  • 2.

    Geen subsidie wordt verleend aan activiteiten waarbij de subsidie of een deel daarvan direct of indirect wordt besteed aan de vergoeding van interimfunctionarissen werkzaam bij de instelling van de subsidie indien deze het bedrag van € 178.540 te boven gaat.

  • 3.

    In geval van een deeltijddienstverband wordt het bezoldigingsmaximum zoals bedoeld in het eerst een tweede lid omgerekend naar het aantal uren van het deeltijddienstverband.

  • 4.

    In geval van een dienstverband met een kortere duur dan een kalenderjaar wordt het bezoldigingsmaximum zoals bedoeld in het eerste en tweede lid omgerekend naar het aantal dagen waarop het dienstverband betrekking heeft.

  • 5.

    Gedeputeerde staten kunnen gemotiveerd afwijken van het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid en stellen provinciale staten daarvan jaarlijks achteraf in kennis via de jaarrekening.

  • 6.

    Gedeputeerde staten zijn bevoegd tot wijziging van de bedragen, bedoeld in het eerste en tweede lid en publiceren deze in het provinciaal blad.

  • 7.

    De wijziging, bedoeld in het zesde lid, is slechts mogelijk indien:

    • a.

      bij ministeriële regeling de bezoldigingsnorm overeenkomstig artikel 2.3 van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector is gewijzigd; en

    • b.

      de component beloning zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel onder a is gebaseerd op100 procent van het minister salaris zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid en artikel 2, eerste lid van de Wet rechtspositie ministers en staatsecretarissen, vermeerderd met het percentage waarmee het salaris van het burgerlijk rijkspersoneel in de voorgaande twaalf maanden is gewijzigd.

Artikel 6

Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van de provinciale begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt zij verleend onder de voorwaarde dat provinciale staten voldoende financiële middelen ter beschikking stellen voor een beleidsdoelstelling.

Artikel 7

  • 1.

    Gedeputeerde staten zijn bevoegd tot:

    • a.

      het besluiten over het verstrekken van subsidie,

    • b.

      het stellen van voorwaarden,

    • c.

      het aan de subsidieontvanger opleggen van verplichtingen als bedoeld in de artikelen 4:37, 4:38 en 4:39 van de Algemene wet bestuursrecht,

    • d.

      het besluiten tot het verstrekken van een voorschot op het subsidiebedrag,

    • e.

      het vaststellen van subsidieplafonds, en

    • f.

      het bepalen van de wijze waarop de beschikbare financiële middelen worden verdeeld.

  • 2.

    Voor zover gedeputeerde staten van de in het eerste lid, onder e, bedoelde bevoegdheid geen gebruik hebben gemaakt, gelden de in de provinciale begroting opgenomen beschikbare financiële middelen voor de desbetreffende beleidsdoelstelling als het subsidieplafond.

Artikel 8

Gedeputeerde staten stellen nadere regels voor het verstrekken van subsidie in het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013.

Artikel 9

De Algemene subsidieverordening Zeeland 2007 wordt ingetrokken, met dien verstande dat:

  • a.

    zij van toepassing blijft voor subsidiebesluiten die zijn genomen op grond van de Algemene subsidieverordening Zeeland 2007, en

  • b.

    artikel 10 van toepassing blijft voor subsidiebesluiten die niet voor 1 januari 2007 zijn vastgesteld.

Artikel 10

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: "Algemene subsidieverordening Zeeland 2013", afgekort tot "Asv 2013".

Toelichting bij de Algemene subsidieverordening Zeeland 2013

Algemeen

Aanleiding

Het Rijk heeft een rijksbreed kader voor het verstrekken van subsidies. Alle provincies hebben besloten om de uitgangspunten van het rijkssubsidiekader over te nemen. Dit is de belangrijkste aanleiding voor de aanpassing van de Algemene subsidieverordening Zeeland 2007. Daarnaast is bij de uitwerking rekening gehouden met hogere wetgeving en ervaringen uit het verleden.

In de beleidsnota "resultaat met subsidie" is het algemene provinciale subsidiebeleid vanaf 2013 uiteengezet. Dit is het beleidskader voor de subsidieregels zoals opgenomen in de Algemene subsidieverordening Zeeland 2013 (Asv) en het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013 (Asb).

