Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR2364
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR2364/1
Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen
Geldend van 21-06-2008 t/m heden
Intitulé
Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse AntillenEERSTE BOEK Algemeene bepalingen
TITEL I Omvang van de werking der strafwet
Artikel 1
-
1. Geen feit is strafbaar dan uit kracht van eene daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling.
-
2. Bij verandering in de wetgeving na het tijdstip waarop het feit begaan is, worden de voor den verdachte gunstigste bepalingen toegepast.
Artikel 2
De strafwet van de Nederlandse Antillen is toepasselijk op ieder die zich binnen de Nederlandse Antillen aan eenig strafbaar feit schuldig maakt.
Artikel 3
De strafwet van de Nederlandse Antillen is toepasselijk op ieder, die zich buiten de Nederlandse Antillen aan boord van een Nederlands-Antilliaans vaartuig of luchtvaartuig aan enig strafbaar feit schuldig maakt.
Artikel 4
De strafwet van de Nederlandse Antillen is toepasselijk op ieder die zich buiten de Nederlandse Antillen schuldig maakt:
- 1°.
aan een der misdrijven omschreven in de artikelen 97 - 102, 103a onder 1°, 104, 104a - 104c, 111 en 114 - 117;
- 2°.
aan eenig misdrijf ten opzichte van muntspeciën, munt- of bankbiljetten, van Landswege of krachtens artikel 2, eerste lid, onderdeel c, van de Postlandsverordening 1998 uitgegeven zegels of merken;
- 3°.
aan valschheid in schuldbrieven of certificaten van schuld van de Nederlandse Antillen, de talons, dividend- of rentebewijzen tot deze stukken behoorende, en de bewijzen uitgegeven in plaats van deze stukken, inbegrepen, of aan het opzettelijk gebruik maken van zoodanig valsch of vervalscht stuk als ware het echt en onvervalscht;
- 4°.
aan een van de misdrijven omschreven in de artikelen 395 - 399, 424 en 425 of aan de overtreding omschreven in artikel 465a;
- 5°.
a. aan het misdrijf omschreven in artikel 174, begaan tegen een luchtvaartuig in bedrijf, indien dit een Nederlands-Antilliaans luchtvaartuig is, of wanneer de verdachte zich binnen de Nederlandse Antillen bevindt;
- b.
aan het misdrijf omschreven in artikel 399a, begaan aan boord van een luchtvaartuig in vlucht, wanneer de plaats van opstijgen of die van de feitelijke landing gelegen is buiten het grondgebied van de staat waar het luchtvaartuig is ingeschreven en de verdachte zich binnen de Nederlandse Antillen bevindt;
- c.
aan het misdrijf omschreven in artikel 399b, indien het daar bedoelde luchtvaartuig een Nederlands Antilliaans luchtvaartuig is of wanneer de verdachte zich binnen de Nederlandse Antillen bevindt;
- d.
aan het misdrijf omschreven in artikel 399c, wanneer het is begaan hetzij tegen een Nederlands Antilliaans luchtvaartuig, hetzij aan boord van een luchtvaartuig dat vervolgens op de Nederlandse Antillen landt met de verdachte aan boord.
- b.
- 6°.
aan een terroristisch misdrijf dan wel een van de misdrijven, omschreven in de artikelen 123, 124a, 124c,125, 129, 130, 146, 163, 167, 167a, 167c, 167d, 168, 172, 174, 176, 178, 179a, 298, 300, 301, 302, 366, 368, 370, 399a en 399b, voor zover het feit valt onder de omschrijvingen van artikel 2 van het op 15 december 1997 te New York totstandgekomen Verdrag inzake de bestrijding van terroristische bomaanslagen (Trb. 1998, 84) en indien het feit is gepleegd tegen een Nederlander, dan wel indien de verdachte zich in de Nederlandse Antillen bevindt;
- 7°.
aan een terroristisch misdrijf dan wel een van de misdrijven, omschreven in de artikelen 123, 124a, 124c, 125, 129, 130, 146, 163, 167, 167a, 167c, 167d, 168, 172, 174, 176, 178, 179a, 298, 300, 301, 302, 366, 368, 370, 399a en 399b, voor zover het feit valt onder de omschrijvingen van artikel 2 van het op 9 december 1999 te New York totstandgekomen Internationaal Verdrag ter bestrijding van de financiering van terrorisme (Trb. 2000, 12) en indien het feit is gericht tegen een Nederlander, dan wel indien de verdachte zich in de Nederlandse Antillen bevindt;
- 8°.
aan een terroristisch misdrijf, indien het misdrijf is gepleegd met het oogmerk de bevolking of een deel der bevolking van de Nederlandse Antillen vrees aan te jagen of enige overheid in de Nederlandse Antillen wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, of fundamentele politieke, constitutionele, economische of sociale structuren in enig eilandgebied van de Nederlandse Antillen ernstig te ontwrichten of te vernietigen;
- 9°.
aan een van de misdrijven omschreven in de artikelen 230, derde lid, 324, onder 6°, alsmede 330, tweede lid, jo. artikel 325, tweede lid onder 2°, indien het misdrijf is gepleegd met het oogmerk een terroristisch misdrijf als in onderdeel 8° omschreven voor te bereiden of gemakkelijker te maken.
Artikel 4a
-
1. De strafwet van de Nederlandse Antillen is toepasselijk op ieder tegen wie de strafvervolging door de Nederlandse Antillen van een vreemde staat is overgenomen op grond van een verdrag waaruit de bevoegdheid tot strafvervolging voor de Nederlandse Antillen volgt.
-
2. De strafwet van de Nederlandse Antillen is voorts toepasselijk op ieder wiens uitlevering ter zake van een terroristisch misdrijf dan wel een der misdrijven omschreven in de artikelen 230, derde lid, 324, eerste lid, onder 6°, alsmede 330, tweede lid, in samenhang met artikel 325, tweede lid, onder 2°, ontoelaatbaar is verklaard, is afgewezen of geweigerd.
Artikel 5
-
1. De strafwet van de Nederlandse Antillen is toepasselijk op den ingezetene van de Nederlandse Antillen die zich buiten de Nederlandse Antillen schuldig maakt:
- 1°.
aan een der misdrijven omschreven in de Titels I en II van het Tweede Boek, en in de artikelen 137, 138, 212 en 242;
- 2°.
aan een feit hetwelk door de strafwet van de Nederlandse Antillen als misdrijf wordt beschouwd en waarop door de wet van het land, waar het begaan is, straf is gesteld. De vervolging kan ook plaats hebben, indien de verdachte eerst na het begaan van het feit ingezetene van de Nederlandse Antillen wordt.
- 3°.
aan een terroristisch misdrijf, dan wel een van de misdrijven omschreven in de artikelen 230, derde lid, 324, eerste lid, onder 6°, alsmede 330, tweede lid,in samenhang met artikel 325, tweede lid onder 2°. De tweede volzin van het onder 2º gestelde is van toepassing.
- 1°.
-
2. De toepasselijkheid van de onder 2 (genoemde bepaling wordt echter in zoover beperkt, dat de doodstraf niet kan worden opgelegde ter zake van een feit waarop door de wet van het land waar het feit begaan is, de doodstraf niet is gesteld.
Artikel 6
De strafwet van de Nederlandse Antillen is toepasselijk op de ambtenaar van het Land of van een der eilandgebieden, die zich buiten de Nederlandse Antillen schuldig maakt aan een der misdrijven omschreven in Titel XXVIII van het Tweede Boek.
Artikel 7
De strafwet van de Nederlandse Antillen is toepasselijk op den schipper en de opvarenden van een Nederlandsch of Nederlands-Antilliaans vaartuig, die zich buiten de Nederlandse Antillen, ook buiten boord, schuldig maken aan een der strafbare feiten, omschreven in Titel XXIX van het Tweede Boek en Titel IX van het Derde Boek.
Artikel 8
De toepasselijkheid van de artikelen 2 - 7 wordt beperkt door de uitzonderingen in het volkenrecht erkend.
TITEL II Straffen
Artikel 9
-
1. De straffen zijn:
- a.
hoofdstraffen:
- 1°.
doodstraf;
- 2°.
gevangenisstraf;
- 3°.
hechtenis;
- 4°.
geldboete.
- 1°.
- b.
bijkomende straffen:
- 1°.
ontzetting van bepaalde rechten;
- 2°.
verbeurdverklaring van bepaalde voorwerpen;
- 3°.
openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak;
- 4°.
plaatsing in een landswerkinrichting [nog niet in werking].
- 1°.
- a.
-
2. Bij veroordeeling van een persoon die tijdens de uitspraak van het eindvonnis in eersten aanleg den leeftijd van achttien jaren nog niet bereikt heeft, wordt, behoudens het bepaalde bij artikel 41ter, eerste lid, en artikel 41septies, laatste lid, in plaats van de op het feit gestelde hoofdstraf, eene der volgende hoofdstraffen opgelegd naar de onderscheidingen gemaakt bij artikel 41septies:
- 1°.
geldboete;
- 2°.
berisping.
- 1°.
Artikel 10
De doodstraf wordt door den scherprechter uitgevoerd op een schavot, door den veroordeelde met een strop om den hals aan eene galg vast te maken en een luik onder zijne voeten te doen wegvallen.
Artikel 11
-
1. De gevangenisstraf is levenslang of tijdelijk.
-
2. De duur van de tijdelijke gevangenisstraf is tenminste een dag, tenzij bij landsverordening een hoger minimum is vastgesteld, en ten hoogste vier en twintig achtereenvolgende jaren.
-
3. Indien de minimale duur van de tijdelijke gevangenisstraf is vastgesteld op meer dan een dag, kan niettemin een langere tijdelijke gevangenisstraf worden opgelegd, doch tenminste een dag, indien het feit, gelet op de relatief geringe ernst daaraan, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoon van de schuldigverklaarde van dien aard is, dat de op te leggen minimum gevangenisstraf evident evenredig zou zijn.
-
4. Zij kan voor ten hoogste dertig achtereenvolgende jaren worden opgelegd in de gevallen waarin op het misdrijf levenslange en tijdelijke gevangenisstraf ter keuze van den rechter zijn gesteld, en in die, waarin wegens strafverhooging ter zake van samenloop van misdrijven, terroristische misdrijven, herhaling van misdrijf of het bepaalde bij de artikelen 46, 317 en 416, de tijd van vier en twintig jaren wordt overschreden.
-
5. Zij kan in geen geval den tijd van dertig jaren te boven gaan.
Artikel 12
Gevangenisstraf wordt naar gelang de aard van de persoonlijkheid van de veroordeelde in algehele of in beperkte gemeenschap, dan wel in afzondering ondergaan.
Artikel 13
Iedere tot gevangenisstraf veroordeelde wordt zoveel mogelijk geplaatst in een gesticht, waarvan het regime het meest met zijn persoonlijkheid strookt, waarbij zowel op de duur van de straf als op zijn reclasseringsmogelijkheden van de tot gevangenisstraf veroordeelde wordt gelet.
Artikel 14
Een tot gevangenisstraf veroordeelde die wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens daarvoor in aanmerking komt kan worden geplaatst in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden.
Artikel 39c is in dat geval van overeenkomstige toepassing.
De plaatsing en beëindiging daarvan geschieden volgens regels, bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, te stellen, op last van de Minister van Justitie gegeven na een met redenen omkleed en ondertekend advies van een psychiater.
Artikel 15
[vervallen]
Artikel 16
[vervallen]
Artikel 17
De tot gevangenisstraf veroordeelde is verplicht tot het verrichten van den hem opgedragen arbeid, overeenkomstig de voorschriften ter uitvoering van artikel 26 gegeven.
Artikel 17a
In geval van veroordeling tot gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren, tot hechtenis, vervangende hechtenis daaronder niet begrepen, of tot geldboete, kan de rechter daarbij tevens zowel ten aanzien van die straf als ten aanzien van de opgelegde bijkomende straffen het bevel geven, dat deze geheel of voor een door hem te bepalen gedeelte niet zullen worden ten uitvoer gelegd, tenzij hij later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een bij het bevel te bepalen proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel gedurende die proeftijd zich op andere wijze heeft misdragen of een bijzondere voorwaarde, welke bij het bevel mocht zijn gesteld, niet heeft nageleefd.
In geval van veroordeling tot gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of tot hechtenis, vervangende hechtenis daaronder niet begrepen, met toepassing van het eerste lid, kan de rechter tevens geldboete opleggen. De geldboete bedraagt ten hoogste vijftienduizend gulden bij feiten, waarop een gevangenisstraf van niet meer dan een jaar of hechtenis is gesteld, en ten hoogste dertigduizend gulden bij feiten, waarop gevangenisstraf van meer dan een jaar is gesteld.
Het eerste lid vindt bij veroordeling tot geldboete in zaken van belastingen geen toepassing.
Artikel 17b
De proeftijd bedraagt bij misdrijven en bij de in de artikelen 451 en 452 omschreven overtredingen ten hoogste drie jaren, bij de overige overtredingen ten hoogste twee jaren.
De proeftijd gaat in zodra de uitspraak waarbij een bevel als in het vorige artikel bedoeld is gegeven, onherroepelijk is geworden.
De proeftijd loopt niet gedurende den tijd dat den veroordeelde rechtens zijne vrijheid is ontnomen.
Artikel 17c
-
1. Toepassing van artikel 17a geschiedt onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
-
2. Bij de toepassing van artikel 17a kunnen voorts de volgende bijzonder voorwaarden worden gesteld:
- a.
gehele of gedeeltelijke vergoeding van de door het strafbare feit veroorzaakte schade binnen een door de rechter te bepalen termijn, korter dan de proeftijd;
- b.
opneming van de veroordeelde in een inrichting ter verpleging gedurende een door de rechter te bepalen termijn, ten hoogste gelijk aan de proeftijd;
- c.
storting van een door de rechter vast te stellen waarborgsom, gelijk aan het verschil tussen het maximum van de geldboete die voor het feit opgelegd kan worden, en de opgelegde boete;
- d.
storting van een door de rechter vast te stellen som ten gunste van een instelling die zich mede ten doel stelt om de belangen van slachtoffers van strafbare feiten te behartigen. Het bedrag kan niet hoger zijn dan de geldboete die ten hoogste voor het strafbare feit opgelegd kan worden.
- e.
andere bijzondere voorwaarden, het gedrag van de veroordeelde betreffende, waaraan deze gedurende de proeftijd of een bij de veroordeling te bepalen gedeelte daarvan, heeft te voldoen.
- a.
-
3. De bijzondere voorwaarden mogen de vrijheid van godsdienst of levensovertuiging te belijden of de staatkundige vrijheid niet beperken.
-
4. Bij het stellen van de bijzondere voorwaarde van storting van een waarborgsom vindt artikel 27, tweede lid, overeenkomstige toepassing.
Artikel 17d
Met het toezicht op de naleving der voorwaarden is het openbaar minister belast.
De rechter kan, indien hij daartoe termen vindt, bij zijn bevel aan eene in de Nederlandse Antillen gevestigde, rechtspersoonlijkheid bezittende instelling, aan den houder van eene aldaar gevestigde inrichting of aan een bijzonderen ambtenaar opdragen aan den veroordeelde ter zake van de naleving der bijzondere voorwaarden bijstand te verleenen.
Voorschriften tot nadere regeling van dien bijstand en tot nadere aanwijzing van de instellingen en houders van inrichtingen, die met het verleenen daarvan kunnen worden belast, worden vastgesteld bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen.
Artikel 17e
Nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden, wordt ten spoedigste vanwege het openbaar ministerie door een deurwaarder of dienaar der openbare macht aan den veroordeelde eene kennisgeving beteekend, houdende de straf, waartoe hij is veroordeeld, en alle tot het in artikel 17a bedoelde bevel betrekkelijke beslissingen. In ieder geval, waarin bijzondere voorwaarden zijn gesteld of waarin het openbaar ministerie dit bepaalt, geschiedt de betekening aan de veroordeelde in persoon; in andere gevallen geschiedt dit zoveel mogelijk.
Artikel 17f
Indien de voorwaarden niet worden nageleefd, kan het openbaar ministerie bij den rechter, die het in artikel 17a bedoelde bevel heeft gegeven, daarvan aan dien rechter kennis geven, met zoodanige vordering als het noodig zal oordelen. De kennisgeving dat door den veroordeelde opnieuw een strafbaar feit is begaan, geschiedt niet vóór de nieuwe uitspraak onherroepelijk is geworden.
Het voorgaande lid is mede van toepassing, indien de veroordeelde vóór het einde van den proeftijd ter zake van een vóór het ingaan daarvan begaan strafbaar feit onherroepelijk wordt strafbaar verklaard.
Artikel 17g
De rechter die het in artikel 17a bedoelde bevel heeft gegeven, kan, hetzij na ontvangst ener vordering van het Openbaar Ministerie hetzij op het verzoek van de veroordeelde, gedurende de proeftijd of gedurende de tijd, dat deze is geschorst, in de gestelde bijzondere voorwaarden of in de termijn waartoe deze in haar werking binnen de proeftijd zijn beperkt, wijziging brengen, deze voorwaarden opheffen, alsnog bijzondere voorwaarden stellen, een opdracht als bedoeld in artikel 17d geven, het verlenen van bijstand aan een ander dan degene, die daarmede te voren was belast, opdragen, de proeftijd verkorten of deze eenmaal verlengen. Die verlenging geschiedt voor ten hoogste de helft van de langste termijn waarop de proeftijd bepaald had kunnen worden.
Artikel 17h
De rechter die het in artikel 17a bedoelde bevel heeft gegeven, kan na ontvangst eener vordering van het openbaar ministerie, indien de voorwaarden niet worden nageleefd,* de veroordeelde zich misdraagt of vóór het einde van den proeftijd ter zake van een vóór het ingaan daarvan begaan strafbaar feit onherroepelijk wordt strafbaar verklaard, last tot tenuitvoerlegging geven of bepalen dat den veroordeelde van zijnentwege eene waarschuwing zal worden toegediend. In het laatste geval bepaalt hij tevens de wijze waarop zulks zal moeten geschieden.
De last tot tenuitvoerlegging kan niet meer worden gegeven, wanneer sedert het einde van de proeftijd een termijn van drie maanden is verstreken, tenzij de veroordeelde vóór den afloop daarvan ter zake van een gedurende den proeftijd begaan strafbaar feit is vervolgd en de vervolging met eene onherroepelijke strafbaarverklaring eindigt. Alsdan kan nog ter zake van het begaan van dat feit binnen veertien dagen nadat de strafbaarverklaring onherroepelijk is geworden, last tot tenuitvoerlegging worden gegeven.
Artikel 17i
In de gevallen bij de artikelen 17g en 17h bedoeld, brengt het openbaar ministerie de zaak aan door de indiening van eene met redenen omkleede vordering. Is door den veroordeelde een verzoekschrift tot toepassing van artikel 17g tot den rechter gericht, dan dient het openbaar ministerie ten spoedigste nadat dat verzoekschrift in zijne handen is gesteld, eene met redenen omkleede conclusie in.
Onmiddellijk na de indiening der vordering of der conclusie bepaalt de rechter, tenzij de summiere kennisneming der stukken hem aanleiding geeft om de vordering of het verzoek buiten verdere behandeling te laten, een dag voor het onderzoek der zaak.
Het openbaar ministerie doet daarna ten spoedigste den veroordeelde en dengene, die met het verleenen van bijstand is belast, tijdig tot bijwoning van het onderzoek oproepen, onder beteekening van de vordering of conclusie.
Zoowel het openbaar ministerie als de veroordeelde zijn bevoegd getuigen en deskundigen te doen dagvaarden om bij het onderzoek tegenwoordig te zijn. De rechter kan, al dan niet op verzoek van den veroordeelde, bevelen dat bepaalde personen vanwege het openbaar ministerie zullen worden gedagvaard.
De veroordeelde en degene die met het verleenen van bijstand is belast, kunnen vóór den aanvang van het onderzoek van de stukken ter griffie kennis nemen. Hetzelfde geldt ten aanzien van een advocaat, indien deze verklaart tot de kennisneming door den veroordeelde te zijn gemachtigd of, indien de zaak bij den rechter in eersten aanleg wordt behandeld, ten aanzien van een bijzonder daartoe door den veroordeelde gemachtigde.
De oproepingen, dagvaardingen en beteekeningen bij dit artikel voorgeschreven, vinden plaats op de voet van artikel 643 van het Wetboek van Strafvordering en kunnen, voor zoover zij van het openbaar ministerie uitgaan, ook door een dienaar der openbare macht geschieden.
Artikel 17j
-
1. Onverminderd artikel 488 van het Wetboek van Strafvordering, vindt het onderzoek plaats in het openbaar.
Het openbaar ministerie is bij het onderzoek tegenwoordig en wordt ter zake gehoord.
De veroordeelde en degene die met het verleenen van bijstand is belast, kunnen bij het onderzoek tegenwoordig zijn en worden alsdan gehoord. De veroordeelde kan zich door een advocaat of, indien de zaak bij den rechter in eersten aanleg wordt behandeld, door een bijzonder daartoe gemachtigde, als raadsman doen bijstaan.
De artikelen 303, 308, eerste lid, 309, tweede tot en met vijfde lid, 310, 311, 313, 315, 318, 320 tot en met 334, 336 tot en met 353, 358, 362, 363, eerste en tweede lid, 369 tot en met 373 va n het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.
De ingediende vorderingen, conclusies of verzoeken kunnen gedurende het onderzoek door het openbaar ministerie of door den veroordeelde worden gewijzigd.
Artikel 17k
De beslissingen in de artikelen 17g en 17h bedoeld, alsmede die waarbij vorderingen of verzoeken tot toepassing van een dier artikelen worden afgewezen, zijn met redenen omkleed; zij zijn niet aan eenig rechtsmiddel onderworpen.
Alleen indien de beslissing inhoudt last tot tenuitvoerlegging, wordt zij in het openbaar uitgesproken.
De inhoud der beslissing wordt vanwege het openbaar ministerie door een deurwaarder of dienaar der openbaar macht onverwijld op den voet van artikel 643 van het Wetboek van Strafvordering beteekend aan den veroordeelde, aan dengene die met het verleenen van bijstand is belast, zoomede aan dengene die bij de beslissing daarvan wordt ontheven.
Artikel 18
-
De tot gevangenisstraf veroordeelde kan, wanneer twee derden van deze straf en tevens ten minste negen maanden daarvan zijn verstreken, voorwaardelijk in vrijheid worden gesteld. Ingeval de veroordeelde meerdere gevangenisstraffen achtereenvolgens moet ondergaan, worden zij ten deze als één straf aangemerkt.
-
2. Bij schuldigverklaring wegens een misdrijf genoemd in de artikelen 436, 437, 438 en 438a kan de schuldigverklaarde pas voorwaardelijk in vrijheid worden gesteld wanneer vier vijfde van de gevangenisstraf en tenminste twaalf maanden daarvan zijn verstreken, indien tijdens het begaan van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de schuldigverklaarde een tegen hem op grond van een der in die artikelen genoemde misdrijven uitgesproken gevangenisstraf geheel of ten dele heeft ondergaan, of indien tijdens het begaan van het misdrijf het recht tot uitvoering van die gevangenisstraf nog niet is verjaard.
-
3. Bij de schuldigverklaring wegens een misdrijf genoemd in de artikelen 436, 437, 438 en 438a kan de schuldigverklaarde niet voorwaardelijk in vrijheid worden gesteld, indien tijdens het begaan van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de schuldigverklaarde een tegen hem uitgesproken gevangenisstraf ten aanzien waarvan het bepaalde in dit lid of het tweede lid van toepassing is, geheel of ten dele heeft ondergaan, of indien tijdens het begaan van het misdrijf het recht tot uitvoering van die gevangenisstraf nog niet is verjaard.
Bij deze invrijheidstelling wordt tevens een proeftijd voor den veroordeelde bepaald en worden voorwaarden gesteld, waaraan deze gedurende den proeftijd zal moeten voldoen.
De proeftijd duurt een jaar langer dan het overblijvend gedeelte van de straf. Hij loopt niet gedurende den tijd dat den veroordeelde rechtens zijne vrijheid is ontnomen.
Artikel 18a
Aan de voorwaardelijke invrijheidstelling wordt als algemeene voorwaarde verbonden dat de veroordeelde geen strafbaar feit zal begaan, noch zich op andere wijze zal misdragen.
Aan de voorwaardelijke invrijheidstelling kunnen bovendien bijzondere voorwaarden, het gedrag van den veroordeelde betreffende, worden verbonden, mits die voorwaarden de godsdienstige of staatkundige vrijheid niet beperken. Mede kan als bijzondere voorwaarde worden gesteld dat de veroordeelde zich ter verpleging zal laten opnemen in een daarbij aan te wijzen inrichting.
Met het toezicht op de naleving der voorwaarden is steeds het openbaar ministerie belast.
Op de naleving der voorwaarden kan bovendien een bijzonder toezicht in het leven worden geroepen.
Gedurende de proeftijd kan worden bepaald, dat deze voor het in artikel 18 bedoelde tijdstip zal eindigen, kan in de gestelde bijzondere voorwaarden wijziging worden gebracht, kunnen deze voorwaarden worden opgeheven, kunnen alsnog bijzondere voorwaarden worden gesteld, kan alsnog een bijzonder toezicht in het leven worden geroepen en kan het bijzondere toezicht aan een ander dan degene die daarmede te voren was belast, worden opgedragen.
Aan den voorwaardelijk in vrijheid gestelde wordt een verlofpas uitgereikt, waarin alle hem gestelde voorwaarden zijn uitgedrukt. In geval van toepassing van het voorgaande lid wordt hem een nieuwe verlofpas uitgereikt.
Artikel 18b
De voorwaardelijke invrijheidstelling is te allen tijde herroepbaar ingeval de veroordeelde in strijd handelt met de in zijn verlofpas uitgedrukte voorwaarden. Zij kan, indien een ernstig vermoeden van zodanig handelen bestaat, worden geschorst.
De tijd, verlopen tussen een invrijheidstelling en een hervatting van de tenuitvoerlegging der straf, wordt niet in rekening gebracht op de duur der straf.
De herroeping kan niet meer geschieden, wanneer sedert het einde van de proeftijd een termijn van drie maanden is verstreken, tenzij de veroordeelde voor de afloop daarvan ter zake van een gedurende de proeftijd begaan strafbaar feit is vervolgd en de vervolging met een onherroepelijke strafbaarverklaring eindigt.
Alsdan kan de voorwaardelijke invrijheidstelling ter zake van het begaan van het feit nog binnen drie maanden nadat de strafbaarverklaring onherroepelijk is geworden, worden herroepen.
Artikel 19
Alle besluiten uit de toepassing der artikelen 18 - 18b voortvloeiende, worden genomen door de Minister van Justitie, het Centraal College voor de Reclasseering gehoord, en, voor zoover de besluiten tot voorwaardelijke invrijheidstelling betreft, op voorstel of na ingewonnen bericht van het gevangenisbestuur.
Zolang de bevoegdheid tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling bestaat, kan de voorwaardelijk in vrijheid gestelde, ten aanzien van wie een redelijk vermoeden bestaat, dat hij gedurende de proeftijd in strijd heeft gehandeld met de in zijn verlofpas uitgedrukte voorwaarden, in het belang der openbare orde worden aangehouden. De aanhouding wordt bevolen door het plaatselijk hoofd van politie van het eilandgebied, alwaar de voorwaardelijk in vrijheid gestelde zich bevindt, onder verplichting de Minister van Justitie daarvan onverwijld kennis te geven.
De aanhouding is gedurende ten hoogste dertig dagen van kracht. Volgt in aansluiting aan de aanhouding een schorsing of een herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, dan wordt de tenuitvoerlegging der straf geacht hervat te zijn op de dag der aanhouding.
Artikel 20
Het formulier der verlofpassen, de nadere regeling van het toezicht op de naleving der voorwaarden en die van de taak van het Centraal College voor de Reclasseering op het gebied der voorwaardelijke invrijheidstelling zoomede de verdere voorschriften ter uitvoering van de artikelen 18 - 19 worden vastgesteld bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen. Daarbij wordt in acht genomen dat het bijzonder toezicht uitsluitend mag gericht zijn op het verleenen van hulp en steun aan den veroordeelde.
Artikel 21
De duur der hechtenis is ten minste een dag en ten hoogste een jaar.
Zij kan voor ten hoogste een jaar en vier maanden worden opgelegd in de gevallen waarin wegens strafverhooging ter zake van samenloop van misdrijven, herhaling van misdrijf of het bepaalde bij artikel 46, de tijd van een jaar wordt overschreden.
Zij kan in geen geval de tijd van een jaar en vier maanden te boven gaan.
Artikel 22
Artikel 14 is op de tot hechtenis veroordeelde van overeenkomstige toepassing.
Artikel 23
Hechtenis wordt in de regel in gemeenschap ondergaan. De veroordeelde kan, op zijn verzoek, vergund worden de hechtenis in afzondering te ondergaan.
Artikel 24
Een tot hechtenis veroordeelde is verplicht tot het verrichten van de hem opgedragen arbeid, overeenkomstig de voorschriften ter uitvoering van artikel 26 gegeven.
Artikel 25
De duur der tijdelijke gevangenisstraf en der hechtenis wordt in de rechterlijke uitspraak aangewezen in dagen, weken, maanden en jaren, niet in gedeelten daarvan.
Artikel 26
De indeling en het beheer van, het toezicht op en het regime in de gevangenissen en huizen van bewaring, de arbeid, de bestemming van de opbrengst van de arbeid, de geestelijke, culturele en sociale verzorging, en de tucht, worden, naar beginselen bij landsverordening te stellen, geregeld bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen.
Artikel 27
Het bedrag der geldboete is ten minste vijftig cents en voor een persoon, die tijdens de uitspraak van het eindvonnis in eersten aanleg den leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, ten hoogste vijfhonderd gulden, behoudens het geval dat artikel 41septies, laatste lid, wordt toegepast.
De geldboete moet worden betaald binnen den termijn door den ambtenaar in wiens naam de tenuitvoerlegging van het vonnis geschiedt, te stellen.
Bij gebreke van volledige betaling binnen deze termijn wordt de niet betaalde boete of het niet betaalde deel van de boete, indien de omstandigheden zulks toelaten, op de goederen en inkomsten van de veroordeelde verhaald.
Voor zover ook het verhaal achterwege blijft, wordt de noch betaalde, noch verhaalde boete of het noch betaalde, noch verhaalde gedeelte daarvan vervangen door hechtenis, en ten aanzien van een persoon als bedoeld in het eerste lid, door terbeschikkingstelling van de Regering.
De duur der vervangende hechtenis is ten minste één dag en ten hoogste één jaar; die van de vervangende voorziening in de opvoeding ten minste eene week en ten hoogste eene maand.
De maxima, in het voorgaande lid genoemd, mogen met een derde worden overschreden in de gevallen, waarin wegens samenloop, herhaling of het bepaalde bij artikel 46 het maximum van de geldboete wordt verhoogd.
Voor het geval, dat de geldboete in haar geheel moet worden vervangen door hechtenis of voorziening in de opvoeding, wordt de duur daarvan in de rechterlijke uitspraak bepaald. De duur wordt in geheele dagen, weken of maanden vastgesteld. Afgezien van het minimum van eene week voor vervangende voorziening in de opvoeding mag niet meer dan een dag voor elken vijfentwintig gulden van de geldboete worden opgelegd.
Moet een gedeelte van de boete door hechtenis of voorziening in de opvoeding worden vervangen, zoo vermindert, behoudens de minima genoemd in het vijfde lid, de duur van de vervangende hechtenis of voorziening in de opvoeding naar evenredigheid. Een gedeelte van een dag wordt als een geheele dag ten uitvoer gelegd.
De veroordeelde is ook nog na afloop van den termijn, bedoeld in het tweede lid, bevoegd door betaling van een verhoogd bedrag verbaal [bedoeld zal zijn: verhaal] op zijn goederen en inkomsten, tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis of voorziening in de opvoeding te voorkomen of, zijn zij reeds aangevangen, te stuiten. Dit verhoogd bedrag is gelijk aan het bij afloop van den termijn nog verschuldigde bedrag, vermeerderd met een tiende doch ten minste met een gulden. Betaling van een deel van het verhoogd bedrag vermindert het te verhalen of door hechtenis of voorziening in de opvoeding te vervangen bedrag naar evenredigheid.
Artikel 27a
-
1. Bij de rechterlijke uitspraak waarbij een natuurlijk persoon de verplichting is opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan het Land ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, beveelt de rechter voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast, met dien verstande dat vervangende hechtenis op grond van dit artikel op te leggen op ten hoogste zes jaren kan worden bepaald.
-
2. De duur van deze vervangende hechtenis wordt niet verminderd door het voldoen van slechts een gedeelte van het verschuldigde bedrag.
Artikel 27b
Op de tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis is het bepaalde in artikel 18 niet van toepassing.
Artikel 28
In geval van schuldigverklaring aan een strafbaar feit, ter zake waarvan de rechter, bij toepassing van vrijheidsstraf, als hoofdstraf gevangenisstraf van niet meer dan twee jaren of hechtenis zou hebben opgelegd, kan hij:
- 1°.
indien op het feit niet tevens geldboete is gesteld, niettemin geldboete opleggen;
- 2°.
indien op het feit tevens geldboete is gesteld, doch oplegging ook van het maximum der geldboete niet voldoende zou zijn, eene hoogere geldboete opleggen.
- 2.
De ingevolge het eerste lid op te leggen boete bedraagt ten hoogste vijftien duizend gulden bij feiten, waarop gevangenisstraf van niet meer dan een jaar of hechtenis is gesteld en ten hoogste dertigduizend gulden bij feiten, waarop gevangenisstraf van meer dan een jaar is gesteld.
Het bepaalde in het eerste en tweede lid blijft buiten toepassing, indien op het feit gevangenisstraf van meer dan zes jaren is gesteld.
Artikel 29
Bevindt de veroordeelde, die hechtenis moet ondergaan, zich in een gesticht uitsluitend bestemd tot de uitvoering van gevangenisstraf, dan kan op zijn verzoek de hechtenis terstond na het eindigen der gevangenisstraf in dat gesticht worden ondergaan, zonder daardoor van aard te veranderen.
Artikel 30
De gevangenisstraf en de hechtenis gaan in op den dag der tenuitvoerlegging van de rechterlijke uitspraak, voor zooveel elke dezer straffen betreft.
Artikel 31
-
1. Bij de rechterlijke uitspraak wordt bepaald dat de tijd, door den veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van die uitspraak in verzekering, in voorlopige hechtenis of in detentie in het buitenland ingevolge een Nederlands-Antilliaans verzoek om uitlevering doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde tijdelijke gevangenisstraf, hechtenis of geldboete geheel of gedeeltelijk in mindering zal worden gebracht, wat de geldboete betreft volgens de maatstaf in de uitspraak te bepalen.
De bepaling van dit artikel is ook toepasselijk ingeval, bij gelijktijdige vervolging wegens meerdere feiten, de veroordeeling wordt uitgesproken ter zake van een ander feit dan waarvoor de verzekering of de voorlopige hechtenis is bevolen.
Artikel 31bis
De straf van berisping bestaat in eene vermanende toespraak tot den veroordeelde, in verband met het gepleegde feit.
Artikel 32
-
1. De rechten waarvan de schuldige, in de bij dit Wetboek of bij eene andere algemeene verordening bepaalde gevallen, bij rechterlijke uitspraak kan worden ontzet, zijn:
- 1°.
het bekleeden van ambten of van bepaalde ambten;
- 2°.
het dienen bij de gewapende macht;
- 3°.
het kiezen en de verkiesbaarheid bij krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven verkiezingen;
- 4°.
het zijn van raadsman of gerechtelijk bewindvoerder;
- 5°.
de uitoefening van bepaalde beroepen.
- 1°.
-
2. Ontzetting van voor hun leven aangestelde leden der rechtelijke macht of andere ambtenaren geschiedt, ten opzichte van het ambt waartoe zij aldus zijn aangesteld, alleen in de gevallen en op de wijze bij de algemeene verordening bepaald.
-
3. Onverminderd bijzondere bepalingen kan bij veroordeling wegens een terroristisch misdrijf de ontzetting van de in het eerste lid vermelde rechten worden uitgesproken.
Artikel 33
Ontzetting van het recht om ambten of bepaalde ambten te bekleeden en bij de gewapende macht te dienen kan, behalve in de gevallen in het Tweede Boek omschreven, worden uitgesproken bij veroordeeling wegens eenig ambtsmisdrijf of wegens eenig misdrijf waardoor de schuldige een bijzonderen ambtsplicht schond of waarbij hij gebruik maakte van macht, gelegenheid of middel hem door zijn ambt geschonken.
Artikel 34
Wanneer ontzetting van rechten wordt uitgesproken, bepaalt de rechter den duur als volgt:
- 1°.
bij veroordeeling tot de doodstraf of tot levenslange gevangenisstraf, voor het leven;
- 2°.
bij veroordeeling tot tijdelijke gevangenisstraf of tot hechtenis, voor een tijd den duur der hoofdstraf ten minste twee en ten hoogste vijf jaren* te boven gaande;
- 3°.
bij veroordeeling tot geldboete voor een tijd van ten minste twee en ten hoogste vijf jaren.
De straf gaat in op den dag waarop de rechterlijke uitspraak kan worden ten uitvoer gelegd.
Artikel 35
-
1. Vatbaar voor verbeurdverklaring zijn:
- a.
voorwerpen, die aan de veroordeelde toebehoren of die hij geheel of ten dele ten eigen bate kan aanwenden en die geheel of grotendeels door middel van het strafbare feit zijn verkregen;
- b.
voorwerpen met betrekking tot welke het feit is begaan;
- c.
voorwerpen met behulp waarvan het feit is begaan of voorbereid;
- d.
voorwerpen met behulp waarvan de opsporing van het misdrijf is belemmerd;
- e.
voorwerpen die tot het begaan van het misdrijf zijn vervaardigd of bestemd;
- f.
zakelijke rechten op of persoonlijke rechten ten aanzien van de in onderdelen a tot en met e bedoelde voorwerpen.
- a.
-
2. Voorwerpen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen b tot en met e die niet aan de veroordeelde toebehoren kunnen alleen verbeurd verklaard worden, indien:
- a.
degene aan wie zij toebehoren bekend was met hun verkrijging door middel van het strafbare feit of met het gebruik of de bestemming in verband daarmede, dan wel die verkrijging, dat gebruik of die bestemming had kunnen vermoeden, of
- b.
niet is kunnen worden vastgesteld aan wie zij toebehoren.
