Landsverordening toezicht effectenbeurzen

Geldend van 28-12-2008 t/m heden

Intitulé

LANDSVERORDENING TOEZICHT EFFECTENBEURZEN

HOOFDSTUK I Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. effecten

:

1

aandeelbewijzen, schuldbrieven, winst- en oprichtersbewijzen, optiebewijzen, warrants en soortgelijke waardepapieren;

2

rechten van deelgenootschap, opties, rechten op overdracht op termijn van zaken, inschrijvingen in aandelen- en schuldregisters en soortgelijke, al dan niet voorwaardelijke, rechten;

3

rechten uit overeenkomsten tot verrekening van een koers- of prijsverschil en soortgelijke verhandelbare rechten en waarden;

4

certificaten en recepissen van waarden als hiervoor bedoeld, met uitzondering van waarden die uitsluitend het karakter van betaalmiddel dragen en appartementsrechten;

b. effectenbedrijf

:

de natuurlijke of rechtspersoon, die beroeps- of bedrijfsmatig bemiddelt of handelt in effecten, dan wel in het kader van vermogensbeheer voor rekening van een ander transacties in effecten verricht;

c. effectenbeurs

:

een aan regels onderworpen markt die bestemd is voor het bijeenbrengen van vraag en aanbod van effecten;

d. voorwetenschap

:

de bekendheid met een bijzonderheid omtrent de rechtspersoon, vennootschap of instelling waarop effecten betrekking hebben of omtrent de handel in effecten:

1

die niet openbaar is gemaakt, en

2

waarvan openbaarmaking, naar redelijkerwijs is te verwachten, invloed zou kunnen hebben op de koers van de effecten, ongeacht de richting van die koers;

e. minister

:

de minister van Financiën;

f. Bank

:

de Bank van de Nederlandse Antillen.

HOOFDSTUK II Toezicht op effectenbeurzen

Artikel 2

  • 1. Het is verboden een effectenbeurs te houden zonder een daartoe door de minister verleende vergunning.

  • 2. Het verzoek om vergunning wordt schriftelijk aan de minister gericht onder overlegging van de gegevens die nodig zijn om te beoordelen of aan de in het derde lid bedoelde vereisten wordt voldaan.

  • 3. De vergunning wordt, gehoord de Bank, verleend indien het houden van de effectenbeurs, de voor de effectenbeurs te hanteren regels en hun toepassing, en de controle op de naleving van die regels zullen voldoen aan hetgeen nodig is met het oog op een adequate functionering van de effectenmarkten en de positie van de beleggers op die markten.

  • 4. Met het oog op een adequate functionering van de effectenmarkten en de positie van de beleggers op die markten:

    • a.

      kan de vergunning onder beperkingen worden verleend;

    • b.

      kunnen aan de vergunning voorschriften worden verbonden.

Artikel 3

  • 1. Het is verboden de regels of de controle, bedoeld in artikel 2, derde lid, te wijzigen zonder dat de houder van de desbetreffende effectenbeurs een daartoe strekkende goedkeuring door de minister, gehoord de Bank, heeft verkregen.

  • 2. De Bank kan met het oog op een adequate functionering van de effectenmarkten en de positie van de beleggers op die markten alsmede ter uitvoering van internationale afspraken en verdragen, aanwijzingen geven aan de houder van een effectenbeurs met betrekking tot de voor die effectenbeurs te hanteren regels, hun toepassing, en de controle op de naleving van deze regels.

Artikel 4

  • 1. De houder van een vergunning als bedoeld in artikel 2, eerste lid, is verplicht periodiek aan de Bank gegevens te verstrekken die de Bank redelijkerwijs voor de vervulling van haar taak nodig heeft, overeenkomstig door de Bank te geven aanwijzingen met betrekking tot de inhoud van bedoelde gegevens en met betrekking tot de frequentie waarin en de wijze waarop die gegevens worden verstrekt.