Doelstelling subsidies

Subsidies worden verstrekt met de volgende bedoelingen:

  • -

    het provinciaal bestuur gebruikt het verstrekken van subsidie om haar beleid in de volle breedte gestalte te geven;

  • -

    de subsidieontvanger wordt in de gelegenheid gesteld activiteiten te ontplooien, ideeën of methoden te ontwikkelen of zijn deskundigheid te bevorderen.

Het is belangrijk dat met het verstrekken van subsidies de provinciale beleidsdoelstellingen (deels) worden gerealiseerd. Daarnaast is het belangrijk dat het subsidiebeleid gebruiksvriendelijk is voor de subsidieontvanger. De subsidieontvanger moet in staat worden gesteld om zijn activiteiten te realiseren. Er wordt hierbij wel rekening gehouden met een transparante verantwoording van de verstrekte publieke middelen.

Algemene wet bestuursrecht en subsidie

Naast deze verordening is de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing op het verstrekken van subsidies. Dwingende bepalingen uit deze wet zijn automatisch van toepassing op de door de provincie verstrekte subsidies. Het is niet nodig om deze artikelen uit de Awb over te nemen. Dit is dan ook niet gedaan. Waar nodig wordt wel verwezen naar relevante artikelen uit deze wet.

De definitie van een subsidie is vanuit bovenstaande overweging niet opgenomen in deze verordening. Die definitie is opgenomen in artikel 4:21, eerste lid van de Awb. De definitie luidt als volgt: “de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.”

De Algemene subsidieverordening is van toepassing indien gedeputeerde staten er voor kiezen om ten behoeve van het realiseren van provinciale beleidsdoelstellingen het subsidie-instrument in te zetten.

Van subsidieregels 2007 naar subsidieregels 2013

In 2007 heeft de laatste grote wijziging van de subsidieregels plaatsgevonden. Bij deze wijzigingen stonden dualisme, resultaatgericht, publieksvriendelijk en deregulering centraal. Uit ervaringen van ambtenaren en gesubsidieerde instellingen blijkt, dat de subsidieregels van de Algemene subsidieverordening 2007 goed werkbaar zijn. Vandaar dat de uitgangspunten van het subsidiebeleid 2007 als kader zijn meegenomen bij de vorming van het subsidiebeleid 2013.

Om bovenstaande redenen is het onderscheid tussen de kaderstellende, monitorende en controlerende rol van provinciale staten en de uitvoerende rol van gedeputeerde staten ook gehandhaafd bij het opstellen van de Asv. Deze gescheiden rollen zijn ontstaan door het dualisme. Dit resulteert in een Asv waarmee provinciale staten de kaders stellen waarbinnen gedeputeerde staten subsidies kunnen verstrekken. De bevoegdheid en verantwoordelijkheid voor het verstrekken van subsidies delegeren provinciale staten hiermee aan gedeputeerde staten. Gedeputeerde staten kunnen binnen de gestelde kaders nadere regels opstellen die zij nodig achten om met subsidies de beleidsdoelstellingen van de provincie op een zo effectief en efficiënt mogelijk wijze te realiseren.

Door de tweedeling zijn de volgende juridische documenten ontstaan:

  • 1.

    een Asv dat de kaders omvat voor de uitvoering van het subsidiebeleid,

  • 2.

    een Asb dat de uitvoeringsregels omvat om zo effectief en efficiënt mogelijk subsidies te verstrekken en daarmee de beleidsdoelstellingen te realiseren.

Rijkssubsidiekader

Het Rijk heeft bij het ontwerpen van het rijkssubsidiekader vier uitgangspunten geformuleerd:

  • -

    een zwaardere verantwoordingslast naarmate het subsidiebedrag hoger is (proportionaliteit);

  • -

    sturing op prestaties en hoofdlijnen;

  • -

    uniformering en vereenvoudiging;

  • -

    verantwoord vertrouwen en risicoacceptatie.

Deze uitgangspunten hebben geleid tot drie arrangementen. Ieder arrangement heeft een ander regime voor subsidieverlening en –verantwoording. De arrangementen verschillen vooral in de mate van de verantwoordingslast. De verantwoordingslast is zwaarder naarmate het subsidiebedrag hoger is.

Net als in het rijkssubsidiekader zijn er in de provinciale subsidieregels drie arrangementen opgenomen. De drie arrangementen zijn als volgt te typeren.

Arrangement

Verplichtingen/voorwaarden

Arrangement 1

Subsidie waarbij op basis van een steekproef wordt bepaald of er verantwoording over de geleverde prestatie moet plaatsvinden.