- a.
-
3. Rechten als bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, die niet aan de veroordeelde toebehoren kunnen alleen verbeurd worden verklaard, indien degene aan wie zij toebehoren bekend was met de verkrijging van de voorwerpen waarop of ten aanzien waarvan deze rechten bestaan, door middel van het strafbare feit of met het gebruik of de bestemming in verband daarmede, dan wel die verkrijging, dat gebruik of die bestemming redelijkerwijs had kunnen vermoeden.
-
4. Onder voorwerpen worden verstaan alle zaken en alle vermogensrechten.
Artikel 35a
In de verbeurdverklaring van een voorwerp is begrepen die van de verpakking waarin het zich bevindt, tenzij de rechter het tegendeel bepaalt.
Artikel 35b
-
1. Bij de verbeurdverklaring van voorwerpen kan de rechter voor het geval waarin de verbeurd verklaarde voorwerpen meer zouden opbrengen dan een in de uitspraak vastgesteld bedrag, bevelen dat het verschil wordt vergoed.
-
2. De rechter kent een vergoeding als bedoeld in het eerste lid, of een geldelijke tegemoetkoming toe wanneer dit nodig is om te voorkomen dat de veroordeelde of een ander aan wie de verbeurd verklaarde voorwerpen toebehoren, onevenredig zou worden getroffen.
-
3. De rechter bepaalt aan wie het bedrag van de vergoeding of tegemoetkoming wordt uitbetaald; zulks laat ieders recht op dit bedrag onverlet.
Artikel 36
-
1. Niet in beslag genomen voorwerpen worden, bij verbeurdverklaring, in de uitspraak op een bepaald geldelijk bedrag geschat.
-
2. In dit geval moeten de voorwerpen worden uitgeleverd of moet de geschatte waarde worden betaald.
-
3. Artikel 27, derde tot en met vijfde en zevende tot en met negende lid, is voor zover nodig van overeenkomstige toepassing.
Artikel 36a
Bij in- of vervoer van goederen in strijd met de belastingverordening door een persoon beneden den leeftijd van achttien jaren kan de rechter, ook indien op den schuldige artikel 40 wordt toegepast, op vordering van den met de vervolging belasten ambtenaar de verbeurdverklaring van de aangehaalde goederen uitspreken.
Artikel 36b [nog niet in werking getreden]
In de bij algemene verordening bepaalde gevallen kan de rechter gelasten, dat de veroordeelde in een landswerkinrichting wordt geplaatst voor tenminste drie maanden en ten hoogste drie jaren. De bepalingen der artikelen 17, 18 tot en met 20, 25 en 26 vinden ten aanzien van de straf van plaatsing in een landswerkinrichting overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat plaatsingen in een landswerkinrichting als achtereenvolgens worden aangemerkt indien zij alleen door hechtenis worden onderbroken. Indien als hoofdstraf vrijheidsstraf is opgelegd, gaat de bijkomende straf in op de dag, waarop de hoofdstraf eindigt.
Artikel 37
Alle kosten van gevangenisstraf en hechtenis en plaatsing in een landswerkinrichting komen ten laste, alle opbrengst van geldboeten en verbeurdverklaringen ten bate van ‘s Lands kas.
Artikel 38
In de gevallen waarin de rechter krachtens eene algemeene verordening de openbaarmaking zijner uitspraak gelast, bepaalt hij tevens de wijze waarop aan dien last op kosten van den veroordeelde uitvoering wordt gegeven.
TITEL IIA Onttrekking aan het verkeer en ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Artikel 38a
Alle kosten van tenuitvoerlegging van de in deze titel bedoelde maatregelen - met uitzondering van de kosten van het verhaal, de invorderingskosten daaronder begrepen - komen ten laste, al hetgeen door die tenuitvoerlegging wordt verkregen komt ten bate van het Land.
Artikel 38b
-
1. Onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen voorwerpen kan worden uitgesproken:
- a.
bij de rechterlijke uitspraak waarbij iemand wegens een strafbaar feit wordt veroordeeld;
- b.
bij de rechterlijke uitspraak waarbij, niettegenstaande vrijspraak of ontslag van alle rechtsvervolging, wordt vastgesteld dat een strafbaar feit is begaan;
- c.
bij een afzonderlijke rechterlijke beschikking op vordering van de officier van justitie.
- a.
-
2. De artikelen 35a en 35b, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
-
3. De artikelen 442, 443 en 444, eerste lid, van het wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.
-
4. De maatregel van onttrekking aan het verkeer kan tezamen met straffen en andere maatregelen worden opgelegd.
Artikel 38c
Vatbaar voor onttrekking aan het verkeer zijn alle voorwerpen:
- a.
die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het feit zijn verkregen;
- b.
met betrekking tot welke het feit is begaan;
- c.
met behulp waarvan het feit is begaan of voorbereid;
- d.
met behulp waarvan de opsporing van het feit is belemmerd;
- e.
die tot het begaan van het feit zijn vervaardigd of bestemd;
een en ander voor zover zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Artikel 38d
Vatbaar voor onttrekking aan het verkeer zijn bovendien de aan de dader of verdachte toebehorende voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang, welke voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit, dan wel het feit waarvan hij wordt verdacht, zijn aangetroffen, doch alleen indien de voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten, dan wel tot belemmering van de opsporing daarvan.
Artikel 38e
-
1. Op vordering van het openbaar ministerie kan bij een afzonderlijke rechterlijke beslissing aan degene die is veroordeeld wegens een strafbaar feit de verplichting worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan het Land ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
-
2. De verplichting kan worden opgelegd aan de in het eerste lid bedoelde persoon die voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van het daar bedoelde strafbare feit of soortgelijke feiten of feiten, waardoor op geld waardeerbaar voordeel van enig belang kan worden verkregen, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door hem zijn begaan.
-
3. Op vordering van het openbaar ministerie kan bij een afzonderlijke rechterlijke beslissing aan degene die is veroordeeld wegens misdrijf, waarop naar de wettelijke omschrijving gevangenisstraf van ten hoogste vier of meer jaren is gesteld, of een misdrijf, waardoor op geld waardeerbaar voordeel van enig belang kan worden verkregen, en tegen wie als verdachte van dat misdrijf een strafrechtelijk financieel onderzoek is ingesteld, de verplichting worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan het Land ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, indien gelet op dat onderzoek aannemelijk is dat ook andere strafbare feiten er op enigerlei wijze toe hebben geleid dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
-
4. De rechter stelt het bedrag vast waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat. Onder voordeel is de besparing van kosten begrepen. De waarde van de voorwerpen die door de rechter tot het wederrechtelijk verkregen voordeel worden gerekend, wordt geschat op het voordeel dat degene tegen wie de vordering, bedoeld in het eerste en derde lid, is ingesteld, daarmee, gelet op de concrete omstandigheden van het geval, heeft behaald. De rechter kan het te bepalen bedrag lager vaststellen dan het geschatte voordeel.
-
5. Onder voorwerpen worden verstaan alle zaken en alle vermogensrechten.
-
6. Bij de bepaling van de omvang van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, worden aan benadeelde derden in rechte toegekende vorderingen in mindering gebracht.
-
7. Bij de oplegging van de maatregel wordt rekening gehouden met uit hoofde van eerdere beslissingen opgelegde verplichtingen tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van het wederrechtelijk voordeel.
TITEL III Uitsluiting, vermindering en verhooging der strafbaarheid
Artikel 39 [het derde lid is nog niet in werking getreden]
Niet strafbaar is hij die een feit begaat dat hem wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke storing zijner geestvermogens niet kan worden toegerekend.
Blijkt dat het begane feit hem wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke storing zijner geestvermogens niet kan worden toegerekend, dan kan de rechter gelasten dat hij in een krankzinnigengesticht worde geplaatst gedurende een proeftijd, den termijn van een jaar niet te boven gaande.
Valt het feit in de bepaling van een misdrijf of van een der overtredingen omschreven in artikel 442, tweede lid, 451, 452 en 474, derde en vierde lid, van het Derde Boek, dan kan de rechter, ook bij toepassing van het tweede lid, bevelen dat hij ter beschikking van de Regering zal worden gesteld ten einde vanwege de Regering te worden verpleegd, doch alleen indien het belang der openbare orde dat bepaaldelijk vordert.
Artikel 39a [nog niet in werking getreden]
Bij strafrechtelijke vervolging van een persoon bij wie tijdens het begaan van het feit gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke storing der geestvermogens bestond, zonder dat artikel 39, eerste lid, wordt toegepast, doet de rechter recht met inachtneming van de bepaling van de voorgaande Titel.
De rechter kan, bij toepassing van het voorgaande lid, bovendien recht doen overeenkomstig de bepaling van artikel 39, derde lid.
Artikel 39b [nog niet in werking getreden]
De terbeschikkingstelling bedoeld bij artikel 39, derde lid, geldt, behoudens vroegere beëindiging vanwege de Regering, voor de tijd van twee jaren.
Die termijn gaat in onmiddellijk nadat de rechterlijke uitspraak onherroepelijk is geworden, dan wel, in geval van voorwaardelijke terbeschikkingstelling, last tot tenuitvoerlegging is gegeven en kan, naar regelen bij landsverordening te stellen, bij rechterlijk bevel telkens hetzij voor een jaar, hetzij voor twee jaren worden verlengd.
De termijn van terbeschikkingstelling loopt niet gedurende de tijd dat de ter beschikking gestelde in verzekerde bewaring is.
Hij te wiens aanzien verlenging is gevorderd, blijft, totdat de rechterlijke uitspraak dienaangaande is gegeven, ter beschikking van de Regering.
Artikel 39c [nog niet in werking getreden]
Bepalingen tot regeling van de wijze der verpleging bedoeld in artikel 39, derde lid, en omtrent het voorwaardelijk of onvoorwaardelijk eindigen daarvan worden, naar beginselen bij landsverordening te stellen, vastgesteld bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen.
Artikel 39d [nog niet in werking getreden]
In geval van terbeschikkingstelling bedoeld bij artikel 39, derde lid, kan de rechter daarbij tevens het bevel geven, dat de terbeschikkingstelling niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij hij later anders mocht gelasten op grond dat de ter beschikking van de Regering gestelde persoon zich vóór het einde van een bij het bevel te bepalen proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die tijd hetzij een bijzondere voorwaarde welke bij het bevel mocht zijn gesteld, niet heeft nageleefd, hetzij onvoorwaardelijk verpleging van de Regering is gebleken te behoeven.
De artikelen 17b - 17k zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande:
- 1°.
dat de rechter, indien hij bijzondere voorwaarden stelt, steeds tevens een opdracht tot het verlenen van bijstand als bedoeld bij artikel 17d, geeft, tenzij artikel 41decies mede is toegepast;
- 2°.
dat het verlenen van bijstand behalve aan bijzondere ambtenaren zal kunnen worden opgedragen aan de in de Nederlandse Antillen gevestigde rechtspersonen of natuurlijke personen, die aan de eisen en voorwaarden, nader bij landsbesluit houdende algemene maatregelen te stellen, voldoen;
- 3°.
dat de last tot tenuitvoerlegging op grond dat de voorwaardelijk ter beschikking van de Regering gestelde persoon onvoorwaardelijk verpleging vanwege de Regering is gebleken te behoeven, wordt gegeven met overeenkomstige toepassing van de bepalingen geldende met betrekking tot de tenuitvoerlegging op grond van het niet naleven van een bijzondere voorwaarde.
Artikel 40
Bij strafrechtelijke vervolging van een minderjarigen persoon wegens een feit, begaan voordat hij den leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, kan de rechter bevelen dat de schuldige aan zijne ouders of zijn voogd zal worden teruggegeven, zonder toepassing van eenige straf.
Artikel 41
Bij strafrechtelijke vervolging van eene persoon die tijdens de uitspraak van het eindvonnis in eersten aanleg den leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, wegens een feit, vallende in de bepaling van een misdrijf, kan de rechter bevelen dat de schuldige ter beschikking van de Regering zal worden gesteld, zonder toepassing van eenige straf, behoudens het bepaalde bij artikel 41ter, eerste lid.
Bij strafrechtelijke vervolging van een persoon die op voormeld tijdstip de leeftijd van veertien jaren nog niet heeft bereikt, wegens het feit, vallende in de bepaling van een der overtredingen, omschreven in de artikelen 439, 440, 442, 446 - 452, 459, 460, 466, 469, 470, 474 en 477, en begaan nadat hij gedurende de laatste twee jaren tweemalen onherroepelijk werd schuldig verklaard aan een dezer overtredingen of aan enig misdrijf, kan de rechter bevelen als in het vorig lid is bepaald, zonder toepassing van enige straf.
In dezelfde zin en zonder toepassing van enige straf kan de rechter bevelen bij strafrechtelijke vervolging van een persoon die op vermeld tijdstip de leeftijd van veertien doch nog niet die van achttien jaren heeft bereikt, wegens een feit, vallende in de bepaling van een der overtredingen, omschreven in de in het vorige lid genoemde artikelen, indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen twee jaren zijn verlopen sedert een vroegere schuldigverklaring van dezelfde persoon aan een dezer overtredingen of aan enig misdrijf onherroepelijk is geworden.
Artikel 41bis [het tweede, derde, vierde en vijfde lid zijn nog niet in werking getreden]
Indien de rechter heeft bevolen, dat de schuldige ter beschikking van de Regering zal worden gesteld, wordt hij hetzij in een opvoedingsgesticht geplaatst, ten einde aldaar, of later op andere wijze, in zijne opvoeding worde voorzien, hetzij ter opvoeding toevertrouwd aan eene in de Nederlandse Antillen gevestigde vereniging of stichtingen, wier statuten, stichtingsbrieven of reglementen duurzame verzorging van jeugdige personen in of buiten gestichten voorschrijven, teneinde door haar, of later op andere wijze, in zijne opvoeding worde voorzien, in het eene en het andere geval uiterlijk tot hij den leeftijd van een en twintig jaren zal hebben bereikt.
Deze terbeschikkingstelling geldt, behoudens vroegere beëindiging van Regeringswege, voor de tijd van een jaar en zes maanden, met dien verstande evenwel dat zij in ieder geval eindigt zodra de ter beschikking gestelde de leeftijd van eenentwintig jaren zal hebben bereikt.
Die termijn gaat in onmiddellijk nadat de rechterlijke uitspraak onherroepelijk is geworden, dan wel, in geval van voorwaardelijke terbeschikkingstelling, last tot tenuitvoerlegging is gegeven.
De termijn van terbeschikkingstelling loopt niet gedurende de tijd dat de ter beschikking gestelde in verzekerde bewaring is.
Hij te wiens aanzien verlenging is gevorderd, blijft, totdat de rechterlijke uitspraak dienaangaande is gegeven, ter beschikking van de Regering.
Bepalingen ter uitvoering van het eerste lid van dit artikel en omtrent het voorwaardelijk of onvoorwaardelijk eindigen van de voorziening in de opvoeding worden, naar beginselen bij algemeene verordening te stellen, vastgesteld bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen.
Artikel 41aa [nog niet in werking getreden]
Ten hoogste twee maanden en ten minste een maand vóór het verstrijken van de termijn, gedurende welke een persoon overeenkomstig de bepaling van artikel 41a [bedoeld zal zijn: artikel 41bis] ter beschikking van de Regering is, kan het openbaar ministerie bij het gerecht, dat de terbeschikkingstelling heeft bevolen, bij dat gerecht een vordering indienen tot verlenging van die termijn met ten hoogste een jaar.
Bij de vordering worden overgelegd:
- 1°.
een afschrift der aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de ter beschikking gestelde, en
- 2°.
een uiterlijk veertien dagen vóór het indienen der vordering opgemaakte, ondertekende en met redenen omklede verklaring van iemand, bevoegd in de Nederlandse Antillen de geneeskunde uit te oefenen, bij voorkeur van de geneeskundige, die de in gestichts- of gezinsverpleging opgenomen ter beschikking gestelde behandelt, omtrent de wenselijkheid dier verlenging.
Artikel 41ab [nog niet in werking getreden]
Hangende het onderzoek inzake die verlenging hoort de rechter, zo mogelijk, de ter beschikking gestelde. Hij kan daartoe, op de wijze en tegen de dagen door hem te bepalen, de ter beschikking gestelde, zo vaak hij zulks nodig oordeelt, doen oproepen en kan daarbij bevelen dat deze ten bepaalden dage door een deurwaarder of dienaar der openbare macht naar de plaats van verhoor zal worden gebracht.
De rechter kan nader bewijs door getuigen of andere middelen gelasten.
De getuigen worden opgeroepen door het openbaar ministerie. Zij zijn verplicht te verschijnen.
De getuigen kunnen worden gehoord onder ede of belofte, af te leggen overeenkomstig de bepalingen in strafzaken voorgeschreven.
De deskundigen leggen in handen van de rechter op gelijke wijze de eed of de belofte a, dat zij hem verslag naar hun geweten zullen geven.
Van de verhoren wordt proces-verbaal opgemaakt. Zij worden in raadkamer gehouden.
Bij elk gehoor kan het openbaar ministerie, zomede de advocaat van de ter beschikking gestelde, tegenwoordig zijn.
Artikel 41ac [nog niet in werking getreden]
De rechter geeft zijn beschikking inzake de al of niet verlenging binnen twee maanden nadat de vordering, bedoeld bij artikel 41aa is ingediend en nadat het openbaar ministerie is gehoord.
De beschikking wordt niet in het openbaar uitgesproken en is niet aan enig beroep onderworpen.
De beschikking wordt aan de ter beschikking gestelde betekend op de wijze voorgeschreven bij de artikelen 497, eerste lid, 498 en 643 van het wetboek van Strafvordering*.
Artikel 41bisa
In geval van terbeschikkingstelling, bedoeld bij artikel 41, kan de rechter daarbij tevens het bevel geven, dat de terbeschikkingstelling niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij hij later anders mocht gelasten op grond dat de ter beschikking van de Regering gestelde persoon zich vóór het einde van een bij het bevel te bepalen proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd hetzij een bijzondere voorwaarde, welke bij het bevel mocht zijn gesteld, niet heeft nageleefd, hetzij is gebleken onvoorwaardelijk opvoeding vanwege de Regering te behoeven.
De artikelen 17b - 17k zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande:
- 1°.
dat de rechter, indien hij bijzondere voorwaarden stelt, steeds tevens een opdracht tot het verlenen van bijstand als bedoeld bij artikel 17d, geeft, tenzij artikel 41decies mede is toegepast;
- 2°.
dat ten aanzien van de betekeningen, bedoeld in de artikelen 17e en 17i, laatste lid, de bepaling van artikelen 497, eerste lid, en 498 van het Wetboek van Strafvordering overeenkomstige toepassing vindt;
- 3°.
dat, indien de minderjarige de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, alle verzoeken worden gedaan of gewijzigd en alle bevoegdheden worden uitgeoefend door degene, die het ouderlijk gezag uitoefent, of door de voogd, en zulks met uitsluiting van de minderjarige zelve;
- 4°.
dat tot bijwoning van het onderzoek bedoeld in artikel 17i, derde lid, ook de ouders of de voogd van de minderjarige, onder betekening van de vordering of conclusie, worden opgeroepen;
- 5°.
dat de last tot tenuitvoerlegging op grond dat de voorwaardelijk ter beschikking van de Regering gestelde persoon is gebleken onvoorwaardelijk opvoeding vanwege de Regering te behoeven, wordt gegeven met overeenkomstige toepassing van de bepalingen geldende met betrekking tot de tenuitvoerlegging op grond van het niet naleven van een bijzondere voorwaarde.
Artikel 41ter
Bij het bevel, dat de schuldige aan een misdrijf, waarop als maximum eene gevangenisstraf van drie jaren of meer is gesteld, ter beschikking van de Regering zal worden gesteld, kan de rechter den schuldige tevens veroordeelen tot gevangenisstraf van ten hoogste de helft van het maximum op het misdrijf gesteld. Geldt het een misdrijf waarop de doodstraf of levenslange gevangenisstraf is gesteld, dan kan gevangenisstraf worden opgelegd van ten hoogste vijftien jaren.
De ingevolge dit artikel opgelegde gevangenisstraf wordt niet tenuitvoergelegd vóór den dag, waarop de voorziening in de opvoeding van den schuldige onvoorwaardelijk eindigt.
Artikel 41quater
De tenuitvoerlegging van de ingevolge het vorige artikel opgelegde gevangenisstraf kan worden opgeschort bij een beschikking van de Minister van Justitie.
Deze beschikking kan te allen tijde worden herroepen ingeval de veroordeelde zich slecht gedraagt of in strijd handelt met de in zijnen verlofpas uitgedrukte voorwaarden.
De gevangenisstraf wordt geacht te zijn ondergaan door het verloop van haren duur sedert den dag van de beschikking tot opschorting van de tenuitvoerlegging en in elk geval op den dag, waarop de veroordeelde den leeftijd van vijf en twintig jaren heeft bereikt, tenzij inmiddels die beschikking is herroepen.
Artikel 41quinquies
De aanhouding van de veroordeelde, te wiens aanzien een beschikking tot opschorting van de tenuitvoerlegging der hem opgelegde gevangenisstraf is genomen, kan, indien de veroordeelde handelt in strijd met de in zijn verlofpas uitgedrukte voorwaarden, in het belang der openbare orde worden bevolen door het plaatselijk hoofd van politie van het eilandgebied, alwaar de veroordeelde zich bevindt, onder verplichting de Minister van Justitie daarvan onverwijld kennis te geven.
Volgt daarna de herroeping dan wordt de uitvoering van de straf geacht te zijn aangevangen op den dag der aanhouding.
Artikel 41sexies
Het formulier van den verlofpas en de verdere voorschriften ter uitvoering van de artikelen 41quater en 41quinquies worden vastgesteld bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen.
Artikel 41septies
Bij niet-toepassing van artikel 40 of artikel 41 wordt de persoon schuldig aan een feit, vallende in de bepaling van een misdrijf, gestraft, indien hij tijdens de uitspraak van het eindvonnis in eersten aanleg den leeftijd van veertien jaren nog niet heeft bereikt, met geldboete of met berisping, en indien hij op dat tijdstip den leeftijd van achttien jaren niet, doch dien van veertien jaren wel heeft bereikt, met geldboete.
Bij niet-toepassing van artikel 40 of artikel 41 wordt de persoon die tijdens de uitspraak van het eindvonnis in eersten aanleg den leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, schuldig aan een feit, vallende in de bepaling van eene overtreding, gestraft met berisping.
Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen twee jaren zijn verloopen, sedert een vroegere schuldigverklaring van denzelfden persoon aan eenig strafbaar feit onherroepelijk is geworden, kan, in plaats van berisping, geldboete worden opgelegd.
De in artikel 9b 1° en 3° vermelde bijkomende straffen worden niet opgelegd, indien de schuldige tijdens de uitspraak van het eindvonnis in eersten aanleg den leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt.
Ten opzichte van personen, die den leeftijd van zestien jaren wel, doch dien van achttien jaren nog niet hebben bereikt, kan de rechter de voorafgaande bepalingen van dit artikel buiten toepassing laten en recht doen naar de bepalingen ten aanzien van personen boven den leeftijd van achttien jaren geldende.
Artikel 41octies
Indien de straf van berisping wordt opgelegd kan de rechter een termijn bepalen van tenminste één jaar en ten hoogste twee jaren als proeftijd, welke voor den schuldige ingaat onmiddellijk nadat de rechterlijke uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan. Indien geene andere hoofdstraf dan die van berisping toepasselijk is, doch de rechter geen termen vindt deze op te leggen òf artikel 40 òf artikel 41 toe te passen, bepaalt hij een termijn van ten minste één jaar en ten hoogste twee jaren als proeftijd, welke voor den schuldige ingaat onmiddellijk nadat de rechterlijke uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.
Bij het bepalen van zoodanigen proeftijd stelt de rechter den schuldige ter beschikking van de Regering.
De tenuitvoerlegging van dit bevel geschiedt alleen indien de veroordeelde opnieuw aan eenig strafbaar feit onherroepelijk mocht zijn schuldig verklaard. Alsdan geschiedt de tenuitvoerlegging van het bevel zoodra mogelijk, behoudens de bevoegdheid van den rechter de opschorting te bevelen, indien het strafbaar feit, waaraan de veroordeelde zich opnieuw heeft schuldig gemaakt, niet valt in de bepaling van een misdrijf.
Artikel 41novies
De voorziening vanwege de Regering ingevolge het vorige artikel wordt geacht geheel te zijn vervallen indien vóór de tenuitvoerlegging van het bevel de proeftijd is verstreken.
Met de tenuitvoerlegging van het bevel eindigt de proeftijd.
De proeftijd loopt niet of wordt geacht niet te hebben geloopen gedurende den tijd dat de schuldigverklaarde ter zake van een opnieuw gepleegd strafbaar feit wordt vervolgd en de rechterlijke uitspraak deswege nog niet onherroepelijk is geworden indien de beklaagde bij deze onherroepelijke uitspraak is schuldig verklaard.
Artikel 41decies
Bij strafrechtelijke vervolging van een persoon wegens een feit vallende in de bepaling van een misdrijf of van een der overtredingen bedoeld in de artikelen 451 en 452, kan de rechter, indien het gehouden onderzoek daartoe aanleiding geeft, de schuldige bij zijn uitspraak voor een termijn van ten hoogste één jaar onder toezicht stellen op de in artikel 254 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek omschreven grond.
Zo spoedig mogelijk nadat de uitspraak, houdende de ondertoezichtstelling, onherroepelijk is geworden, doet het openbaar ministerie daarvan mededeling aan de rechter in het gerecht in eerste aanleg, bevoegd was overeenkomstig artikel 429c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, die alsdan, zo mogelijk na overleg met degene die het ouderlijk gezag of de voogdij over het kind uitoefent, onverwijld een gezinsvoogd aanwijst, als bedoeld bij artikel 255 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. Van deze aanwijzing wordt onverwijld bij exploit aan de ouder of voogd kennis gegeven, met de mededeling, dat hij zich bij de opvoeding van het kind naar de aanwijzingen van de gezinsvoogd heeft te gedragen, behoudens beroep op de rechter in het gerecht in eerste aanleg.
De bepalingen betreffende de ondertoezichtstelling, voorkomende in de artikelen 255, tweede en derde lid, 256, 258 - 265 en 326 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en in de artikelen 798 - 813 in verbinding met de artikelen 429a - 429t van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, zijn ten deze van toepassing, met dien verstande dat voor de berekening van de duur der ondertoezichtstelling deze geacht wordt aan te vangen op de dag der aanwijzing van de gezinsvoogd.
Artikel 42
Niet strafbaar is hij die een feit begaat waartoe hij door overmacht is gedrongen.
Artikel 43
-
1. Niet strafbaar is hij die een feit begaat, geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen oogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
-
2. Niet strafbaar is de overschrijding van de grenzen van noodzakelijke verdediging, indien zij het onmiddellijk gevolg is geweest van eene hevige gemoedsbeweging, door de aanranding veroorzaakt.
Artikel 44
Niet strafbaar is hij die een feit begaat ter uitvoering van een wettelijk voorschrift.
Artikel 45
Niet strafbaar is hij die een feit begaat ter uitvoering van een ambtelijk bevel, gegeven door het daartoe bevoegde gezag.
Een onbevoegd gegeven ambtelijk bevel heft de strafbaarheid niet op, tenzij het door den ondergeschikte te goeder trouw als bevoegd gegeven werd beschouwd en de nakoming daarvan binnen den kring zijner ondergeschiktheid was gelegen.
Artikel 46
Indien een ambtenaar door het begaan van een strafbaar feit een bijzonderen ambtsplicht schendt of bij het begaan van het strafbaar feit gebruik maakt van macht, gelegenheid of middel hem door zijn ambt geschonken, kan de straf met een derde worden verhoogd.
Artikel 46bis
[vervallen]
TITEL IV Poging en voorbereiding
Artikel 47
-
1. Poging tot misdrijf is strafbaar, wanneer het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard.
-
2. Het maximum van de hoofdstraffen op het misdrijf gesteld wordt bij poging met een derde verminderd.
-
3. Geldt het een misdrijf waarop levenslange gevangenisstraf is gesteld, dan wordt gevangenisstraf opgelegd van ten hoogste vier en twintig jaren.
-
4. De bijkomende straffen zijn voor poging dezelfde als voor het voltooide misdrijf.
Artikel 48
Poging tot overtreding is niet strafbaar.
Artikel 48a
-
1. Voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, is strafbaar, wanneer de dader opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten of vervoermiddelen bestemd tot het begaan van dat misdrijf verwerft, vervaardigt, invoert, doorvoert, uitvoert of voorhanden heeft.
-
2. In geval van terroristische misdrijven wordt onder voorbereiding tevens begrepen de financiering dan wel poging tot financiering van die misdrijven.
-
3. Het maximum van de hoofdstraffen op het misdrijf gesteld, wordt bij voorbereiding met de helft verminderd.
-
4. Artikel 47, derde en vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
-
5. Onder voorwerpen worden verstaan alle zaken en alle vermogensrechten.
Artikel 48b
Voorbereiding noch poging bestaat indien het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden van de wil van de dader afhankelijk.
TITEL V Deelneming aan strafbare feiten
Artikel 49
Als dader van een strafbaar feit worden gestraft:
- 1°.
zij die het feit plegen, doen plegen of medeplegen;
- 2°.
zij die door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging of misleiding of door het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen het feit opzettelijk uitlokken.
Ten aanzien der laatsten komen alleen die handelingen in aanmerking, die zij opzettelijk hebben uitgelokt, benevens hare gevolgen.
Artikel 50
Als medeplichtigen aan een misdrijf worden gestraft:
- 1°.
zij die opzettelijk behulpzaam zijn bij het plegen van het misdrijf;
- 2°.
zij die opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen tot het plegen van het misdrijf.
Artikel 51
Het maximum der hoofdstraffen op het misdrijf gesteld wordt bij medeplichtigheid met een derde verminderd.
Geldt het een misdrijf waarop de doodstraf of een misdrijf waarop levenslange gevangenisstraf is gesteld, dan wordt gevangenisstraf opgelegd van ten hoogste vier en twintig jaren.
De hoofdstraf van berisping en de bijkomende straffen zijn voor medeplichtigheid dezelfde als voor het misdrijf zelf.
Bij het bepalen van de straf komen alleen die handelingen in aanmerking die de medeplichtige opzettelijk heeft gemakkelijk gemaakt of bevorderd, benevens hare gevolgen.
Artikel 52
De persoonlijke omstandigheden waardoor de strafbaarheid uitgesloten, verminderd of verhoogd wordt, komen bij de toepassing der strafwet alleen in aanmerking ten aanzien van dien dader of medeplichtige wien zij persoonlijk betreffen.
Artikel 53
-
1. Strafbare feiten worden begaan door natuurlijke personen en rechtspersonen.
-
2. Indien een strafbaar feit wordt begaan door een rechtspersoon, kan de strafvervolging worden ingesteld en kunnen de in algemene verordeningen voorziene straffen maatregelen, indien zij daarvoor in aanmerking komen, worden uitgesproken:
- a.
tegen die rechtspersoon dan wel
- b.
tegen hen die tot het feit opdracht hebben gegeven, alsmede tegen hen die feitelijke leiding hebben gegeven aan de verboden gedraging, dan wel
- c.
tegen de in de onderdelen a en b genoemden tezamen.
- a.
-
3. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid wordt met de rechtspersoon gelijkgesteld: de vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid, de maatschap, enige andere vereniging van personen, en het doelvermogen.
Artikel 54
Medeplichtigheid aan overtreding is niet strafbaar.
Artikel 55
Bij misdrijven door middel van de drukpers gepleegd wordt de uitgever als zoodanig niet vervolgd, indien het gedrukte stuk zijn naam en woonplaats vermeldt en de dader bekend is of op de eerste aanmaning na den rechtsingang door den uitgever is bekend gemaakt.
Deze bepaling is niet toepasselijk indien de dader op het tijdstip der uitgave strafrechtelijk niet vervolgbaar of buiten de Nederlandse Antillen gevestigd was.
Artikel 56
Bij misdrijven door middel van de drukpers gepleegd wordt de drukker als zoodanig niet vervolgd, indien het gedrukte stuk zijn naam en woonplaats vermeldt en de persoon op wiens last het stuk is gedrukt, bekend is of op de eerste aanmaning na den rechtsingang door den drukker is bekend gemaakt.
Deze bepaling is niet toepasselijk, indien de persoon, op wiens last het stuk is gedrukt, op het tijdstip van het drukken strafrechtelijk niet vervolgbaar of buiten de Nederlandse Antillen gevestigd was.
TITEL VI Samenloop van strafbare feiten
Artikel 57
Valt een feit in meer dan ééne strafbepaling, dan wordt slechts ééne dier bepalingen toegepast, bij verschil die waarbij de zwaarste hoofdstraf is gesteld.
Indien voor een feit dat in eene algemeene strafbepaling valt, eene bijzondere strafbepaling bestaat, komt deze alleen in aanmerking.
Artikel 58
Staan meerdere feiten, ofschoon elk op zichzelf misdrijf of overtreding opleverende, in zoodanig verband dat zij moeten worden beschouwd als ééne voortgezette handeling, dan wordt slechts ééne strafbepaling toegepast, bij verschil die waarbij de zwaarste hoofdstraf is gesteld.
Insgelijks wordt slechts ééne strafbepaling toegepast bij schuldigverklaring aan valschheid of muntschennis en aan het gebruik maken van het voorwerp ten opzichte waarvan de valschheid of muntschennis gepleegd is.
Artikel 59
Bij samenloop van meerdere feiten die als op zich zelve staande handelingen moeten worden beschouwd en meerdere misdrijven opleveren waarop gelijksoortige hoofdstraffen zijn gesteld, wordt één straf uitgesproken.
Het maximum dezer straf is het vereenigd bedrag van de hoogste straffen op de feiten gesteld, doch niet hooger dan een derde boven het zwaarste maximum.
Artikel 60
Bij samenloop van meerdere feiten die als op zich zelve staande handelingen moeten worden beschouwd en meerdere misdrijven opleveren, waarop ongelijksoortige hoofdstraffen zijn gesteld, wordt elk dier straffen uitgesproken, doch mogen deze te zamen in duur de langstdurende met niet meer dan een derde overtreffen.
Geldboeten worden daarbij berekend naar den duur van het maximum der bedreigde vervangende hechtenis.
Artikel 61
Bij veroordeeling tot de doodstraf of tot levenslange gevangenisstraf kunnen daarnevens geene andere straffen worden opgelegd dan ontzetting van bepaalde rechten, verbeurdverklaring van reeds in beslag genomen voorwerpen en openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Artikel 62
In de gevallen der artikelen 59 en 60 gelden ten aanzien van bijkomende straffen de volgende bepalingen:
- 1°.
de straffen van ontzetting van dezelfde rechten worden opgelost in ééne straf, in duur de opgelegde hoofdstraf of hoofdstraffen ten minste twee en ten hoogste vijf jaren te boven gaande, of ingeval geene andere hoofdstraf dan geldboete is opgelegd, in ééne straf van ten minste twee en ten hoogste vijf jaren;
- 2°.
de straffen van ontzetting van verschillende rechten worden voor elk misdrijf afzonderlijk en zonder vermindering opgelegd;
- 3°.
de straffen van verbeurdverklaring van bepaalde voorwerpen worden voor elk misdrijf afzonderlijk en zonder vermindering opgelegd; de vervangende straffen van hechtenis of voorzieningen in de opvoeding mogen gezamenlijk de maxima, bepaald in het vijfde lid van artikel 27, met niet meer dan een derde te boven gaan.
Artikel 63
De betrekkelijke zwaarte van ongelijksoortige hoofdstraffen wordt bepaald door de volgorde van artikel 9.
Waar den rechter de keuze tussen twee hoofdstraffen is gelaten, komt bij de vergelijking alleen de zwaarste dier straffen in aanmerking.
De betrekkelijke zwaarte van gelijksoortige hoofdstraffen wordt bepaald door het maximum.
De betrekkelijke duur zoowel van ongelijksoortige als van gelijksoortige hoofdstraffen wordt eveneens bepaald door het maximum.
Artikel 64
Bij samenloop op de wijze in de artikelen 59 en 60 bedoeld hetzij van overtredingen met misdrijven, hetzij van overtredingen onderling, wordt voor elke overtreding zonder vermindering straf opgelegd.
De vervangende straffen van hechtenis of voorzieningen in de opvoeding mogen voor de misdrijven en overtredingen of voor de overtredingen gezamenlijk de maxima, bepaald in het vijfde lid van artikel 27, met niet meer dan een derde te boven gaan.
De straffen van hechtenis, opgelegd als hoofdstraf, mogen voor de overtreding gezamenlijk den tijd van acht maanden niet te boven gaan.
Artikel 65
Indien iemand, na veroordeeling tot straf, opnieuw wordt schuldig verklaard aan misdrijf of overtreding vóór die veroordeeling gepleegd, wordt de vroegere straf in rekening gebracht, met toepassing der bepalingen van deze titel voor het geval van gelijktijdige berechting.
Indien echter de doodstraf of levenslange gevangenisstraf op dit misdrijf is gesteld, zal die straf worden opgelegd, welke straf ook vroeger mocht zijn opgelegd.
TITEL VII Indiening en intrekking der klachte bij misdrijven alleen op klachte vervolgbaar
Artikel 66
Indien een misdrijf dat alleen op klachte vervolgbaar is, gepleegd is tegen iemand die den leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt of die anders dan wegens verkwisting onder curateele gesteld is, geschiedt de klachte door zijn wettigen vertegenwoordiger in burgerlijke zaken.
Is deze de persoon tegen wien de klachte moest geschieden, dan kan de vervolging plaats hebben op klachte van een bijzondere curator, van de echtgenoote, van een bloedverwant in de rechte linie of, bij gebreke van deze, op klachte van een bloedverwant in de zijlinie tot den derden graad ingesloten.
Artikel 67
Indien hij tegen wien het misdrijf is gepleegd, binnen den in het volgende artikel gestelden termijn overlijdt, kan, zonder verlenging van dien termijn, de vervolging geschieden op klachte van de ouders, van de kinderen of van den overlevenden echtgenoot, ten ware blijken mocht dat de overledene een vervolging niet gewild heeft.