  • 2. Alvorens de in het eerste lid bedoelde aanwijzingen te geven, stelt de Bank de houder van de vergunning op wie de aanwijzingen betrekking hebben, in de gelegenheid daaromtrent te worden gehoord.

Artikel 5

  • 1. De minister kan, gehoord de Bank, een vergunning als bedoeld in artikel 2, eerste lid, tijdelijk, gedurende een door hem te bepalen periode, dan wel definitief intrekken, indien door de vergunninghouder:

    • a.

      voor het houden van de desbetreffende effectenbeurs onvoldoende waarborgen worden geboden met het oog op een adequate functionering van de effectenmarkten of de positie van de beleggers op die markten;

    • b.

      niet of niet genoegzaam de beperkingen of voorschriften, bedoeld in artikel 2, vierde lid, worden nageleefd;

    • c.

      het in artikel 3, eerste lid, vervatte verbod, wordt overtreden;

    • d.

      niet of niet genoegzaam de op grond van artikel 3, tweede lid, gestelde aanwijzingen worden nageleefd;

    • e.

      niet of niet genoegzaam het in artikel 4, eerste lid, vervatte voorschrift wordt nageleefd.

  • 2. De liquidatie van de effectenbeurs waarvan de vergunning is ingetrokken, wordt onder toezicht en volgens de aanwijzingen van de Bank uitgevoerd.

HOOFDSTUK III Uitvoering

Artikel 6

  • 1. Van het verlenen of het intrekken van een vergunning als bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt door de minister mededeling gedaan in de Curaçaosche Courant.

  • 2. Met het oog op een adequate functionering van de effectenmarkten en de positie van de beleggers op die markten is de Bank, voor zover nodig in afwijking van artikel 10, bevoegd in voorkomende gevallen ter openbare kennis te brengen, dat:

    • a.

      de houder van een effectenbeurs niet over een vergunning als bedoeld in artikel 2, eerste lid, beschikt, of

    • b.

      een vergunning als bedoeld in artikel 2, eerste lid, is geweigerd.

    • c.

      een vergunning als bedoeld in artikel 2, eerste lid, al dan niet tijdelijk, is ingetrokken.

Artikel 7

  • 1. De Bank is, in afwijking van artikel 10, bevoegd gegevens en inlichtingen, verkregen bij de uitvoering van deze landsverordening, te verstrekken aan het bevoegd gezag dat in andere delen van het Koninkrijk of in andere staten met het toezicht op het effectenwezen is belast, mits de geheimhouding van deze gegevens en inlichtingen in voldoende mate is verzekerd.

  • 2. De Bank is, voor zover dat voor de vervulling van haar taak redelijkerwijs nodig is, bevoegd gegevens en inlichtingen te vragen bij het bevoegd gezag dat in andere delen van het Koninkrijk of in andere staten met het toezicht op het effectenwezen is belast.

  • 3. Voor zover het verstrekken van gegevens en inlichtingen, bedoeld in het eerste lid, of het vragen van gegevens en inlichtingen, bedoeld in het tweede lid, verband houdt met handel met voorwetenschap, hanteert de Bank voor zover mogelijk de regels, opgenomen in het Verdrag inzake handel met voorkennis (Straatsburg 20 april 1989, Trb. 1993, 111).

HOOFDSTUK IV Gebruik van voorwetenschap

Artikel 8

  • 1. Het is een ieder verboden om, beschikkende over voorwetenschap, in of vanuit de Nederlandse Antillen een transactie te verrichten of te bewerkstelligen in:

    • a.

      effecten die zijn genoteerd aan een effectenbeurs voor het houden waarvan een vergunning als bedoeld in artikel 2, eerste lid, is verleend dan wel aan een buiten de Nederlandse Antillen gevestigde en van overheidswege toegelaten effectenbeurs of effecten waarvan aannemelijk is dat deze spoedig aan een zodanige beurs zullen worden genoteerd; of

    • b.

      effecten waarvan de waarde mede wordt bepaald door de waarde van onder a bedoelde effecten.