Arrangement 2

Subsidie met verantwoording over de geleverde prestatie

Arrangement 3

Subsidie met verantwoording over de geleverde prestatie en de besteding van de subsidie

In de Algemene subsidieverordening Zeeland 2007 werden er drie subsidievormen gehanteerd. Dit waren de stimuleringssubsidie, de resultaatsubsidie en de budgetsubsidie. Met de introductie van de arrangementen komen deze termen niet meer terug in de subsidieregels. Er is nog wel sprake van verschillende manieren van verantwoording per arrangement.

Gebruikte termen

In het eerste artikel van deze verordening is een aantal definities van de in de Asv gebruikte termen beschreven. Termen die elders zijn gedefinieerd (bijvoorbeeld in de Awb) zijn niet opgenomen in het eerste artikel.

In deze verordening worden de termen subsidieverlening, subsidievaststelling en subsidieverstrekking gebruikt. Deze termen sluiten aan bij de termen zoals gebruikt in de Awb. Bij de subsidievaststelling gaat het om het definitief bepalen van het subsidiebedrag en geeft daarnaast aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag. Een beschikking tot subsidieverlening gaat voorafgaand aan een beschikking tot subsidievaststelling. In de beschikking tot subsidieverlening wordt bepaald welke activiteiten worden gesubsidieerd en het maximale subsidiebedrag dat kan worden ontvangen. Het afgeven van een beschikking tot subsidieverlening is niet altijd nodig. Bijvoorbeeld als de subsidie wordt verstrekt na afloop van de gesubsidieerde activiteit. Dit zal overigens alleen gebeuren als gedeputeerde staten op voorhand hebben besloten dit in een bijzondere regeling toe te staan.

Daarnaast wordt ook de term subsidieverstrekking gebruikt. Dit betreft de subsidies waarvoor een beschikking tot subsidievaststelling wordt afgegeven waaraan wel of niet een beschikking tot subsidieverlening is voorafgegaan.

In deze verordening worden ook de termen beleidsdoelstelling, activiteit en prestatieafspraak gehanteerd. Een beleidsdoelstelling is datgene wat de provincie wil bereiken. Activiteiten die door instellingen worden uitgevoerd en bijdragen aan de realisatie van beleidsdoelstellingen komen voor een provinciale subsidie in aanmerking. Een prestatieafspraak kan bestaan uit één of meerdere uit te voeren activiteiten.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Beleidsdoelstelling

Een beleidsdoelstelling is altijd vastgesteld door provinciale staten. De beleidsdoelstellingen zijn meestal opgenomen in een beleidsnota. Het kan ook voorkomen dat een doelstelling is opgenomen in een ander door provinciale staten vastgesteld document zoals de programmabegroting.

Arrangement

De definitie van een arrangement geeft aan dat dit een vaste set van regels, verplichtingen en voorwaarden betreft. Het gaat hierbij om specifieke regels voor de wijze van verlenen, verantwoorden en vaststellen van de subsidie. Daarnaast betreffen het voorwaarden en verplichtingen die kunnen worden meegegeven aan de subsidieverstrekking. Provinciale staten schetsen in artikel 3 het kader voor de arrangementen. Gedeputeerde staten nemen in het Asb zonodig aanvullende bepalingen op voor deze arrangementen.

Instelling

De definitie van een instelling zorgt ervoor dat elk bedrijf, vereniging of stichting als instelling aangemerkt kan worden. Bij een eenmanszaak gaat het om een onderneming die door een natuurlijke persoon in stand wordt gehouden, die krachtens artikel 3 juncto artikel 5 van het Handelsregisterbesluit 1996 moet zijn ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.

Norm topinkomens

De definities van bezoldiging, beloning, sociale verzekeringspremies en beloningen betaalbaar op termijn zijn hier aangegeven ter verduidelijking van de norm voor topinkomens in artikel 5. De bezoldiging van een bestuurder, directeur of personeelslid wordt bepaald aan de hand van deze definities. De definities zijn rechtstreeks gebaseerd op de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semi-publieke sector (WNT). De top inkomensnorm zelf is overigens gebaseerd op het ministersalaris zoals bepaald in de wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen.