Artikel 68
De klachte kan slechts worden ingediend gedurende drie maanden nadat de tot klachte gerechtigde kennis heeft bekomen van het gepleegde feit indien hij binnen de Nederlandse Antillen, of gedurende negen maanden nadat hij daarvan kennis heeft bekomen, indien hij buiten de Nederlandse Antillen verblijft houdt.
Artikel 69
Hij die de klachte indient, blijft gedurende eene maand na dan dag der indiening bevoegd haar in te trekken.
TITEL VIII Verval van het recht tot strafvordering en van de straf
Artikel 70
Behoudens de gevallen waarin rechterlijke uitspraken voor herziening vatbaar zijn, kan niemand andermaal worden vervolgd wegens het feit waarover te zijnen aanzien bij gewijsde van de rechter in de Nederlandse Antillen, in Nederland of Aruba, onherroepelijk is beslist.
Is het gewijsde afkomstig van een anderen rechter, dan heeft tegen denzelfden persoon wegens hetzelfde feit geene vervolging plaats in geval van:
- 1°.
vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging;
- 2°.
veroordeeling, gevolgd door geheele uitvoering, gratie of verjaring der straf.
Artikel 71
Het recht tot strafvordering vervalt door den dood van den verdachte.
Artikel 72
Het recht tot strafvordering vervalt door verjaring:
- 1°.
in twee jaren voor alle overtredingen;
- 2°.
in zes jaren voor de misdrijven waarop geldboete, hechtenis of gevangenisstraf van niet meer dan drie jaren is gesteld;
- 3°.
in twaalf jaren voor alle misdrijven waarop tijdelijke gevangenisstraf van meer dan drie jaren is gesteld;
- 4°.
in achttien jaren voor alle misdrijven waarop de doodstraf of levenslange gevangenisstraf is gesteld.
Ten aanzien van een persoon, die vóór het begaan van het feit dan leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, wordt elke der boven vermelde verjaringstermijn tot een derde van de daar bepaalde duur ingekort.
Artikel 73
De termijn van verjaring vangt aan op den dag na dien waarop het feit is gepleegd, behoudens in de volgende gevallen:
- 1°.
bij valschheid of muntschennis vangt de termijn aan op den dag na dien, waarop gebruik is gemaakt van het voorwerp ten opzichte waarvan de valschheid of muntschennis gepleegd is;
- 2°.
bij de misdrijven omschreven in de artikelen 291, 292 en 295, op den dag na dien der bevrijding, of van den dood van hem, tegen wien onmiddellijk het misdrijf gepleegd is;
- 3°.
bij overtredingen omschreven in de artikelen 489, 490 en 491, op den dag na dien waarop de dubbelen of afschriften van de akten, waaruit zoodanige overtreding blijkt, zijn overgebracht naar de centrale bewaarplaats.
Artikel 74
-
1. Elke daad van vervolging stuit de verjaring, mits die daad den vervolgde bekend of hem op de bij wettelijk voorschrift voor gerechtelijke akten bepaalde wijze beteekend zij.
-
2. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan.
Artikel 75
De schorsing der strafvervolging ter zake van een praejudicieel geschil schorst de verjaring.
Artikel 76
Het recht tot strafvordering wegens overtredingen, waarop geldboete, hetzij als eenige hoofdstraf, hetzij nevens hechtenis is gesteld, vervalt door vrijwillige voldoening aan de voorwaarde welke de bevoegde ambtenaar van het openbaar ministerie op vóór den aanvang der terechtzitting in te dienen verzoek van den verdachte of beklaagde ter voorkoming van de strafvervolging mocht hebben gesteld.
Deze voorwaarde bestaat in: de betaling, binnen een door den ambtenaar te bepalen termijn en op eene door dezen aan te wijzen plaats, van eene bepaalde geldsom, met of zonder uitlevering van aan verbeurdverklaring onderworpen voorwerpen of voldoening der geschatte waarde of afstand van reeds inbeslaggenomen voorwerpen. Zoodanige uitlevering, voldoening of afstand wordt steeds in de voorwaarde opgenomen, indien ter zake van het feit verbeurdverklaring zou moeten volgen. Bedoelde termijn kan vóór den afloop daarvan eenmaal worden verlengd.
De te betalen geldsom bedraagt ten minste vijftig cents en ten hoogste het maximum der boete op het feit gesteld.
Is op de overtreding geene andere hoofdstraf gesteld dan geldboete en biedt de verdachte of beklaagde aan, binnen den door den ambtenaar van het openbaar ministerie te bepalen termijn het maximum der boete te betalen en de aan verbeurdverklaring onderworpen voorwerpen uit te leveren of af te staan of hunne geschatte waarde te voldoen, dan zal die ambtenaar het stellen van een daartoe strekkende voorwaarde niet mogen weigeren.
In de gevallen waarin de straf wordt verhoogd wegens herhaling, is die verhoging ook van toepassing, wanneer het recht tot strafvordering wegens de vroeger begane overtreding volgens het eerste lid is vervallen. Ten aanzien van de toepassing van de artikelen 17f en 17h wordt het vervallen volgens het eerste lid van het recht tot strafvordering met een onherroepelijke veroordeling gelijk gesteld.
De bepalingen van dit artikel zijn mede van toepassing op een persoon die tijdens het begaan van het feit de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt. Te diens aanzien geldt, bij toepassing van het derde en vierde lid, in afwijking in zover van het daarin bepaalde, als maximum der boete een bedrag van negentig gulden.
Het bepaalde bij het tweede en derde lid van artikel 41septies blijft ten deze buiten beschouwing.
Artikel 77
Het recht tot uitvoering van de straf vervalt door den dood van den veroordeelde, met uitzondering van de maatregel van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Artikel 78
Het recht tot uitvoering van de straf vervalt door verjaring.
De termijn dezer verjaring is een derde langer dan de termijn van verjaring van het recht tot strafvordering. In geen geval is de termijn korter dan de duur der opgelegde straf.
Indien vóór de tenuitvoerlegging van de straf de veroordeelde, die tijdens zijne veroordeeling nog geen achttien jaren oud was, den leeftijd van een en twintig jaren heeft bereikt, vordert hij, die met deze tenuitvoerlegging is belast, dat de rechter die de straf heeft opgelegd, den duur zal bepalen der gevangenisstraf of hechtenis of het bedrag der boete, op het feit gesteld, welke straffen alsdan in de plaats treden der vroeger opgelegde. Deze bepaling is niet toepasselijk ten opzichte van de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf.
Artikel 79
-
1. De termijn van verjaring vangt aan op den dag na dien waarop de rechterlijke uitspraak kan worden ten uitvoer gelegd.
-
2. Bij ontvluchting van een veroordeelde uit het gesticht waarin hij zijne straf ondergaat, vangt een nieuwe verjaringstermijn aan op den dag na dien der ontvluchting. Bij herroeping eener voorwaardelijke invrijheidstelling vangt een nieuwe verjaringstermijn aan op den dag na dien der herroeping.
-
3. De termijn loopt niet gedurende de bij algemene verordening bevolen schorsing der tenuitvoerlegging, noch gedurende den tijd dat de veroordeelde, zij het ook ter zake van eene andere veroordeeling, in verzekerde bewaring is.
-
4. Ten aanzien van een persoon, die zich aan de tenuitvoerlegging van het tegen hem uitgesproken bevel, bedoeld bij artikel 41ter, onttrekt, vangt de termijn van verjaring der hem tevens naar de bepalingen van dat artikel opgelegde gevangenisstraf aan op den dag na die waarop hij den leeftijd van een en twintig jaren bereikt.
-
5. De termijn loopt niet gedurende de tijd dat de tenuitvoerlegging aan een vreemde staat is overgedragen, zolang de minister van justitie van de autoriteiten van die staat geen mededeling, houdende een beslissing omtrent de overname van de tenuitvoerlegging, heeft ontvangen.
-
6. Indien, nadat de tenuitvoerlegging door een vreemde staat is overgenomen, die staat afstand doet van zijn recht tot tenuitvoerlegging ten behoeve van de Nederlandse Antillen, vangt een nieuwe verjaringstermijn aan op de dag waarop de minister van justitie de mededeling van de autoriteiten van die staat omtrent de afstand heeft ontvangen.
Artikel 79bis
De voorziening in de opvoeding, ter vervanging van de uitlevering van verbeurdverklaarde voorwerpen, wordt niet uitgevoerd, wanneer de veroordeelde door van zijn wil onafhankelijke omstandigheden feitelijk verhinderd is de verbeurdverklaarde voorwerpen uit te leveren of het geldelijk bedrag, waarop zij bij de uitspraak geschat worden, te betalen.
TITEL IX Beteekenis van sommige in het wetboek voorkomende uitdrukkingen
Artikel 80
Waar van misdrijf in het algemeen of van eenig misdrijf in het bijzonder gesproken wordt, wordt daaronder medeplichtigheid aan en poging tot dat misdrijf begrepen; voor zoover niet uit eenige bepaling het tegendeel volgt.
Artikel 81
Aanslag tot een feit bestaat, zoodra het voornemen des daders zich door een begin van uitvoering, in den zin van artikel 47 heeft geopenbaard.
Artikel 82
Samenspanning bestaat zoodra twee of meer personen overeengekomen zijn om het misdrijf te plegen.
Artikel 82bis
Onder omwenteling wordt verstaan het vernietigen of op onwettige wijze veranderen van den grondwettigen regeeringsvorm, de orde van troonopvolging of den wettigen regeeringsvorm van de Nederlandse Antillen.
Artikel 82b
Onder verboden plaats wordt verstaan iedere plaats die als verboden plaats is aangewezen krachtens de landsverordening bescherming Staatsgeheimen.
Artikel 83
Met het plegen van geweld wordt gelijk gesteld het brengen in een staat van bewusteloosheid of onmacht.
Artikel 84
Onder zwaar lichamelijk letsel worden begrepen: ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat, voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening zijner ambts- of beroepsbezigheden en afdrijving van de vrucht eener vrouw.
Onder zwaar lichamelijk letsel wordt mede begrepen storing der verstandelijke vermogens die langer dan vier weken geduurd heeft.
Artikel 84a
Onder terroristisch misdrijf wordt verstaan:
- 1°.
elk van de misdrijven omschreven in de artikelen 97 tot en met 102, 114, tweede lid, 123, tweede lid, 124a, tweede lid, 129, 130, 163, onder 3°, 167c, onder 2º, 172, onder 3°, 174, onder 2°, 176, onder 3°, 180, tweede lid, 300 en 302, indien het misdrijf is begaan met een terroristisch oogmerk;
- 2°.
elk van de misdrijven waarop ingevolge de artikelen 122a, 122b, 128a, 128b, 182a, 182b, 295b, 302a, 318a, 318b, alsmede 430a en 430b gevangenisstraf is gesteld;
- 3°.
elk van de misdrijven omschreven in de artikelen 146a, 295a, 298, derde lid.
Artikel 84b
Onder terroristisch oogmerk wordt verstaan het oogmerk om de bevolking of een deel der bevolking van een land vrees aan te jagen, dan wel een overheid of internationale organisatie wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, dan wel de fundamentele politieke, constitutionele, economische of sociale structuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen.
Artikel 85
Nederlander is hij, die deze staat bezit ingevolge de wettelijke regeling bedoeld in artikel 6 der Staatsregeling van de Nederlandse Antillen.
Met den Nederlander of den ingezetene staat gelijk ieder ander wiens uitlevering bij algemeene verordening verboden is.
Artikel 86
Onder ambtenaren worden begrepen alle personen verkozen bij krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven verkiezingen.
Onder ambtenaren en onder rechters worden begrepen scheidsrechters; onder rechters zij die administratieve rechtsmacht uitoefenen.
Allen die tot de gewapende macht behooren, worden mede als ambtenaren beschouwd.
Artikel 86bis
Onder koopman wordt verstaan ieder die een bedrijf uitoefent.
Artikel 87
-
1. Onder schipper wordt verstaan: de gezagvoerder van een Nederlands-Antilliaans schip of degene die deze vervangt, alsmede degene die de leiding heeft op een bij landsbesluit aangewezen installatie ter zee;
-
2. Onder opvarende wordt verstaan: degene, niet zijnde de schipper, die zich aan boord van een Nederlands-Antilliaans schip bevindt, ook indien hij buiten de Nederlandse Antillen het schip gedurende de reis tijdelijk verlaat alsmede degene, niet zijnde de schipper, die zich op een bij landsbesluit aangewezen installatie ter zee bevindt.
-
3. Onder schepeling wordt verstaan: degene die zich als scheepsofficier of scheepsgezel aan boord van een Nederlands-Antilliaans schip bevindt.
-
4. Vaartuigen in aanbouw noch schepen in aanbouw worden als vaartuigen of schepen aangemerkt.
Artikel 88
Onder Nederlands-Antilliaanse schepen worden alleen verstaan:
- 1°.
die vaartuigen welke door de algemeene verordening betreffende de afgifte van zeebrieven in de Nederlandse Antillen als zeeschepen worden aangemerkt;
- 2°.
de vaartuigen van het Land of van een der eilandgebieden welke buiten de tonnen in zee varen.
Artikel 89
Onder Nederlandse schepen worden alleen verstaan die vaartuigen welke door de wet betrekkelijk de afgifte van zeebrieven en vergunningen tot het voeren der Nederlandsche vlag als zeeschepen worden aangemerkt.
Artikel 89
-
1. Onder Nederlands-Antilliaanse luchtvaartuigen worden verstaan:
- a.
luchtvaartuigen die zijn ingeschreven in Nederlands-Antilliaanse luchtvaartregisters;
- b.
luchtvaartuigen die zonder bemanning zijn verhuurd aan een huurder die de hoofdzetel van zijn bedrijf, of, indien de huurder niet een zodanige zetel heeft, zijn vaste verblijfplaats, binnen de Nederlandse Antillen heeft.
- a.
-
2. Een luchtvaartuig is in vlucht van het moment af waarop alle buitendeuren, na het instappen, zijn gesloten tot het moment waarop een van de deuren wordt geopend voor het uitstappen. In geval van een noodlanding wordt de vlucht geacht voort te duren totdat de bevoegde autoriteiten de verantwoordelijkheid voor het luchtvaartuig en voor de personen en goederen aan boord overnemen.
Een luchtvaartuig is in bedrijf van het begin van het gereedmaken van dat luchtvaartuig voor een bepaalde vlucht door het grondpersoneel of door de bemanning tot het moment dat sedert de landing 24 uren verstreken zijn. De periode tijdens welke het luchtvaartuig in bedrijf is strekt zich in elk geval uit tot de gehele periode tijdens welke het luchtvaartuig in vlucht is, zoals omschreven in het tweede lid.
Artikel 90
Onder vijand worden begrepen opstandelingen. Onder oorlog wordt begrepen burgeroorlog. Onder tijd van oorlog wordt begrepen de tijd waarin oorlog dreigende is. Tijd van oorlog wordt mede geacht te bestaan zodra dienstplichtigen buitengewoon in werkelijke dienst worden opgeroepen en zolang zij buitengewoon in werkelijke dienst worden gehouden.
Artikel 90a
Onder een bevriende staat wordt verstaan een buitenlandse mogendheid waarmee het Koninkrijk der Nederlanden niet in een gewapend conflict is gewikkeld.
Artikel 90b
-
1. Onder internationaal beschermd persoon wordt verstaan een persoon die valt onder de omschrijving van artikel 1, eerste lid, van het Verdrag inzake de voorkoming en bestraffing van misdrijven tegen internationaal beschermde personen, met inbegrip van diplomaten van 14 december 1973 (Trb. 1981, 69).
-
2. Onder internationaal beschermd persoon wordt mede verstaan een persoon die valt onder de omschrijving van artikel 1, onderdeel a of b, van het Verdrag inzake de veiligheid van VN-personeel en geassocieerd personeel van 9 december 1994 (Trb. 1996, 62).
-
3. Onder beschermde goederen worden verstaan de goederen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van het in het eerste lid genoemde verdrag en artikel 9, eerste lid, onderdeel b, van het in het tweede lid genoemde verdrag.
Artikel 91
Onder dag wordt verstaan een tijd van vier en twintig uren, onder maand een tijd van dertig dagen.
Artikel 92
Onder nacht wordt verstaan de tijd tusschen half zeven uur des avonds en half zes uur des morgens.
Artikel 93
Onder inklimming wordt begrepen ondergraving, alsmede het overschrijden van slooten of grachten tot afsluiting dienende.
Artikel 94
Onder valsche sleutels worden begrepen alle tot opening van het slot niet bestemde werktuigen.
Artikel 95
Onder vee worden verstaan paarden, ezels, muilezels, muildieren, runderen, schapen, bokken, geiten en varkens.
Artikel 95bis
Onder opkooper wordt verstaan hij die van opkoopen een beroep of eene gewoonte maakt. Onder opkoopen worden begrepen alle handelingen, hoe ook genaamd, waarmede kenlijk hetzelfde wordt beoogd.
Artikel 95ter
Onder electriciteitswerken worden verstaan werken dienende tot voortbrenging, geleiding, transformatie of levering van electriciteit en daarmede in verband staande beveiligings-, bevestigings-, ondersteunings- en waarschuwingswerken.
Onder electriciteitswerken worden niet begrepen telegraaf en telefoonwerken.
Artikel 95c
Onder discriminatie wordt verstaan elke vorm van onderscheid, elke uitsluiting, beperking of voorkeur, die ten doel heeft of ten gevolge kan hebben, dat de erkenning, het genot of de uitoefening op voet van gelijkheid van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden op politiek, economisch, sociaal of cultureel terrein of op andere terreinen van het openbare leven, wordt tenietgedaan of aangetast.
Artikel 95d
-
1. Onder telecommunicatie, telecommunicatie-infrastructuur en gegevensverkeer wordt verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Wetboek van Strafvordering.
-
2. Onder aftappen wordt verstaan hetgeen wordt verstaan in artikel 167 van het Wetboek van Strafvordering.
Artikel 96 Slotbepaling
De bepalingen der eerste acht Titels van dit Boek zijn ook toepasselijk op feiten waarop bij andere algemeene verordeningen straf is gesteld, tenzij bij de algemeene verordening anders is bepaald.
TWEEDE BOEK Misdrijven
TITEL I Misdrijven tegen de veiligheid van den Staat.
Artikel 97
De aanslag ondernomen met het oogmerk om den Koning, de regeerende Koningin of den Regent van het leven of de vrijheid te berooven of tot regeeren ongeschikt te maken, wordt gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren.
Artikel 98
De aanslag ondernomen met het oogmerk om den Gouverneur of den waarnemenden Gouverneur van het leven of de vrijheid te berooven of tot het uitoefenen van zijn taak ongeschikt te maken, wordt gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren.
Artikel 99
De aanslag ondernomen met het oogmerk om het grondgebied van den Staat geheel of gedeeltelijk onder vreemde heerschappij te brengen of om een deel daarvan af te scheiden, wordt gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren.
Artikel 99bis
Hij die door geweld of bedreiging met geweld een vergadering van de Raad van Ministers uiteenjaagt, tot het nemen of niet nemen van enig besluit dwingt, een lid uit die vergadering verwijdert of opzettelijk een lid verhindert die vergadering bij te wonen of daarin vrij en onbelemmerd zijn plicht te vervullen, wordt gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren.
Artikel 100
De aanslag, ondernomen met het oogmerk om omwenteling teweeg te brengen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren.
Leiders en aanleggers van een aanslag als in het eerste lid bedoeld, worden gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren.
Artikel 101
Als schuldig aan opstand wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren:
- 1°.
hij, die de wapenen voert tegen het in de Nederlandse Antillen gevestigd openbaar gezag;
- 2°.
hij, die met het oogmerk om zich tegen het in de Nederlandse Antillen gevestigd openbaar gezag te verzetten, optrekt met of zich aansluit bij een bende, die de wapenen voert tegen dat gezag.
Leiders en aanleggers van een opstand worden gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren.
Artikel 102
De samenspanning tot een der in de artikelen 97-101 omschreven misdrijven wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren. Dezelfde straf is toepasselijk op hem, die met het oogmerk om een der in de artikelen 97-101 omschreven misdrijven voor te bereiden of te bevorderen:
- 1°.
een ander tracht te bewegen om het misdrijf te plegen, te doen plegen of mede te plegen, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen;
- 2°.
gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf zich of anderen tracht te verschaffen;
- 3°.
voorwerpen voorhanden heeft waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van het misdrijf;
- 4°.
plannen voor de uitvoering van het misdrijf, welke bestemd zijn om aan anderen te worden medegedeeld, in gereedheid brengt of onder zich heeft;
- 5°.
eenigen maatregel vanwege de Regering genomen om de uitvoering van het misdrijf te voorkomen of te onderdrukken, tracht te beletten, te belemmeren of te verijdelen.
De voorwerpen, in het voorgaande lid, onder 3°, bedoeld, kunnen worden verbeurd verklaard.
Niet strafbaar is hij, van wien blijkt, dat zijn oogmerk enkel gericht is op het voorbereiden of bevorderen van staatkundige veranderingen in algemeenen zin.
Indien in een der gevallen, in de eerste twee leden van dit artikel bedoeld, het misdrijf is gevolgd, kan de straf worden verdubbeld.
Artikel 103
Hij die met een buitenlandsche mogendheid in verstandhouding treedt, met het oogmerk om haar tot het plegen van vijandelijkheden of tot het voeren van oorlog tegen den Staat te bewegen, haar in het daartoe opgevatte voornemen te versterken, haar hulp daarbij toe te zeggen of bij de voorbereiding hulp te verlenen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren.
Indien de vijandelijkheden worden gepleegd of de oorlog uitbreekt, wordt de doodstraf, levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren opgelegd.
Artikel 103a
Met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren wordt gestraft:
- 1°.
hij, die met een in het buitenland gevestigd persoon of lichaam in verstandhouding treedt, met het oogmerk om een zoodanig persoon of lichaam tot het verschaffen van steun aan het voorbereiden, bevorderen of teweegbrengen van omwenteling te bewegen, om een zoodanig persoon of lichaam in het daartoe opgevatte voornemen te versterken of aan een zoodanig persoon of lichaam daarbij hulp toe te zeggen of te verleenen, of om omwenteling voor te bereiden, te bevorderen of teweeg te brengen;
- 2°.
hij, die eenig voorwerp invoert, dat geschikt is tot het verschaffen van stoffelijken steun aan het voorbereiden, bevorderen of teweegbrengen van omwenteling, indien hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden, dat het daartoe bestemd is:
- 3°.
hij, die eenig voorwerp onder zich heeft of tot onderwerp eener overeenkomst maakt, dat geschikt is tot het verschaffen van stoffelijken steun aan het voorbereiden, bevorderden of teweegbrengen van omwenteling, indien hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden, dat het daartoe bestemd is en dat het voorwerp of eenig ander voorwerp, waarvoor het in de plaats is getreden, hetzij met die bestemming is ingevoerd, hetzij door of vanwege een in het buitenland gevestigd persoon of lichaam daartoe is bestemd.
De voorwerpen waarmede of met betrekking tot welke de in het voorgaande lid onder 2° - 3° omschreven misdrijven zijn begaan, kunnen worden verbeurd verklaard.
Artikel 104
Hij die enig gegeven, waarvan de geheimhouding door het belang van de staat wordt geboden, daaronder begrepen enig voorwerp, waaraan een zodanig gegeven kan worden ontleend, opzettelijk mededeelt aan of ter beschikking stelt van een tot kennisneming daarvan niet gerechtigd persoon of lichaam, wordt, indien hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, dat het een zodanig gegeven betreft, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
Met dezelfde straf wordt gestraft hij die enig gegeven, dat van een verboden plaats afkomstig is en tot de veiligheid van de staat in betrekking staat, daaronder begrepen enig voorwerp, waaraan een zodanig gegeven kan worden ontleend, opzettelijk mededeelt aan of ter beschikking stelt van een tot kennisneming daarvan niet gerechtigd persoon of lichaam, indien hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een zodanig gegeven betreft.
Artikel 104a
Hij die enig gegeven als bedoeld in artikel 104 hetzij opzettelijk openbaar maakt, hetzij zonder daartoe gerechtigd te zijn opzettelijk mededeelt aan of ter beschikking stelt van een buitenlandse mogendheid, een in het buitenland gevestigd persoon of lichaam, dan wel een zodanig persoon of lichaam, dat gevaar ontstaat dat het gegeven aan een buitenlandse mogendheid of aan een in het buitenland gevestigd persoon of lichaam bekend wordt, wordt, indien hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, dat het een zodanig gegeven betreft, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren.
Indien de schuldige heeft gehandeld in tijd van oorlog dan wel in dienst of in opdracht van een buitenlandse mogendheid of van een in het buitenland gevestigd persoon of lichaam, kan levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren worden opgelegd.
Handelingen gepleegd ter voorbereiding van een misdrijf als omschreven in de voorgaande leden worden gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
Artikel 104b
Hij aan wiens schuld te wijten is, dat enig gegeven als bedoeld in artikel 104 openbaar wordt gemaakt dan wel ter beschikking komt van een tot kennisneming daarvan niet gerechtigd persoon of lichaam, wordt gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste één jaar.
Artikel 104c
-
1. Met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren wordt gestraft:
- 1°.
hij die opzettelijk enig gegeven als bedoeld in artikel 104, zonder daartoe gerechtigd te zijn, onder zich neemt of houdt;
- 2°.
hij die enige handeling verricht, ondernomen met het oogmerk om, zonder daartoe gerechtigd te zijn, de beschikking te krijgen over enig gegeven als bedoeld in artikel 104;
- 3°.
hij die tersluik, onder een vals voorgeven, door middel van een vermomming of langs een andere dan de gewone toegang op of in een verboden plaats komt of tracht te komen, aldaar in dier voege aanwezig is, of zich op een van die wijzen of door een van die middelen vandaar verwijdert of tracht te verwijderen.
De bepalingen onder 3° is niet toepasselijk, indien de rechter blijkt, dat de dader niet heeft gehandeld met het oogmerk bedoeld onder 2°.
- 1°.
Artikel 105
Hij die eene hem vanwege de Regering opgedragen onderhandeling met eene buitenlandsche mogendheid opzettelijk ten nadeele van den Staat voert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.
Artikel 106
Met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren wordt gestraft:
- 1°.
hij die in geval van een oorlog, waarin het Koninkrijk niet betrokken is, opzettelijk enige handeling verricht, waardoor het gevaar ontstaat, dat de Staat in een oorlog wordt betrokken, of enig van regeringswege gegeven en bekend gemaakt bijzonder voorschrift tot handhaving van het niet deelnemen aan de oorlog opzettelijk overtreedt;
- 2°.
hij die in tijd van oorlog, enig voorschrift van regeringswege in het belang van de veiligheid van de Staat gegeven en bekend gemaakt, opzettelijk overtreedt.
Artikel 106a
Artikel 106 onder 1° vindt overeenkomstige toepassing in geval van een gewapend conflict, dat niet als oorlog kan worden aangemerkt.
Artikel 106b
-
1. Hij die op enigerlei wijze opzettelijk van het grondgebied van de Nederlandse Antillen gebruik maakt bij het voorbereiden, bevorderen, teweegbrengen of uitvoeren van hetzij een gewelddadige omwenteling op het grondgebied van een bevriende mogendheid, hetzij enige andere tegen een dergelijke mogendheid of haar regering gerichte illegale actie, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren.
-
2. Hij aan wiens schuld te wijten is dat van het grondgebied van de Nederlandse Antillen op enigerlei wijze gebruik wordt gemaakt bij enige handeling als bedoeld in het voorgaande lid wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren.
-
3. Onder het grondgebied van de Nederlandse Antillen wordt voor de toepassing van dit artikel mede verstaan de territoriale zee rond en het luchtruim boven de Nederlandse Antillen.
-
4. Met gelijke straf en naar de onderscheiding, gemaakt in het eerste en tweede lid van dit artikel wordt gestraft de ingezetene van de Nederlandse Antillen, die deelneemt aan een poging tot gewelddadige omwenteling op het grondgebied van een bevriende mogendheid.
Artikel 107
De Nederlander die vrijwillig in krijgsdienst treedt bij eene buitenlandsche mogendheid, wetende dat deze met het Koninkrijk in oorlog is of in het vooruitzicht van een oorlog met het Koninkrijk, wordt, in het laatste geval indien de oorlog uitbreekt, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren.
Artikel 108
Met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren wordt gestraft hij die opzettelijk, in tijd van oorlog, den vijand hulp verleent of den Staat tegenover den vijand benadeelt.
Levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren wordt toegepast indien de dader:
- 1°.
eenige kaart, plan, teekening of beschrijving van militaire werken of eenige inlichting betreffende militaire bewegingen of ontwerpen den vijand mededeelt of in handen speelt;
- 2°.
als verspieder den vijand dient of een verspieder des vijands opneemt, verbergt of voorthelpt.
De doodstraf, levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren wordt toegepast indien de dader:
- 1°.
eenige versterkte of bezette plaats of post, eenig middel van gemeenschap, eenig magazijn, eenigen krijgsvoorraad, enige krijgskas of enige verboden plaats, of wel de vloot of het leger of eenig deel daarvan aan den vijand verraadt, in ‘s vijands macht brengt, vernielt of onbruikbaar maakt, of eenige tot afweer of aanval beraamde of uitgevoerde onderwaterzetting of ander militair werk belet, belemmert of verijdelt;
- 2°.
hetzij oproer, hetzij muiterij of desertie onder het krijgsvolk teweegbrengt of bevordert,
- 1°.
Artikel 109
De samenspanning tot een der in artikel 108 omschreven misdrijven wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren.
Artikel 110
Met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren wordt gestraft hij die, in tijd van oorlog, zonder oogmerk om den vijand hulp te verleenen of den Staat tegenover den vijand te benadeelen, opzettelijk:
- 1°.
een verspieder des vijands opneemt, verbergt of voorthelpt;
- 2°.
desertie van een krijgsman, in dienst van het Koninkrijk teweegbrengt of bevordert.
Artikel 111
Hij die in tijd van oorlog eenige bedriegelijke handeling pleegt bij levering van benoodigdheden ten dienste van de krijgsmacht, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.
Met dezelfde straf wordt gestraft hij die, met het opzicht over de levering der goederen belast, de bedriegelijke handeling opzettelijk toelaat.
Artikel 112
Bij veroordeeling wegens een der in de artikelen 97 en 98 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 32, N°. 1 - 4, vermelde rechten worden uitgesproken.
Bij veroordeeling wegens een der in de artikelen 99 - 109 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 32, N°. 1 - 3, vermelde rechten worden uitgesproken.
Bij veroordeeling wegens het in artikel 111 omschreven misdrijf, kan de schuldige worden ontzet van de uitoefening van het beroep waarin hij het misdrijf begaan heeft en van de in artikel 32, N°. 1 - 4, vermelde rechten, en kan de openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak worden gelast.
Artikel 113
De straffen gesteld op de in de artikelen 108 - 111 omschreven feiten, zijn toepasselijk indien een dier feiten wordt gepleegd tegen of met betrekking tot de bondgenooten van den Staat in een gemeenschappelijken oorlog.
Artikel 113a
Indien een misdrijf, strafbaar gesteld in artikel 101, eerste lid, 102, eerste en tweede lid, is begaan met een terroristisch oogmerk, wordt de in dat artikel bepaalde tijdelijke gevangenisstraf met de helft verhoogd en wordt, indien op het misdrijf een tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren is gesteld, levenslange gevangenisstraf of tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste vierentwintig jaren opgelegd.
TITEL II Misdrijven tegen de Koninklijke waardigheid en tegen de waardigheid van den Gouverneur
Artikel 114
-
1. De aanslag op het leven of de vrijheid van de niet-regeerende Koningin, van den troonopvolger, of van een lid van het Koninklijk huis, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren.
-
2. Indien de aanslag op het leven den dood tengevolge heeft of met voorbedachten rade wordt ondernomen, wordt levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren opgelegd.
Artikel 115
Elke feitelijke aanranding van den persoon des Konings of der Koningin, die niet valt in eene zwaardere strafbepaling, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren en zes maanden.
Artikel 116
Elke feitelijke aanranding van den persoon van den troonopvolger, van een lid van het Koninklijk huis, of van den Regent, die niet valt in eene zwaardere strafbepaling, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
Artikel 117
Elke feitelijke aanranding van den persoon van den Gouverneur of van den waarnemenden Gouverneur, die niet valt in eene zwaardere strafbepaling, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
Artikel 118
Opzettelijke beleediging den Koning of der Koningin aangedaan, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Artikel 119
Opzettelijke beleediging den troonopvolger, een lid van het Koninklijk huis of den Regent aangedaan wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Artikel 120
Opzettelijke beleediging den Gouverneur of den waarnemenden Gouverneur aangedaan, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Artikel 121
Hij die een geschrift of afbeelding, waarin eene beleediging voorkomt voor den Koning, de Koningin, den troonopvolger, een lid van het Koninklijk huis, den Regent, den Gouverneur of den waarnemende Gouverneur, met het oogmerk om aan den beleedigenden inhoud ruchtbaarheid te geven of de ruchtbaarheid daarvan te vermeerderen, verspreidt, openlijk ten toon stelt of aanslaat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Indien de schuldige het misdrijf in zijn beroep begaat en er, tijdens het plegen van het misdrijf, nog geen twee jaren zijn verloopen, sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige wegens gelijk misdrijf onherroepelijk is geworden, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.
Artikel 122
Bij veroordeeling wegens een der in de artikelen 114 en 115 - 117 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 32, N°. 1 - 4, vermelde rechten worden uitgesproken.
Bij veroordeeling wegens een der in de artikelen 118 - 120 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 32, N°. 1 - 3, vermelde rechten worden uitgesproken.
Artikel 122a
-
1. Indien een misdrijf, strafbaar gesteld in artikel 114, is begaan met een terroristisch oogmerk, wordt de schuldige gestraft met levenslange of tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste vierentwintig jaren.
-
2. Indien een misdrijf, strafbaar gesteld in de artikelen 115 en 116, is begaan met een terroristisch oogmerk, wordt de in dat artikel bepaalde tijdelijke gevangenisstraf met de helft verhoogd.
Artikel 122b
De samenspanning tot de in artikel 114 omschreven misdrijven, te begaan met een terroristisch oogmerk, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.
TITEL III Misdrijven tegen hoofden van bevriende Staten en andere internationaal beschermde personen
Artikel 123
De aanslag op het leven of de vrijheid van een regeerend vorst of ander hoofd van een bevrienden Staat wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren. Indien de aanslag op het leven den dood tengevolge heeft of met voorbedachten rade wordt ondernomen, wordt levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren opgelegd.
Artikel 124
Elke feitelijk aanranding van den persoon van een regeerend vorst of ander hoofd van een bevrienden Staat, die niet valt in eene zwaardere strafbepaling, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
Artikel 124a
-
1. De aanslag op het leven of de vrijheid van een internationaal beschermd persoon wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.
-
2. Indien de aanslag op het leven de dood ten gevolge heeft of met voorbedachten rade wordt ondernomen, kan levenslange gevangenisstraf of tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste vierentwintig jaren worden opgelegd.
Artikel 124b
Elke feitelijke aanranding van de persoon van een internationaal beschermd persoon, die niet valt in een zwaardere strafbepaling, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van ten hoogste vijfentwintigduizend gulden.
Artikel 124c
Hij die opzettelijk geweld pleegt tegen de beschermde goederen van een internationaal beschermd persoon wordt, indien daardoor gevaar voor de veiligheid of de vrijheid van die persoon te duchten is, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren.
Artikel 125
Opzettelijke beleediging van een regeerend vorst of ander hoofd van een bevrienden Staat aangedaan, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Artikel 126
Opzettelijke beleediging eenen vertegenwoordiger van eene buitenlandsche mogendheid bij de Regering van het Koninkrijk in zijne hoedanigheid aangedaan, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.
Artikel 127
Hij die een geschrift of afbeelding, waarin eene beleediging voorkomt voor een regeerend vorst of ander hoofd van een bevrienden Staat of voor een vertegenwoordiger van eene buitenlandsche mogendheid bij de Regering van het Koninkrijk in zijne hoedanigheid, met het oogmerk om aan den beleedigenden inhoud ruchtbaarheid te geven of de ruchtbaarheid daarvan te vermeerderen, verspreidt, openlijk ten toon stelt of aanslaat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Indien de schuldige het misdrijf in zijn beroep begaat en er, tijdens het plegen van het misdrijf, nog geen twee jaren zijn verloopen, sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige wegens gelijk misdrijf onherroepelijk is geworden, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.
Artikel 128
Bij veroordeeling wegens een der in de artikelen 123 en 124 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 32, N° 1 - 4, vermelde rechten worden uitgesproken.
Bij veroordeeling wegens een der in de artikelen 125 en 126 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 32, N° 1 - 3, vermelde rechten worden uitgesproken.
Artikel 128a
-
1. Indien een misdrijf, strafbaar gesteld in de artikelen 123, eerste lid, 124a en 124c is begaan met een terroristisch oogmerk, wordt de schuldige gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste vierentwintig jaren.
-
2. Indien een misdrijf, strafbaar gesteld in artikel 124b, is begaan met een terroristisch oogmerk, wordt de in dat artikel bepaalde tijdelijke gevangenisstraf met de helft verhoogd.
Artikel 128b
De samenspanning tot de in artikel 123, eerste lid, 124a en 124c omschreven misdrijven, te begaan met een terroristisch oogmerk, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.
TITEL IV Misdrijven betreffende de uitoefening van staatsplichten en staatsrechten
Artikel 129
Hij die door geweld of bedreiging met geweld een vergadering van de Staten of van hun krachtens het reglement van orde gevormde of benoemde commissies uiteenjaagt, tot het nemen of niet nemen van enig besluit dwingt, een lid uit die vergadering verwijdert of opzettelijk een lid verhindert die vergadering bij te wonen of daarin vrij en onbelemmerd zijn plicht te vervullen, wordt gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren.
Artikel 130
De samenspanning tot het in artikel 129 omschreven misdrijf wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren. Artikel 102, tweede, derde en vierde lid is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 131
Hij die bij gelegenheid eener krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven verkiezing, door geweld of bedreiging met geweld opzettelijk iemand verhindert zijn kiesrecht vrij en onbelemmerd uit te oefenen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar.