  • 2. Het verbod van het eerste lid is niet van toepassing:

    • a.

      op de tussenpersoon die, slechts over voorwetenschap beschikkend met betrekking tot de handel, volgens de regels van de goede trouw handelt ter bediening van opdrachtgevers.

    • b.

      op de rechtspersoon, vennootschap of instelling waarvan de werknemers die zijn betrokken bij het verrichten of bewerkstelligen van de transactie slechts beschikken over voorwetenschap met betrekking tot de handel; en

    • c.

      op degene die een transactie verricht of bewerkstelligt ter nakoming van een opeisbare verbintenis die reeds bestond op het tijdstip waarop hij kennis kreeg van de in het tweede lid bedoelde bijzonderheid.

  • 3. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen categorieën van transacties worden aangewezen, waarop het in het eerste lid bedoelde verbod niet van toepassing is, Daarbij kan binnen een aan te wijzen categorie onderscheid worden gemaakt naar de personen door wie en de omstandigheden waaronder de transacties worden verricht of bewerkstelligd.

Artikel 9

  • 1. Het is een ieder die beschikt over voorwetenschap omtrent een rechtspersoon, vennootschap of instelling als bedoeld in artikel 1, onder d, of omtrent de handel in effecten als bedoeld in artikel 8, eerste lid, die op die rechtspersoon, vennootschap of instelling betrekking hebben, verboden om, anders dan in de normale uitoefening van zijn werk, beroep of functie:

    • a.

      deze voorwetenschap aan een derde mee te delen, of

    • b.

      een derde aan te bevelen transacties te verrichten of te bewerkstelligen in die effecten.

  • 2. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b, is niet van toepassing op de rechtspersoon, vennootschap of instelling, waarvan de werknemers die zijn betrokken bij het aanbevelen niet over voorwetenschap beschikken.

HOOFDSTUK V Bijzondere bepalingen

Artikel 10

  • 1. Gegevens en inlichtingen omtrent afzonderlijke ondernemingen en instellingen die ingevolge artikel 16 of artikel 7, tweede lid, zijn verkregen, zijn geheim.

  • 2. Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van deze landsverordening en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.

Artikel 11

De Bank is bevoegd de kosten die gemaakt worden voor de uitvoering van de uit deze landsverordening voortvloeiende taken en bevoegdheden, volgens bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, te geven regels in rekening te brengen bij de houders van effectenbeurzen en bij de aan een effectenbeurs verbonden effectenbedrijven.

Artikel 12

De Bank brengt jaarlijks vóór 1 juni verslag uit aan de minister over de in het voorgaande kalenderjaar bij de uitvoering van de haar bij of krachtens deze landsverordening opgedragen taak verrichte werkzaamheden, uitgeoefende bevoegdheden en gedane bevindingen.

HOOFDSTUK VI Beroep

Artikel 13

  • 1. Van een beslissing van de houder van een effectenbeurs omtrent de toelating van effecten tot of het doen vervallen van effecten uit de notering aan die effectenbeurs, staat voor belanghebbenden beroep open bij de Bank.

  • 2. Indien de houder van een effectenbeurs niet binnen zes maanden na ontvangst van een aanvraag om toelating tot de officiële notering of - indien hij om nadere gegevens heeft verzocht - binnen zes maanden na ontvangst van die gegevens op de aanvraag heeft beslist, wordt het uitblijven van een beslissing met een afwijzing gelijkgesteld.

  • 3. Het beroep moet worden ingesteld binnen een termijn van zes weken, gerekend vanaf de datum van de bekendmaking van de beslissing van de houder van de desbetreffende effectenbeurs.

  • 4. Het beroep heeft geen schorsende werking.