Artikel 2

Op grond van artikel 4:23, eerste lid, Awb mag in beginsel alleen subsidie worden verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift. In dit voorschrift (bijvoorbeeld de Asv) moet worden gemeld voor welke activiteiten de provincie subsidie verleent. De provincie verleent alleen subsidie als de activiteit bijdraagt aan een provinciale doelstelling. Meestal zijn deze doelstellingen opgenomen in een beleidsnota, maar zij kunnen ook voorkomen in andere door provinciale staten vastgestelde documenten zoals de programmabegroting.

Er zijn soms situaties waarbij er geen provinciaal beleid is, maar provinciale staten wel subsidie willen verstrekken. Een voorbeeld is een ramp als gevolg waarvan provinciale staten noodhulp willen verlenen in de vorm van een financiële bijdrage. In een dergelijk geval kunnen provinciale staten gebruik maken van het tweede en derde lid van dit artikel.

Artikel 3

Er worden bij de provincie drie arrangementen gehanteerd. Provinciale staten stellen daarbij kaders voor de grensbedragen van de arrangementen en de wijze waarop de subsidie wordt verantwoord. Gedeputeerde staten geven verder invulling aan de wijze van subsidiëring in het Asb.

Arrangement 1 wijkt af van de gebruikelijk wijze van verantwoorden. Bij een subsidie waarop dit arrangement van toepassing is, wordt in de beschikking tot subsidieverlening een prestatieafspraak en de wijze van prestatieverantwoording geformuleerd. Verder meldt deze beschikking dat de prestatieverantwoording binnen een vastgestelde termijn op basis van een steekproef door de provincie kan worden opgevraagd. Subsidies die buiten de steekproef vallen ontvangen een ambtshalve vaststelling. Dit houdt in dat de subsidie wordt vastgesteld zonder dat de subsidieontvanger een aanvraag voor vaststelling moet indienen. Subsidies die binnen de steekproef vallen, worden vastgesteld op basis van de prestatieverantwoording. De wijze van toepassing van de steekproef is vastgelegd in beleidsregels.

In het derde lid is opgenomen dat gedeputeerde staten op een subsidie toch een ander arrangement kunnen toepassen. Dit dient volgens de principes van het rijkssubsidiekader te gebeuren. Het toepassen van een hoger arrangement is niet mogelijk volgens het rijkssubsidiekader, maar een lager arrangement wel. Deze lijn is ook doorgetrokken in deze verordening. Indien echter de Single information Single audit-systematiek verplicht is kan het voorkomen dat ook een hoger arrangement wordt toegepast op een subsidie. De mogelijkheid om af te wijken van de arrangementen is daarom breder geformuleerd.

Bij het toepassen van een lager arrangement dienen gedeputeerde staten een zorgvuldige risico afweging te maken bij de beslissing tot subsidieverstrekking.

Het vierde lid beschrijft limitatief een drietal situaties waarin gedeputeerde staten mogen afwijken van de arrangementensystematiek. De mogelijkheid om een ander (lager) arrangement te kunnen toepassen, biedt in deze situaties namelijk niet altijd soelaas. Onderdeel a betreft de situatie waarin de provincie tezamen met andere bestuursorganen met het oog op uniformiteit gezamenlijk een bijzondere subsidieregeling opstelt. Gelet op de verschillen tussen bestuursorganen qua inrichting van de arrangementen en wijze van verantwoorden kan het ontbreken van een afwijkingsbevoegdheid van de in het tweede lid vastgestelde arrangementen in de praktijk tot knelpunten leiden. Onderdeel b ziet op de situatie waarin meerdere bestuursorganen subsidie verstrekken voor dezelfde activiteit, hetgeen onder meer aan de orde is bij cofinanciering van een Europees programma. In dat geval kan zich de situatie voordoen dat een subsidie-ontvanger te maken krijgt met voorwaarden of verplichtingen die strijdig aan elkaar zijn dan wel leiden tot onaanvaardbare administratieve lasten vanwege een stapeling van verplichtingen. Ook voor dergelijke gevallen kan een afwijkingsbevoegdheid niet worden gemist. Tot slot kan zich de situatie voordoen dat de provincie zelf subsidie of anderszins een bijdrage ontvangt met het oog op bepaalde activiteiten, waarbij het doorzetten van die middelen aan de eindontvanger ook in de vorm van subsidie dient te geschieden. In de relatie tussen de verstrekker van die middelen en de provincie kunnen procedureregels van toepassing zijn die afwijken van de arrangementensystematiek. Dat levert problemen op bij het rechtmatig kunnen ‘doorsubsidiëren’ zodat ook in die situatie een afwijkingsbevoegdheid benodigd is.