Artikel 132
Hij die bij gelegenheid eener krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven verkiezing, door gift of belofte iemand omkoopt om zijn kiesrecht hetzij niet, hetzij op bepaalde wijze uit te oefenen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Dezelfde straf wordt toegepast op de kiezer of de gemachtigde van een kiezer die zich door gift of belofte tot een of ander laat omkoopen.
Artikel 133
Hij die bij gelegenheid eener krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven verkiezing, eenige bedriegelijke handeling pleegt waardoor de stem van een kiezer van onwaarde wordt of een ander dan de door dien kiezer bedoelde persoon wordt aangewezen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden.
Artikel 134
Hij die opzettelijk zich voor een ander uitgevende, aan eene krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven verkiezing deelneemt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar.
Artikel 135
Hij die, bij gelegenheid eener krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven verkiezing, opzettelijk eene plaats gehad hebbende stemming verijdelt of eenige bedriegelijke handeling pleegt waardoor aan de stemming een andere uitslag wordt gegeven dan door de wettig ingeleverde stembiljetten zou zijn verkregen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar en zes maanden.
Artikel 136
Bij veroordeeling wegens het in artikel 129 omschreven misdrijf kan ontzetting van de in artikel 32, N°. 1 - 3, vermelde rechten worden uitgesproken. Bij veroordeeling wegens een der in de artikelen 130 - 135 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 32 N°. 3 vermelde rechten worden uitgesproken.
Artikel 136a
Indien een misdrijf, strafbaar gesteld in artikel 130, is begaan met een terroristisch oogmerk, wordt de in dat artikel bepaalde tijdelijke gevangenisstraf met de helft verhoogd.
TITEL V Misdrijven tegen de openbare orde
Artikel 136bis
Hij die zich opzettelijk uit in woord, geschrift of afbeelding, waarin, zij het ook zijdelings, voorwaardelijk of in bedekte termen, verstoring der openbare orde of omverwerping dan wel aanranding van het in Nederland, Suriname, de Nederlandse Antillen of Nederlands Nieuw-Guinea gevestigde gezag wordt aangeprezen of daarvoor stemming wordt gemaakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.
Artikel 136ter
Hij die een geschrift of afbeelding waarin, zij het ook zijdelings, voorwaardelijk of in bedekte termen, verstoring der openbare orde of omverwerping dan wel aanranding van het in Nederland, Suriname, de Nederlandse Antillen of Nederlands Nieuw-Guinea gevestigde gezag wordt aangeprezen of daarvoor stemming wordt gemaakt met het oogmerk om aan den inhoud ruchtbaarheid te geven of de ruchtbaarheid daarvan te vermeerderen, verspreidt, openlijk ten toon stelt of aanslaat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.
Artikel 136quater
Hij, die opzettelijk in het openbaar uiting geeft aan zoodanige gevoelens van vijandschap, haat of minachting jegens de Regering van Nederland, Suriname of de Nederlandse Antillen, of jegens het Bestuur van Nederlands Nieuw-Guinea, die zouden kunnen leiden tot ondermijning van het openbaar gezag, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren en zes maanden, of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Artikel 136quinquies
Hij, die opzettelijk een geschrift of afbeelding, waarin zoodanige gevoelens van vijandschap, haat of minachting jegens de Regering van Nederland, Suriname of de Nederlandse Antillen, of jegens het Bestuur van Nederlands Nieuw-Guinea tot uiting komen, die zouden kunnen leiden tot ondermijning van het openbaar gezag, met het oogmerk om aan den inhoud ruchtbaarheid te geven of de ruchtbaarheid daarvan te vermeerderen, verspreidt, openlijk ten toon stelt of aanslaat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Artikel 137
Hij, die, mondeling of bij geschrifte, in het openbaar tot eenig strafbaar feit, tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag of tot eenige ongehoorzaamheid hetzij aan eene algemeene verordening hetzij aan een krachtens eene algemeene verordening gegeven ambtelijk bevel opruit, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.
Artikel 138
Hij, die een geschrift, waarin tot eenig strafbaar feit, tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag of tot eenige ongehoorzaamheid als in het vorige artikel omschreven wordt opgeruid, met het oogmerk om aan den opruienden inhoud ruchtbaarheid te geven of de ruchtbaarheid daarvan te vermeerderen, verspreidt, openlijk ten toon stelt of aanslaat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Artikel 138a
Bij veroordeling wegens een der misdrijven, omschreven in de artikelen 136a t/m 138 [bedoeld zal zijn: 136bis t/m 138], kan ontzetting van de in artikel 32 vermelde rechten worden uitgesproken.
Artikel 139
Hij die in het openbaar, mondeling of bij geschrifte, aanbiedt inlichtingen, gelegenheid of middelen te verschaffen om eenig strafbaar feit te plegen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Artikel 140
Hij die een geschrift waarin wordt aangeboden inlichtingen, gelegenheid of middelen te verschaffen om eenig strafbaar feit te plegen, met het oogmerk om aan dat aanbod ruchtbaarheid te geven of de ruchtbaarheid daarvan te vermeerderen, verspreidt, openlijk ten toon stelt of aanslaat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Indien de schuldige het misdrijf in zijn beroep begaat en er, tijdens het plegen van het misdrijf, nog geen vijf jaren zijn verloopen, sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige wegens gelijk misdrijf onherroepelijk is geworden, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.
Artikel 140bis
Hij die door een der in artikel 49 N°. 2° vermelde middelen een ander tracht te bewegen om een misdrijf te begaan, wordt, indien het misdrijf of een strafbare poging daartoe niet is gevolgd, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden, echter met dien verstande dat nimmer eene zwaardere straf wordt uitgesproken dan terzake van poging tot het misdrijf of, indien zoodanige poging niet strafbaar is, terzake van het misdrijf zelf kan worden opgelegd. Deze bepaling is op hem niet van toepassing, indien het misdrijf of eene strafbare poging daartoe niet is gevolgd ten gevolge van omstandigheden van zijnen wil afhankelijk.
Artikel 141
Hij die, kennis dragende van een strafbare samenspanning tot enig misdrijf dan wel van een voornemen tot het plegen van een terroristisch misdrijf op een tijdstip waarop het plegen van dit misdrijf nog kan worden voorkomen, opzettelijk nalaat daarvan tijdig voldoende kennis te geven, hetzij aan de ambtenaren van de justitie of politie, hetzij aan de bedreigde, wordt, indien het misdrijf is gevolgd, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van ten hoogste vijfentwintigduizend gulden.
Artikel 142
Hij die, kennis dragende van een voornemen tot het plegen van een der in de artikelen 97-117 omschreven misdrijven, tot desertie in tijd van oorlog, tot militair verraad, tot moord, menschenroof of verkrachting of tot een der in Titel VII van dit Boek omschreven misdrijven voor zoover daardoor levensgevaar wordt veroorzaakt, op een tijdstip waarop het plegen van deze misdrijven nog kan worden voorkomen, opzettelijk nalaat daarvan tijdig voldoende kennis te geven, hetzij aan de ambtenaren der justitie of politie, hetzij aan den bedreigde, wordt, indien het misdrijf is gevolgd, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Dezelfde straf is toepasselijk op hem die, kennis dragende van eenig in het eerste lid vermeld reeds gepleegd misdrijf waardoor levensgevaar is ontstaan, op een tijdstip waarop de gevolgen nog kunnen worden afgewend, opzettelijk nalaat daarvan gelijke kennisgeving te doen.
Artikel 143
De bepalingen van de artikelen 141 en 142 zijn niet van toepassing op hem die door de kennisgeving gevaar voor eene strafvervolging zou doen ontstaan voor zich zelven, voor een zijner bloedverwanten of aangehuwden in de rechte linie of in den tweeden of derden graad der zijlinie, voor zijn echtgenoot of gewezen echtgenoot, of voor een ander bij wiens vervolging hij zich, uit hoofde van zijn ambt of beroep, van het afleggen van getuigenis zou kunnen verschoonen.
Artikel 143a
Hij die zich in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, opzettelijk beledigend uitlaat over een groep mensen wegens hun ras, hun godsdienst of hun levensovertuiging, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste tienduizend gulden.
Artikel 143b
Hij die in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, aanzet tot haat tegen of discriminatie van mensen of gewelddadig optreden tegen persoon of goed van mensen wegens hun ras, hun godsdienst of hun levensovertuiging, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste tienduizend gulden.
Artikel 143c
-
1. Hij die, anders dan ten behoeve van zakelijke berichtgeving,
- 1°.
een uitlating openbaarmaakt, die, naar hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, voor een groep mensen wegens hun ras, hun godsdienst of hun levensovertuiging beledigend is of aanzet tot haat of discriminatie van mensen of gewelddadig optreden tegen persoon of goed van mensen wegens hun ras, hun godsdienst of hun levensovertuiging;*
- 2°.
een voorwerp waarin, naar hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, zulk een uitlating is vervat, verspreidt of ter openbaarmaking van die uitlating of verspreiding in voorraad heeft; wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste vijfduizend gulden.
- 1°.
-
2. Indien de schuldige een der strafbare feiten, omschreven in dit artikel, in zijn beroep begaat en er, tijdens het plegen van dit feit, nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens een van deze misdrijven onherroepelijk is geworden, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.
Artikel 144
Hij die, hetzij in de woning of in het bij eene woning behorend erf, hetzij in het besloten lokaal of erf, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringt of, wederrechtelijk aldaar vertoevende, zich niet op de vordering van of vanwege den rechthebbende aanstonds verwijdert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Hij die zich den toegang heeft verschaft door middel van braak of inklimming, van valsche sleutels, van een valsche order of van een valsch kostuum, of die, zonder voorkennis van den rechthebbende en anders dan tengevolge van vergissing binnengekomen, aldaar bij nacht wordt aangetroffen, wordt geacht te zijn binnengedrongen.
Indien hij bedreigingen uit of zich bedient van middelen geschikt om vrees aan te jagen, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar.
De in het eerste en derde lid bepaalde straffen kunnen met een derde worden verhoogd, indien twee of meer vereenigde personen het misdrijf plegen.
Artikel 145
Hij die in een voor den openbaren dienst bestemd lokaal wederrechtelijk binnendringt of, wederrechtelijk aldaar vertoevende, zich niet op de vordering van den bevoegden ambtenaar aanstonds verwijdert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Hij die zich den toegang heeft verschaft door middel van braak of inklimming, van valsche sleutels, van een valsche order of een valsch kostuum, of die zonder voorkennis van den bevoegden ambtenaar en anders dan tengevolge van vergissing binnengekomen, aldaar bij nacht wordt aangetroffen, wordt geacht te zijn binnengedrongen.
Indien hij bedreigingen uit of zich bedient van middelen geschikt om vrees aan te jagen, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar.
De in het eerste en derde lid bepaalde straffen kunnen met een derde worden verhoogd, indien twee of meer vereenigde personen het misdrijf plegen.
Artikel 145a
-
1. Hij die gegevensverkeer dat niet voor hem, mede voor hem of voor degeen in wiens opdracht hij handelt, is bestemd, opzettelijk met een technisch hulpmiddel aftapt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste vijfentwintigduizend gulden.
-
2. Het eerste lid is niet van toepassing op het aftappen:
- a.
van door middel van een radio-elektrische ontvanginrichting ontvangen gegevens,tenzij om de ontvangst mogelijk te maken een bijzondere inspanning is geleverd of een niet toegestane ontvanginrichting is gebruikt;
- b.
door of in opdracht van de gerechtigde tot een voor de telecommunicatie gebezigde aansluiting of inrichting, behoudens in geval van kennelijk misbruik;
- c.
ten behoeve van de goede werking van de telecommunicatie-infrastructuur, ten behoeve van de strafvordering, dan wel op bijzondere last van de minister van Algemene Zaken, de minister van Justitie en de minister van Verkeer en Vervoer gezamenlijk, telkens voor de duur van ten hoogste drie maanden aan het Hoofd van de Veiligheidsdienst Nederlandse Antillen te geven, in gevallen waarin zulks nodig is in het belang van de veiligheid van het Land.
- a.
-
3. Ten behoeve van het toezicht op het gebruik van de bevoegdheid tot het geven van een bijzondere last als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, alsmede op het gebruik van deze bijzondere last door het Hoofd van de Veiligheidsdienst Nederlandse Antillen, kunnen regels worden gesteld bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen.
Artikel 145b
Hij die met het oogmerk dat daardoor gegevensverkeer als bedoeld in artikel 145a, eerste lid, wederrechtelijk wordt afgetapt, een technisch hulpmiddel op een bepaalde plaats aanwezig doet zijn, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste vijfentwintigduizend gulden.
Artikel 145c
Met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste vijfentwintigduizend gulden wordt gestraft:
- a.
hij die beschikking heeft over een voorwerp waarop, naar hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, gegevens zijn vastgelegd die door wederrechtelijk aftappen van gegevensverkeer zijn verkregen;
- b.
hij die gegevens die hij door wederrechtelijk aftappen van gegevensverkeer heeft verkregen of die, naar hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, ten gevolge van zulk aftappen te zijner kennis zijn gekomen, opzettelijk aan een ander bekend maakt;
- c.
hij die een voorwerp als bedoeld in onderdeel a opzettelijk ter beschikking stelt van een ander.
Artikel 146
Deelneming aan eene organisatie, die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren.
Deelneming aan een andere bij algemeene verordening verboden organisatie wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Ten aanzien der oprichters of bestuurders kunnen deze straffen met een derde worden verhoogd.
Artikel 146a
-
1. Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste achttien jaren.
-
2. Oprichters, leiders of bestuurders van een organisatie als bedoeld in het eerste lid, worden gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste vierentwintig jaren.
-
3. Onder deelneming als omschreven in het eerste lid wordt mede begrepen het verlenen van geldelijke of andere stoffelijke steun aan alsmede het werven van gelden of personen ten behoeve van de in dat lid omschreven organisatie.
Artikel 147
Zij die openlijk met vereenigde krachten geweld plegen tegen personen of goederen worden gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren en zes maanden.
De schuldige wordt gestraft:
- 1°.
met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren, indien hij opzettelijk goederen vernielt of indien het door hem gepleegde geweld eenig lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
- 2°.
met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren, indien dat geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
- 3°.
met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren, indien dat geweld den dood ten gevolge heeft.
Artikel 83 blijft buiten toepassing.
Artikel 147bis
Hij, die door het opzettelijk verspreiden van een logenachtig bericht onrust verwekt onder de bevolking, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Artikel 148
Hij die opzettelijk door valsche alarmkreten of signalen de rust verstoort, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee weken of geldboete van ten hoogste zestig gulden.
Artikel 149
Hij die door geweld of bedreiging met geweld eene geoorloofde openbare vergadering verhindert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen maanden.
Artikel 150
Hij die opzettelijk door het verwekken van wanorde of het maken van gedruisch eene geoorloofde openbare vergadering stoort, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee weken of geldboete van ten hoogste zestig gulden.
Artikel 151
Hij die door geweld of bedreiging met geweld hetzij eene geoorloofde openbare godsdienstige bijeenkomst, hetzij eene geoorloofde kerkelijke plechtigheid of lijkplechtigheid verhindert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar.
Artikel 152
Hij die opzettelijk door het verwekken van wanorde of het maken van gedruisch hetzij eene geoorloofde openbare godsdienstige bijeenkomst, hetzij eene geoorloofde kerkelijke plechtigheid of lijkplechtigheid stoort, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste eene maand of geldboete van ten hoogste honderd twintig gulden.
Artikel 153
Met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste honderd twintig gulden wordt gestraft:
- 1°.
hij die zich in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, door smalende Godslasteringen op voor godsdienstige gevoelens krenkende wijze uitlaat;
- 2°.
hij die een bedienaar van den godsdienst in de geoorloofde waarneming zijner bediening bespot;
- 3°.
hij die voorwerpen aan eenen eeredienst gewijd, waar en wanneer de uitoefening van dien dienst geoorloofd is, beschimpt.
Artikel 154
Hij die opzettelijk den geoorloofden toegang tot eene begraafplaats of crematorium of het geoorloofd vervoer van een lijk naar eene begraafplaats of crematorium verhindert of belemmert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste eene maand of geldboete van ten hoogste honderd twintig gulden.
Artikel 155
Hij die opzettelijk een graf schendt of eenig op eene begraafplaats opgericht gedenkteeken opzettelijk en wederrechtelijk vernielt of beschadigt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar.
Artikel 156
Hij die opzettelijk en wederrechtelijk een lijk opgraaft of wegneemt of een opgegraven of weggenomen lijk verplaatst of vervoert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Artikel 157
Hij die een lijk begraaft, verbrandt, vernietigt, verbergt, wegvoert of wegmaakt, met het oogmerk om het feit of de oorzaak van het overlijden, dan wel van het dood ter wereld komen te verhelen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaar of geldboete van ten hoogste duizend gulden.
TITEL VI Tweegevecht
Artikel 158
Met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden wordt gestraft:
- 1°.
hij die iemand tot eene uitdaging tot tweegevecht of tot het aannemen van eene uitdaging aanzet, indien daarop een tweegevecht volgt;
- 2°.
hij die opzettelijk eene uitdaging overbrengt, indien daarop een tweegevecht volgt.
Artikel 159
Met gevangenisstraf van ten hoogste vier maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden wordt gestraft hij die iemand in het openbaar of in tegenwoordigheid van derden verwijtingen doet of hem aan bespotting prijs geeft, omdat hij niet tot tweegevecht heeft uitgedaagd of omdat hij een uitdaging heeft afgewezen.
Artikel 160
Tweegevecht wordt ten aanzien van hem die zijne tegenpartij geen lichamelijk letsel toebrengt, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden.
Hij die zijne tegenpartij eenig lichamelijk letsel toebrengt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar.
Hij die zijne tegenpartij zwaar lichamelijk letsel toebrengt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.
Hij die zijne tegenpartij van het leven berooft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of, indien het tweegevecht op leven of dood was aangegaan, met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.
Poging tot tweegevecht is niet strafbaar.
Artikel 161
Op hem die in een tweegevecht zijne tegenpartij van het leven berooft of haar eenig lichamelijk letsel toebrengt, worden de bepalingen omtrent moord, doodslag of mishandeling toegepast:
- 1°.
indien de voorwaarden niet vooraf zijn geregeld;
- 2°.
indien het tweegevecht niet plaats heeft in tegenwoordigheid van wederzijdsche getuigen;
- 3°.
indien de dader, opzettelijk en ten nadeele van de tegenpartij, zich aan eenige bedriegelijke handeling schuldig maakt of van de voorwaarden afwijkt.
Artikel 162
-
Getuigen en geneeskundigen die een tweegevecht bijwonen, zijn niet strafbaar.
-
2. De getuigen worden gestraft:
- 1°.
met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren, indien de voorwaarden niet vooraf zijn geregeld, of indien zij partijen tot voortzetting van het tweegevecht aanzetten;
- 2°.
met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren, indien zij, opzettelijk en ten nadeele van eene of beide partijen, zich aan eenige bedriegelijke handeling schuldig maken of eenige door partijen gepleegde bedriegelijke handeling toelaten, of toelaten dat van de voorwaarden wordt afgeweken.
De bepalingen omtrent moord, doodslag of mishandeling worden toegepast op den getuige bij een tweegevecht, waarin eene der partijen van het leven is beroofd of haar eenig lichamelijk letsel is toegebracht, indien hij, opzettelijk en ten nadeele van die partij, zich aan eenige bedriegelijke handeling heeft schuldig gemaakt of eenige bedriegelijke handeling heeft toegelaten, of heeft toegelaten dat ten nadeele van den verslagene of verwonde van de voorwaarden is afgeweken.
- 1°.
TITEL VII Misdrijven waardoor de algemeene veiligheid van personen of goederen wordt in gevaar gebracht
Artikel 163
Hij die opzettelijk brand sticht, eene ontploffing teweegbrengt of eene overstrooming veroorzaakt, wordt gestraft:
- 1°.
met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren, indien daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
- 2°.
met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is;
- 3°.
met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft.
Artikel 164
Hij aan wiens schuld brand, ontploffing of overstrooming te wijten is, wordt gestraft:
- 1°.
met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden, indien daardoor gemeen gevaar voor goederen ontstaat;
- 2°.
met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste zes maanden, of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden, indien daardoor levensgevaar voor een ander ontstaat;
- 3°.
met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar, indien het feit iemands dood ten gevolge heeft.
Artikel 165
Hij die opzettelijk bij of in het vooruitzicht van brand bluschgereedschappen of bluschmiddelen wederrechtelijk verbergt of onbruikbaar maakt, of op eenige wijze de blussching van brand verhindert of belemmert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
Artikel 166
Hij die opzettelijk bij of in het vooruitzicht van watersnood, dijkmaterialen of gereedschappen wederrechtelijk verbergt of onbruikbaar maakt, eenige poging tot herstel van dijken of andere waterstaatswerken verijdelt, of de aangewende middelen tot het voorkomen of stuiten van overstrooming tegenwerkt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
Artikel 167
Hij die opzettelijk enig werk, dienend tot waterkering, waterlozing, gas- of waterleiding of riolering, vernielt, onbruikbaar maakt of beschadigt, wordt gestraft:
- 1°.
met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren, indien daarvan gevaar voor overstroming of gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
- 2°.
met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is;
- 3°.
met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft.
Artikel 167a
Hij die opzettelijk eenig electriciteitswerk vernielt, beschadigt of onbruikbaar maakt, stoornis in den gang of in de werking van zoodanig werk veroorzaakt, of een ten opzichte van zoodanig werk genomen veiligheidsmaatregel verijdelt, wordt gestraft:
- 1°.
met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden, indien daardoor verhindering of bemoeilijking van stroomlevering ten algemeenen nutte ontstaat;
- 2°.
met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren, indien daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
- 3°.
met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is;
- 4°.
met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft.
Artikel 167b
Hij aan wiens schuld te wijten is, dat eenig electriciteitswerk wordt vernield, beschadigd, of onbruikbaar gemaakt, dat stoornis in den gang of in de werking van zoodanig werk ontstaat, of dat een ten opzichte van zoodanig werk genomen veiligheidsmaatregel wordt verijdeld, wordt gestraft:
- 1°.
met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden, indien daardoor verhindering of bemoeilijking van stroomlevering ten algemeenen nutte of gemeen gevaar voor goederen ontstaat;
- 2°.
met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden, indien daardoor levensgevaar voor een ander ontstaat;
- 3°.
met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar, indien het feit iemands dood ten gevolge heeft.
Artikel 167c
Hij die opzettelijk mensen, dieren, planten of goederen aan ioniserende stralen blootstelt, dan wel mensen, dieren, planten, goederen, bodem, water of lucht met radioactieve stoffen besmet, wordt gestraft:
- 1°.
met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren, indien daarvan gevaar voor de openbare gezondheid of levensgevaar voor een ander te duchten is;
- 2°.
met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste vierentwintig jaren, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft.
Artikel 167d
Hij aan wiens schuld te wijten is dat mensen, dieren, planten of goederen aan ioniserende stralen worden blootgesteld, dan wel mensen, dieren, planten, goederen, bodem, water of lucht met radioactieve stoffen worden besmet, wordt gestraft:
- 1°.
met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste tienduizend gulden, indien daarvan gevaar voor de openbare gezondheid of levensgevaar voor een ander te duchten is;
- 2°.
met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van ten hoogste vijfentwintigduizend gulden, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft.
Artikel 167e
Hij die opzettelijk enig geautomatiseerd werk of enig werk voor telecommunicatie vernielt, beschadigt of onbruikbaar maakt, stoornis in de gang of in de werking van zodanig werk veroorzaakt, of een ten opzichte van zodanig werk genomen veiligheidsmaatregel verijdelt, wordt gestraft:
- 1°.
met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van ten hoogste vijfentwintigduizend gulden, indien daardoor wederrechtelijk verhindering of bemoeilijking van de opslag, verwerking of overdracht van gegevens ten algemene nutte of stoornis in een openbaar telecommunicatienetwerk of in de uitvoering van een openbare telecommunicatiedienst, ontstaat;
- 2°.
met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren, indien daarvan gemeen gevaar voor goederen of voor de verlening van diensten te duchten is;
- 3°.
met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren of geldboete van ten hoogste één miljoen gulden, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is;
- 4°.
met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft.
Artikel 167f
Hij aan wiens schuld te wijten is dat enig geautomatiseerd werk voor opslag of verwerking van gegevens of enig werk voor telecommunicatie wordt vernield, beschadigd of onbruikbaar gemaakt, dat stoornis in de gang of in de werking van zodanig werk ontstaat, of dat een ten opzichte van zodanig werk genomen veiligheidsmaatregel wordt verijdeld, wordt gestraft:
- 1°.
met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste tienduizend gulden, indien daardoor verhindering of bemoeilijking van de opslag of verwerking van gegevens ten algemenen nutte, stoornis in een openbaar telecommunicatienetwerk of in de uitvoering van een openbare telecommunicatiedienst, of gemeen gevaar voor goederen of voor de verlening van diensten ontstaat;
- 2°.
met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste tienduizend gulden, indien daardoor levensgevaar voor een ander bestaat;
- 3°.
met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste tienduizend gulden, indien het feit iemands dood ten gevolge heeft.
Artikel 168
Hij die opzettelijk eenig werk dienende voor het openbaar verkeer of het luchtverkeer vernielt, onbruikbaar maakt of beschadigt, eenigen openbaren land- of waterweg verspert of een ten aanzien van zoodanig werk of van zoodanigen weg genomen veiligheidsmaatregel verijdelt, wordt gestraft:
- 1°.
met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren, indien daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten is;
- 2°.
met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren, indien daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten is en het iemands dood ten gevolge heeft.
Artikel 169
Hij aan wiens schuld te wijten is dat eenig werk dienende voor het openbaar verkeer of het luchtverkeer wordt vernield, onbruikbaar gemaakt of beschadigd, eenige openbare land- of waterweg versperd of een ten aanzien van zoodanig werk of van zoodanigen weg genomen veiligheidsmaatregel verijdeld wordt, wordt gestraft:
- 1°.
met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden, indien daardoor het verkeer onveilig wordt;
- 2°.
met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar indien het feit iemands dood ten gevolge heeft.
Artikel 170
Hij die opzettelijk gevaar veroorzaakt voor het verkeer door mechanische kracht over een spoorweg, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren.
Indien het feit iemands dood ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren.
Artikel 171
Hij aan wiens schuld te wijten is dat gevaar ontstaat voor het verkeer door mechanische kracht over een spoorweg, wordt gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Indien het feit iemands dood ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar.
Artikel 172
Hij die opzettelijk een voor de veiligheid der scheepvaart of luchtvaart gesteld teken of hulpmiddel vernielt, beschadigt, wegneemt of verplaatst, de werking daarvan verijdelt, of een verkeerd teken stelt, wordt gestraft:
- 1°.
met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren, indien daarvan gevaar voor de veiligheid der scheepvaart of luchtvaart te duchten is;
- 2°.
met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren, indien daarvan gevaar voor de veiligheid der scheepvaart of luchtvaart te duchten is en het feit het zinken, stranden of verongelukken van een vaartuig of een luchtvaartuig ten gevolge heeft;
- 3°.
met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren, indien daarvan gevaar voor de veiligheid der scheepvaart of luchtvaart te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft.
Artikel 173
Hij aan wiens schuld vernieling, beschadiging, wegneming of verplaatsing van een voor de veiligheid der scheepvaart of luchtvaart gesteld teken of hulpmiddel dan wel de verijdeling van de werking daarvan of het stellen van een verkeerd teken te wijten is, wordt gestraft:
- 1°.
met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden, indien daardoor de scheepvaart of de luchtvaart onveilig wordt;
- 2°.
met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden, indien het feit het zinken, stranden of verongelukken van een vaartuig of een luchtvaartuig ten gevolge heeft;
- 3°.
met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar, indien het feit iemands dood ten gevolge heeft.
Artikel 174
Hij die enig vaartuig of luchtvaartuig opzettelijk en wederrechtelijk doet zinken, stranden of verongelukken, vernielt, onbruikbaar maakt of beschadigt, wordt gestraft:
- 1°.
met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is;
- 2°.
met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemand dood ten gevolge heeft.
Artikel 175
Hij aan wiens schuld te wijten is dat eenig vaartuig of luchtvaartuig zinkt, strandt of verongelukt, vernield, onbruikbaar gemaakt of beschadigd wordt, wordt gestraft:
- 1°.
met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden, indien daardoor levensgevaar voor een ander ontstaat;
- 2°.
met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar, indien het feit iemands dood ten gevolge heeft.
Artikel 176
Hij die eenig gebouw of getimmerte opzettelijk vernielt of beschadigt, wordt gestraft:
- 1°.
met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren, indien daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
- 2°.
met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is;
- 3°.
met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft.
Artikel 177
Hij aan wiens schuld de vernieling of beschadiging van eenig gebouw of getimmerte te wijten is, wordt gestraft:
- 1°.
met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden, indien daardoor gemeen gevaar voor goederen ontstaat;
- 2°.
met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden, indien daardoor levensgevaar voor een ander ontstaat;
- 3°.
met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar, indien het feit iemands dood ten gevolge heeft.
Artikel 178
Hij die in een put, pomp, bron of in eene ten algemeenen nutte of tot gezamenlijk gebruik van of met anderen bestemde drinkwaterinrichting eenige stof aanbrengt, wetende dat daardoor het water voor het leven of de gezondheid schadelijk wordt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren.
Indien het feit iemands dood ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren.
Artikel 179
Hij aan wiens schuld te wijten is dat in een put, pomp, bron of in eene ten algemeenen nutte of tot gezamenlijk gebruik van of met anderen bestemde drinkwaterinrichting eenige stof wordt aangebracht, waardoor het water voor het leven of de gezondheid schadelijk wordt, wordt gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Indien het feit iemands dood tengevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar.
Artikel 179a
Hij die opzettelijk en wederrechtelijk een stof op of in de bodem, in de lucht of in het oppervlaktewater brengt, wordt gestraft:
- 1°.
met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren, indien daarvan gevaar voor de openbare gezondheid of levensgevaar voor een ander te duchten is;
- 2°.
met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft.
Artikel 179b
Hij aan wiens schuld te wijten is, dat wederrechtelijk een stof op of in de bodem, in de lucht of in het oppervlaktewater wordt gebracht, wordt gestraft:
- 1°.
met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar en geldboete van ten hoogste tienduizend gulden, indien daarvan gevaar voor de openbare gezondheid of levensgevaar voor een ander te duchten is;
- 2°.
met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van ten hoogste vijfentwintigduizend gulden, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft.
Artikel 180
Hij die waren verkoopt, te koop aanbiedt, aflevert of uitdeelt, wetende dat zij voor het leven of de gezondheid schadelijk zijn, en dat schadelijk karakter verzwijgende, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren.
Indien het feit iemands dood ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren.
Artikel 181
Hij, aan wiens schuld te wijten is dat waren, schadelijk voor het leven of de gezondheid, verkocht, afgeleverd of uitgedeeld worden, zonder dat de kooper of verkrijger met dat schadelijk karakter bekend is, wordt gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Indien het feit iemands dood ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar.
De waren kunnen worden verbeurd verklaard.
Artikel 182
Bij veroordeeling wegens eenig in dezen Titel omschreven misdrijf, kan de schuldige worden ontzet van de uitoefening van het beroep waarin hij het misdrijf begaan heeft.
Bij veroordeeling wegens een der in de artikelen 180 en 181 omschreven misdrijven, kan de rechter de openbaarmaking zijner uitspraak gelasten.
Artikel 182a
-
1. Indien op een misdrijf, strafbaar gesteld in de artikelen 163, 165, 166, 167, 167a, 168, 172, 174, 176, 178 en 180, een gevangenisstraf van minder dan vijftien jaar is gesteld en het is begaan met een terroristisch oogmerk, wordt de in dat artikel bepaalde tijdelijke gevangenisstraf met de helft verhoogd.
-
2. Indien op een misdrijf, strafbaar gesteld in de artikelen genoemd in het eerste lid, een gevangenisstraf van vijftien jaar is gesteld en het is begaan met een terroristisch oogmerk, kan levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste vierentwintig jaren worden opgelegd.
Artikel 182b
De samenspanning tot de in de artikelen 163, 167, 167a, onderdelen 3° en 4°, 168, 172, 174, 176, 178 en 180 omschreven misdrijven, te begaan met een terroristisch oogmerk, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.
TITEL VIII Misdrijven tegen het openbaar gezag
Artikel 182c
Hij, die zich in het openbaar, mondeling of bij geschrifte, opzettelijk in beleedigenden vorm uitlaat over een in Nederland, Suriname, de Nederlandse Antillen of Nederlands Nieuw-Guinea (wettelijk) gestelde macht of een aldaar wettelijk gevestigd openbaar lichaam, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste één jaar of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Artikel 182d
Hij, die een geschrift of afbeelding, waarin eene uitlating in beleedigenden vorm over een in Nederland, Suriname, de Nederlandse Antillen of Nederlands Nieuw-Guinea (wettelijk) gestelde macht of een aldaar gevestigd openbaar lichaam voorkomt, met het oogmerk om aan die uitlating ruchtbaarheid te geven of de ruchtbaarheid daarvan te vermeerderen, verspreidt, openlijk ten toon stelt of aanslaat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Artikel 182e
Bij veroordeling wegens een der misdrijven, omschreven in de artikelen 182a en 182b [bedoeld zal zijn: de artikelen 182c en 182d], kan ontzetting van de in artikel 32 vermelde rechten worden uitgesproken.
Artikel 183
Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden wordt gestraft:
- 1°.
hij die een ambtenaar eene gift of belofte doet met het oogmerk om hem te bewegen in zijne bediening, in strijd met zijn plicht, iets te doen of na te laten;
- 2°.
hij die een ambtenaar eene gift doet ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door dezen in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, is gedaan of nagelaten.
Ontzetting van de in artikel 32, N°. 1 - 4, vermelde rechten kan worden uitgesproken.
Artikel 184
Hij die een rechter eene gift of belofte doet met het oogmerk om invloed te oefenen op de beslissing van eene aan diens oordeel onderworpen zaak, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
Indien die gift of belofte gedaan wordt met het oogmerk om eene veroordeeling in eene strafzaak te verkrijgen, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren.
Ontzetting van de in artikel 32, N°. 1 - 4, vermelde rechten kan worden uitgesproken.
Artikel 185
Hij die door geweld of bedreiging met geweld een ambtenaar dwingt tot volvoeren eener ambtsverrichting of het nalaten eener rechtmatige ambtsverrichting, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.
Artikel 186
Hij die zich met geweld of bedreiging met geweld verzet tegen een ambtenaar werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner bediening, of tegen personen die hem daarbij krachtens wettelijke verplichting of op zijn verzoek bijstand verleenen, wordt, als schuldig aan wederspannigheid, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Artikel 187
De dwang en de wederspannigheid in de artikelen 185 en 186 omschreven worden gestraft:
- 1°.
met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren, indien het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden eenig lichamelijk letsel ten gevolge hebben;
- 2°.
met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren en zes maanden, indien zij zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebben;
- 3°.
met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren, indien zij den dood ten gevolge hebben.
Artikel 188
De dwang en de wederspannigheid in de artikelen 185 en 186 omschreven, door twee of meer personen met vereenigde krachten gepleegd, worden gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
De schuldige wordt gestraft:
- 1°.
met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren en zes maanden, indien het door hem gepleegde misdrijf of de daarbij door hem gepleegde feitelijkheden eenig lichamelijk letsel ten gevolge hebben;
- 2°.
met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren, indien zij zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebben;
- 3°.
met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren, indien zij den dood ten gevolge hebben.
Artikel 189
Met ambtenaren worden ten aanzien van de artikelen 185 - 189 gelijkgesteld de schipper of gezagvoerder van een luchtvaartuig die een bevoegdheid uitoefent of een verplichting vervult, welke hem als zodanig is toegekend of opgelegd bij een bepaling van het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen [nu: het Wetboek van Strafvordering].
Artikel 190
Hij die opzettelijk niet voldoet aan een bevel of eene vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van eenig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, alsmede hij die opzettelijk eenige handeling, door een dier ambtenaren ondernomen ter uitvoering van eenig wettelijk voorschrift, belet, belemmert of verijdelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste vijfduizend gulden.
Met den in het eerste gedeelte van het vorige lid bedoelden ambtenaar wordt gelijkgesteld ieder die, krachtens wettelijk voorschrift, voortdurend of tijdelijk met eenigen openbaren dienst is belast.
Met een vordering of handeling als bedoeld in het eerste lid worden gelijkgesteld een vordering of handeling van de schipper of gezagvoerder van een luchtvaartuig die een bevoegdheid uitoefent of een verplichting vervult, welke hem als zodanig is toegekend of opgelegd bij een bepaling van het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen [nu: het Wetboek van Strafvordering].
Indien tijdens het plegen van het misdrijf nog geen twee jaren zijn verloopen, sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige wegens gelijk misdrijf onherroepelijk is geworden, kunnen de straffen met een derde worden verhoogd.
Artikel 191
Hij die bij eene terechtzitting of ter plaatse waar een ambtenaar in het openbaar in de rechtmatige uitoefening zijner bediening werkzaam is, opschudding veroorzaakt en na het door of van wege het bevoegd gezag gegeven bevel zich niet verwijdert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee weken of geldboete van ten hoogste honderd twintig gulden.
Artikel 192
Hij die opzettelijk bij gelegenheid van een volksoploop zich niet onmiddellijk verwijdert na het derde door of van wege het bevoegd gezag gegeven bevel, wordt, als schuldig aan deelneming aan samenscholing, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden.
Artikel 193
Hij die eene bekendmaking, van wege het bevoegd gezag in het openbaar gedaan, wederrechtelijk afscheurt, onleesbaar maakt of beschadigt, met het oogmerk om de kennisneming daarvan te beletten of te bemoeilijken, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste eene maand of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Artikel 194
Hij die aangifte of klachte doet dat een strafbaar feit gepleegd is, wetende dat het niet gepleegd is, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar.