  • 5. De Bank neemt ter zake geen beschikking dan na de houder van de desbetreffende effectenbeurs en de belanghebbende in de gelegenheid te hebben gesteld te worden gehoord.

Artikel 14

Degene die rechtstreeks in zijn belang wordt getroffen door een op grond van artikel 13 door de Bank gegeven beschikking, kan tegen de beschikking beroep instellen bij het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen binnen zes weken na de dag waarop deze is gegeven.

HOOFDSTUK VII Strafbepalingen

Artikel 15

  • 1. Handelen in strijd met op grond van artikel 3, tweede lid gegeven aanwijzingen, artikel 4, eerste lid, en artikel 10, tweede lid, is, voor zover niet opzettelijk begaan, een overtreding en wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een jaar of met een geldboete van ten hoogste vijfhonderd duizend gulden.

  • 2. Handelen in strijd met op grond van artikel 3, tweede lid gegeven aanwijzingen, artikel 4, eerste lid, en artikel 10, tweede lid, is, voor zover opzettelijk begaan, een misdrijf en wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of met een geldboete van ten hoogste één miljoen gulden.

  • 3. Overtreding van het in de artikelen 2, eerste lid, en artikel 3, eerste lid, gestelde verbod is een misdrijf en wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of met een geldboete van ten hoogste één miljoen gulden.

  • 4. Overtreding van het in de artikelen 8, eerste lid, en artikel 9, eerste lid, gestelde verbod is een misdrijf en wordt gestraft hetzij met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren, hetzij met een geldboete van ten hoogste één miljoen gulden, hetzij met beide straffen.

HOOFDSTUK VIII Toezicht en opsporing

Artikel 16

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde zijn belast de daartoe bij landsbesluit aangewezen functionarissen van de Bank. Een zodanige aanwijzing wordt bekend gemaakt in de Curaçaosche Courant.

  • 2. De krachtens het eerste lid aangewezen personen zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs noodzakelijk is, bevoegd:

    • a.

      alle inlichtingen te vragen;

    • b.

      inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen;

    • c.

      alle plaatsen, met uitzondering van woningen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden, vergezeld van door hen aangewezen personen;

    • d.

      woningen of tot woning bestemde gedeelten van vaartuigen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner binnen te treden.

  • 3. Zo nodig, wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, verschaft met behulp van de sterke arm.

  • 4. Op het binnentreden van woningen of van tot woning bestemde gedeelten van vaartuigen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, is Titel X van het Derde Boek van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 155, vierde lid, 156, tweede lid, 157, tweede en derde lid, 158, eerste lid, laatste zinsnede en 160, eerste lid, en met dien verstande dat de machtiging wordt verleend door de procureur-generaal.

  • 5. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van taakuitoefening van de krachtens het eerste lid aangewezen personen.

  • 6. Een ieder is verplicht aan de krachtens het eerste lid aangewezen personen alle medewerking te verlenen die op grond van het tweede lid wordt gevorderd.

Artikel 17

  • 1. Met de opsporing van de bij deze landsverordening strafbaar gestelde feiten zijn, naast de in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde ambtenaren, belast de daartoe bij landsbesluit aangewezen functionarissen van de Bank. Een zodanige aanwijzing wordt bekend gemaakt in de Curaçaosche Courant.

  • 2. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld omtrent de vereisten waaraan de krachtens het eerste lid aangewezen personen dienen te voldoen.

HOOFDSTUK IX Wijziging andere wettelijke regelingen

Artikel 18

[wijzigt art. 348 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen]

Artikel 19

[wijzigt art. 1793, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen]

Artikel 20

[wijzigt art. 11 van het Centrale Bank-Statuut 1985]

HOOFDSTUK X Slotbepaling

Artikel 21.

  • 1. Deze landsverordening treedt in werking op een bij landsbesluit te bepalen tijdstip.

  • 2. Zij kan worden aangehaald als: Landsverordening toezicht effectenbeurzen.