Gedeputeerde staten kunnen in het Asb nadere regels stellen met betrekking tot de uitzonderingen.

Artikel 4

In aanvulling op artikel 2 staan in artikel 4 voorwaarden genoemd waaronder gedeputeerde staten subsidie mogen verstrekken.

Bij het bepalen van de behoefte aan de activiteit wordt er een relatie gelegd met de provinciale beleidsdoelstellingen. Een activiteit kan bijdragen aan de beleidsdoelstelling en tegelijkertijd kan de behoefte van de provincie aan de activiteit minimaal zijn. Dit kan bijvoorbeeld te maken hebben met de mate waarin de beleidsdoelstelling al is gerealiseerd.

Daarnaast maken gedeputeerde staten een inschatting of de wijze waarop de aanvrager de activiteit wil realiseren ook reëel en haalbaar is. Ook moeten er voldoende financiële middelen zijn om de activiteit uit te voeren. Dit houdt in dat er een sluitende begroting moet worden overlegd, waarmee wordt aangetoond dat alle kosten van de te subsidiëren activiteit door middel van inkomsten of een eigen bijdrage worden gedekt. Als blijkt dat er zonder subsidie voldoende financiële middelen zijn voor uitvoering van de activiteit wordt er geen subsidie verstrekt.

Artikel 5

Dit artikel houdt in dat er geen subsidie wordt verleend indien de subsidie wordt besteed aan het salaris van een bestuurder, directeur of medewerker die meer verdient dan € 178.540. Deze topinkomensnorm is in de Algemene subsidieverordening Zeeland 2013 opgenomen, omdat wij als provincie streven naar een doelmatige besteding van onze publieke middelen. Wij vinden deze besteding niet doelmatig indien daarmee hoge salarissen worden betaald.

De topinkomensnorm uit dit artikel is overeenkomstig het wijzigingsvoorstel van de Wet normeringbezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (hierna WNT) en loopt hiermee vooruit op de definitieve wijziging van de WNT.

Conform het wetsvoorstel bedraagt de norm:

  • a.

    € 144.108 wegens de beloning;

  • b.

    € 8.069 wegens belastbare vaste en variabele onkostenvergoedingen; en

  • c.

    € 26.363 wegens de voorzieningen ten behoeve van de beloningen betaalbaar op termijn.

Deze bedragen zijn communicerende vaten. Dit houdt in dat overschrijding van één van de onderdelen, moeten worden gecompenseerd in de andere onderdelen.

Deze norm is niet alleen van toepassing op functionarissen in dienst bij de subsidieaanvrager. De norm is ook van toepassing op interimfunctionarissen. De totale vergoeding voor arbeid die deze persoon of het bedrijf waarbij deze werkzaam is ontvangt, mag ook niet meer bedragen dan het bezoldigings-maximum. Hierbij geldt als voorwaarde dat de persoon binnen een aaneengesloten periode van achttien maanden langer dan zes maanden wordt ingehuurd op een functie.

Het bezoldigingsmaximum zoals opgenomen in het eerste lid is gebaseerd op een voltijds dienstverbanden op een kalenderjaar van 365 dagen.

Het tweede en derde lid regelen dat het bezoldigingsmaximum wordt omgerekend indien het dienstverband van een persoon afwijkt van het voltijdse dienstverband zoals dit wordt gehanteerd bij de instelling en/of van kortere duur is dan een kalenderjaar. Het omrekenen van het bezoldigingsmaximum geldt ook voor interimfunctionarissen.

Ter verduidelijking is onderstaand rekenvoorbeeld.

Stel dat een bestuurder gedurende 20 uur per week werkzaam is en het gebruikelijke voltijdse dienstverband bij de instelling 40 uur betreft.

Het bezoldigingsmaximum per kalenderjaar is dan een beloning van ten hoogste:

€ 178.540 x 20 uur = € 89.270

40 uur

Indien het dienstverband van de bestuurder korter was dan een kalenderjaar, bijvoorbeeld 300 dagen, worden de bedragen in het rekenvoorbeeld nog vermenigvuldigd met 300 en gedeeld door 365.

Gedeputeerde staten kunnen afwijken van de normering (lid 5). Afwijkmogelijkheden zijn situaties waarbij het inhoudelijk belang van de te subsidiëren activiteit de salarisnormering te boven gaat, of dat gedeputeerde staten besluiten over te gaan tot een overgangsperiode voor een bepaalde instelling.