Artikel 195
Met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden wordt gestraft:
- 1°.
hij die opzettelijk iemand die schuldig is aan of vervolgd wordt ter zake van eenig misdrijf, verbergt of hem behulpzaam is in het ontkomen aan de nasporing van of aanhouding door de ambtenaren der justitie of politie;
- 2°.
hij die nadat eenig misdrijf is gepleegd, met het oogmerk om het te bedekken of de nasporing of vervolging te beletten of te bemoeilijken, voorwerpen waarop of waarmede het misdrijf gepleegd is of andere sporen van het misdrijf vernietigt, wegmaakt, verbergt of aan het onderzoek van de ambtenaren der justitie of politie onttrekt;
- 3°.
hij die opzettelijk voorwerpen die kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 38e aan te tonen, met het oogmerk om de inbeslagneming daarvan te beletten, te belemmeren of te verijdelen, verbergt, vernietigt, wegmaakt of aan het onderzoek van de ambtenaren van de politie of justitie onttrekt, dan wel door het opzettelijk verstrekken van gegevens of inlichtingen aan derden die inbeslagneming belet, belemmert of verijdelt.
Deze bepalingen zijn niet van toepassing op hem die de daarin vermelde handelingen verricht ten einde gevaar van vervolging te ontgaan of af te wenden van een zijner bloedverwanten of aangehuwden in de rechte linie of in den tweeden of derden graad der zijlinie of van zijn echtgenoot of gewezen echtgenoot.
Artikel 196
Hij die opzettelijk eene gerechtelijke lijkschouwing belet, belemmert of verijdelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Artikel 196a
Hij die, na op openbaar gezag of krachtens rechterlijke uitspraak tijdelijk van zijn vrijheid te zijn beroofd, zich daaraan, al dan niet met behulp van derden, onttrekt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren.
Artikel 197
Hij die opzettelijk iemand, op openbaar gezag of krachtens rechterlijke uitspraak of beschikking van de vrijheid beroofd, bevrijdt of bij zijne zelfbevrijding behulpzaam is, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren.
Artikel 198
Hij die, wettelijk als getuige, als deskundige of als tolk opgeroepen, opzettelijk niet voldoet aan eenige wettelijke verplichting die hij als zoodanig te vervullen heeft, wordt gestraft:
- 1°.
in strafzaken met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden;
- 2°.
in andere zaken met gevangenisstraf van ten hoogste vier maanden.
Met dezelfde straf als genoemd in het eerste lid, onder 2º, wordt degene bedreigd die opzettelijk of wederrechtelijk weigert de gevraagde medewerking, bedoeld in artikel 142, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, te verlenen.
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op de partij in een burgerlijke procedure die, wanneer zij als getuige wordt gehoord, weigert op de haar gestelde vragen te antwoorden.
Artikel 199
Hij die opzettelijk niet voldoet aan een wettig bevel tot overlegging van een stuk hetwelk beweerd wordt valsch of vervalscht te zijn, of hetwelk dienen moet ter vergelijking met een ander waarvan de valschheid of vervalsching beweerd, of de echtheid ontkend of niet erkend wordt, wordt gestraft:
- 1°.
in strafzaken met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden;
- 2°.
in andere zaken met gevangenisstraf van ten hoogste vier maanden.
Artikel 200
Hij die, in staat van faillissement verklaard of als echtgenoot van een gefailleerde met wie hij in gemeenschap van goederen is gehuwd of als bestuurder of commissaris eener in staat van faillissement verklaarde vennootschap, maatschappij, vereniging of stichting, wettelijk opgeroepen tot het geven van inlichtingen, hetzij zonder geldige reden opzettelijk wegblijft, hetzij weigert de vereischte inlichtingen te geven, hetzij opzettelijk verkeerde inlichtingen geeft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar.
Artikel 201
Hij die een recht uitoefent, wetende dat hij daarvan bij rechterlijke uitspraak is ontzet, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden.
Artikel 202
Hij die opzettelijk onderscheidingsteekenen draagt of eene daad verricht behoorende tot een ambt dat hij niet bekleedt of waarin hij geschorst is, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Artikel 203
Hij die in strijd met een krachtens wettelijk voorschrift gegeven last of bevel binnen de Nederlandse Antillen terugkeert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden.
Artikel 203a
-
1. Hij die een ander uit winstbejag behulpzaam is bij het zich verschaffen van toegang tot, verblijven in of vertrek uit de Nederlandse Antillen, of hem daartoe uit winstbejag gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaft wetende of ernstige redenen heeft te vermoeden dat de toegang of dat verblijf wederrechtelijk is, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of een geldboete van ten hoogste NAF. 75.000,—.
-
2. Hij die uit winstbejag voor eigen of vreemde rekening middellijk of onmiddellijk behulpzaam is bij het verschaffen aan een persoon van toegang tot of het verblijf in een land, niet zijnde de Nederlandse Antillen, waarbij de Nederlandse Antillen als transito wordt gebruikt, wetende of ernstige reden heeft te vermoeden dat de toegang tot of het verblijf in dat land wederrechtelijk is, wordt als schuldig aan mensensmokkel gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste 4 jaren of een geldboete van ten hoogste NAF. 75.000,—.
-
3. Indien het feit wordt begaan in de uitoefening van enig ambt of beroep wordt gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van ten hoogste NAF. 100.000,— opgelegd en kan ontzetting worden uitgesproken van de uitoefening van het recht het ambt te bekleden of het beroep uit te oefenen en kan de rechter openbaarmaking van zijn uitspraak gelasten.
-
4. Indien het feit wordt begaan door een persoon die daarvan een beroep of gewoonte maakt of in vereniging wordt begaan door meerdere personen wordt gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren opgelegd.
Artikel 204
-
Hij die opzettelijk eenig goed aan het krachtens eene algemeene verordening daarop gelegd beslag of aan een gerechtelijke bewaring onttrekt of, wetende dat het daaraan onttrokken is, het verbergt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren.
-
Met dezelfde straf wordt gestraft hij die opzettelijk eenig krachtens eene algemeene verordening in beslag genomen goed vernielt, beschadigt onbruikbaar maakt.
-
3. Met dezelfde straf wordt gestraft de bewaarder die opzettelijk een dezer feiten pleegt of toelaat, of de dader als medeplichtige ter zijde staat.
Artikel 205
Hij die opzettelijk zegels waarmede voorwerpen door of vanwege het bevoegd openbaar gezag verzegeld zijn, verbreekt, opheft of beschadigt, of de door zoodanig zegel bewerkte afsluiting op andere wijze verijdelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren,
De bewaarder die opzettelijk het feit pleegt of toelaat, of den dader als medeplichtige ter zijde staat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.
Indien het feit ten gevolge van onachtzaamheid des bewaarders gepleegd is, wordt deze gestraft met hechtenis van ten hoogste eene maand of geldboete van ten hoogste honderd twintig gulden.
Artikel 206
Hij die opzettelijk zaken, bestemd om voor de bevoegde macht tot overtuiging of bewijs te dienen, akten, bescheiden of registers die voortdurend of tijdelijk op openbaar gezag bewaard worden, of hetzij aan een ambtenaar, hetzij aan een ander in het belang van den openbaren dienst zijn ter hand gesteld, vernielt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.
Artikel 207
Hij die opzettelijk brieven of andere stukken, aan een post- of telegraafkantoor bezorgd of in eene postbus gestoken, aan hunne bestemming onttrekt, opent of beschadigt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar.
Artikel 208
Indien de schuldige aan een der in de artikelen 204-207 omschreven misdrijven zich den toegang tot de plaats van het misdrijf verschaft of het goed onder zijn bereik brengt door middel van braak, verbreking of inklimming, van valsche sleutels, van een valsche order of van een valsch kostuum, kan de straf met ten hoogste een jaar gevangenisstraf worden verhoogd.
Artikel 209
Hij die, in tijd van vrede, opzettelijk desertie van een krijgsman, in dienst van den Staat, uitlokt door een der in artikel 49 N°. 2 vermelde middelen, of bevordert op eenige in artikel 50 vermelde wijze, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden.
Artikel 210
Hij die, in tijd van vrede, opzettelijk oproer of muiterij van krijgslieden, in dienst van den Staat, uitlokt door een der in artikel 49 N°. 2 vermelde middelen, of bevordert op eenige in artikel 50 vermelde wijze, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
Artikel 211
Hij die, zonder toestemming van de Koning of de Gouverneur, iemand voor vreemde krijgsdienst of gewapende strijd werft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van ten hoogste vijfentwintigduizend gulden.
Artikel 212
Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren wordt gestraft:
- 1°.
hij die zich opzettelijk voor den dienst bij de schutterij ongeschikt maakt of laat maken;
- 2°.
hij die een ander op diens verzoek opzettelijk voor dien dienst ongeschikt maakt.
Indien in het laatste geval het feit den dood ten gevolge heeft, wordt gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren opgelegd.
TITEL IX Meineed
Artikel 213
Hij die in de gevallen waarin een wettelijk voorschrift eene verklaring onder eede vordert of daaraan rechtsgevolgen verbindt, mondeling of schriftelijk, persoonlijk of door een bijzonder daartoe gemachtigde, opzettelijk eene valsche verklaring onder eede aflegt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
Indien de valsche verklaring onder eede is afgelegd in eene strafzaak ten nadeele van den beklaagde of verdachte, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren.
Met den eed staat gelijk de belofte of bevestiging, die krachtens algemeene verordening voor den eed in de plaats treedt.
Ontzetting van de in artikel 32, N°. 1 - 4, vermelde rechten kan worden uitgesproken.
TITEL X Valschheid in muntspeciën en munt- en bankbiljetten
Artikel 214
Hij die muntspeciën of munt- of bankbiljetten namaakt of vervalscht, met het oogmerk om die muntspeciën of munt- of bankbiljetten als echt en onvervalscht uit te geven of te doen uitgeven, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren.
Artikel 215
Hij die opzettelijk als echte en onvervalschte muntspeciën of munt- of bankbiljetten uitgeeft muntspeciën of munt- of bankbiljetten, die hij zelf heeft nagemaakt of vervalscht of waarvan de valschheid of vervalsching hem, toen hij ze ontving, bekend was, of deze, met het oogmerk om ze als echt en onvervalscht uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad heeft of binnen de Nederlandse Antillen invoert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren.
Artikel 216
Hij die muntspeciën in waarde vermindert met het oogmerk om ze aldus in waarde verminderd uit te geven of te doen uitgeven, wordt, als schuldig aan muntschennis, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren.
Artikel 217
Hij die opzettelijk als ongeschonden muntspeciën uitgeeft muntspeciën die hij zelf in waarde heeft verminderd of waarvan de schennis hem, toen hij ze ontving, bekend was, of deze, met het oogmerk om ze als ongeschonden uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad heeft of binnen de Nederlandse Antillen invoert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren.
Artikel 218
[vervallen]
Artikel 219
Hij die opzettelijk valsche, vervalschte of geschonden muntspeciën of valsche of vervalschte munt- of bankbiljetten uitgeeft, wordt, behoudens het bepaalde in de artikelen 215 en 217, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Artikel 220
Hij die stoffen of voorwerpen vervaardigt of voorhanden heeft waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het namaken, vervalschen of in waarde verminderen van muntspeciën of het namaken of vervalschen van munt- of bankbiljetten, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Artikel 220a
Bij veroordeeling wegens een der in dezen titel omschreven misdrijven worden:
- -
de valsche, vervalschte of geschonden muntspeciën,
- -
de valsche, of vervalschte munt- of bankbiljetten,
- -
de stoffen of voorwerpen, uit hun aard bestemd tot het namaken, vervalschen of in waarde verminderen van muntspecien of het namaken of vervalschen van munt- of bankbiljetten,
- -
voor zoover daarmede met misdrijf is gepleegd of zij het voorwerp daarvan hebben uitgemaakt,
- -
verbeurdverklaard, ook indien zij niet aan den veroordeelde toebehooren.
Artikel 221
Bij veroordeeling wegens een der in de artikelen 214 - 217 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 32, N°. 1 - 4, vermelde rechten worden uitgesproken.
TITEL XI. Valschheid in zegels en merken
Artikel 222
Met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren wordt gestraft:
- 1°.
hij die van Landswege of krachtens artikel 2, eerste lid, onderdeel 2, van de Postlandsverordening 1998 uitgegeven zegels namaakt of vervalscht, met het oogmerk om die zegels als echt en onvervalscht te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
- 2°.
hij die, met gelijk oogmerk, zoodanige zegels vervaardigt door wederrechtelijk gebruik te maken van echte stempels.
Artikel 223
Met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren wordt gestraft:
- 1°.
hij die op voorwerpen aan ijk onderworpen valsche merken plaatst of echte vervalscht, met het oogmerk om die voorwerpen te gebruiken of door anderen te doen gebruiken alsof de daarop geplaatste merken echt en onvervalscht waren;
- 2°.
hij die, met gelijk oogmerk, op de bedoelde voorwerpen merken plaatst door wederrechtelijk gebruik te maken van echte stempels.
Artikel 224
Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren wordt gestraft:
- 1°.
hij die andere dan de in artikel 223 bedoelde merken, die krachtens wettelijk voorschrift op goederen of hunne verpakking moeten of kunnen worden geplaatst, daarop valschelijk plaatst of echte vervalscht, met het oogmerk om die goederen te gebruiken of door anderen te doen gebruiken alsof de daarop geplaatste merken echt en onvervalscht waren;
- 2°.
hij die, met gelijk oogmerk, op de bedoelde goederen of hunne verpakking merken plaatst door wederrechtelijk gebruik te maken van echte stempels;
- 3°.
hij die echte merken gebruikt voor goederen of hunne verpakking waarvoor die merken niet bestemd zijn, met het oogmerk om die goederen te gebruiken of door anderen te doen gebruiken alsof de bedoelde merken daarvoor bestemd waren.
Artikel 225
Hij die opzettelijk valsche, vervalschte of wederrechtelijk vervaardigde zegels, teekenen of merken, of de voorwerpen waaraan zij wederrechtelijk verbonden zijn, gebruikt, verkoopt, te koop aanbiedt, aflevert, ten verkoop in voorraad heeft of binnen de Nederlandse Antillen invoert, als waren die zegels, teekenen of merken echt en onvervalscht en niet wederrechtelijk vervaardigd of wederrechtelijk aan de voorwerpen verbonden, wordt gestraft met dezelfde straffen als in de artikelen 222 - 224 zijn bepaald, naar de daar gemaakte onderscheidingen.
Artikel 226
Hij die voorwerpen aan ijk onderworpen ontdoet van het daarop geplaatste afkeuringsmerk, met het oogmerk om die voorwerpen te gebruiken of door anderen te doen gebruiken als waren zij niet afgekeurd, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar.
Met dezelfde straf wordt gestraft hij die opzettelijk deze van het afkeuringsmerk ontdane voorwerpen gebruikt, verkoopt, te koop aanbiedt, aflevert of ten verkoop in voorraad heeft, als waren zij niet afgekeurd.
Artikel 227
Hij die van Landswege of krachtens artikel 2, eerste lid, onderdeel c, van de Postlandsverordening 1998 uitgegeven zegels, welke reeds tot gebruik hebben gediend, ontdoet van het merk bestemd om ze voor verder gebruik ongeschikt te maken, met het oogmerk om die zegels te gebruiken of door anderen te doen gebruiken als waren zij nog niet gebruikt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Met dezelfde straffen wordt gestraft hij die opzettelijk deze van dat merk ontdane zegels gebruikt, verkoopt, te koop aanbiedt, aflevert, ten verkoop in voorraad heeft of binnen de Nederlands Antillen invoert, als waren zij nog niet gebruikt.
Artikel 227bis
De bepalingen van de artikelen 222, 224, 225 en 227 zijn naar de daar gemaakte onderscheidingen mede van toepassing, indien de daarin omschreven feiten worden gepleegd met betrekking tot zegels of merken van Nederland, Suriname, Nederlands Nieuw-Guinea, een buitenlandse mogendheid of een volkenrechtelijke organisatie.
Artikel 228
Hij die stoffen of voorwerpen voorhanden heeft waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van eenig in artikel 222 of in artikel 227bis in verband met artikel 222 omschreven misdrijf, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
De stoffen en voorwerpen worden verbeurd verklaard.
Artikel 229
Bij veroordeeling wegens een der in de artikelen 222 - 227bis omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 32, N°. 1 - 4, vermelde rechten worden uitgesproken.
TITEL XII Valschheid in geschriften
Artikel 230
-
1. Hij die een geschrift waaruit eenig recht, eenige verbintenis of eenige bevrijding van schuld kan ontstaan, of dat bestemd is om tot bewijs van eenig feit te dienen, valschelijk opmaakt of vervalscht, met oogmerk om het als echt en onvervalscht te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, wordt, indien uit dat gebruik eenig nadeel kan ontstaan, als schuldig aan valschheid in geschrifte, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren.
-
2. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die opzettelijk gebruik maakt van het valsche of vervalschte geschrift als ware het echt en onvervalscht, indien uit dat gebruik eenig nadeel kan ontstaan.
-
3. Indien een feit, omschreven in het eerste of tweede lid, wordt gepleegd met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijker te maken, wordt de op het feit gestelde gevangenisstraf met een derde verhoogd.
Artikel 231
De schuldige aan valschheid in geschrifte wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren, indien zij gepleegd is:
- 1°.
in authentieke akten;
- 2°.
in schuldbrieven of certificaten van schuld van eenigen Staat, enig eilandgebied, eenige provincie, gemeente of openbare instelling;
- 3°.
in aandeelen of schuldbrieven of certificaten van aandeel of schuld van eenige vereniging, stichting of vennootschap;
- 4°.
in talons, dividend-, of rentebewijzen behoorende tot een der onder de beide voorgaande nummers omschreven stukken, of in de bewijzen in plaats van deze stukken uitgegeven;
- 5°.
in voor omloop bestemd krediet- of handelspapier.
Met dezelfde straf wordt gestraft hij die opzettelijk gebruik maakt van eenig in het eerste lid vermeld valsch of vervalscht geschrift als ware het echt en onvervalscht, indien uit dat gebruik eenig nadeel kan ontstaan.
Artikel 231a
Hij die enig geschrift valselijk opmaakt of vervalst met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, wordt, indien uit dat gebruik aanranding van iemands eer of goede naam kan ontstaan, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren.
Met dezelfde straf wordt gestraft hij die opzettelijk gebruik maakte van het valse of vervalste geschrift als ware het echt en onvervalst, indien uit dat gebruik aanranding van iemands eer of goede naam kan ontstaan.
Artikel 232
Hij die in eene authentieke akte een valsche opgave doet opnemen aangaande een feit, van welks waarheid de akte moet doen blijken, met het oogmerk om die akte te gebruiken of door anderen te doen gebruiken als ware zijne opgave in overeenstemming met de waarheid, wordt, indien uit dat gebruik eenig nadeel kan ontstaan, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
Met dezelfde straf wordt gestraft hij die opzettelijk gebruik maakt van de akte als ware de inhoud in overeenstemming met de waarheid, indien uit dat gebruik eenig nadeel kan ontstaan.
Artikel 233
De geneeskundige of verloskundige die opzettelijk een valse verklaring afgeeft nopens een geboorte, een oorzaak van overlijden dan wel nopens het al of niet bestaan of bestaan hebben van ziekten, zwakheden of gebreken, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.
Indien de verklaring wordt afgegeven met het oogmerk om iemand in een krankzinnigengesticht te doen opnemen of terughouden, wordt gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren en zes maanden opgelegd.
Met dezelfde straffen wordt gestraft hij die opzettelijk van de valsche verklaring gebruik maakt als ware de inhoud in overeenstemming met de waarheid.
Artikel 234
Hij die eene schriftelijke geneeskundige verklaring nopens het al of niet bestaan of bestaan hebben van ziekten, zwakheden of gebreken valschelijk opmaakt of vervalscht, met het oogmerk om het openbaar gezag of verzekeraars te misleiden, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.
Met dezelfde straf wordt gestraft hij die, met gelijk oogmerk, van de valsche of vervalschte verklaring gebruik maakt als ware zij echt en onvervalscht.
Artikel 235
Hij die een getuigschrift van goed gedrag, bekwaamheid, armoede, gebreken of andere omstandigheden valschelijk opmaakt of vervalscht, met het oogmerk om het te gebruiken of door anderen te doen gebruiken tot het verkrijgen van eene indienststelling of tot het opwekken van welwillendheid en hulpbetoon, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar.
Met dezelfde straf wordt gestraft hij die opzettelijk gebruik maakt van eenig in het eerste lid vermeld valsch of vervalscht getuigschrift als ware het echt en onvervalscht.
Artikel 236
-
1. Hij die een reisdocument valselijk opmaakt of vervalst, of een zodanig stuk op grond van valse gegevens doet verstrekken dan wel een aan hem of een ander verstrekt reisdocument ter beschikking stelt van een derde, met het oogmerk het door deze te doen gebruiken als ware het aan hem verstrekt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van ten hoogste vijfentwintigduizend gulden.
-
2. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die in het bezit is van een reisdocument waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, dat hij vals of vervalst is, dan wel opzettelijk gebruik maakt van een niet op zijn naam gesteld reisdocument.
Artikel 237
[vervallen]
Artikel 238
[vervallen]
Artikel 239
Hij die stoffen of voorwerpen voorhanden heeft waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van eenig in artikel 231 N°. 2 - 5, omschreven misdrijf, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
De stoffen en voorwerpen worden verbeurd verklaard.
Artikel 240
Bij veroordeeling wegens een der in artikelen 230 -234 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 32, N°. 1 - 4, vermelde rechten worden uitgesproken.
TITEL XIII Misdrijven tegen den burgerlijken staat
Artikel 241
Hij die door eenige handeling opzettelijk eens anders afstamming onzeker maakt, wordt als schuldig aan verduistering van staat, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren.
Ontzetting van de in artikel 32, N°. 1 - 4, vermelde rechten kan worden uitgesproken.
Vervolging heeft niet plaats dan nadat een verzoek tot inroeping of tot betwisting van staat is gedaan en de burgerlijke rechter daarop een eindbeslissing heeft gegeven. Indien het verzoek echter door het stilzitten van partijen onvoldoende voortgang vindt, kan vervolging ook plaats hebben nadat de burgerlijke rechter heeft beslist dat er een begin van bewijs is.
Artikel 242
Met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren wordt gestraft:
- 1°.
hij die opzettelijk een dubbel huwelijk aangaat;
- 2°.
hij die een huwelijk aangaat, wetende dat de wederpartij daardoor een dubbel huwelijk aangaat.
Indien hij die opzettelijk een dubbel huwelijk aangaat, aan de wederpartij zijn gehuwden staat heeft verzwegen, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
Ontzetting van de in artikel 32, N°. 1 - 4, vermelde rechten kan worden uitgesproken.
Artikel 243
De ongehuwde die een huwelijk aangaat, opzettelijk aan de wederpartij verzwijgende dat daartegen eenig wettig beletsel bestaat, wordt, indien op grond van dat beletsel de nietigheid van het huwelijk is uitgesproken, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren.
TITEL XIV Misdrijven tegen de zeden
Artikel 244
Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden wordt gestraft:
- 1°.
openbare schennis van de eerbaarheid;
- 2°.
schennis van de eerbaarheid waarbij een ander zijns ondanks tegenwoordig is.
Artikel 245
Hij, die eenig geschrift, waarvan hij den inhoud kent of eenige hem bekende afbeelding of voorwerp, aanstootelijk voor de eerbaarheid, hetzij verspreidt, openlijk ten toon stelt of aanslaat, hetzij om verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen te worden vervaardigt, invoert, doorvoert, uitvoert, of in voorraad heeft, hetzij openlijk, of door verspreiding van eenig geschrift ongevraagd, aanbiedt of als verkrijgbaar aanwijst, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste drie duizend gulden.
Hij, die eenig geschrift, eenige afbeelding of eenig voorwerp, aanstootelijk voor de eerbaarheid hetzij verspreidt, openlijk ten toon stelt of aanslaat, hetzij om verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen te worden invoert, doorvoert, uitvoert of in voorraad heeft, hetzij openlijk, of door verspreiding van eenig geschrift ongevraagd aanbiedt, of als verkrijgbaar aanwijst, wordt, indien hij ernstige reden heeft om te vermoeden, dat het geschrift, de afbeelding of het voorwerp aanstootelijk voor de eerbaarheid is, gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste drie duizend gulden.
Indien de schuldige van het plegen van het misdrijf omschreven in het eerste lid een beroep of eene gewoonte maakt, kan gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van ten hoogste vijf duizend gulden worden opgelegd.
Artikel 246
Met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden wordt gestraft hij die aan een minderjarige wiens minderjarigheid hij kent of redelijkerwijs moet vermoeden, hetzij eenig geschrift, eenige afbeelding of eenig voorwerp, aanstootelijk voor de eerbaarheid, hetzij eenig middel tot verstoring van zwangerschap, aanbiedt of blijvend of tijdelijk afstaat, in handen geeft of vertoont, indien de inhoud van het geschrift of indien de afbeelding, het voorwerp of het middel hem bekend zijn.
Met dezelfde straf wordt gestraft hij die in tegenwoordigheid van een minderjarige als bedoeld in het voorgaande lid, den inhoud van een geschrift aanstootelijk voor de eerbaarheid, indien deze hem bekend is, ten gehoore brengt.
Met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden wordt gestraft hij die aan een minderjarige als bedoeld in het eerste lid hetzij eenig geschrift, eenige afbeelding of eenig voorwerp, aanstootelijk voor de eerbaarheid, hetzij eenig middel tot verstoring van zwangerschap, aanbiedt, blijvend of tijdelijk afstaat, in handen geeft of vertoont, dan wel den inhoud van een geschrift, aanstootelijk voor de eerbaarheid, in tegenwoordigheid van een minderjarige als bedoeld in het eerste lid, ten gehoore brengt, indien hij ernstige reden heeft om te vermoeden, dat het geschrift, de afbeelding of het voorwerp aanstootelijk voor de eerbaarheid is, of dat het middel een middel tot verstoring van zwangerschap is.
Artikel 246bis
Indien de schuldige een der in de artikelen 245 en 246 omschreven misdrijven in zijn beroep begaat en er tijdens het plegen van het misdrijf nog geen twee jaren zijn verloopen, sedert eene vroegere veroordeeling wegens een dier misdrijven te zijnen opzichte onherroepelijk is geworden, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.
Artikel 247
[vervallen]
Artikel 248
Hij die door geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid iemand dwingt tot het ondergaan van handelingen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, wordt als schuldig aan verkrachting gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier en twintig jaren.
Artikel 249
Hij die met iemand van wie hij weet dat hij in staat van bewusteloosheid of lichamelijke onmacht verkeert, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens lijdt dat hij niet of onvolkomen in staat is zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, handelingen pleegt die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zestien jaren.
Artikel 250
Hij die met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen pleegt die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier en twintig jaren.
Artikel 251
-
1. Hij die met iemand die wel de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van vijftien jaren heeft bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen pleegt, die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zestien jaren.
-
2. Vervolging heeft, buiten de gevallen genoemd in de artikelen 254 en 257, niet plaats dan op klacht.
-
3. Tot de klacht bedoeld in het tweede lid, zijn naast de wettelijke vertegenwoordiger in burgerlijke zaken bedoeld in artikel 66, eerste lid, ook bevoegd de voogdijraad en een leerkracht verbonden aan de school van het kind.
-
4. In afwijking van het bepaalde in de artikelen 66, 67 en 68 is degene ten aanzien van wie het feit is gepleegd te allen tijde tot de klacht gerechtigd, in dier voege dat de termijn gedurende welke de klacht is ingediend kan worden eindigt op de dag waarop de verjaringstermijn bedoeld in artikel 72, eindigt.
Artikel 252
Hij die door geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid iemand dwingt tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen, wordt, als schuldig aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zestien jaren.
Artikel 253
-
1. Hij die met iemand van wie hij weet dat hij in staat van bewusteloosheid of lichamelijke onmacht verkeert, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens lijdt dat hij niet of onvolkomen in staat is zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, of met iemand beneden de leeftijd van vijftien jaren buiten echt ontuchtige handelingen pleegt of laatstgemelde tot het plegen of dulden van zodanige handelingen buiten echt met een derde verleidt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.
-
2. Indien de in het eerste lid bedoelde persoon beneden de leeftijd van vijftien jaren, twaalf jaren of ouder is, heeft vervolging, buiten de gevallen genoemd in de artikelen 254 en 257, niet plaats dan op klacht.
-
3. Het derde en vierde lid van artikel 251 zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 254
Indien een der in de artikelen 249 en 251 - 253 omschreven misdrijven zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, wordt gevangenisstraf van ten hoogste vier en twintig jaren opgelegd.
Indien een der in de artikelen 248 - 253 omschreven misdrijven den dood ten gevolge heeft, wordt levenslange gevangenisstraf dan wel een tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste vier en twintig jaren opgelegd.
Artikel 255
[vervallen]
Artikel 256
Hij die door giften of beloften van geld of goed, misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of misleiding een minderjarige van onbesproken gedrag, wiens minderjarigheid hij kent of redelijkerwijs moet vermoeden, opzettelijk beweegt ontuchtige handelingen met hem te plegen of zoodanige handelingen van hem te dulden, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren.
Het tweede, derde en vierde lid van artikel 251 zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 257
Hij die ontucht pleegt met zijn minderjarig kind, stiefkind of pleegkind, zijn pupil, een aan zijne zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwden minderjarige of zijn minderjarige bediende of ondergeschikte, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.
Met dezelfde straf wordt gestraft:
- 1°.
de ambtenaar die ontucht pleegt met een persoon aan zijn gezag onderworpen of aan zijne waakzaamheid toevertrouwd of aanbevolen;
- 2°.
de bestuurder, geneeskundige, onderwijzer, beambte, opzichter of bediende in een gevangenis, tuchtschool, opvoedingsgesticht, weeshuis, ziekenhuis, krankzinnigengesticht of instelling van weldadigheid, die ontucht pleegt met een persoon daarin opgenomen;*
- 3°.
Degene die, werkzaam in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg, ontucht pleegt met iemand die zich als patiënt of cliënt aan zijn hulp of zorg heeft toevertrouwd.
Artikel 258
Wordt gestraft:
- 1°.
met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren, hij die het plegen van ontucht door zijn minderjarig kind, stiefkind of pleegkind, zijn pupil, een aan zijne zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwenden minderjarige of zijn minderjarige bediende of ondergeschikte met een derde opzettelijk teweegbrengt of bevordert;
- 2°.
met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren, hij die, buiten de gevallen genoemd onder 1°., het plegen van ontucht door een minderjarige wiens minderjarigheid hij kent of redelijkerwijze moet vermoeden, met een derde opzettelijk teweegbrengt of bevordert.
Indien de schuldige van het plegen van het misdrijf een beroep of eene gewoonte maakt, kunnen de straffen met een derde worden verhoogd.
Artikel 259
Hij die van het opzettelijk teweegbrengen of bevorderen van ontucht door anderen met derden een beroep of eene gewoonte maakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste duizend gulden.
Artikel 260
Vrouwenhandel en handel in minderjarigen van het mannelijk geslacht wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren.
Artikel 261
Bij veroordeeling wegens een der in de artikelen 244, 248 - 253 en 255 - 260 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 32, no. 1 - 4, vermelde rechten worden uitgesproken.
Indien de schuldige aan een der misdrijven in de artikelen 255 - 260 omschreven het misdrijf in zijn beroep begaat, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.
Artikel 26
Hij die opzettelijk eene vrouw in behandeling neemt of eene behandeling doet ondergaan, te kennen gevende of de verwachting opwekkende dat daardoor zwangerschap kan worden verstoord, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van ten hoogste drie duizend gulden.
Indien de schuldige uit winstbejag heeft gehandeld, van het plegen van het misdrijf een beroep of eene gewoonte maakt, of geneeskundige, vroedvrouw of artsenijbereider is, kunnen de straffen met een derde worden verhoogd.
Indien de schuldige het misdrijf in zijn beroep begaat, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.
Artikel 263
Met gevangenisstraf van ten hoogste negen maanden of geldboete van ten hoogste tienduizend gulden wordt gestraft:
- 1°.
hij die aan iemand die in kenlijken staat van dronkenschap verkeert bedwelmenden drank verkoopt of toedient;
- 2°.
hij die een kind beneden den leeftijd van zestien jaren opzettelijk dronken maakt;
- 3°.
hij die iemand door geweld of bedreiging met geweld dwingt tot het gebruik van bedwelmenden drank.
Indien het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
Indien het feit den dood ten gevolge heeft, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren.
Indien de schuldige het misdrijf in zijn beroep begaat, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.
Artikel 264
Hij die een onder zijn wettig gezag staand kind beneden den leeftijd van twaalf jaren aan een ander afstaat of overlaat, wetende dat het tot of bij het uitoefenen van bedelarij, van gevaarlijke kunstverrichtingen of van gevaarlijken of de gezondheid ondermijnenden arbeid zal worden gebruikt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.
Artikel 265
Met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste duizend gulden wordt gestraft:
- 1°.
hij die, zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, opzettelijk een dier pijn of letsel veroorzaakt of de gezondheid van een dier benadeelt;
- 2°.
hij die zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, opzettelijk aan een dier, dat geheel of ten dele aan hem toebehoort en onder zijn toezicht staat of aan een dier, tot welks verzorging hij verplicht is, de nodige verzorging onthoudt.
Het dier kan, indien het de schuldige toebehoort, worden verbeurdverklaard.
Indien tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen, sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens een der strafbare feiten omschreven in dit artikel of in artikel 477, onherroepelijk is geworden, kan gevangenisstraf van ten hoogste een jaar worden opgelegd.
Artikel 266
Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van ten hoogste zes duizend gulden wordt gestraft hij, die anders dan krachtens vergunning ingevolge de artikelen 1 en 1a van de Landsverordening Hazardspelen 1948 dan wel ingevolge een eilandsverordening, waarbij genoemde artikelen 1 en 1a worden vervangen, dan wel krachtens vergunning ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Landsverordening buitengaatse hazardspelen:
- 1°.
het opzettelijk aanbieden of geven van gelegenheid tot hazardspel als bedrijf uitoefent of opzettelijk in een onderneming daartoe deelneemt;
- 2°.
opzettelijk het publiek gelegenheid tot hazardspel aanbiedt of geeft, of opzettelijk in een onderneming daartoe deelneemt, onverschillig of het gebruik maken van die gelegenheid al dan niet van enige voorwaarde of van de inachtneming van enige vorm afhankelijk is gesteld;
- 3°.
het deelnemen aan hazardspel als bedrijf uitoefent.
Indien de schuldige het misdrijf in zijn beroep begaat, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.
Onder hazardspel wordt verstaan elk spel, waarbij in het algemeen de kans op winst van het toeval afhangt, ook wanneer die kans toeneemt met de meerdere geoefendheid of de grootere behendigheid van den speler. Daaronder worden begrepen alle kansovereenkomsten over den uitslag van wedstrijden of verdere spelen, welke niet tusschen hen die daaraan deelnemen zijn gesloten, zoomede alle weddenschappen. Daaronder worden niet begrepen loterijen naar de daarvan bij het eerste lid van artikel 1 der Loterijverordening 1909 gegeven omschrijving.
TITEL XV Verlating van hulpbehoevenden
Artikel 267
Hij die opzettelijk iemand tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging hij krachtens eene algemeene verordening of eene overeenkomst verplicht is, in een hulpeloozen toestand brengt of laat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Artikel 268
Hij die een kind beneden den leeftijd van zeven jaren te vondeling legt of, met het oogmerk om er zich van te ontdoen, verlaat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren en zes maanden.
Artikel 269
Indien een der in de artikelen 267 en 268 omschreven feiten zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren en zes maanden.
Indien een dezer feiten den dood ten gevolge heeft, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren.
Artikel 270
Indien de schuldige aan het in artikel 268 omschreven misdrijf de vader of de moeder is, kunnen te zijnen aanzien de in de artikelen 268 en 269 bepaalde straffen met een derde worden verhoogd.
Artikel 271
Indien de moeder, onder de werking van vrees voor de ontdekking van hare bevalling, haar kind kort na de geboorte te vondeling legt of, met het oogmerk om er zich van te ontdoen, verlaat, wordt het maximum der in de artikelen 268 en 269 vermelde straffen tot de helft verminderd.
Artikel 272
Bij veroordeeling wegens een der in de artikelen 268 - 271 omschreven misdrijven kan ontzetting van de in artikel 32 N°. 4 vermelde rechten worden uitgesproken.
Artikel 272bis
Hij, die bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak veroordeeld zijnde om aan iemand levensonderhoud te verschaffen of om een bepaald bedrag te betalen voor de verzorging en de opvoeding van een minderjarige kind, hiermede opzettelijk geheel of gedeeltelijk in gebreke is gebleven gedurende een tijdsverloop van twee maanden, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of met geldboete van ten hoogste vijfhonderd gulden.
Artikel 272ter
Hij, aan wiens schuld te wijten is, dat hij, bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak veroordeeld zijnde om aan iemand levensonderhoud te verschaffen of om een bepaald bedrag te betalen voor de verzorging en de opvoeding van een minderjarig kind, hiermede geheel of gedeeltelijk in gebreke is gebleven gedurende een tijdsverloop van twee maanden, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of met geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Artikel 272quater
[nog niet in werking]
De schuldige aan een der in beide vorige artikelen omschreven misdrijven kan bovendien, zo hij tot werken in staat is, tot plaatsing in een landswerkinrichting worden veroordeeld voor ten hoogste een jaar.
TITEL XVI Beleediging
Artikel 273
-
1. Hij die opzettelijk iemands eer of goeden naam aanrandt door telastlegging van een bepaald feit, met het kennelijk doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, wordt, als schuldig aan smaad, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
-
2. Indien dit geschiedt door middel van geschriften of afbeeldingen, verspreid, openlijk ten toon gesteld of aangeslagen, wordt de dader, als schuldig aan smaadschrift, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
-
3. Noch smaad, noch smaadschrift bestaat voor zoover de dader klaarblijkelijk heeft gehandeld in het algemeen belang of tot noodzakelijke verdediging.
Artikel 274
Hij die het misdrijf van smaad of smaadschrift pleegt ingeval het bewijs der waarheid van het te laste gelegde feit is toegelaten, wordt, indien hij dat bewijs niet levert en de telastlegging tegen beter weten is geschied, als schuldig aan laster, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.
Artikel 275
Het bewijs der waarheid van het te laste gelegde feit wordt alleen toegelaten in de volgende gevallen:
- 1°.
wanneer de rechter het onderzoek naar de waarheid noodig acht ter beoordeling van de bewering van den beklaagde dat hij in het algemeen belang of tot noodzakelijke verdediging gehandeld heeft;
- 2°.
wanneer aan een ambtenaar een feit begaan in de uitoefening zijner bediening wordt te laste gelegd.
Artikel 276
Het in artikel 275 bedoeld bewijs is niet toegelaten, indien het te laste gelegde feit niet dan op klachte kan worden vervolgd en geene klachte is gedaan.
Artikel 277
Indien de beleedigde aan het te laste gelegde feit bij rechterlijk gewijsde onherroepelijk is schuldig verklaard, is veroordeeling wegens laster uitgesloten.
Indien hij van het te laste gelegde feit bij rechterlijk gewijsde onherroepelijk is vrijgesproken, wordt dat gewijsde als volkomen bewijs der onwaarheid van het feit aangemerkt.
Indien tegen den beleedigde wegens het hem te laste gelegde feit eene strafvervolging is aangevangen, wordt de vervolging wegens laster geschorst totdat bij gewijsde onherroepelijk over het te laste gelegde feit is beslist.
Artikel 278
Elke opzettelijke beleediging die niet het karakter van smaad of smaadschrift draagt, iemand hetzij in het openbaar mondeling of bij geschrifte, hetzij in zijne tegenwoordigheid mondeling of door feitelijkheden, hetzij door toegezonden of aangeboden geschrift, aangedaan, wordt, als eenvoudige beleediging, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Artikel 279
De in de voorgaande artikelen van dezen Titel bepaalde straffen kunnen met een derde worden verhoogd, indien de beleediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening zijner bediening.
Artikel 280
Hij die opzettelijk tegen een bepaald persoon bij de overheid een valsche klacht of aangifte schriftelijk inlevert of in geschrift doet brengen, waardoor de eer of goede naam van dien persoon wordt aangerand, wordt, als schuldig aan lasterlijke aanklacht, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.
Artikel 281
Hij die opzettelijk door eenige handeling een ander valschelijk onder verdenking brengt eenig strafbaar feit te hebben gepleegd, wordt, als schuldig aan lasterlijke verdachtmaking, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.
Artikel 282
Beleediging, strafbaar krachtens dezen Titel, wordt niet vervolgd dan op klachte van hem tegen wien het misdrijf is gepleegd, behalve in het geval van artikel 279.
Artikel 283
Hij die ten aanzien van een overledene een feit pleegt dat, ware deze nog in leven, als smaadschrift of smaad zou zijn gekenmerkt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Dit misdrijf wordt niet vervolgd dan op klachte hetzij van een der bloedverwanten of aangehuwden van den overledene in de rechte linie of zijlinie tot den tweeden graad, hetzij van zijn echtgenoot.
Artikel 284
-
1. Hij die een geschrift of afbeelding van beleedigenden of voor een overledene smadelijken inhoud, met het oogmerk om aan den beleedigenden of smadelijken inhoud ruchtbaarheid te geven of de ruchtbaarheid daarvan te vermeerderen, verspreidt, openlijk ten toon stelt of aanslaat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste eene maand of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
-
2. Dit misdrijf wordt niet vervolgd dan op klachte van de in artikel 282 en het tweede lid van artikel 283 aangewezen personen.
Artikel 284a
Bij veroordeeling wegens een der misdrijven, omschreven in de artikelen 274, 280, 281 en 284, kan ontzetting van de in artikel 32 vermelde rechten worden uitgesproken.
TITEL XVII Schending van geheimen
Artikel 285
Hij die opzettelijk eenig geheim, hetwelk hij, uit hoofde van zijn hetzij tegenwoordig hetzij vroeger ambt of beroep, verplicht is te bewaren, bekend maakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste zes honderd gulden.
Indien dit misdrijf tegen een bepaald persoon gepleegd is, wordt het slechts vervolgd op diens klachte.
Artikel 286
Hij die opzettelijk aangaande eene onderneming van handel of nijverheid bij welke hij werkzaam is of geweest is, bijzonderheden waarvan hem geheimhouding is opgelegd, bekend maakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste zes honderd gulden.
Met dezelfde straf wordt gestraft hij die het bij artikel 135, tweede lid, van het Wetboek van Koophandel van de Nederlandse Antillen gesteld verbod opzettelijk overtreedt.
Geene vervolging heeft plaats dan op klachte van het bestuur der onderneming.
TITEL XVIII Misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid
Artikel 287
Hij die voor eigen of vreemde rekening slavenhandel drijft of opzettelijk daaraan middellijk of onmiddellijk deelneemt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.
Artikel 288
Hij die als schipper dienst neemt of dienst doet op een vaartuig, wetende dat het tot het drijven van slavenhandel bestemd is, of het daartoe gebruikende, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.
Indien het vervoer den dood van een of meer slaven ten gevolge heeft, wordt de schipper gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren.
Artikel 289
Hij die als schepeling dienst neemt op een vaartuig, wetende dat het tot het drijven van slavenhandel bestemd is of gebruikt wordt, of vrijwillig in dienst blijft na die bestemming of dit gebruik te hebben vernomen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren.
Artikel 290
Hij die voor eigen of vreemde rekening middellijk of onmiddellijk medewerkt tot het verhuren, vervrachten of verzekeren van een vaartuig, wetende dat het tot het drijven van slavenhandel bestemd is, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren.
Artikel 291
Hij die iemand uit de plaats van diens inwoning of van diens tijdelijk verblijf wegvoert, met het oogmerk om hem wederrechtelijk onder zijne of eens anders macht te brengen of hem in hulpeloozen toestand te verplaatsen, wordt als schuldig aan menschenroof, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.
Artikel 292
-
1. Hij die opzettelijk een minderjarige onttrekt aan het wettig over hem gesteld gezag of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
-
2. Gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren wordt opgelegd, indien list, geweld of bedreiging met geweld is gebezigd, of indien de minderjarige beneden de twaalf jaren oud is.
Artikel 293
Hij die opzettelijk een minderjarige die onttrokken is of zich onttrokken heeft aan het wettig over hem gesteld gezag of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent, verbergt of aan de nasporing van de ambtenaren der justitie of politie onttrekt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of, indien de minderjarige beneden de twaalf jaren oud is, met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
Artikel 294
Als schuldig aan schaking wordt gestraft:
- 1°.
met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren, hij die eene minderjarige vrouw, zonder den wil van hare ouders of voogden, doch met hare toestemming wegvoert, met het oogmerk om zich haar bezit in of buiten echt te verzekeren;
- 2°.
met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren, hij die eene vrouw door list, geweld of bedreiging met geweld wegvoert, met het oogmerk om zich haar bezit in of buiten echt te verzekeren.
Geene vervolging heeft plaats dan op klachte.
De klachte geschiedt:
- a.
indien de vrouw tijdens de wegvoering minderjarig is, hetzij door haar zelve, hetzij door iemand wiens toestemming zij tot het aangaan van een huwelijk behoeft;
- b.
Indien zij tijdens de wegvoering meerderjarig is, hetzij door haar zelve, hetzij door haren echtgenoot.
Indien de schaker met de weggevoerde een huwelijk heeft gesloten, heeft geene veroordeeling plaats, dan nadat de nietigheid van het huwelijk is uitgesproken.
Artikel 295
Hij die opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid berooft of beroofd houdt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren en zes maanden.
Indien het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren.
Indien het feit den dood ten gevolge heeft, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.
De in dit artikel bepaalde straffen zijn ook van toepassing op hem die opzettelijk tot de wederrechtelijke vrijheidsrooving eene plaats verschaft.
Artikel 295a
-
1. Hij die opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid berooft of beroofd houdt met een terroristisch oogmerk, wordt gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste vierentwintig jaren.
-
2. Artikel 295, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 295b
De samenspanning tot het in artikel 295a omschreven misdrijf wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.
Artikel 296
Hij aan wiens schuld te wijten is dat iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroofd wordt of beroofd blijft, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Indien het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met hechtenis van ten hoogste negen maanden.
Indien het feit den dood ten gevolge heeft, wordt hij gestraft met hechtenis van ten hoogste een jaar.
Artikel 297
Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren wordt gestraft:
- 1°.
hij die een ander door geweld of eenige andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of eenige andere feitelijkheid, gericht hetzij tegen dien ander, hetzij tegen derden, wederrechtelijk dwingt iets te doen, niet te doen of te dulden;
- 2°.
hij die een ander door bedreiging met smaad, smaadschrift of valsche aanklacht dwingt iets te doen, niet te doen of te dulden.
In het geval onder N°. 2 omschreven, wordt het misdrijf niet vervolgd dan op klachte van hem tegen wien het gepleegd is.
Artikel 298
-
1. Bedreiging met openlijk geweld met vereenigde krachten tegen personen of goederen, met geweld tegen een internationaal beschermd persoon of diens beschermde goederen, met eenig misdrijf waardoor de algemeene veiligheid van personen of goederen in gevaar wordt gebracht, met verkrachting, met feitelijke aanranding van de eerbaarheid, met eenig misdrijf tegen het leven gericht, met gijzeling, met zware mishandeling, met mishandeling met gebruikmaking van wapenen als bedoeld bij het tweede lid van artikel 1 der Wapenverordening 1931 of met brandstichting, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van ten hoogste tienduizend gulden.
-
2. Indien deze bedreiging schriftelijk en onder eene bepaalde voorwaarde geschiedt, wordt zij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van ten hoogste tienduizend gulden.
-
3. Bedreiging met een terroristisch misdrijf wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
Artikel 299
Bij veroordeeling wegens een der in de artikelen 287 - 295 en in het tweede lid van artikel 298 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 32, N°. 1 - 4, vermelde rechten worden uitgesproken.
TITEL XIX Misdrijven tegen het leven gericht
Artikel 300
Hij die opzettelijk een ander van het leven berooft, wordt, als schuldig aan doodslag, gestraft met levenslange gevangenisstraf dan wel een tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste vier en twintig jaren.
Artikel 301
Doodslag gevolgd, vergezeld of voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om bij betrapping op heeter daad, aan zich zelven of andere deelnemers aan dat feit hetzij straffeloosheid hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren, wordt gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste vier en twintig jaren.
Artikel 301a
Doodslag, gepleegd met een terroristisch oogmerk, wordt gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste vierentwintig jaren.
Artikel 302
Hij die opzettelijk en met voorbedachten rade een ander van het leven berooft, wordt als schuldig aan moord, gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste vier en twintig jaren.
Artikel 302a
De samenspanning tot het in artikel 302 omschreven misdrijf, te begaan met een terroristisch oogmerk, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.
Artikel 303
De moeder die, onder de werking van vrees voor de ontdekking van hare bevalling, haar kind bij of kort na de geboorte opzettelijk van het leven berooft, wordt, als schuldig aan kinderdoodslag, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
Artikel 304
De moeder die, ter uitvoering van een onder de werking van vrees voor de ontdekking van hare aanstaande bevalling genomen besluit, haar kind bij of kort na de geboorte opzettelijk van het leven berooft, wordt, als schuldig aan kindermoord, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren.
Artikel 305
De in de artikelen 303 en 304 omschreven misdrijven worden ten aanzien van anderen, die er aan deelnemen, als doodslag of als moord aangemerkt.
Artikel 306
Hij die een ander op zijn uitdrukkelijk en ernstig verlangen van het leven berooft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.
Artikel 307
Hij die opzettelijk een ander tot zelfmoord aanzet, hem daarbij behulpzaam is of hem de middelen daartoe verschaft, wordt, indien de zelfmoord volgt, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.
Artikel 308
De vrouw die opzettelijk de afdrijving of den dood van haar vrucht veroorzaakt of door een ander laat veroorzaken, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.
Artikel 309
Hij die opzettelijk de afdrijving of den dood der vrucht van eene vrouw zonder hare toestemming veroorzaakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.
Indien het feit den dood van de vrouw ten gevolge heeft, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren.
Artikel 310
Hij die opzettelijk de afdrijving of den dood der vrucht van eene vrouw met hare toestemming veroorzaakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren en zes maanden.
Indien het feit den dood van de vrouw ten gevolge heeft, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
Artikel 311
Indien een geneeskundige, vroedvrouw of artsenijbereider medeplichtig is aan het misdrijf in artikel 308 of schuldig of medeplichtig aan een der misdrijven in de artikelen 309 en 310 omschreven, kunnen de in die artikelen bepaalde straffen met een derde worden verhoogd, en kan hij van de uitoefening van het beroep waarin hij het misdrijf begaat worden ontzet.
Artikel 312
Bij veroordeeling wegens doodslag, wegens moord of wegens een der in de artikelen 306, 309 en 310 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 32, N°. 1 - 4, vermelde rechten worden uitgesproken.
TITEL XX Mishandeling
Artikel 313
Mishandeling wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren.
Indien het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren.
Indien het feit den dood ten gevolge heeft, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.
Met mishandeling wordt gelijkgesteld opzettelijke benadeling der gezondheid.
Poging tot dit misdrijf is niet strafbaar.
Artikel 313a
-
1. Hij die wederrechtelijk stelselmatig inbreuk maakt op eens anders persoonlijke levenssfeer met het oogmerk die ander te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen, wordt als schuldig aan belaging, gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of een geldboete van ten hoogste vijfenzeventigduizend gulden.
-
2. Vervolging vindt niet plaats dan op klacht van hem tegen wie het misdrijf is begaan.
Artikel 314
Mishandeling gepleegd met voorbedachten rade wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
Indien het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.
Indien het feit den dood ten gevolge heeft, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zestien jaren.
Artikel 314a
Mishandeling gepleegd met gebruikmaking van wapenen, als bedoeld bij het tweede lid van artikel 1 der Wapenverordening 1931, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren.
Indien het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.
Indien het feit de dood ten gevolge heeft, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zestien jaren.
Artikel 314b
Mishandeling gepleegd met gebruikmaking van wapenen, als bedoeld bij het tweede lid van artikel 1 der Wapenverordening 1931 en met voorbedachten rade, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.
Indien het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zestien jaren.
Indien het feit de dood ten gevolge heeft, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier en twintig jaren.
Artikel 315
Hij die aan een ander opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toebrengt, wordt, als schuldig aan zware mishandeling, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zestien jaren.
Indien het feit den dood ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twintig jaren.
Artikel 316
Zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier en twintig jaren.
Indien het feit den dood ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met levenslange gevangenisstraf dan wel een tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste vier en twintig jaren.
Artikel 317
De in de artikelen 313 - 316 bepaalde straffen kunnen met een derde worden verhoogd:
- 1°.
ten aanzien van den schuldige die het misdrijf begaat tegen zijne moeder, zijne wettigen vader, zijn echtgenoot of zijn kind;
- 2°.
indien het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening zijner bediening;
- 3°.
indien het misdrijf wordt gepleegd door toediening van voor het leven of de gezondheid schadelijke stoffen.
Artikel 318
Bij veroordeeling wegens een der in de artikelen 314 en 316 omschreven misdrijven kan ontzetting van de in artikel 32, no. 1 - 4, vermelde rechten worden uitgesproken.
Artikel 318a
Indien een misdrijf, strafbaar gesteld in artikel 315 en 316, is begaan met een terroristisch oogmerk, kan levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste vierentwintig jaren.
Artikel 318b
De samenspanning tot het in artikel 316 omschreven misdrijf, te begaan met een terroristisch oogmerk, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.
Artikel 319
Zij die opzettelijk deelnemen aan een aanval of vechterij waarin onderscheiden personen zijn gewikkeld, worden, behoudens ieders verantwoordelijkheid voor de bijzondere door hem bedreven feiten, gestraft:
- 1°.
met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren, indien de aanval of vechterij alleen zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
- 2°.
met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren, indien de aanval of vechterij iemands dood ten gevolge heeft.
TITEL XXI Veroorzaken van den dood of van lichamelijk letsel door schuld
Artikel 320
Hij aan wiens schuld de dood van een ander te wijten is, wordt gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste negen maanden.
Indien de dood, bij gelegenheid van een botsing, aan- of overrijding met een door de schuldige bestuurd motorrijtuig, of bij gelegenheid van enige handeling ter voorkoming van een botsing met of aan of overrijding door dat motorrijtuig, veroorzaakt is door de botsing, aan- of overrijding dan wel door de handeling ter voorkoming daarvan, wordt degene, aan wiens schuld die dood te wijten is, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren.
Artikel 321
Hij aan wiens schuld te wijten is dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt of zoodanig lichamelijk letsel waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening zijner ambts- of beroepsbezigheden ontstaan, wordt gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Indien het letsel, bij gelegenheid van een botsing, aan- of overrijding met een door de schuldige bestuurd motorrijtuig, of bij gelegenheid van enige handeling ter voorkoming van een botsing met of aan- of overrijding door dat motorrijtuig, veroorzaakt is door de botsing, aan of overrijding dan wel door de handeling ter voorkoming daarvan, wordt degene, aan wiens schuld dat letsel te wijten is, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste achttien maanden.
Artikel 321A
Indien de schuldige, in de gevallen bedoeld in het tweede lid van artikel 320 of het tweede lid van artikel 321, tijdens het ongeval onder zodanige invloed van het gebruik van alcoholhoudende drank verkeerde, dat hij niet in staat moest worden geacht het motorrijtuig naar behoren te besturen, wordt hij gestraft, in het geval bedoeld bij het tweede lid van artikel 320 met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren, en in het geval bedoeld bij het tweede lid van artikel 321 met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren.
Artikel 322
Indien de in dezen Titel omschreven misdrijven worden gepleegd in de uitoefening van eenig ambt of beroep, kan de straf met een derde worden verhoogd, kan ontzetting worden uitgesproken van de uitoefening van het beroep waarin het misdrijf is gepleegd en kan de rechter de openbaarmaking zijner uitspraak gelasten.
TITEL XXII Diefstal en strooperij
Artikel 323
Hij die eenig goed dat geheel of ten deele aan een ander toebehoort, wegneemt, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, wordt, als schuldig aan diefstal, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van ten hoogste zestig gulden.
Artikel 324
Met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren wordt gestraft:
- 1°.
diefstal van vee uit de weide;
- 2°.
diefstal bij gelegenheid van brand, ontploffing, watersnood, schipbreuk, stranding, spoorwegongeval, oproer, muiterij of oorlogsnood;
- 3°.
diefstal van een motorrijtuig;
- 4°.
diefstal door twee of meer vereenigde personen;
- 5°.
diefstal waarbij de schuldige zich den toegang tot de plaats des misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking of inklimming, van valsche sleutels, van een valsche order of een valsch kostuum.
- 6°.
diefstal met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijker te maken.
Artikel 324a
-
1. Met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren wordt gestraft diefstal in een woning of op een bij een woning behorend erf, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt.
-
2. Indien de in het eerste lid omschreven diefstal vergezeld gaat van een der in artikel 324, onderdelen 4 en 5, vermelde omstandigheden, wordt gevangenisstraf van ten hoogste zestien jaren opgelegd.
Artikel 325
- 1.
Met gevangenisstraf van ten hoogste vier en twintig jaren wordt gestraft diefstal, voorafgaande, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om dien diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heeter daad, aan zich zelven of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
- 2.
Levenslange gevangenisstraf dan wel een tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste vierentwintig jaren wordt opgelegd:
- 1°.
indien het feit den dood ten gevolge heeft;
- 2°.
indien het feit wordt gepleegd met het oogmerk een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken.
- 1°.
Levenslange gevangenisstraf dan wel een tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste vier en twintig jaren wordt opgelegd, indien het feit den dood ten gevolge heeft.
Artikel 326
Bij veroordeeling wegens diefstal kan ontzetting van de in artikel 32, N°. 1 - 4, vermelde rechten worden uitgesproken.
Artikel 327
Hij die, zonder geweld of bedreiging met geweld tegen personen, geheel of ten deele aan een ander toebehoorende klei, bagger, zand, aarde, grind, puin, mestspeciën, zoden, plaggen, heide, helm, wier, riet, biezen, maïsstokken, mos, onbewerkt en niet vervoerd hak- of sprokkelhout, ongeplukte of afgevallen boomvruchten of bladeren, te veld staand gras of te veld staande of na den oogst achtergebleven veldvruchten wegneemt, met het oogmerk om zich die voorwerpen wederrechtelijk toe te eigenen, wordt, als schuldig aan strooperij, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier maanden of geldboete van ten hoogste zestig gulden.
Indien tijdens het plegen van het misdrijf nog geen twee jaren zijn verloopen, sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige wegens gelijk misdrijf onherroepelijk is geworden, kan gevangenisstraf van ten hoogste acht maanden worden opgelegd.
Artikel 328
Met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van ten hoogste zestig gulden wordt gestraft:
- 1°.
strooperij gepleegd met behulp van vaartuigen, wagens, trek- of lastdieren;
- 2°.
strooperij gepleegd onder een of meer der in artikel 324, N°. 2 - 5 vermelde omstandigheden.
Ontzetting van de in artikel 32, N°. 1 - 4, vermelde rechten kan worden uitgesproken.
Artikel 329
Indien de dader van of medeplichtige aan een der in dezen Titel omschreven misdrijven de niet van tafel en bed of van goederen gescheiden echtgenoot is van hem tegen wien het misdrijf is gepleegd, is de strafvervolging tegen dien dader of dien medeplichtige uitgesloten.
Indien hij zijn van tafel en bed of van goederen gescheiden echtgenoot is of zijn bloed- of aanverwant, hetzij in de rechte linie, hetzij in den tweeden graad der zijlinie, heeft de vervolging, voor zoover hem betreft, alleen plaats op eene tegen hem gerichte klachte van dengene tegen wien het misdrijf is gepleegd.
TITEL XXIII Afpersing en afdreiging
Artikel 330
-
Hij die, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordeelen, door geweld of bedreiging met geweld iemand dwingt hetzij tot de afgifte van eenig goed, dat geheel of ten deele aan dezen of aan een derde toebehoort, hetzij tot het aangaan van ene schuld of het tenietdoen van eene inschuld, wordt, als schuldig aan afpersing, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier en twintig jaren.
-
2. Levenslange gevangenisstraf dan wel een tijdelijke gevangenisstraf van het hoogste vier en twintig jaren wordt opgelegd, indien het feit de dood ten gevolge heeft.
Artikel 331
Hij die, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordeelen, door bedreiging hetzij met smaad, smaadschrift of openbaring van een geheim, hetzij met klachte of aangifte van een strafbaar feit bij de overheid, iemand dwingt hetzij tot de afgifte van eenig goed dat geheel of ten deele aan dezen of aan een derde toebehoort, hetzij tot het aangaan van eene schuld of het tenietdoen van eene inschuld, wordt, als schuldig aan afdreiging, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.
Dit misdrijf wordt niet vervolgd dan op klachte van hem tegen wien het gepleegd is.
Artikel 332
De bepaling van artikel 329 is op de in dezen Titel omschreven misdrijven van toepassing
Artikel 333
Bij veroordeling wegens een der in dezen Titel omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 32, N°. 1 - 4, vermelde rechten worden uitgesproken.
TITEL XXIV Verduistering
Artikel 334
Hij die opzettelijk eenig goed dat geheel of ten deele aan een ander toebehoort en dat hij anders dan door misdrijf onder zich heeft, wederrechtelijk zich toeeigent, wordt, als schuldig aan verduistering, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van ten hoogste zestig gulden.
Artikel 335
Verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijne persoonlijke dienstbetrekking of van zijn beroep, of tegen geldelijke vergoeding onder zich heeft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren.
Artikel 336
Verduistering gepleegd door hem wien het goed uit noodzaak in bewaring is gegeven, of door voogden, curators, bewindvoerders, uitvoerders van uiterste wilsbeschikkingen of beheerders van verenigingen of van stichtingen, ten opzichte van eenig goed dat zij als zoodanig onder zich hebben, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren.
Artikel 337
De bepaling van artikel 329 is op de in dezen Titel omschreven misdrijven van toepassing.
Artikel 338
-
1. Bij veroordeeling wegens een der in dezen Titel omschreven misdrijven, kan de rechter de openbaarmaking zijner uitspraak gelasten en ontzetting uitspreken van de in artikel 32, N°. 1 - 4, vermelde rechten.
-
2. Indien de schuldige het misdrijf in zijn beroep begaat, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.
TITEL XXV Bedrog
Artikel 339
Hij die, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordeelen, hetzij door het aannemen van een valsche naam of van een valsche hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen, hetzij door een samenweefsel van verdichtsels, iemand beweegt tot de afgifte van eenig goed of tot het aangaan van eene schuld of het tenietdoen van eene inschuld, wordt, als schuldig aan oplichting, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.
Artikel 339a
Hij, die een beroep of eene gewoonte maakt van het koopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.
Artikel 340
Hij die door listige kunstgrepen den verzekeraar in dwaling brengt ten opzichte van omstandigheden tot, de verzekering betrekking hebbende, zoodat deze eene overeenkomst sluit die hij niet onder dezelfde voorwaarden zou hebben gesloten, indien hij den waren staat van zaken gekend had, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar.
Artikel 341
Hij die, met het oogmerk om zich of een ander, ten nadeele van den verzekeraar, wederrechtelijk te bevoordeelen, brand sticht of eene ontploffing teweegbrengt in eenig tegen brandgevaar verzekerd goed, of een vaartuig of luchtvaartuig, dat verzekerd is of waarvan de zich aan boord bevindende zaken of de te verdienen vracht zijn verzekerd, doet zinken, stranden of verongelukken, vernielt, onbruikbaar maakt of beschadigt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren.
Artikel 341bis
Hij, die, om het handels- of bedrijfsdebiet van zichzelven of van een ander te vestigen, te behouden of uit te breiden, eenige bedrieglijke handeling pleegt tot misleiding van het publiek of van een bepaald persoon, wordt, indien daaruit eenig nadeel voor concurrenten van hem of van dien ander kan ontstaan, als schuldig aan oneerlijke mededinging, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar, of geldboete van ten hoogste negenhonderd gulden.
Artikel 342
Met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar wordt gestraft de verkooper die den kooper bedreigt:
- 1°.
door hem die een bepaald aangewezen voorwerp kocht, opzettelijk iets anders daarvoor in de plaats te leveren;
- 2°.
ten opzichte van de aard, de hoedanigheid of de hoeveelheid van het geleverde, door het aanwenden van listige kunstgrepen.
Artikel 342bis
De houder van een cognossement, die opzettelijk over verschillende exemplaren daarvan onder bezwarenden titel beschikt ten behoeve van verschillende verkrijgers, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren.
Artikel 343
Hij die eet- of drinkwaren of geneesmiddelen verkoopt, te koop aanbiedt of aflevert, wetende dat zij vervalscht zijn en die vervalsching verzwijgende, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.
Eet- of drinkwaren of geneesmiddelen zijn vervalscht, wanneer door bijmenging van vreemde bestanddeelen hunne waarde of hunne bruikbaarheid verminderd is.
Artikel 344
Met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren wordt gestraft de aannemer of de bouwmeester van eenig werk of de verkooper van bouwmaterialen, die bij de uitvoering van het werk of de levering der materialen eenige bedrieglijke handeling pleegt, ten gevolge waarvan de veiligheid van personen of goederen, of de veiligheid van den Staat in tijd van oorlog kan worden in gevaar gebracht.
Met dezelfde straf wordt gestraft hij die, met het opzicht over het werk of over de levering der materialen belast, de bedrieglijke handeling opzettelijk toelaat.
Artikel 345
Hij die, bij levering van benoodigdheden ten dienste van de krijgsmacht, eenige bedrieglijke handeling pleegt, ten gevolge waarvan de veiligheid van den Staat in tijd van oorlog kan worden in gevaar gebracht, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
Met dezelfde straf wordt gestraft hij die, met het opzicht over de levering der goederen belast, de bedrieglijke handeling opzettelijk toelaat.
Artikel 346
Hij die, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordeelen, hetgeen tot afbakening der grenzen van erven dient, vernielt, verplaatst, verwijdert of onbruikbaar maakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren.
Artikel 347
Hij die, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordeelen, door het verspreiden van een logenachtig bericht, den prijs van koopwaren, fondsen of geldwaardig papier doet stijgen of dalen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren.
Artikel 348
Hij die effecten uitgeeft of belast is met of zijn medewerking verleent tot het plaatsen van effecten, het publiek tot inschrijving of deelneming tracht te bewegen door het opzettelijk verzwijgen of verminken van ware, of voorspiegelen van valse feiten of omstandigheden, wordt gestraft met hetzij een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren, hetzij een geldboete van ten hoogste één miljoen gulden, hetzij met beide straffen.
Met dezelfde straf wordt gestraft de natuurlijke persoon of de bestuurder, beheerende vennoot of commissaris van de vereniging, stichting of vennootschap, die het plegen van het feit opzettelijk toelaat.
Onder effecten wordt verstaan hetgeen daaronder in artikel 1 van de Landsverordening toezicht effectenbeurzen wordt verstaan.
Artikel 349
De koopman, de bestuurder, beheerende vennoot of commissaris van eene vennootschap of coöperatie, die opzettelijk eene onware staat of eene onware balans, winst- en verliesrekening of toelichting op een van die stukken openbaar maakt of zoodanige openbaarmaking opzettelijk toelaat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar.
Artikel 350
Hij die opzettelijk waren, welke zelve of op hare verpakking valschelijk voorzien zijn van den naam, de firma of het merk waarop een ander recht heeft, of, ter aanduiding van herkomst, van den naam eener bepaalde plaats, met bijvoeging van een verdichten naam of firma, of op welke of op wier verpakking zoodanige naam, firma of merk, zij het ook met eene geringe afwijking, zijn nagebootst, in de Nederlandse Antillen invoert zonder klaarblijkelijke bestemming om weder te worden uitgevoerd, verkoopt, te koop aanbiedt, aflevert, uitdeelt of ten verkoop of ter uitdeling in voorraad heeft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste zes honderd gulden.
Indien tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verloopen, sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige wegens gelijk misdrijf onherroepelijk is geworden, kan gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden worden opgelegd.
Artikel 351
De bepaling van artikel 329 is op de in dezen Titel omschreven misdrijven van toepassing.
Artikel 352
Bij veroordeeling wegens een der in dezen Titel omschreven misdrijven, kan de rechter de openbaarmaking zijner uitspraak gelasten en de schuldige worden ontzet van de uitoefening van het beroep waarin hij het misdrijf begaan geeft.
Bij veroordeeling wegens een der in de artikelen 339, 341, 344 en 345 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 32, N°. 1 - 4, vermelde rechten worden uitgesproken.
TITEL XXVI Benadeeling van schuldeischers en rechthebbenden
Artikel 353
De koopman die in staat van faillissement is verklaard, wordt, als schuldig aan eenvoudige bankbreuk, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar:
- 1°.
indien zijne verteringen buitensporig zijn geweest;
- 2°.
indien hij, met het oogmerk om zijn faillissement uit te stellen, wetende dat het daardoor niet kon worden voorkomen, op bezwarende voorwaarden geldopnemingen heeft gedaan;
- 3°.
indien hij de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers waarmee hij ingevolge artikel 15a van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek een administatie [bedoeld zal zijn: administratie] gevoerd heeft en de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers die hij ingevolge dat artikel bewaard heeft, niet in ongeschonden staat te voorschijn brengt.
Artikel 354
De koopman die in staat van faillissement is verklaard, wordt, als schuldig aan bedrieglijke bankbreuk, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren, indien hij ter bedrieglijke verkorting van de rechten zijner schuldeischers:
- 1°.
hetzij lasten verdicht heeft of verdicht, hetzij baten niet verantwoord heeft of niet verantwoordt, hetzij eenig goed aan den boedel onttrokken heeft of onttrekt;
- 2°.
eenig goed hetzij om niet, hetzij klaarblijkelijk beneden de waarde heeft vervreemd;
- 3°.
ter gelegenheid van zijn faillissement of op een tijdstip waarop hij wist dat het faillissement niet kon worden voorkomen, een zijner schuldeischers op eenige wijze bevoordeeld heeft of bevoordeelt;
- 4°.
niet voldaan heeft of niet voldoet aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15a van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en te voorschijn brengen van boeken,bescheiden en gegevensdragers in dat artikel bedoeld.
Artikel 355
De bestuurder of commissaris eener naamlooze vennootschap of besloten vennootschap welke in staat van faillissement is verklaard, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar:
- 1°.
indien hij heeft medegewerkt of zijne toestemming gegeven tot eenige handeling, in strijd met eenige wettelijke bepaling van de akte van oprichting, waaraan de door de vennootschap geleden verliezen geheel of grotendeels zijn te wijten;
- 2°.
indien hij, met het oogmerk om het faillissement der vennootschap uit te stellen, wetende dat het daardoor niet kan worden voorkomen, heeft medegewerkt of zijn toestemming gegeven tot het doen van geldopnemingen op bezwarende voorwaarden;
- 3°.
indien aan hem te wijten is, dat aan de in artikel 15a, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek omschreven verplichtingen niet is volstaan of dat de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, waarmee volgens dat artikel administratie gevoerd is, en de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers die ingevolge dat artikel zijn bewaard, niet in ongeschonden staat worden te voorschijn gebracht.
Artikel 356
De bestuurder of commissaris eener naamlooze vennootschap of besloten vennootschap welke in staat van faillissement is verklaard, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren, indien hij ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeischers van de vennootschap:
- 1°.
hetzij lasten verdicht heeft of verdicht, hetzij baten niet verantwoord heeft of niet verantwoordt, hetzij eenig goed aan den boedel onttrokken heeft of onttrekt;
- 2°.
eenig goed hetzij om niet, hetzij klaarblijkelijk beneden de waarde heeft vervreemd;
- 3°.
ter gelegenheid van het faillissement of op een tijdstip waarop hij wist dat het faillissement niet kon worden voorkomen, een der schuldeischers op eenige wijze bevoordeeld heeft of bevoordeelt;
- 4°.
niet voldaan heeft of niet voldoet aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15a van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en gegevensdragers in dat artikel bedoeld.
Artikel 357
Met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren en zes maanden wordt gestraft hij die ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeischers:
- 1°.
ingeval van faillissement of in het vooruitzicht daarvan, indien het faillissement is gevolgd, enig goed aan de boedel onttrekt of betaling aanneemt, hetzij van een niet opeisbare schuld, hetzij van een opeisbare schuld, in het laatste geval wetende, dat het faillissement van de schuldenaar reeds was aangevraagd of ten gevolge van overleg met de schuldenaar;
- 2°.
bij verificatie der schuldvorderingen in geval van faillissement, eene niet bestaande schuldvordering voorwendt of eene bestaande tot een verhoogd bedrag doet gelden.
Artikel 358
De schuldeischer die tot een aangeboden gerechtelijk akkoord toetreedt tengevolge van eene overeenkomst hetzij met den schuldenaar, hetzij met een derde, waarbij hij bijzondere voordeelen heeft bedongen, wordt, in geval van aanneming van het akkoord, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar.
Gelijke straf wordt in hetzelfde geval toegepast op den schuldenaar of, indien deze eene vennootschap, vereniging of stichting is, op den bestuurder of commissaris, die zoodanige overeenkomst sluit.
Artikel 359
Hij die zonder koopman te zijn in staat van faillissement is verklaard, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren en zes maanden, indien hij, ter bedrieglijke verkorting van de rechten zijner schuldeischers, hetzij lasten verdicht heeft of verdicht, hetzij baten niet verantwoord heeft of niet verantwoordt, hetzij eenig goed aan den boedel onttrokken heeft of onttrekt, hetzij eenig goed om niet of klaarblijkelijk beneden de waarde heeft vervreemd, hetzij ter gelegenheid van zijn faillissement, of op een tijdstip waarop hij wist, dat het niet kon worden voorkomen een zijner schuldeischers op eenige wijze bevoordeeld heeft of bevoordeelt.
Artikel 360
De bestuurder of commissaris eener naamlooze vennootschap of besloten vennootschap die, buiten het geval van artikel 335, zijne medewerking heeft verleend of zijne toestemming gegeven tot eenige handeling in strijd met eenige wettelijke bepaling van de akte van oprichting, ten gevolge waarvan de vennootschap of vereniging ernstig nadeel ondervindt, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste tien duizend gulden.
Artikel 361
Hij die opzettelijk zijn eigen goed of, ten behoeve van degene aan wie het toebehoort, een hem niet toebehorend goed onttrekt aan een pandrecht, een retentierecht of een recht van vruchtgebruik of gebruik van een ander, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste een jaar en zes maanden.
Met dezelfde straf wordt gestraft hij die opzettelijk een goed dat is onderworpen aan een pandrecht, een retentierecht of een recht van vruchtgebruik of gebruik van een ander, vernielt, beschadigt of onbruikbaar maakt. De bepaling van artikel 329 is op deze misdrijven van toepassing.
Artikel 362
Bij veroordeeling wegens een der in artikelen 354, 356, 357 en 359 omschreven misdrijven, kan de schuldige worden ontzet van de in artikel 32, N°. 1 - 4, vermelde rechten.
Bij veroordeeling wegens een der in de artikelen 353 - 359 omschreven misdrijven, kan openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak worden gelast.
Artikel 363
[vervallen]
Artikel 364
[vervallen]
Artikel 365
[vervallen]
TITEL XXVII Vernieling of beschadiging van goederen
Artikel 366
-
1. Hij die opzettelijk en wederrechtelijk eenig goed dat geheel of ten deele aan een ander toebehoort, vernielt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
-
2. Gelijke straf wordt toegepast op hem die opzettelijk en wederrechtelijk een dier dat geheel of ten deele aan een ander toebehoort, doodt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt.
Artikel 367
Hij die opzettelijk en wederrechtelijk hetgeen tot afbakening der grenzen van ervan of perceelen dient, vernielt, verplaatst, verwijdert, of onbruikbaar maakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Artikel 368
Hij die spoorweg-, telegraaf-, telefoon- of electriciteitswerken, werken dienende tot waterkeering of waterloozing, gas- of waterleidingen of riolen, voor zoover deze werken, leidingen of riolen ten algemeenen nutte gebezigd worden, opzettelijk en wederrechtelijk vernielt, beschadigt of onbruikbaar maakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.