Indien wordt afgeweken van de norm door gedeputeerde staten, wordt dit achteraf kenbaar gemaakt aan provinciale staten. Dit geschiedt jaarlijks via de jaarrekening.

In lid 6 en 7 is aangegeven dat gedeputeerde staten in een bepaalde situatie zelf gemandateerd zijn om de norm te wijzigen. Dit is nodig omdat de WNT ook jaarlijks wijzigt.

Artikel 6

Een verstrekte subsidie met een looptijd van meerdere jaren komt ten laste van meerdere begrotingsjaren. De subsidie is daarmee toegekend voor één of meerdere begrotingsjaren waarvoor provinciale staten nog geen begroting hebben vastgesteld. Het is daarmee nog niet zeker of het budget waaruit de subsidie is verleend in dat jaar nog wel bestaat. Provinciale staten kunnen namelijk beslissen dat voor een bepaalde beleidsdoelstelling geen financiële middelen meer beschikbaar worden gesteld. In een dergelijk geval zullen er ook geen financiële middelen meer beschikbaar zijn om de gehele subsidie betaalbaar te stellen. De subsidie wordt in dat geval dus ingetrokken op basis van dit artikel.

Artikel 7

Provinciale staten stellen vanuit hun kaderstellende rol de Asv vast. Deze regels vormen het algemene wettelijke kader voor subsidieverstrekking binnen de provincie Zeeland. Omdat artikel 4:23, eerste lid van de Awb stelt dat voor het verstrekken van subsidies een wettelijke grondslag moet bestaan, is deze Asv nodig.

Gedeputeerde staten kunnen binnen de kaders van de Asv aanvullende regels opstellen voor subsidieverstrekking. Bij de bevoegdheidsoverdracht maken provinciale staten gebruik van artikel 152 Provinciewet dat het mogelijk maakt bevoegdheden te delegeren aan gedeputeerde staten. Gedeputeerde staten zijn verantwoording schuldig aan provinciale staten over de wijze waarop zij omgaan met de bevoegdheid tot het stellen van nadere regels. Hierdoor is een sterke scheiding mogelijk tussen kaderstelling, uitvoering en controle, hetgeen ten goede komt aan het uitgangspunt van dualisering.

Voor een aantal onderdelen bij het verstrekken van subsidies is een wettelijke grondslag benodigd. Het is daarom zaak dat deze in de Asv van toepassing worden verklaard en de invulling daarvan wordt gedelegeerd aan gedeputeerde staten.

Het gaat hierbij om het stellen van voorwaarden, opleggen van verplichtingen, het verstrekken van voorschotten, het vaststellen van subsidieplafonds en de wijze waarop de beschikbare financiële middelen worden verdeeld.

De artikelen 4:37, 4:38 en 4:39 van de Awb geven regels omtrent het opleggen van verplichtingen aan de subsidieontvanger. Artikel 4:37 van de Awb geeft het bestuursorgaan de mogelijkheid acht 'standaardverplichtingen' op te leggen bij de subsidieverstrekking. Voor het opleggen van deze verplichtingen is geen wettelijk voorschrift vereist. Artikel 4:38 van de Awb regelt dat ook andere verplichtingen opgelegd kunnen worden. Deze moeten wel in een wettelijk voorschrift worden opgenomen. Artikel 4:39 van het Awb maakt het bovendien mogelijk om verplichtingen op te leggen die geen relatie hebben met de te subsidiëren activiteit. Deze verplichtingen moeten dan tevens in een wettelijk voorschrift zijn benoemd. Artikel 1.6.6. van het Asb inzake publiciteitsuitingen is hiervan een voorbeeld.

Een subsidieplafond is het bedrag dat beschikbaar is voor een bepaalde periode, meestal een jaar. Als op het moment van een aanvraag van de subsidie het subsidieplafond wordt bereikt of overschreden dan kan de provincie na behandeling van deze aanvraag geen subsidie meer verstrekken.

Artikel 8

In dit artikel dragen provinciale staten aan gedeputeerde staten op om ten behoeve van de subsidieverstrekking nadere regels te stellen. Dit doen gedeputeerde staten in beginsel in het Asb.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van provinciale staten van 23 november 2012.
Drs. K.M.H. Peijs, voorzitter
Drs. P. Joosse, griffier
Uitgegeven 18 december 2012
De secretaris, A.W. Smit