Artikel 369
Hij aan wiens schuld te wijten is dat eenig in het vorig artikel bedoeld werk, leiding of riool vernield, beschadigd of onbruikbaar gemaakt wordt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste honderd gulden.
Artikel 370
Hij die opzettelijk en wederrechtelijk eenig gebouw, vaartuig of zijn lading, installatie ter zee of luchtvaartuig dat geheel of ten deele aan een ander toebehoort, vernielt of onbruikbaar maakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren.
Artikel 371
De bepaling van artikel 329 is op de in dezen Titel omschreven misdrijven van toepassing.
Artikel 372
Indien een der in dezen Titel omschreven misdrijven door twee of meer vereenigde personen gepleegd wordt, kan de straf met een derde worden verhoogd.
TITEL XXVIII Ambtsmisdrijven
Artikel 372bis
Met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren wordt gestraft de minister die:
- 1°.
zijn medeondertekening verleent aan landsbesluiten, wetende dat daardoor bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, de Samenwerkingsregeling Nederlandse Antillen en Aruba, de Staatsregeling van de Nederlandse Antillen, de Eilandenregeling Nederlandse Antillen of enige andere in de Nederlandse Antillen geldende wettelijke regeling worden geschonden;
- 2°.
uitvoering geeft aan landsbesluiten, wetende dat deze niet van de vereiste medeondertekening van een of meer ministers zijn voorzien;
- 3°.
handelingen verricht, besluiten neemt of bevelen geeft, wetende dat daardoor bepalingen van de onder 1° bedoelde wettelijke regelingen worden geschonden;
- 4°.
opzettelijk nalaat uitvoering te geven aan een of meer van de onder 1° bedoelde wettelijke regelingen, voor zover deze uitvoering wegens de aard van de aangelegenheid tot de omvang van zijn verantwoordelijkheid behoort of hem uitdrukkelijk is opgedragen.
Artikel 372ter
Met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren wordt gestraft het lid van het bestuurscollege van een eilandgebied dat:
- 1°.
zijn medewerking verleent aan de totstandkoming van eilandsbesluiten en andere besluiten of beschikkingen van het bestuurscollege, wetende dat daardoor bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, de Staatsregeling van de Nederlandse Antillen, de Eilandenregeling Nederlandse Antillen of enige andere in dat eilandgebied geldende wettelijke regeling worden geschonden;
- 2°.
uitvoering geeft aan dan wel medewerkt tot de uitvoering van eilandsverordeningen, eilandsbesluiten en andere besluiten of beschikkingen van de eilandsraad of van het bestuurscollege, wetende dat deze niet op de in de Eilandenregeling Nederlandse Antillen voorgeschreven wijze zijn tot stand gekomen;
- 3°.
medewerkt aan de uitvoering van landsbesluiten, houdende algemene maatregelen, als bedoeld in artikel 58 van de Eilandenregeling Nederlandse Antillen, wetende dat deze niet op de in de Staatsregeling van de Nederlandse Antillen voorgeschreven wijze zijn tot stand gekomen;
- 4°.
handelingen verricht of bevelen geeft, wetende dat daardoor bepalingen van de onder 1° bedoelde wettelijke regelingen worden geschonden;
- 5°.
opzettelijk nalaat uitvoering te geven aan een of meer van de onder 1° bedoelde wettelijke regelingen, voor zover deze uitvoering wegens de aard van de aangelegenheid tot de omvang van zijn verantwoordelijkheid behoort of hem uitdrukkelijk is opgedragen.
Artikel 372quater
Onverminderd het bepaalde in het voorgaande artikel wordt met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren gestraft de gezaghebber van een eilandgebied die:
- 1°.
eilandsverordeningen of eilandsbesluiten, houdende algemene maatregelen, afkondigt wetende dat deze niet op de in de Eilandenregeling Nederlandse Antillen voorgeschreven wijze zijn tot stand gekomen of dat daarop artikel 99, eerste lid, van die Eilandenregeling van toepassing is;
- 2°.
eilandsverordeningen, eilandsbesluiten, houdende algemene maatregelen, en andere besluiten of beschikkingen van de eilandsraad of van het bestuurscollege, waarop artikel 104 van de Eilandenregeling Nederlandse Antillen van toepassing is, opzettelijk niet binnen de wettelijk gestelde tijd aan de Gouverneur toezendt.
Artikel 372quinquies
Met hechtenis van ten hoogste zes maanden wordt gestraft:
- 1°.
de minister, aan wiens grove schuld te wijten is dat de in artikel 372bis, onder 4°, omschreven uitvoering wordt nagelaten;
- 2°.
het lid ven het bestuurscollege van een eilandgebied, aan wiens grove schuld te wijten is dat de in artikel 372ter, onder 5°, omschreven uitvoering wordt nagelaten;
- 3°.
de gezaghebber van een eilandgebied, aan wiens grove schuld te wijten is dat de in artikel 372quater, onder 2°, bedoelde toezending niet binnen de wettelijk gestelde tijd geschiedt.
Artikel 372sexies
De feiten, genoemd in de artikelen 372bis, 372ter, 372quater en 372quinquies worden beschouwd als misdrijven.
Artikel 372septies
De medeondertekening van landsbesluiten wijst de minister of de ministers aan bij wie de verantwoordelijkheid voor die besluiten berust.
Artikel 372octies
Voor de toepassing van de bepalingen van deze titel wordt:
- a.
onder lid van het bestuurscollege van een eilandgebied mede verstaan het lid van de eilandsraad dat ingevolge aanwijzing door die raad een gedeputeerde vervangt;
- b.
onder gezaghebber van een eilandgebied mede verstaan de waarnemend gezaghebber van dat eilandgebied.
Artikel 373
De bevelhebber der gewapende macht die weigert of opzettelijk nalaat, op de wettige vordering van het bevoegde burgerlijk gezag, de onder zijn bevel staande macht aan te wenden, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.
Artikel 374
-
1. De ambtenaar die opzettelijk den bijstand der gewapende macht inroept tegen de uitvoering van wettelijke voorschriften, van wettige bevelen van het openbaar gezag of van rechterlijke uitspraken of bevelschriften, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
-
2. Indien die uitvoering daardoor wordt verhinderd, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren.
Artikel 374bis
De ambtenaar die, met het oogmerk om in de uitoefening van een openbare dienst stremming te veroorzaken of te doen voortduren, nalaat of op wettig gegeven last weigert werkzaamheden te verrichten, waartoe hij zich uitdrukkelijk of uit kracht van zijn ambt heeft verbonden, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Artikel 374ter
Indien twee of meer personen tengevolge van samenspanning het misdrijf plegen in het vorig artikel omschreven, worden de schuldigen, zomede de leiders of aanleggers der samenspanning, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren.
Artikel 374quater
Indien het oogmerk bij artikel 374bis omschreven wordt bereikt, wordt gevangenisstraf opgelegd:
in geval van artikel 374bis van ten hoogste een jaar;
in geval van artikel 374ter van ten hoogste vier jaren.
Artikel 375
De ambtenaar of een ander met eenigen openbaren dienst voortdurend of tijdelijk belast persoon die opzettelijk geld, ongemunt goud of geldwaardig papier, dat hij in zijne bediening onder zich heeft, verduistert of toelaat dat het door een ander weggenomen of verduisterd wordt, of dien ander daarbij als medeplichtige ter zijde staat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
Artikel 376
De ambtenaar of een ander met eenigen openbaren dienst voortdurend of tijdelijk belast persoon die opzettelijk boeken of registers, uitsluitend bestemd tot contrôle van de administratie, valschelijk opmaakt of vervalscht, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.
Artikel 377
De ambtenaar of een ander met eenigen openbaren dienst voortdurend of tijdelijk belast persoon die opzettelijk zaken bestemd om voor de bevoegde macht tot overtuiging of bewijs te dienen, akten, bescheiden of registers, welke hij in zijne bediening onder zich heeft, verduistert, vernielt, beschadigt of onbruikbaar maakt, of toelaat dat zij door een ander worden weggemaakt, vernield, beschadigd of onbruikbaar gemaakt, of dien ander daarbij als medeplichtige ter zijde staat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren en zes maanden.
Artikel 378
De ambtenaar die eene gift of belofte aanneemt, wetende dat zij hem gedaan wordt ten einde hem te bewegen om, zonder daardoor in strijd met zijn plicht te handelen, in zijne bediening iets te doen of na te laten, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Artikel 379
Met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren wordt gestraft de ambtenaar:
- 1°.
die eene gift of belofte aanneemt, wetende dat zij hem gedaan wordt ten einde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijne bediening iets te doen of na te laten;
- 2°.
die eene gift aanneemt, wetende dat zij hem gedaan wordt ten gevolge van of naar aanleiding van hetgeen door hem, in strijd met zijn plicht, in zijne bediening is gedaan of nagelaten.
Artikel 380
De rechter die eene gift of belofte aanneemt, wetende dat zij hem gedaan wordt ten einde invloed te oefenen op de beslissing van eene aan zijn oordeel onderworpen zaak, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren.
Indien de gift of belofte wordt aangenomen met het bewustzijn dat zij gedaan wordt om eene veroordeeling in eene strafzaak te verkrijgen, wordt de rechter gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.
Artikel 381
De ambtenaar die door misbruik van gezag iemand dwingt iets te doen, niet te doen of te dulden, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren.
Artikel 382
De ambtenaar die in de uitoefening zijner bediening, als verschuldigd aan hem zelven, aan een ander ambtenaar of aan eenige openbare kas, vordert of ontvangt of bij eene uitbetaling terughoudt hetgeen hij weet dat niet verschuldigd is, wordt, als schuldig aan knevelarij, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
Artikel 383
De ambtenaar die, belast met de bewaking van iemand die op openbaar gezag of krachtens rechterlijke uitspraak of beschikking van de vrijheid is beroofd, hem opzettelijk laat ontsnappen of bevrijdt of bij zijne bevrijding of zelfbevrijding behulpzaam is, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
Indien de ontsnapping, bevrijding of zelfbevrijding aan zijne schuld te wijten is, wordt hij gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van ten hoogste twaalfhonderd gulden.
Artikel 384
Met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren wordt gestraft
- 1°.
de ambtenaar met het opsporen van strafbare feiten belast, die opzettelijk niet voldoet aan de vordering om van eene wederrechtelijke vrijheidsberooving te doen blijken of daarvan aan de hoogere macht opzettelijk niet onverwijld kennis geeft;
- 2°.
de ambtenaar die, na in de uitoefening van zijne bediening kennis te hebben bekomen dat iemand op onwettige wijze van de vrijheid is beroofd, opzettelijk nalaat daarvan onverwijld kennis te geven aan een ambtenaar met het opsporen van strafbare feiten belast.
De ambtenaar aan wiens schuld eenig in dit artikel omschreven verzuim te wijten is, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Artikel 385
Met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar wordt gestraft het hoofd van een gesticht, bestemd tot opsluiting van veroordeelden, voorloopig aangehoudenen of gegijzelden of van een opvoedingsgesticht of krankzinnigengesticht, die weigert te voldoen aan eene wettige vordering om iemand, die in het gesticht is opgenomen, te vertoonen, of om inzage te geven van het register van inschrijving of van de akte waarvan de inschrijving bij algemeene verordening gevorderd wordt.
Met gelijke straf wordt gestraft het hoofd van een gesticht waarin een kind na ter beschikkingstelling van de Regering is geplaatst, die weigert te voldoen aan eene wettige vordering om dat kind te vertoonen of om inzage te geven van het register van inschrijving of van de akte waarvan de inschrijving bij algemeene verordening gevorderd wordt.
Artikel 386
De ambtenaar die, met overschrijding van zijne bevoegdheid of zonder inachtneming van de bij algemeene verordening bepaalde vormen, hetzij in de woning of in het bij eene woning behoorend erf, hetzij in het besloten lokaal of erf, bij een ander in gebruik, diens ondanks binnentreedt of, wederrechtelijk aldaar vertoevende, zich niet op de vordering van of vanwege den rechthebbende aanstonds verwijdert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Met gelijke straf wordt gestraft de ambtenaar die, ter gelegenheid eener huiszoeking, met overschrijding van zijne bevoegdheid of zonder inachtneming van de bij algemeene verordening bepaalde vormen, geschriften, boeken of andere papieren onderzoekt en in beslag neemt.
Artikel 387
De ambtenaar die, met overschrijding van zijne bevoegdheid, zich doet overleggen of in beslag neemt een aan eenige openbare instelling van vervoer toevertrouwden brief, briefkaart, stuk of pakket of een telegraphisch bericht dat zich in handen bevindt van een ambtenaar der telegraphie of van andere personen belast met den dienst van eene ten algemeenen nutte gebezigde telegraafinrichting, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren.
Dezelfde straf wordt opgelegd aan den ambtenaar die, met overschrijding van zijne bevoegdheid, zich door een ambtenaar der telefonie of door andere personen belast met den dienst van eene ten algemeenen nutte gebezigde telefooninrichting, doet inlichten ter zake van eenig verkeer hetwelk door tusschenkomst van die instelling is geschied.
Artikel 388
De ambtenaar van of een persoon werkzaam bij eenige openbare instelling van vervoer die een aan zoodanige instelling toevertrouwden brief, gesloten stuk of pakket opzettelijk en wederrechtelijk opent, daarvan inzage neemt of den inhoud aan een ander bekend maakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar en zes maanden.
Artikel 389
De ambtenaar van of een persoon werkzaam bij eenige openbare instelling van vervoer die een aan zoodanige instelling toevertrouwden brief, briefkaart, stuk of pakket opzettelijk aan een ander dan den rechthebbende afgeeft, vernietigt, wegmaakt, zich toeeigent, of den inhoud wijzigt of eenig daarin gesloten voorwerp aan een ander dan den rechthebbende afgeeft, vernietigt, wegmaakt of zich toeeigent, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren.
Indien zoodanig stuk of voorwerp geldswaarde heeft, wordt de toe-eigening gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
Artikel 390
Met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar en zes maanden wordt gestraft de ambtenaar of enig ander persoon belast met het toezicht op of met de dienst ten behoeve van de telecommunicatie-infrastructuur:
- a.
die opzettelijk en wederrechtelijk door tussenkomst van deze infrastructuur verzorgd, niet voor hem of niet mede voor hem bestemd gegevensverkeer aftapt;
- b.
die de beschikking heeft over een voorwerp waaraan, naar hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden, een gegeven kan worden ontleend, dat door wederrechtelijk aftappen van zodanig gegevensverkeer is verkregen;
- c.
die opzettelijk en wederrechtelijk de inhoud van zodanig gegevensverkeer aan een ander bekendmaakt;
- d.
die opzettelijk en wederrechtelijk een voorwerp waaraan een gegeven omtrent de inhoud van zodanig gegevensverkeer kan worden ontleend, ter beschikking stelt van een ander.
Artikel 390bis
De ambtenaar der telefonie of eenig ander persoon belast met het toezicht op of met den dienst van eene ten algemeenen nutte gebezigde telefooninrichting, die den inhoud van een door tusschenkomst van de telefonie of van zoodanige inrichting gevoerd gesprek opzettelijk en wederrechtelijk aan een ander bekendmaakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar en zes maanden.
Artikel 391
De ambtenaar van of een persoon werkzaam bij eenige openbare instelling van vervoer of der telegrafie of telefonie of eenig ander in artikel 390 of artikel 390bis bedoeld persoon, die opzettelijk toelaat, dat een ander een der in de artikelen 388 - 390bis vermelde feiten pleegt, of dien ander daarbij als medeplichtige ter zijde staat, wordt gestraft met de straffen en naar de onderscheidingen in die bepalingen vastgesteld.
Artikel 392
De ambtenaar die opzettelijk deelneemt, middellijk of onmiddellijk, aan aannemingen of leverantiën waarover hem op het tijdstip der handeling geheel of ten deele het bestuur of toezicht is opgedragen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste twaalfhonderd gulden.
Artikel 393
-
1. De ambtenaar van den burgerlijken stand die iemands huwelijk sluit, wetende dat deze daardoor een dubbel huwelijk aangaat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
-
2. De ambtenaar van den burgerlijken stand die iemands huwelijk sluit, wetende dat daartegen eenig ander wettig beletsel bestaat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Artikel 394
Bij veroordeeling wegens een der in de artikelen 375, 379, 380, 382, 389, laatste lid, en 393, eerste lid, omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 32, N°. 3 en 4, vermelde rechten worden uitgesproken.
TITEL XXIX Scheepvaart- en luchtvaartmisdrijven
Artikel 395
Als schuldig aan zeeroof wordt gestraft:
- 1°.
met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren, hij die als schipper dienst neemt of dienst doet op een vaartuig, wetende dat het bestemd is of het gebruikende om in open zee daden van geweld te plegen tegen andere vaartuigen of tegen zich daarop bevindende personen of goederen, zonder door eene oorlogvoerende mogendheid daartoe zijn gemachtigd of tot de oorlogsmarine eener erkende mogendheid te behooren;
- 2°.
met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren, hij die, bekend met deze bestemming of dit gebruik, als schepeling dienst neemt op zoodanig vaartuig of vrijwillig in dienst blijft na daarmede bekend te zijn geworden.
Met het gemis van machtiging wordt gelijkgesteld het overschrijden van de machtiging alsmede het voorzien zijn van machtigingen afkomstig van tegen elkander oorlogvoerende mogendheden.
Artikel 83 blijft buiten toepassing.
Het in de vorige leden ten aanzien van de schipper en de schepeling bepaalde is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de gezagvoerder onderscheidenlijk het lid van de bemanning van een luchtvaartuig. Onder vaartuig wordt in de vorige leden luchtvaartuig begrepen en onder open zee het luchtruim daarboven.
Artikel 396
Indien de in artikel 395 omschreven daden van geweld den dood van een der zich op het aangevallen vaartuig of luchtvaartuig bevindende personen ten gevolge hebben, wordt de schipper of gezagvoerder en worden zij die aan de daden van geweld hebben deelgenomen met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren gestraft.
Artikel 397
Hij die voor eigen of vreemde rekening een vaartuig of luchtvaartuig uitrust met de in artikel 395 omschreven bestemming, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.
Artikel 398
Hij die voor eigen of vreemde rekening middellijk of onmiddellijk medewerkt tot het verhuren, vervrachten of verzekeren van een vaartuig of luchtvaartuig, wetende dat het de in artikel 395 omschreven bestemming heeft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren.
Artikel 399
Hij die een Nederlandsch of Nederlands-Antilliaans vaartuig opzettelijk in de macht van zeeroovers brengt, wordt gestraft:
- 1°.
indien hij de schipper is, met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren;
- 2°.
in alle andere gevallen, met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren.
Artikel 399a
-
1. Hij die een luchtvaartuig door geweld, bedreiging met geweld of vreesaanjaging in zijn macht brengt of houdt dan wel van zijn route doet afwijken, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.
-
2. Indien twee of meer personen gezamenlijk of ten gevolge van samenspanning het feit plegen, of indien het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, dan wel het feit is gepleegd met het oogmerk iemand wederrechtelijk van zijn vrijheid te beroven of beroofd te houden, wordt gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren opgelegd.
-
3. Indien het feit de dood ten gevolge heeft, wordt levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren opgelegd.
-
4. De straffen, in het eerste lid bepaald, zijn toepasselijk op degene die de in dat lid omschreven misdrijven pleegt ten aanzien van een vaartuig, een installatie ter zee, een autobus of een ander middel van openbaar vervoer dan wel een voertuig met gevaarlijke lading.
Artikel 399b
-
Hij die opzettelijk een daad van geweld begaat tegen iemand die zich aan boord van een luchtvaartuig tijdens de vlucht bevindt, wordt gestraft:
- 1°.
met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren, indien daarvan gevaar voor de veiligheid van het luchtvaartuig te duchten is;
- 2°.
met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren, indien daarvan gevaar voor de veiligheid van het luchtvaartuig te duchten is en het feit zwaar lichamelijk letsel voor een ander ten gevolge heeft;
- 3°.
met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren, indien daarvan gevaar voor de veiligheid van het luchtvaartuig te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft.
- 1°.
-
2. De straffen, in het eerste lid bepaald, zijn toepasselijk op degene die de in dit lid omschreven misdrijven pleegt ten aanzien van een vaartuig en een installatie ter zee. Onder gevaar voor de veiligheid van het luchtvaartuig wordt in het eerste lid tevens begrepen gevaar voor de veilige vaart van het vaartuig.
Artikel 399c
Hij die opzettelijk gegevens doorgeeft waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij onjuist zijn, wordt, indien daarvan gevaar voor een luchtvaartuig in vlucht of voor de veilige vaart van een vaartuig te duchten is, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van ten hoogste vijfentwintigduizend gulden.
Artikel 400
De opvarende van een Nederlandsch of Nederlands-Antilliaans schip, die zich wederrechtelijk van het schip meester maakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
Artikel 401
De schipper van een Nederlandsch of Nederlands-Antilliaans schip die het schip aan den eigenaar of de reederij onttrekt en ten eigen bate gebruikt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren en zes maanden.
Artikel 402
Met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren wordt gestraft de Nederlander die zonder vergunning van de Regering van het Koninkrijk een kaperbrief aanneemt, of als schipper dienst neemt of dienst doet op een vaartuig, wetende dat het zonder vergunning van de Regering van het Koninkrijk voor kaapvaart bestemd is.
Artikel 403
De Nederlandse die als schepeling dienst neemt op een vaartuig, wetende dat het zonder vergunning van de Regering van het Koninkrijk voor de kaapvaart bestemd is of gebruikt wordt, of vrijwillig in dienst blijft na die bestemming of dat gebruik te hebben vernomen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.
Artikel 403bis
De schipper van een Nederlandsch of Nederlands-Antilliaans vaartuig, die eene scheepsverklaring doet opmaken, waarvan hij weet dat de inhoud in strijd is met de waarheid, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren.
De schepeling die medewerkt tot het doen opmaken van eene scheepsverklaring, waarvan hij weet, dat de inhoud in strijd is met de waarheid, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren.
Artikel 403ter
Hij die ter voldoening aan het voorschrift van het vierde lid van artikel 194 of van het vierde lid van artikel 1303 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek een schriftelijke verklaring overlegt van welke hij weet dat de inhoud in strijd is met de waarheid, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren.
Artikel 404
De schipper van een Nederlands-Antilliaans vaartuig die gedurende de reis zich opzettelijk aan het voeren van het vaartuig onttrekt, wordt, indien die gedraging de veiligheid van de opvarenden, het vaartuig of de lading in gevaar brengt, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren.
Artikel 405
De schepeling van een Nederlands-Antilliaans vaartuig die gedurende de reis opzettelijk enige verplichting uit zijn arbeidsovereenkomst niet nakomt, wordt, indien die gedraging de veiligheid van de opvarenden, het vaartuig of de lading in gevaar brengt, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar. De in het vorige lid bepaalde straf kan worden verdubbeld indien twee of meer personen gezamenlijk of ten gevolge van samenspanning het misdrijf plegen.
Artikel 406
[vervallen]
Artikel 407
[vervallen]
Artikel 408
[vervallen]
Artikel 409
[vervallen]
Artikel 410
De opvarende van een Nederlandsch of Nederlands-Antilliaans schip die aan boord den schipper, of de schepeling, die aan boord of in dienst een meerdere in rang feitelijk aanrandt, zich met geweld of bedreiging met geweld tegen hem verzet of hem opzettelijk van zijne vrijheid van handelen beroofd, wordt als schuldig aan insubordinatie, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren.
De schuldige wordt gestraft:
- 1°.
met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren, indien het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden eenig lichamelijk letsel ten gevolge hebben;
- 2°.
met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren en zes maanden, indien zij zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebben;
- 3°.
met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren, indien zij den dood ten gevolge hebben.
Artikel 411
Insubordinatie gepleegd door twee of meer vereenigde personen, wordt, als muiterij, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
De schuldige wordt gestraft:
- 1°.
met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren en zes maanden, indien het door hem gepleegde misdrijf of de daarbij door hem gepleegde feitelijkheden eenig lichamelijk letsel ten gevolge hebben;
- 2°.
met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren, indien zij zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebben;
- 3°.
met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren, indien zij den dood ten gevolge hebben.
Artikel 412
Hij die aan boord van een Nederlandsch of Nederlands-Antilliaans schip tot muiterij op dat schip opruit, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren.
Artikel 413
[vervallen]
Artikel 414.
[vervallen]
Artikel 415
Met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden wordt gestraft de opvarende van een Nederlandsch of Nederlands-Antilliaans schip:
- 1°.
die opzettelijk niet gehoorzaamt aan eenig bevel des schippers in het belang van de veiligheid aan boord gegeven;
- 2°.
die, wetende dat de schipper van zijne vrijheid beroofd is, hem niet naar vermogen te hulp komt;
- 3°.
die, kennis dragende van een voornemen tot het plegen van insubordinatie, opzettelijk nalaat daarvan tijdig aan den schipper kennis te geven; *
- 4°.
niet zijnde schepeling van een Nederlands-Antilliaans vaartuig, die opzettelijk niet gehoorzaamt aan enig bevel van de schipper tot handhaving van de orde en tucht aan boord gegeven.
De onder no. 3 vermelde bepaling is niet van toepassing indien de insubordinatie niet is gevolgd.
Artikel 416
De in de artikelen 400, 403, 405, 410 - 415 bepaalde straffen kunnen met een derde worden verhoogd, indien de schuldige aan een der in die artikelen omschreven misdrijven scheepsofficier is.
Artikel 417
De schipper van een Nederlandsch of Nederlands-Antilliaans schip, die met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordeelen of zoodanige bevoordeeling te bedekken, hetzij het schip verkoopt, hetzij geld opneemt op het schip, het scheepstoebehooren of den scheepsvoorraad, hetzij zaken aan boord van het schip of zaken van den scheepsvoorraad verkoopt of verpandt, hetzij verdichte schaden of uitgaven in rekening brengt, hetzij niet zorgt dat aan boord de vereischte dagboeken overeenkomstig de wettelijke voorschriften worden gehouden, hetzij bij het verlaten van het schip niet zorgt voor het behoud der scheepspapieren, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
Artikel 418
De schipper van een Nederlandsch of Nederlands-Antilliaans schip die, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordeelen of zoodanige bevoordeeling te bedekken, van koers verandert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.
Artikel 419
[vervallen]
Artikel 420
De schipper van een Nederlandsch of Nederlands-Antilliaans vaartuig die, buiten noodzaak en buiten voorkennis van den eigenaar of de reederij, handelingen pleegt of gedoogt, wetende dat deze het vaartuig of de zaken aan boord daarvan aan opbrenging, aanhouding of ophouding blootstellen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden.
De opvarende die buiten noodzaak en buiten voorkennis van den schipper, met gelijke wetenschap gelijke handelingen pleegt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen maanden of geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden.
Artikel 421
De schipper van een Nederlandsch of Nederlands-Antilliaans schip die opzettelijk buiten noodzaak aan een opvarende niet verschaft datgene wat hij verplicht is hem te verschaffen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Artikel 422
De schipper van een Nederlandsch of Nederland-Antilliaans schip die opzettelijk buiten noodzaak of in strijd met eenig wettelijk voorschrift goederen werpt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Artikel 423
Hij die zaken aan boord van een vaartuig opzettelijk of wederrechtelijk vernielt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren.
Artikel 424
De schipper die de Nederlandse vlag voert, wetende dat hij daartoe niet gerechtigd is, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Artikel 425
De schipper die opzettelijk door het voeren van eenig onderscheidingsteeken aan zijn vaartuig den schijn geeft alsof het een Nederlandsch oorlogsvaartuig of een vaartuig van het Land van een der eilandgebieden ware, of een loodsvaartuig in wateren of zeegaten van de Nederlandse Antillen dienst doende, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Artikel 426
Hij die buiten noodzaak op een Nederlandsch of Nederlands-Antilliaans schip optreedt als schipper, stuurman of machinist, wetende dat hem krachtens wettelijk voorschrift de bevoegdheid daartoe is ontnomen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden.
Artikel 427
De schipper van een Nederlandsch of Nederlands-Antilliaans schip, uit de Nederlandse Antillen vertrekkende naar Nederland, Suriname of Nederlands Nieuw-Guinea die zonder geldige reden weigert te voldoen aan eene vordering van den Gouverneur om tegen behoorlijke vergoeding een beklaagde of veroordeelde benevens de tot zijne zaak betrekkelijke geschriften en stukken van overtuiging aan boord te nemen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Artikel 428
De schipper van een Nederlandsch of Nederlands-Antilliaans schip die een beklaagde of veroordeelde, die hij op eene vordering van den Gouverneur aan boord genomen heeft, opzettelijk laat ontsnappen of bevrijdt, of bij zijne bevrijding of zelfbevrijding behulpzaam is, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.
Indien de ontsnapping, bevrijding of zelfbevrijding aan zijne schuld is te wijten, wordt hij gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Artikel 429
De schipper van een Nederlandsch of een Nederlands-Antilliaans vaartuig, die de op hem rustende verplichting tot hulpverleening, opzettelijk niet nakomt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.
Artikel 430
Bij veroordeeling wegens een der in de artikelen 395 - 401, 417 en 418 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 32, no. 1 - 4, vermelde rechten worden uitgesproken.
Artikel 430a
Indien een misdrijf, strafbaar gesteld in een van de artikelen 399a tot en met 399c, is begaan met een terroristisch oogmerk, wordt de in dat artikel bepaalde tijdelijke gevangenisstraf met de helft verhoogd en kan, indien op dit misdrijf een tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren is gesteld, levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste vierentwintig jaren worden opgelegd.
Artikel 430b
De samenspanning tot een van de in de artikelen 399a en 399b omschreven misdrijven, te begaan met een terroristisch oogmerk, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.
TITEL XXX Begunstiging
Artikel 431
Hij, die opzettelijk eenig door misdrijf verkregen voorwerp koopt, huurt, inruilt in pand neemt, als geschenk aanneemt of uit winstbejag verkoopt, verhuurt, verruilt, in pand geeft, vervoert, bewaart of verbergt, wordt als schuldig aan heling bestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van ten hoogste vijftien duizend gulden.
Dezelfde straf wordt opgelegd aan hem die opzettelijk uit opbrengst van enig door misdrijf verkregen voorwerp voordeel trekt.
Artikel 432
Hij die een gewoonte maakt van het opzettelijk koopen, inruilen, in pand nemen of verbergen van door misdrijf verkregen voorwerpen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.
Artikel 432bis
Hij die eenig voorwerp koopt, huurt, inruilt, in pand neemt, als geschenk aanneemt of uit winstbejag verkoopt, verhuurt, verruilt, in pand geeft, vervoert, bewaart of verbergt, wordt, indien aan zijne schuld te wijten is dat zijne handeling een door misdrijf verkregen voorwerp betreft, gestraft wordt met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaar of geldboete van ten hoogste tienduizend gulden.
Dezelfde straf wordt opgelegd aan hem die uit de opbrengst van eenig voorwerp voordeel trekt, indien aan zijne schuld te wijten is, dat zijne handeling een door misdrijf verkregen voorwerp betreft.
Artikel 432ter
Bij veroordeeling wegens een der in de artikelen 431 - 432bis omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 32 N°. 1 - 4 vermelde rechten worden uitgesproken en kan de schuldige worden ontzet van de uitoefening van het beroep waarin hij het misdrijf begaan heeft.
Artikel 433
Hij die eenig geschrift of eenige afbeelding uitgeeft van strafbaren aard, wordt gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden, indien:
- 1°.
de dader noch bekend is, noch op de eerste aanmaning na den rechtsingang is bekend gemaakt;
- 2°.
de uitgever wist of moest verwachten, dat de dader op het punt tijdstip der uitgave strafrechtelijk niet vervolgbaar of buiten de Nederlandse Antillen gevestigd zou zijn.
Artikel 434
Hij die eenig geschrift of eenige afbeelding drukt van strafbare aard wordt gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden, indien:
- 1°.
de persoon op wiens last het stuk gedrukt is noch bekend is, noch op de eerste aanmaning na den rechtsingang is bekend gemaakt;
- 2°.
de drukker wist of moest verwachten, dat de persoon op wiens last het stuk gedrukt is, op het tijdstip der uitgave strafrechtelijk niet vervolgbaar of buiten de Nederlandse Antillen gevestigd zou zijn.
Artikel 435
Indien de aard van het geschrift of de afbeelding een misdrijf oplevert dat alleen op klachte vervolgbaar is, kan de uitgever of drukker in de gevallen der beide voorgaande artikelen alleen vervolgd worden op klachte van hem tegen wien dat misdrijf gepleegd is.
TITEL XXXA Witwassen
Artikel 435a
-
1. Als schuldig aan witwassen wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van ten hoogste een miljoen gulden:
- a.
hij die van een voorwerp de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing verbergt of verhult, dan wel verbergt of verhult wie de rechthebbende op een voorwerp is of het voorhanden heeft, terwijl hij weet of begrijpt dat het voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig is uit enig misdrijf;
- b.
hij die een voorwerp verwerft, voorhanden heeft, overdraagt of omzet of van een voorwerp gebruik maakt, terwijl hij weet of begrijpt dat het voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig is uit enig misdrijf.
- a.
-
2. Onder voorwerpen worden verstaan alle zaken en alle vermogensrechten.
Artikel 435b
Hij die van het plegen van witwassen een gewoonte maakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zestien jaren of geldboete van ten hoogste een miljoen en tweehonderdduizend gulden.
Artikel 435c
-
1. Als schuldig aan schuldwitwassen wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar of geldboete van ten hoogste vijfentwintigduizend gulden:
- a.
hij die van een voorwerp de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing verbergt of verhult, dan wel verbergt of verhult wie de rechthebbende op een voorwerp is of het voorhanden heeft, terwijl hij redelijkerwijs moet vermoeden dat het voorwerp onmiddellijk of middellijk afkomstig is uit enig misdrijf;
- b.
hij die een voorwerp verwerft, voorhanden heeft, overdraagt of omzet of van een voorwerp gebruik maakt, terwijl hij redelijkerwijs moet vermoeden dat het voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig is uit enig misdrijf.
- a.
-
2. Onder voorwerpen worden verstaan alle zaken en alle vermogensrechten.
Artikel 435d
Bij veroordeling wegens een der in deze titel omschreven misdrijven, kan de ontzetting van de in artikel 32, eerste lid, onder 1° en 2°, vermelde rechten worden uitgesproken.
TITEL XXXI Bepalingen over herhaling van misdrijf aan verschillende titels gemeen
Artikel 436
De in de artikelen 111, 180, 214 - 218, 222 - 227bis, 230 - 234, 323 - 325, 328, 330, 331, 334 - 336, 339 - 345, 354, 356, 357, 359, 375, 377, 382, 389, laatste lid, 417, 431 en 432 bepaalde gevangenisstraf kan met een derde worden verhoogd, indien tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verloopen, sedert de schuldige hetzij eene tegen hem wegens een der in die artikelen omschreven misdrijven uitgesproken gevangenisstraf, hetzij eene wegens diefstal, verduistering, heling, het opzettelijk voordeel trekken uit de opbrengst van eenig door misdrijf verkregen voorwerp of bedrog krachtens de militaire strafwetgeving opgelegde straf geheel of ten deele heeft ondergaan, of sedert die straf hem geheel is kwijtgescholden, of indien tijdens het plegen van het misdrijf het recht tot uitvoering dier straf nog niet is verjaard.
Artikel 437
De in de artikelen 114, eerste lid, 115, 116, 117, 123, eerste lid, 124, 147, 187, 188, 300, 303, 306, 309, 310, 313 - 316, 395, 396, 410 en 411 bepaalde gevangenisstraf, alsmede de tijdelijke gevangenisstraf op te leggen krachtens de artikelen 97, 98, 114, tweede en laatste lid, 123, tweede en laatste lid, 301 en 302, kan met een derde worden verhoogd, indien tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verloopen, sedert de schuldige, hetzij eene tegen hem wegens een der in die artikelen omschreven misdrijven uitgesproken gevangenisstraf, hetzij een wegens gewelddadig verzet tegen of mishandeling van meerderen of schildwachten, of van geweldenarijen tegen personen krachtens de militaire strafwetgeving opgelegde straf geheel of ten deele heeft ondergaan, of sedert die straf hem geheel is kwijtgescholden, of indien tijdens het plegen van het misdrijf het recht tot uitvoering dier straf nog niet is verjaard.
Deze bepaling is ook van toepassing in de gevallen dat de doodstraf was opgelegd en deze door gratie in eene andere straf veranderd of kwijtgescholden is.
Artikel 438
De in de artikelen 118 - 121, 125 - 127, 273 - 284, 433 en 434 bepaalde straffen kunnen met een derde worden verhoogd, indien tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verloopen, sedert de schuldige eene tegen hem wegens een der in die artikelen omschreven misdrijven uitgesproken gevangenisstraf geheel of ten deele heeft ondergaan, of sedert die straf hem geheel is kwijtgescholden, of indien tijdens het plegen van het misdrijf het recht tot uitvoering dier straf nog niet is verjaard.
Artikel 438a [nog niet in werking]
-
1. Bij schuldigverklaring wegens het begaan van een misdrijf genoemd in de artikelen 187, onderdeel 3, 188, tweede lid, onderdeel 3, 248, 249, 250, 251, 252, 253, 254, 257, 300, 301, 302, 313, derde lid, 314, tweede en derde lid, 314a, tweede en derde lid, 314b, 315, 316, 317 en 324a is de duur van de op te leggen tijdelijke gevangenisstraf ten minste een vierde deel van de in die artikelen onderscheidenlijk bepaalde maximale tijdelijke gevangenisstraf, indien tijdens het begaan van het misdrijf nog geen twee jaren zijn verlopen sedert de schuldigverklaarde een tegen hem op grond van een der in die artikelen genoemde misdrijven uitgesproken gevangenisstraf geheel of ten dele heeft ondergaan, of indien tijdens het begaan van het misdrijf het recht tot uitvoering van die gevangenisstraf nog niet is verjaard.
-
2. Het bepaalde in het eerste lid is eveneens van toepassing, indien tijdens het begaan van het in dat lid bedoelde misdrijf nog geen twee jaren zijn verlopen sedert de schuldigverklaarde een tegen hem op grond van één der in artikel 438b, artikel 11a, eerste lid, van de Vuurwapenverordening 1930, artikel 11a, eerste lid, van de Wapenverordening 1931 dan wel artikel 11e, eerste lid, van de Opiumlandsverordening 1960 genoemde misdrijven uitgesproken gevangenisstraf geheel of ten dele heeft ondergaan, of niet tijdens het begaan van het misdrijf het recht tot uitvoering van die gevangenisstraf nog niet is verjaard.
Artikel 438b
-
1. Bij schuldigverklaring wegens het begaan van een misdrijf genoemd in de artikelen 325 en 330 is de duur van de op te leggen tijdelijke gevangenisstraf steeds ten minste de helft van de in die artikelen onderscheidenlijk bepaalde maximale tijdelijke gevangenisstraf.
-
2. Ten opzichte van de minderjarige, die ten tijde van het eindvonnis in eerste aanleg de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, kan de rechter het voorafgaand lid buiten toepassing laten.
DERDE BOEK Overtredingen
TITEL I Overtredingen betreffende de algemeene veiligheid van personen en goederen
Artikel 439
-
1. Baldadigheid tegen personen of goederen, waardoor gevaar, nadeel of ongerief kan worden teweeggebracht, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijftien gulden.
-
2. Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen jaar is verloopen, sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, wordt hij gestraft met hechtenis van ten hoogste drie dagen of geldboete van ten hoogste dertig gulden.
Artikel 440
Met hechtenis van ten hoogste zes dagen of geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden wordt gestraft:
- 1°.
hij die een dier aanhitst op een mensch, op een dier dat bereden wordt of op een dier dat voor een rij- of voertuig gespannen is;
- 2°.
hij die een onder zijne hoede staand dier, wanneer het een mensch, een dier dat bereden wordt of een dier dat voor een rij- of voertuig gespannen is, aanvalt, niet terughoudt;
- 3°.
hij die geene voldoende zorg draagt voor het onschadelijk houden van een onder zijne hoede staand gevaarlijk dier.
Artikel 441
Hij die, belast met het toezicht over een krankzinnige, gevaarlijk voor zich zelven of voor anderen, dezen zonder opzicht laat rondwaren, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste honderd gulden.
Artikel 442
-
1. Hij die, terwijl hij in staat van dronkenschap verkeert, hetzij in het openbaar het verkeer belemmert of de orde verstoort, hetzij eens anders veiligheid bedreigt, hetzij eenige handeling verricht waarbij, tot voorkoming van gevaar voor leven of gezondheid van derden, bijzondere omzichtigheid of voorzorgen worden vereischt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes dagen of een geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden.
-
2. Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen jaar is verloopen, sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige wegens gelijke of de in* artikel 474 omschreven overtreding onherroepelijk is geworden, wordt hij gestraft met hechtenis van ten hoogste twee weken.
Artikel 443
Hij die wederrechtelijk op den openbaren weg een ander in zijne vrijheid van beweging belemmert of met een of meer anderen zich aan een ander tegen diens uitdrukkelijk verklaarden wil blijft opdringen of hem op hinderlijke wijze blijft volgen, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste eene maand of geldboete van ten hoogste honderd gulden.
Artikel 444
Met geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden wordt gestraft:
- 1°.
hij die niet zorgt dat eene door hem of op zijn last op een openbaren weg gedane op- of uitgraving of een door hem of op zijn last op den openbaren weg geplaatst voorwerp behoorlijk verlicht en van de gebruikelijke teekenen voorzien is;
- 2°.
hij die bij eene verrichting op of aan den openbaren weg niet de noodige maatregelen neemt om voorbijgangers tegen mogelijk gevaar te waarschuwen;
- 3°.
hij die iets plaatst op of aan, of werpt of uitgiet uit een gebouw op zoodanige wijze dat door of ten gevolge daarvan iemand die van den openbaren weg gebruik maakt, nadeel kan ondervinden;
- 4°.
hij die op den openbaren weg een rij-, trek- of lastdier laat staan, zonder de noodige voorzorgsmaatregelen tegen het aanrichten van schade te hebben genomen.
Artikel 445
Hij die zonder verlof van het bevoegd gezag eenigen openbaren land- of waterweg verspert of het verkeer daarop belemmert, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.
Artikel 446
Hij die zonder verlof van het plaatselijk hoofd van politie een of meer eigen onroerende zaken of een eigen vaartuig in brand steekt, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijftig gulden.
Deze bepaling is niet van toepassing op het buiten Willemstad in brand steken van boomen of gewassen.
Artikel 447
Met hechtenis van ten hoogste zes weken of geldboete van ten hoogste vijftig gulden wordt gestraft:
- 1°.
hij die zonder genoegzame voorzorg vuur op de zeestranden aanbrengt of achterlaat;
- 2°.
hij die zonder genoegzame voorzorg vuur op terreinen van anderen, niet vallende onder die sub 1° bedoeld, aanbrengt of achterlaat;
- 3°
hij die zonder genoegzame voorzorg vuur op eigen onbebouwd terrein aanbrengt of achterlaat; Onder eigen terrein wordt hier begrepen terrein waarvan hij, door wien of op wiens last het vuur is aangebracht of achtergelaten, recht van gebruik of genot heeft.
- 4°.
hij die zonder noodzaak vuur in of nabij beplantingen van anderen aanbrengt.
Artikel 448
Met hechtenis van ten hoogste veertien dagen of geldboete van ten hoogste honderd gulden wordt gestraft:
- 1°.
hij die een vuurwapen afschiet, een vuurwerk ontsteekt of een vuur aanlegt, voedt of onderhoudt op zoo korten afstand van gebouwen of goederen dat daardoor brandgevaar kan ontstaan;
- 2°.
hij die een luchtbol oplaat, waarvan brandende stoffen gehecht zijn;
- 3°.
hij die door gebrek aan de noodige omzichtigheid of voorzorg gevaar voor bosch- of grasbrand doet ontstaan.
TITEL II Overtredingen betreffende de openbare orde
Artikel 448bis
Hij die op eene van den openbaren weg zichtbare plaats woorden of afbeeldingen stelt of gesteld houdt, die, als smalende Godslasteringen, voor godsdienstige gevoelens krenkend zijn, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste eene maand of geldboete van ten hoogste honderd gulden.
Artikel 448b
Hij die deelneemt of geldelijke of andere stoffelijke steun verleent aan activiteiten, gericht op discriminatie van mensen wegens hun ras, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste tweeduizend gulden.
Artikel 448c
Hij die, in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf, bij het aanbieden van goederen of diensten, dan wel bij het gestand doen van een aanbod, iemand wegens zijn ras achterstelt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste duizend dulden.
Artikel 448d
Hij die zonder daartoe gerechtigd te zijn, zich op een verboden plaats bevindt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geld boete van ten hoogste vijfduizend gulden.
Artikel 449
Hij die zonder verlof van het bevoegd gezag eene opneming doet, eene teekening of beschrijving maakt van eenig militair werk, of die openbaar maakt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Artikel 450
Met geldboete van ten hoogste vijftien gulden wordt gestraft:
- 1°.
hij die burengerucht verwekt;
- 2°.
hij die rumoer verwekt waardoor de nachtrust kan worden verstoord;
- 3°.
hij die in de nabijheid van gebouwen voor eene geoorloofde godsdienstoefening of voor rechtspraak of de zitting van de Staten bestemd, tijdens er dienst wordt gedaan of zitting wordt gehouden, rumoer maakt waardoor de dienst of de zitting kan worden verstoord.
Artikel 451
Met hechtenis van ten hoogste zes weken wordt gestraft:
- 1°.
als schuldig aan bedelarij, hij die in het openbaar bedelt;
- 2°.
als schuldig aan landlooperij, hij die zonder middelen van bestaan rondzwerft;
- 3°.
hij die als souteneur uit de ontucht van eene vrouw voordeel trekt.
Artikel 452
Bedelarij of landlooperij, gepleegd door drie of meer personen boven den leeftijd van zestien jaren, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden.
Artikel 453
Indien tijdens het plegen van een der in de twee vorige artikelen omschreven overtredingen nog geen jaar is verloopen sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige wegens eene van die overtredingen onherroepelijk is geworden, kan de straf worden verdubbeld.
Artikel 454
Met geldboete van ten hoogste honderd vijftig gulden wordt gestraft:
- 1°.
hij die zonder daartoe gerechtigd te zijn een Nederlandschen adellijken titel voert of een Nederlandsch ordeteeken draagt;
- 2°.
hij die zonder ‘s Konings verlof, waar dit vereischt wordt, een vreemd ordeteeken, titel, rang of waardigheid aanneemt;
- 3°.
hij die, door het bevoegd gezag naar zijn naam wordt gevraagd, een valschen naam opgeeft.
Artikel 454a
Hij die in het openbaar kleedingstukken of onderscheidingsteekenen draagt of voert, welke uitdrukking zijn van een bepaald staatkundig streven, wordt gestraft met een geldboete van hoogstens vijftig gulden.
Artikel 454b
Hij, die zonder daartoe gerechtigd te zijn, gebruik maakt van woorden, uitdrukkingen of kentekenen, die aanduiden of de indruk wekken, dat zij optreden is bevorderd dan wel de steun of de erkenning geniet van landswege, vanwege een eilandgebied, vanwege Nederland, Suriname, Nederlands Nieuw-Guinea, een buitenlandse mogendheid of een volkenrechtelijke organisatie, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden.
Artikel 454c
Hij die, zonder daartoe gerechtigd te zijn, gebruik maakt van het roode kruis teken of van de woorden “Rode Kruis” of “Kruis van Genève”, of van daarmede door de wetten en gebruiken van de oorlog gelijkgestelde tekens of woorden,wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden.
Artikel 455
Hij die, zonder daartoe gerechtigd te zijn, gebruik maakt, zij het ook met eene geringe afwijking, van een naam of van een onderscheidingsteeken, waarvan het gebruik krachtens wettelijk voorschrift uitsluitend aan eenige vereniging of aan het personeel van eenige vereeniging of aan het personeel van den geneeskundigen dienst des legers is toegekend, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste eene maand of een geldboete van driehonderd gulden.
Artikel 455bis
De bestuurder of commissaris van eene naamloze vennootschap, eene besloten vennootschap of een ander in haar dienst, die in strijd handelt met eenige wettelijk voorschrift betreffende de vermelding van den naam, de plaats van vestiging of het kapitaal der vennootschap, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste honderd gulden.
Artikel 455ter
De bestuurder van eene naamloze vennootschap of eene besloten vennootschap, die niet voldoet aan enige hem bij Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek opgelegde verplichting betreffende het register van aandeelhouders, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste drieduizend gulden.
Artikel 455quater
De bestuurder van een naamloze vennootschap,of besloten vennootschap die niet voldoet aan eenige hem bij Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek opgelegde verplichting betreffende het opmaken van de balans en de winst- en verliesrekening met toelichting, de openbaarmaking of nederlegging ter inzage van enig stuk, of de aankondiging van dergelijke nederlegging, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee jaar of geldboete van ten hoogste tienduizend gulden.
Artikel 455quinquies
[vervallen]
Artikel 456
Hij die, niet toegelaten tot de uitoefening van een beroep, waartoe bij algemeene verordening eene toelating wordt gevorderd, buiten noodzaak dat beroep uitoefent, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Hij die, toegelaten tot de uitoefening van een beroep waartoe bij algemeene verordening eene toelating wordt gevorderd, buiten noodzaak in de uitoefening van dat beroep de grenzen zijner bevoegdheid overschrijdt, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste honderd vijftig gulden.
Indien tijdens het plegen van een overtreding nog geen twee jaren zijn verloopen, sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, kan, in plaats van de geldboete, in het geval van het eerste lid hechtenis van ten hoogste twee maanden, in het geval van het tweede lid hechtenis van ten hoogste eene maand worden opgelegd.
Artikel 457
Met hechtenis van ten hoogste veertien dagen of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden wordt gestraft de goud- of zilversmid, kashouder, horlogemaker, rijwielhandelaar, uitdrager, opkooper of tagrijn:
- 1°.
die geen doorlopend register houdt of in het door hem gehouden niet onverwijld aantekeningen houdt van alle door hem gekochte, ingeruilde, als geschenk aangenomen, of in pand, gebruik of bewaring genomen goederen, of daarin niet onverwijld vermeldt de koopprijs of andere voorwaarden van verkrijging, de namen en woonplaatsen dergenen van wie degenen uit wier handen de goederen zijn verkregen, of die nalaat dat register op eerste aanvrage ter inzage te vertonen aan het plaatselijk hoofd aangewezen ambtenaar;
- 2°.
die enig bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, gegeven voorschrift omtrent het daarvan te houden register overtreedt.
Artikel 457bis
Met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste drie duizend gulden wordt gestraft de goud- of zilversmid, kashouder, horlogemaker, rijwielhandelaar, uitdrager, opkooper of tagrijn:
- 1°.
die eenig voorwerp koopt, inruilt, als geschenk aanneemt of in pand, gebruik of bewaring neemt van of uit handen van een kind dat den leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt;
- 2°.
die eenig voorwerp koopt, inruilt, als geschenk aanneemt of in pand, gebruik of bewaring neemt van of uit handen van iemand van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij is opgenomen in een strafinrichting, opvoedingsgesticht, weeshuis of krankzinnigengesticht;
- 3°.
die eenig voorwerp koopt, inruilt, als geschenk aanneemt of in pand, gebruik of bewaring neemt van of uit handen van een hem onbekend persoon, tenzij blijkt dat diens naam en woonplaats juist zijn opgegeven of dat de opgaven betreffende diens naam en woonplaats redelijkerwijs als juist mochten worden aanvaard;
- 4°.
die nalaat behoorlijke voorzorgsmaatregelen te nemen of behoorlijk toezicht te oefenen of te doen oefenen, om te voorkomen dat een voor hem handelende persoon een feit begaat als onder n°. 1 - 3 omschreven;
- 5°.
voor of door wien eenig voorwerp dat hij hem door of vanwege justitie of politie met duidelijke omschrijving schriftelijk als door misdrijf aan den rechthebbende onttrokken of verloren is aangegeven, wordt verkocht, ingeruild, als geschenk aangenomen of in pand, gebruik of bewaring genomen;
- 6°.
die aan een hem schriftelijk uitgereikten last van of vanwege het plaatselijk hoofd van politie tot het gedurende een daarbij aangegeven tijd, veertien dagen niet te boven gaande, bewaren of in bewaring gegeven van eenig voorwerp dat hij onder zich heeft, of aan eene hem hij dien last gegeven aanwijzing geen gevolg geeft;
- 7°.
die nalaat de van hem bij schriftelijke vordering van of vanwege het plaatselijk hoofd van politie gevraagde opgaven betreffende door hem gekochte, ingeruilde, als geschenk aangenomen of in pand, gebruik, genomen goederen binnen den termijn, bij de vordering gesteld, naar waarheid te verschaffen.
Dezelfde straf wordt opgelegd aan den voor een goud- of zilversmid, kashouder, horlogemaker, rijwielhandelaar, uitdrager, opkooper of tagrijn handelenden persoon, die een feit begaat, als in het voorgaande lid onder n°. 1 - 3 omschreven.
De schuldige kan worden ontzet van de uitoefening van het beroep waarin hij de overtreding begaan heeft.
Voor de toepassing van n°. 3 van het eerste lid wordt een persoon als onbekend aangemerkt, indien degene die het voorwerp heeft gekocht, ingeruild, als geschenk heeft aangenomen of in pand, gebruik of bewaring genomen, dien persoon aan het plaatselijk hoofd van de politie of aan een door dezen aangewezen ambtenaar op eerste aanvrage niet voldoende aanduidt.
Artikel 457ter
Met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste twee duizend gulden wordt gestraft hij die van opkoopen een beroep of eene gewoonte maakt, zonder daarvan te voren het plaatselijk hoofd van politie of een door dat hoofd aangewezen ambtenaar schriftelijk in kennis te hebben gesteld.
Artikel 458
Hij die er zijn beroep van maakt aan personen nachtverblijf te verschaffen en geen doorloopend register houdt, of nalaat in dat register aan te teekenen of te doen aanteekenen de namen,beroep of betrekking, woonplaats, dag van aankomst en van vertrek van de personen, die een nacht in zijn huis hebben doorgebracht, of die nalaat dat register op aanvrage te vertoonen, aan het plaatselijk hoofd van politie of aan den door dezen aangewezen ambtenaar, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden.
Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen twee jaren zijn verloopen, sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, kan, in plaats van geldboete, hechtenis van ten hoogste zes dagen wordt opgelegd.
Artikel 459
Met hechtenis van ten hoogste eene maand of geldboete van ten hoogste honderd vijftig gulden wordt gestraft:
- 1°.
hij die van een krijgsman beneden den rang van officier goederen behoorende tot de kleeding, uitrusting of wapening koopt, inruilt, als geschenk aanneemt, in pand, gebruik of bewaring neemt, of zoodanige goederen voor een krijgsman beneden den rang van officier verkoopt, ruilt, ten geschenke, in pand, gebruik of bewaring geeft, zonder schriftelijke vergunning door of vanwege den bevelvoerenden officier afgegeven;
- 2°.
hij die, een gewoonte makende van het koopen van zoodanige goederen, de bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, gegeven voorschriften omtrent het daarvan te houden register niet naleeft.
Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen twee jaren zijn verloopen, sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige wegens eene dezer overtredingen onherroepelijk is geworden, kunnen de straffen worden verdubbeld.
Artikel 460
Hij die drukwerken of andere voorwerpen in een vorm die ze op munt- of bankbiljetten, op muntspeciën, op van rijksmerken voorziene platina, gouden of zilveren werken, op postzegels of op reisdocumenten doet gelijken, vervaardigt, verspreidt of ter verspreiding in voorraad heeft, wordt gestraft met een geldboete van ten hoogste vijfduizend gulden.
Artikel 461
Met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste duizend gulden wordt gestraft hij die den inhoud van hetgeen door middel van een onder zijn beheer staand of door hem gebruikt ontvangtoestel voor draadloze telegrafie of telefonie is opgevangen en, naar hij redelijkerwijs moet vermoeden, niet voor hem of voor het publiek bestemd is, hetzij aan een ander mededeelt, indien hij redelijkerwijs moet vermoeden, dat dan openlijke bekendmaking van den inhoud volgen zal en zoodanige bekendmaking volgt, hetzij openlijk bekend maakt.
Artikel 461a
Hij die openlijk of door verspreiding van enig geschrift ongevraagd een voorwerp als verkrijgbaar dan wel als bij hem voorhanden aanwijst en daarbij de aandacht vestigt op de geschiktheid daarvan als technisch hulpmiddel voor het heimelijk aftappen van gegevensverkeer als bedoeld in artikel 145a, eerste lid, of als onderdeel van zulk een hulpmiddel, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste tienduizend gulden.
Artikel 462
Met hechtenis van ten hoogste drie maanden wordt gestraft:
- 1°.
hij die, surseance van betaling verkregen hebbende, eigenmachtig daden verricht, waartoe de medewerking van bewindvoerders bij algemeene verordening wordt gevorderd;
- 2°.
de bestuurder of commissaris eener vennootschap, vereniging of stichting,welke surseance van betaling verkregen heeft, die eigenmachtig daden verricht,waartoe de medewerking van bewindvoerders bij algemeene verordening wordt gevorderd.
TITEL III Overtreding betreffende het openbaar gezag
Artikel 463
Hij die, wettelijk als getuige, als deskundige of als tolk opgeroepen, wederrechtelijk wegblijft, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste zestig gulden.
Artikel 464
Hij die, in zaken van minderjarigen of onder curateele te stellen of gestelde personen of van hen die in een krankzinnigengesticht zijn opgenomen, als bloedverwant, aangehuwde,* echtgenoot, voogd, curator, voor den rechter geroepen om te worden gehoord, noch in persoon noch, waar dit is toegelaten, door tusschenkomst van een gemachtigde verschijnt, zonder geldige reden van verschooning, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste zestig gulden.
Artikel 465
Hij die, bij het bestaan van gevaar voor de algemeene veiligheid van personen of goederen of bij ontdekking van een misdrijf op heeter daad, het hulpbetoon weigert dat de openbare macht van hem vordert en waartoe hij, zonder zich aan dadelijk gevaar bloot te stellen, in staat is, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden.
Deze bepaling is, ingeval van gevorderd hulpbetoon bij ontdekking van een misdrijf op heeter daad, niet van toepassing op hem die dat hulpbetoon weigert ten einde gevaar van vervolging te ontgaan of af te wenden van een zijner bloedverwanten of aangehuwden in rechte linie, of in den tweeden of derden graad der zijlinie, of van zijn echtgenoot of gewezen echtgenoot.
Artikel 465a
Met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste duizend gulden wordt gestraft hij, die:
- 1°.
nadat hij een bevoegdheid als bedoeld in artikel 268b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen [nu: artikel 522, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering]heeft uitgeoefend, dan wel
- 2°.
nadat hem buiten de Nederlandse Antillen een aangehouden verdachte of een inbeslaggenomen voorwerp is overgeleverd, dan wel
- 3°.
dat [bedoeld zal zijn: nadat] hij buiten de Nederlandse Antillen op last van de officier van justitie een persoon heeft aangehouden, niet onverwijld en op de snelst mogelijke wijze de officier van justitie kennis geeft van de gegevens, bedoeld in artikel 268b, tweede en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen [nu: artikel 522, tweede en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering], of nalaat te trachten ten spoedigste aanwijzing van de officier van justitie te verkrijgen als bedoeld in het derde lid van dat artikel.
Artikel 466
Hij die eene bekendmaking, vanwege het bevoegd gezag in het openbaar gedaan, wederrechtelijk afscheurt, onleesbaar maakt of beschadigt, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijftien gulden.
Artikel 466a
Met geldboete van ten hoogste duizend gulden wordt gestraft:
- 1°.
hij die niet of niet behoorlijk voldoet aan enige verplichting, opgelegd in artikel 195 in verband met de artikelen 192 en 178, derde lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek of in het landsbesluit, houdende algemene maatregelen, bedoeld in artikel 231 van dat wetboek;
- 2°.
hij die het brandmerk, de benaming of kentekens op een teboekstaand schip, voorgeschreven in het onder 1º genoemde landsbesluit, houdende algemene maatregelen, verwijdert, verandert dan wel onduidelijk of onzichtbaar maakt op een andere wijze dan volgens het landsbesluit, houdende algemene maatregelen, geoorloofd is;
- 3°.
hij die niet of niet behoorlijk voldoet aan de verplichting, opgelegd in artikel 1304, tweede lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, of aan enige verplichting, opgelegd in een landsbesluit, houdende algemene maatregelen, uitgevaardigd krachtens artikel 1321 van dat wetboek.
Artikel 466b
Hij die een reisdocument dat in zijn bezit is, maar waarvan hij niet de houder is, of dat ingevolge een wettelijke bepaling moet worden ingeleverd, niet terstond wanneer hem dit mondeling door een daartoe bevoegde ambtenaar is bevolen, danwel binnen veertien dagen, nadat hem dit bij aangetekend schrijven in persoon is medegedeeld, inlevert, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijfduizend gulden.
TITEL IV Overtredingen betreffende den burgerlijken staat
Artikel 467
Hij die niet voldoet aan eene wettelijke verplichting tot aangifte aan den ambtenaar van den burgerlijken stand voor de registers van geboorte of overlijden, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste honderd gulden.
Artikel 468
-
1. De bedienaar van den godsdienst die, voordat partijen hem hebben doen blijken dat haar huwelijk ten overstaan van den ambtenaar van den burgerlijken stand is voltrokken, eenige godsdienstige plechtigheid daartoe betrekkelijk verricht, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
-
2. Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen twee jaren zijn verloopen, sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, kan, in plaats van de geldboete, hechtenis van ten hoogste twee maanden worden opgelegd.
TITEL V Overtreding betreffende hulpbehoevenden
Artikel 469
Hij die, getuige van het oogenblikkelijk levensgevaar waarin een ander verkeert, nalaat dezen die hulp te verleenen of te verschaffen die hij hem, zonder gevaar voor zich zelven of anderen redelijkerwijs te kunnen duchten, verleenen of verschaffen kan, wordt, indien de dood van den hulpbehoevende volgt, gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
TITEL VI Overtredingen betreffende de zeden
Artikel 470
Met hechtenis van ten hoogste zes dagen of geldboete van ten hoogste dertig gulden wordt gestraft:
- 1°.
hij die in het openbaar of op eene openbaren weg zichtbare plaats ongekleed of niet voldoende gekleed verschijnt;
- 2°.
hij die in het openbaar voor de eerbaarheid aanstootelijke woorden uit;
- 3°.
hij die op eene van den openbaren weg zichtbare plaats voor de eerbaarheid aanstootelijke woorden of teekeningen stelt.
De terreinen en fabrieken op de plantages en gronden worden als openbare plaatsen beschouwd.
Artikel 471
Met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste tweehonderd gulden wordt gestraft:
- 1°.
hij die op of aan plaatsen, voor openbaar verkeer bestemd, eenig geschrift, waarvan de leesbaarheid gestelde titel, omslag of inhoud geschikt is om de zinnelijkheid van de jeugd te prikkelen, of eenige afbeeldingen of eenig voorwerp, geschikt om zinnelijkheid van de jeugd te prikkelen, openlijk ten toon stelt, aanbiedt of aanslaat;
- 2°.
hij die op of aan plaatsen, voor openbaar verkeer bestemd, de inhoud van eenig geschrift, geschikt om de zinnelijkheid van de jeugd te prikkelen, openlijk ten gehore brengt.
Met dezelfde straf wordt gestraft:
- 1°.
hij die eenig geschrift, eenige afbeelding of eenig voorwerp, geschikt om de zinnelijkheid van de jeugd te prikkelen aan een minderjarige aanbiedt, blijvend of tijdelijk afstaat, in handen geeft of vertoont;
- 2°.
hij die de inhoud van een zoodanig geschrift in tegenwoordigheid van een minderjarige ten gehore brengt.
Artikel 472
[vervallen]
Artikel 473
Hij die hetzij eenig middel tot verstoring van zwangerschap openlijk ten toon stelt, hetzij openlijk of ongevraagd zoodanig middel of diensten ter verstoring van zwangerschap aanbiedt of als verkrijgbaar aanwijst, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Artikel 474
Hij die zich in kenlijken staat van dronkenschap op den openbaren weg bevindt, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijftien gulden.
Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen jaar is verloopen, sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige wegens gelijke of de in artikel 442 omschreven overtreding onherroepelijk is geworden, wordt hij gestraft met hechtenis van ten hoogste drie dagen of geldboete van ten hoogste dertig gulden.
Bij tweede herhaling binnen een jaar nadat de eerste veroordeeling wegens herhaling onherroepelijk geworden is, wordt hechtenis van ten hoogste twee weken opgelegd.
Bij derde of volgende herhalingen gepleegd telkens binnen een jaar nadat de laatste veroordeeling wegens tweede of volgende herhaling onherroepelijk geworden is, wordt hechtenis opgelegd van ten hoogste drie maanden.
Artikel 475
De verkoper van alcoholhoudende drank of zijn vervanger die in de uitoefening van het beroep aan iemand beneden de achttien jaren alcoholhoudende drank toedient of verkoopt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van ten hoogste vijfenzeventighonderd gulden.
Artikel 476
Hij die zonder vergunning van de bevoegde autoriteit, indien vereist, leenhuizen op pand of zekerheid opricht of houdt of zich niet houdt aan de voorwaarden, hem bij of na het geven der vergunning opgelegd, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste eene maand of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Artikel 477
Met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden wordt gestraft:
- 1°.
hij die nodeloos een dier pijn of letsel veroorzaakt, nodeloos een dier kwelt of nodeloos de gezondheid van een dier benadeelt;
- 2°.
hij die nodeloos aan een dier, dat geheel of ten dele aan hem toebehoort en onder zijn toezicht staat, of aan een dier, tot welks verzorging hij verplicht is, de nodige verzorging onthoudt.
Tot de in het voorgaande lid strafbaar gestelde feiten wordt gerekend:
- a.
een dier arbeid doen verrichten, welke kennelijk zijn krachten te boven gaat of waartoe het uit hoofde van zijn toestand ongeschikt is;
- b.
een dier vervoeren of doen vervoeren zonder dit het nodige levensonderhoud te verschaffen of te doen verschaffen;
- c.
het castreren van een dier anders dan door een dierenarts of door een persoon, die daartoe bevoegd verklaard is door of vanwege het bestuurscollege van het eilandgebied binnen welke de castratie wordt uitgevoerd;
- d.
rundvee vervoeren, terwijl het is aangebonden met een halstouw of een hoorntouw, anders dan aan de hand;
- e.
bij verlossing van een koe een krachttoestel of dierlijke trekkracht gebruiken;
- f.
een hond als trekkracht gebruiken;
- g.
de oorschelpen van een hond verkleinen;
- h.
de staartwervelkolom van een paard verkorten;
- i.
in de snuit van een varken een ander voorwerp dan een gladde en roestvrije agrave aan te brengen of aangebracht te laten.
Het dier kan, indien het de schuldige toebehoort, worden verbeurdverklaard.
Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen drie jaren zijn verlopen, sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens een der strafbare feiten, omschreven in dit artikel of in artikel 265, onherroepelijk is geworden, kan hechtenis van ten hoogste drie maanden worden opgelegd.
Artikel 477bis
Met hechtenis van ten hoogste twee weken of geldboete van ten hoogste vijftig gulden wordt gestraft, hij, die anders dan krachtens vergunning ingevolge artikel 1a van de Landsverordening Hazardspelen 1948:
- 1°.
hanengevecht houdt of gelegenheid tot het houden van hanengevecht geeft;
- 2°.
het publiek gelegenheid tot het bijwonen van hanengevecht geeft.
Artikel 478
Hij die gebruik maakt van eene in strijd met de bepaling van artikel 266 opengestelde gelegenheid tot hazardspel, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen twee jaren zijn verloopen sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, kan in plaats van de geldboete hechtenis van ten hoogste eene maand worden opgelegd.
Artikel 479
Hij die zijn bedrijf maakt van waarzeggen, voorspellen of droomen uitleggen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie dagen of geldboete van ten hoogste dertig gulden.
TITEL VII Overtredingen betreffende de veldpolitie
Artikel 480
Hij die, zonder daartoe gerechtigd te zijn, zijn niet-uitvliegend pluimgedierte laat loopen in tuinen of op een eenigen grond die bezaaid, bepoot of beplant is, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijftien gulden.
Artikel 481
Hij die, die zonder daartoe gerechtigd te zijn, vee laat loopen in tuinen, op eenig weiland, op eenigen grond die hetzij bezaaid, bepoot of beplant is, hetzij ter bezaaiing, bepoting of beplanting is gereedgemaakt of waarvan de oogst nog niet is weggehaald, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden.
Artikel 482
Hij die, zonder daartoe gerechtigd te zijn, loopt of rijdt op eenigen grond die bezaaid, bepoot of beplant is, of die ter bezaaiing, bepoting of beplanting is gereedgemaakt of op eenig weiland, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijftien gulden.
Artikel 483
Hij die, zonder daartoe gerechtigd te zijn, over eens anders grond waarvan de toegang op eene voor hem blijkbare wijze door den rechthebbende is verboden, loopt, rijdt of vee laat loopen, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijftien gulden.
TITEL VIII Ambtsovertredingen
Artikel 484
De ambtenaar, bevoegd tot de uitgifte van afschriften of uittreksels van vonnissen, die zoodanig afschrift of uittreksel uitgeeft alvorens het vonnis behoorlijk is onderteekend, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijftig gulden.
Artikel 485
De ambtenaar die zonder verlof van het bevoegd gezag afschrift maakt of uittreksel neemt van geheime overheidsbescheiden of die bekend maakt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Artikel 486
Met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden wordt gestraft de gewezen ambtenaar die zonder verlof van het bevoegd gezag:
- 1°.
overheidsbescheiden onder zich houdt;
- 2°.
afschriften maakt of uittreksels neemt van geheime overheidsbescheiden of die bekend maakt.
Artikel 487
Het hoofd van een gesticht, bestemd tot opsluiting van veroordeelden, voorloopig aangehoudenen of gegijzelden, of van een opvoedingsgesticht of krankzinnigengesticht, die iemand in het gesticht opneemt of houdt, zonder zich het bevel van de bevoegde macht of de rechtelijke uitspraak te hebben laten vertoonen, of die nalaat van deze opneming en van het bevel of de uitspraak op grond waarvan zij geschiedt, in zijne registers de vereischte inschrijving te doen, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste eene maand of geldboete van ten hoogste honderd vijftig gulden.
Artikel 488
Het hoofd van een gesticht, waarin een of meer kinderen na terbeschikkingstelling van de Regering zijn geplaatst, wordt, wanneer hij nalaat van de opneming en van het bevel of de uitspraak op grond waarvan zij geschiedt, in zijne registers de vereischte inschrijving te doen, gestraft met hechtenis van ten hoogste eene maand of geldboete van ten hoogste honderd vijftig gulden.
Artikel 489
De ambtenaar van den burgerlijken stand die nalaat vóór de voltrekking van een huwelijk zich de bewijsstukken of verklaringen te laten geven die door enig wettelijk voorschrift worden gevorderd, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Artikel 490
De ambtenaar van den burgerlijken stand die in strijd handelt met eenig wettelijk voorschrift of voorschrift omtrent de registers of de akten van den burgerlijken stand of omtrent de formaliteiten voor of bij voltrekking van een huwelijk, wordt gestraft met een geldboete van ten hoogste honderd gulden.
Artikel 491
De ambtenaar van den burgerlijken stand die nalaat eene akte in de registers in te schrijven of eene akte op een los blad schrijft, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Artikel 491a
Hij die het bepaalde bij artikel 268t van het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen [nu: artikel 541 van het Wetboek van Strafvordering] overtreedt wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste duizend gulden.
Artikel 492
Met geldboete van ten hoogste honderd gulden wordt gestraft:
- 1°.
de ambtenaar van den burgerlijken stand die nalaat het bevoegd gezag de opgaven te doen die eenig wettelijk voorschrift van hem vordert;
- 2°.
de ambtenaar die nalaat aan den ambtenaar van den burgerlijken stand de opgaven te doen die eenig wettelijk voorschrift van hem vordert.
Artikel 492a
Onder ambtenaar van de burgerlijke stand wordt ten aanzien van de artikelen 490-492 verstaan een ieder die ingevolge enig wettelijk voorschrift met de bewaring van een register van de burgerlijke stand is belast.
TITEL IX Scheepvaartovertredingen
Artikel 493
De schipper van een Nederlands-Antilliaans vaartuig, die vertrekt alvorens de bij algemeene verordening vereiste monsterrol is opgemaakt en geteekend, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste honderd gulden.
Artikel 494
De schipper van een Nederlands-Antilliaans vaartuig die niet alle door of krachtens wettelijke bepalingen gevorderde scheepspapieren, boeken, bescheiden of andere gegevensdragers aan boord heeft, wordt gestraft met een geldboete van ten hoogste honderd gulden.
Artikel 495
Met geldboete van ten hoogste driehonderd gulden wordt gestraft:
- 1°.
de schipper van een Nederlandsch of van een Nederlands-Antilliaans vaartuig die niet zorgt, dat aan boord van zijn vaartuig de algemeene verordening vereischte dagboeken overeenkomstig de wettelijke voorschriften worden gehouden of die dagboeken niet vertoont wanneer en waar de wet dit vordert.
- 2°.
de schipper van een Nederlands of van een Nederlands-Antilliaans vaartuig die het register van strafbare feiten, bedoeld in artikel 268u van het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen [nu: artikel 542 van het Wetboek van Strafvordering], niet overeenkomstig de wettelijke voorschriften houdt of niet vertoont wanneer en waar de wettelijke voorschriften dit vorderen.
- 4°.
de eigenaar, de rompbevrachter, boekhouder of schipper van een Nederlandsch of van een Nederlands-Antilliaans vaartuig die weigert aan belanghebbenden op hunne aanvrage inzage of, tegen betaling van de kosten, afschrift te verstrekken van de aan boord van het vaartuig gehouden dagboeken.
Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen twee jaren zijn verloopen, sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige wegens een dezer overtredingen onherroepelijk is geworden, kan in plaats van de geldboete hechtenis van ten hoogste twee maanden worden opgelegd.
Artikel 496
De schipper van een Nederlands-Antilliaans vaartuig die niet voldoet aan zijne wettelijke verplichting betreffende de inschrijving en kennisgeving van geboorten of sterfgevallen die gedurende eene zeereis plaats hebben, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste honderd gulden.
Artikel 497
De schipper of schepeling die niet in acht neemt de wettelijke voorschriften vastgesteld tot voorkoming van aanvaring of aandrijving, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Artikel 497a
Hij die, zonder daartoe gerechtigd te zijn, gebruik maakt, zij het ook met een geringe afwijking, van een onderscheidingsteken, waarvan het gebruik krachtens wettelijke regeling uitsluitend aan hospitaalschepen, aan sloepen van zodanige schepen of aan kleine vaartuigen voor de hospitaaldienst bestemd, is toegekend, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Artikel 498
De schipper van een Nederlands-Antilliaans vaartuig, die niet voldoet aan de verplichtingen, hem opgelegd in het tweede lid van artikel 456 van het Wetboek van Koophandel van de Nederlandse Antillen, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Artikel 499
Met geldboete van ten hoogste driehonderd gulden wordt gestraft:
- 1°.
De eigenaar zowel als de rompbevrachter, die de hem in het derde lid van artikel 561 van het Wetboek van Koophandel van de Nederlandse Antillen opgelegde verplichting niet nakomt;
- 2°.
de schipper, die een van de hem in het eerste en derde lid van artikel 561 van het Wetboek van Koophandel van de Nederlandse Antillen opgelegde verplichtingen niet nakomt.
Artikel 500
De eigenaar, de rompbevrachter en de schipper van een Nederlands-Antilliaans vaartuig, aan boord waarvan personen als schepelingen werkzaam zijn in strijd met het verbod van artikel 506 van het Wetboek van Koophandel van de Nederlandse Antillen, worden gestraft met geldboete van ten hoogste zestig gulden voor iederen persoon, die aldus werkzaam is.
Artikel 501
[vervallen]
Artikel 502
[vervallen]
Slotbepaling
-
1. De invoering van dit besluit wordt bij Koloniale verordening geregeld.
-
2. De bepalingen van dit besluit kunnen bij Koloniale verordening worden ingetrokken of gewijzigd.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl