Regeling vervallen per 01-01-2021

Algemene subsidieverordening Hoogeveen

Geldend van 01-01-2013 t/m 31-12-2020

Intitulé

Algemene subsidieverordening Hoogeveen

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college: college van burgemeesters en wethouders van Hoogeveen;

  • b.

    eenmalige subsidie: subsidie die wordt verstrekt voor een activiteit met een eenmalig of incidenteel karakter die voor een niet langere periode dan maximaal vier jaar wordt verstrekt;

  • c.

    jaarlijkse subsidie: subsidie die per (boek)jaar of voor een bepaald aantal (boek)jaren voor een periode van maximaal vier jaar wordt verstrekt;

  • d.

    wet: Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

Deze verordening is van toepassing op alle door of vanwege het gemeentebestuur te verstrekken subsidies op de volgende beleidsterreinen:

  • a.

    algemeen bestuur;

  • b.

    openbare orde en veiligheid;

  • c.

    verkeer, vervoer en waterstaat;

  • d.

    economische zaken;

  • e.

    onderwijs;

  • f.

    cultuur en recreatie;

  • g.

    sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening;

  • h.

    volksgezondheid en milieu;

  • i.

    ruimtelijke ordening en volkshuisvesting.

Artikel 3 Bevoegdheidsverdeling

  • 1. Het college is belast met de uitvoering van deze verordening.

  • 2. Het college is bevoegd tot het verstrekken van subsidies, indien en voor zover de voor de subsidie benodigde gelden in de gemeentelijke begroting zijn gereserveerd.

  • 3. Voor zover bij wettelijk voorschrift of bij gemeentebegroting niet is voorzien in de verdeling van de beschikbare gelden, stelt het college omtrent die verdeling beleidsregels vast.

Paragraaf 2 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

Artikel 4 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. Het college kan jaarlijks een subsidieplafond vaststellen voor bepaalde subsidies, dan wel categorieën van subsidies.

  • 2. Het college maakt tijdig bekend op welke wijze de per activiteit beschikbare subsidie wordt verdeeld ingeval van overschrijding van het subsidieplafond.

  • 3. Bij de bekendmaking van de subsidieplafonds wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 4. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld.

Paragraaf 3 Aanvraag van de subsidie

Artikel 5 Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 1. De aanvraag voor een subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college met behulp van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2. Bij een subsidieaanvraag overlegt de aanvrager de volgende gegevens:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelstellingen en resultaten, die daarmee worden nagestreefd, en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen. In het bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op de door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

    • c.

      een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan.

  • 3. Indien de aanvrager voor de eerste maal een jaarlijkse subsidie aanvraagt, voegt hij een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar als bijlagen toe aan het aanvraagformulier.

  • 4. Het college kan ook andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede en derde lid genoemde gegevens verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende, zijn.

Artikel 6 Aanvraagtermijn

  • 1. Indien een aanvraag voor een eenmalige subsidie niet uiterlijk 8 weken voorafgaand aan de activiteit of het tijdvak waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, wordt ingediend, kan het college besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen. Van deze termijn van 8 weken kan in beleidsregels worden afgeweken.

  • 2. Een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie wordt gedaan uiterlijk 1 juni in het jaar voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 3. Het college kan in beleidsregels andere termijnen stellen voor het indienen van een aanvraag voor daarbij aan te wijzen subsidies.

Artikel 7 Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag om verlening van een eenmalige subsidie uiterlijk 6 weken na ontvangst van de volledige aanvraag. Het college kan deze termijn met ten hoogste 6 weken verlengen. De verdaging wordt schriftelijk aan de aanvrager bekendgemaakt.

  • 2. Het college beslist op een aanvraag voor verlening van een jaarlijkse subsidie uiterlijk vóór 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

Paragraaf 4 Weigering van de subsidie

Artikel 8 Weigeringgronden

Het college kan, naast de in artikel 4:35 van de wet genoemde weigeringgronden, een subsidieverlening weigeren indien de activiteiten niet gericht zijn op de gemeente Hoogeveen of niet of nauwelijks aanwijsbaar ten goede komen aan haar ingezetenen.

Paragraaf 5 Verlening van de subsidie

Artikel 9 Verlening subsidie

  • 1. Bij het besluit tot verlenen van de subsidie geeft het college aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaats vindt.

  • 2. Het college is bevoegd om verplichtingen aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden met betrekking tot het beheer en gebruik van de subsidie.

Artikel 10 Betaling en bevoorschotting

  • 1. Indien een beschikking tot vaststelling van een subsidie tot € 5.000 wordt gegeven, vindt de betaling van de gehele subsidie in één bedrag plaats.

  • 2. Indien besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, wordt in het besluit tot subsidieverlening de hoogte en de termijnen van de bevoorschotting bepaald.

Paragraaf 6 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 11 Reserves en voorzieningen

  • 1. Het is gesubsidieerde instellingen toegestaan een egalisatiereserve van maximaal 20 % van de goedgekeurde jaarlijkse lasten op te bouwen.

  • 2. Indien het eigen vermogen, de reserves en/of voorzieningen van de subsidieontvanger meer bedragen dan redelijkerwijs voor het uitvoeren van de subsidiabele activiteiten noodzakelijk is, kan het college de subsidie tot een lager bedrag verlenen dan wel vaststellen.

Artikel 12 Vermogensvorming

  • 1. Indien het verstrekken van subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, is de subsidieontvanger daarvoor in de in artikel 4:41 tweede lid van de wet genoemde gevallen een vergoeding verschuldigd.

  • 2. De subsidieontvanger is vergoedingsplichtig naar evenredigheid van de mate waarin de subsidie aan vermogensvorming heeft bijgedragen.

  • 3. Het college kan vrijstelling verlenen van de vergoedingsplicht als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 13 Overige verplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, niet of geheel niet zullen worden verricht of dat niet of geheel niet aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

  • 2. De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 van de wet.

Paragraaf 7 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

Artikel 14 Verantwoording subsidies tot € 5.000

  • 1. Subsidies tot € 5.000 worden door het college:

    • a.

      direct vastgesteld of,

    • b.

      ambtshalve vastgesteld binnen 13 weken na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid onderdeel b kan het college de aanvrager verplichten om op de door haar aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn.

Artikel 15 Verantwoording subsidies vanaf € 5.000

  • 1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 5.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie uiterlijk 13 weken na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend;

    • b.

      bij een jaarlijkse subsidie binnen 4 maanden na afloop van het jaar waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel jaarverslag of jaarrekening) en

    • c.

      voor subsidies vanaf € 100.000 een accountantsverklaring.

  • 3. Het college kan bij de subsidieverlening bepalen dat ook andere, of minder dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 16 Vaststelling subsidie

  • 1. Het college stelt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 2. Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 3. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in het eerste lid genoemde tijdstip is ontvangen, gaat het college zes weken na een eenmalige rappel over tot ambtshalve vaststelling.

  • 4. Ambtshalve vaststelling vindt plaats op maximaal 80 % van het bedrag waarop de subsidie zou zijn vastgesteld bij tijdige indiening van de aanvraag tot subsidievaststelling.

Paragraaf 8 Slotbepalingen

Artikel 17 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien onverkorte toepassing zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 18 Inwerkingtreding; citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2013 en is van toepassing vanaf het subsidiejaar 2014.

  • 2. De Algemene subsidieverordening Hoogeveen, vastgesteld door de raad op 30 september 2004 en laatstelijk gewijzigd op 5 april 2007, wordt ingetrokken.

  • 3. Deze verordening kan worden aangehaald als "Algemene subsidieverordening Hoogeveen".

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Hoogeveen, gehouden op 15 november 2012.
De griffier, de voorzitter
J.P. Wind, K.B. Loohuis

Toelichting op de Algemene subsidieverordening Hoogeveen

1. ALGEMEEN

Omdat zowel de artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) als de Algemene subsidieverordening van toepassing zullen zijn op de subsidiebeschikkingen wordt in deze toelichting zowel de wettekst als de verordening besproken.

 

Het subsidiebegrip in de Awb

In artikel 4:21 van de Awb wordt het begrip subsidie gedefinieerd. Dat is dwingend recht en geldt dus ook voor de gemeente Hoogeveen. In de verordening is dan ook geen definitie opgenomen.

 

Onder subsidie wordt verstaan:

de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

 

Het subsidiebegrip is een materieel begrip. Dat wil zeggen dat bepalend is of voldaan is aan de elementen van het begrip, ongeacht de benaming. Begrippen als bijdrage, financiering of uitkering kunnen dus ook subsidie zijn.

 

De 'aanspraak op financiële middelen' wil zeggen dat die middelen in rechte afdwingbaar zijn. Dit betekent ook dat geldstromen tussen bestuursorganen of onderdelen van één  organisatie of rechtspersoon geen subsidie zijn, want die middelen kunnen niet in rechte worden afgedwongen.

 

De toevoeging van 'financiële' geeft aan dat het niet gaat om subsidies in natura, zoals bijvoorbeeld een lagere prijs voor een museumkaartje, vrijstelling van precario e.d.

 

Het element 'verstrekt door een bestuursorgaan' is voor de gemeente een duidelijke zaak.

Bestuursorganen van de gemeente zijn de burgemeester, het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad, maar kan ook een commissie zijn met bepaalde bevoegdheden.

 

Met het element 'met het oog op bepaalde activiteiten' wordt bedoeld dat voorafgaand aan de activiteiten de bestedingsrichting van de gelden is vastgelegd. De aard van de activiteiten kan zeer uiteenlopen. Het kan gaan om eenmalige of voortdurende activiteiten en een activiteit kan soms ook het nalaten van iets zijn. Door deze omschrijving vallen de sociale uitkeringen, huursubsidie, schadevergoeding en studiefinanciering niet onder het subsidiebegrip. In die gevallen gaat het dan niet om een bepaalde activiteit, maar om een bepaalde inkomensvoorziening. Bijzondere bijstand valt, gelet op de verwevenheid met de 'gewone' bijstand volgens de Memorie van Toelichting ook niet onder het subsidiebegrip, hoewel die wel voor een bepaalde activiteit wordt verstrekt.

 

De toevoeging 'anders dan als betaling voor verleende goederen of diensten' geeft aan dat als een economische tegenprestatie wordt geleverd er geen sprake is van subsidie, maar van een gewone overeenkomst. Dat wil niet zeggen dat elke betaling van de gemeente die aan de hoge kant is, als een subsidie moet worden aangemerkt. De waarde in het economisch verkeer is niet altijd exact vast te stellen, zodat ook de overheid een zekere vrijheid heeft bij het bepalen van de prijs die zij wil betalen. Indien de prijs die de gemeente betaalt een onmiskenbare hogere waarde heeft, kan niet meer worden gesproken van een betaling, maar is er sprake van een subsidie, indien ook aan de overige elementen van het begrip is voldaan.

 

In artikel 4:21 Awb wordt verder bepaald dat belastingen en volksverzekeringen niet onder de subsidieregels vallen en dat de subsidieregels van overeenkomstige toepassing zijn op de bekostiging van het onderwijs en onderzoek.

 

Het subsidieproces

Het subsidieproces in de Awb wordt aangeduid met de term subsidieverstrekking. Binnen dit proces worden drie rechtsmomenten onderscheiden, te weten:

  • 1.

    de subsidieverlening

  • 2.

    de subsidievaststelling en

  • 3.

    de subsidiebetaling

 

Ad 1. Het proces van subsidieverlening (afdeling 4.2.3 Awb)

  • 1.

    Het besluit tot subsidieverlening kent in ieder geval de volgende inhoud:

  • 2.

    activiteiten waarvoor de subsidie wordt verleend;

  • 3.

    het subsidiebedrag;

  • 4.

    het subsidietijdvak bij duursubsidies.

  • 5.

    Bij de subsidieverlening kan een begrotingsvoorbehoud worden gemaakt. Om rechtsverwerking te voorkomen moet binnen vier weken na vaststelling of goedkeuring van de begroting op dit voorbehoud een beroep worden gedaan.

  • 6.

     De in artikel 4:35 Awb (niet-limitatief) opgesomde weigeringgronden hebben een aanvullend karakter en kunnen gehanteerd worden naast de weigeringgronden die zijn vermeld in de subsidieregeling zelf.

  • 7.

    Aan de beschikking tot subsidieverlening kunnen voorwaarden en verplichtingen worden verbonden.

  • 8.

    Ter uitvoering van een beschikking tot subsidieverlening kan een overeenkomst worden gesloten.

 

Ad 2. Het proces van subsidievaststelling (afdeling 4.2.5 Awb)

  • 1.

    De hoogte van het vastgestelde subsidiebedrag is in principe gelijk aan de hoogte die vermeld is in de beschikking tot subsidieverlening. Een lagere vaststelling kan op basis van de gronden genoemd in artikel 4:46 Awb.

  • 2.

    De beschikking tot (definitieve) vaststelling van de subsidie geeft aanspraak op betaling, eventueel na verrekening met reeds verleende voorschotten. Deze beschikking dient de termijn te vermelden waarbinnen de betaling plaatsvindt. Deze termijn bedraagt in principe vier weken.

  • 3.

    De beschikking wordt gegeven op aanvraag of ambtshalve.

 

Ad 3. Het proces van betaling en terugvordering (afdeling 4.2.7 Awb)

  • 1.

    Uitgangspunt is, dat het subsidiebedrag wordt betaald overeenkomstig de subsidievaststelling en onder verrekening van eventuele voorschotten.

  • 2.

    Het subsidiebedrag wordt binnen vier weken na de subsidievaststelling betaald, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

  • 3.

    De betaling kan eventueel in termijnen plaatsvinden. Bij wettelijke subsidies dient deze termijnbetaling te zijn geregeld in de wet en bij buitenwettelijke subsidies in de beschikking tot subsidieverlening of -vaststelling.

  • 4.

    Voor zover bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald, kan het bestuursorgaan de subsidieontvanger voorschotten verlenen.

  • 5.

    Een voorschot wordt in beginsel binnen vier weken overeenkomstig de voorschotverlening betaald.

  • 6.

    Onverschuldigd betaalde subsidies en voorschotten kunnen door het bestuursorgaan worden teruggevorderd. Hiervoor geldt een verjaringstermijn van vijf jaren.

  • 7.

    Het bestuursorgaan is op grond van artikel 4:56 Awb bevoegd de betaling van het subsidiebedrag op te schorten vooruitlopend op de toepassing van artikel 4:48 of 4:49 Awb (intrekkings- of wijzigingsbeschikking).

 

Intrekken of wijzigen van subsidies (afdeling 4.2.6 Awb)

Afdeling 4.2.6 Awb regelt drie situaties:

  • 1.

    De artikelen 4:48 en 4:49 regelen de intrekking en wijziging met terugwerkende kracht ("ex tunc") van de subsidieverlening respectievelijk de subsidievaststelling. Meestal zal het gaan om een sanctie in reactie op verwijtbaar gedrag van de subsidieontvanger, soms om herstel van onjuistheden die niet alleen voor rekening van de subsidieverstrekker behoren te komen. Uit het oogpunt van rechtszekerheid geldt er voor intrekking of wijziging van de subsidievaststelling een verjaringstermijn van vijf jaren.

  • 2.

    Artikel 4:50 gaat over de opzegging, dat wil zeggen over de situatie dat de subsidieverstrekker voor de toekomst ("ex nunc") een bestaande subsidieverhouding wil beëindigen of wijzigen, bijvoorbeeld omdat er een beleidswijziging is of omdat er een subsidieverlening onjuist is. In die gevallen is het bestuursorgaan schadeplichtig, indien de subsidieontvanger schade lijdt doordat hij in vertrouwen op de subsidie anders heeft gehandeld dan hij zonder subsidie zou hebben gedaan. Van belang is voorts dat het bestuursorgaan bij de beëindiging of wijziging van een subsidierelatie een redelijke termijn in acht neemt.

  • 3.

    Artikel 4:51, ten slotte, heeft betrekking op de situatie dat een subsidie niet opnieuw wordt verleend voor een aansluitende periode. Het gaat hier strikt genomen niet om een intrekking of wijziging, maar om het niet geven van een nieuwe beschikking voor de toekomst. Toch is deze regel in afdeling 4.2.6 opgenomen, omdat een subsidieontvanger - net als bij intrekking van beschikkingen voor de toekomst - soms aan een reeks opeenvolgende subsidieverleningen vertrouwen op hernieuwde subsidiëring mag ontlenen. In de praktijk zal de subsidieontvanger overigens geen verschil voelen tussen intrekking of geen hernieuwde subsidieverlening. Evenals bij artikel 4:50 Awb dient bij de toepassing van dit artikel een redelijke termijn in acht te worden genomen. Anders dan bij artikel 4:50 Awb is het bestuursorgaan bij toepassing van dit artikel niet schadeplichtig.

 

Subsidieverplichtingen (afdeling 4.2.4 Awb)

Afdeling 4.2.4 Awb geeft aan welke verplichtingen aan de subsidieontvanger (kunnen) worden opgelegd. Zo noemt artikel 4:37 Awb (niet-limitatief) zeven standaardverplichtingen, die aan de subsidieontvanger kunnen worden opgelegd. Naast deze verplichtingen kan het bestuursorgaan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen opleggen die ‘strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie’. Indien de subsidie op een wettelijk voorschrift berust, worden deze doelgebonden verplichtingen opgelegd bij wettelijk voorschrift of krachtens wettelijk voorschrift bij de subsidieverlening. Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kunnen verplichtingen worden opgelegd bij subsidieverlening. Niet-doelgebonden verplichtingen kunnen slechts aan de subsidie worden verbonden voor zover dit bij wettelijk voorschrift is bepaald.

 

Hoorplicht

Artikel 4:12 Awb bepaalt dat een bestuursorgaan de toepassing van de artikelen 4:7 en 4:8 Awb (hoorplicht) achterwege kan laten bij een beschikking die strekt tot het vaststellen van een financiële verplichting of aanspraak (dus in principe ook bij subsidies) indien:

  • 1.

    tegen die beschikking bezwaar kan worden gemaakt of administratief beroep kan worden ingesteld en

  • 2.

    de nadelige gevolgen na bezwaar of administratief beroep volledig ongedaan kunnen worden gemaakt.

 

 

Echter het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de toepassing van de artikelen 4:7 en 4:8 Awb niet achterwege kan worden gelaten bij een beschikking die strekt tot:

  • 1.

    de weigering van een subsidie op grond van artikel 4:35 Awb (weigeringgronden) of 4:51 Awb (weigering voortzetting subsidies);

  • 2.

    het op grond van artikel 4:46, tweede lid, Awb lager vaststellen van de subsidie; of

  • 3.

    het ten nadele van de ontvanger intrekken of wijzigen van een subsidieverlening of subsidievaststelling.

 

Per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen(Afdeling 4.2.8 Awb)

Aparte vermelding behoeft ook de regeling van Afdeling 4.2.8 Awb. Deze is alleen van toepassing wanneer een wettelijk voorschrift dat bepaalt of het bestuursorgaan daartoe uitdrukkelijk besloten heeft. Deze afdeling is van toepassing op subsidies die per boekjaar worden verstrekt aan rechtspersonen ter bekostiging van hun structurele activiteiten. Afdeling 4.2.8 Awb geeft voorschriften over de aanvraag, de subsidieverlening, verplichtingen van de subsidieontvanger en de subsidievaststelling. Deze afdeling is in de verordening niet van toepassing verklaard.

2. ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 2 Reikwijdte verordening

Op grond van artikel 4:23 Awb kan slechts subsidie worden verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt. De verordening is het bedoelde ‘wettelijk voorschrift’. In artikel 2 is omschreven voor welke beleidsterreinen op grond van de verordening subsidie kan worden verstrekt.

 

De Algemene subsidieverordening geldt niet voor subsidies op de genoemde beleidsterreinen voor zover in een bijzondere subsidieverordening of ander wettelijke voorschrift wordt afgeweken van de Algemene subsidieverordening.

 

Subsidie kan ook verstrekt worden op andere beleidsterreinen dan genoemd, maar dan moet die verstrekking een zelfstandige wettelijke basis (lees: verordening) hebben. Voor die subsidies geldt de Algemene subsidieverordening in beginsel niet, tenzij in de bijzondere regeling deze Algemene subsidieverordening geheel of gedeeltelijk van toepassing wordt verklaard.

 

De verplichting genoemd in artikel 4:23 Awb kent uitzonderingen, onder andere voor incidentele subsidies, mits de subsidie voor ten hoogste vier jaren wordt verstrekt, en subsidies waarbij subsidieontvanger en het subsidiebedrag zijn vermeld in de begroting.

 

Indien de gemeente Hoogeveen een subsidieregel van een andere overheid dient uit te voeren en

derhalve als doorgeefluik optreedt worden ook zoveel mogelijk de regels van deze verordening

toegepast, tenzij de betreffende regeling zich daartegen verzet.

 

Artikel 3 Bevoegdheidsverdeling

Door het vaststellen van de verordening geeft de raad het juridische kader aan voor de verlening

van de subsidiebeschikkingen. Daarnaast is de raad het bestuursorgaan dat de omvang en de

verdeling van de subsidiegelden bepaalt bij de jaarlijkse begrotingsvaststelling. De (dagelijkse)

uitvoering van de subsidieregels van de Awb en de verordening worden opgedragen aan

burgemeester en wethouders. Het college regelt de verdeling van de beschikbare gelden, voor zover al niet geregeld bij wettelijk voorschrift of bij gemeentelijke begroting, in beleidsregels.

 

Artikel 4 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

Soms biedt de begroting geen ruimte voor subsidiëring, terwijl de wet of de algemene beginselen van behoorlijk bestuur weigering of intrekking van de subsidie niet zonder meer toelaten. Daar zijn in hoofdzaak twee oorzaken voor aan te wijzen:

  • 1.

    er bestaat onzekerheid over de omvang van het beroep dat op een subsidieregeling zal worden gedaan;

  • 2.

    pas gedurende het begrotingsjaar komt vast te staan, welk subsidiebedrag voor subsidiëring beschikbaar is.

 

Ad a. Deze situatie doet zich met name voor bij openeinderegelingen, waarbij het aantal aanvragen niet vooraf bekend is. Bij een onverwacht hoog aantal voor toewijzing vatbare subsidieaanvragen kan dan blijken dat het beschikbaar gestelde bedrag onvoldoende is. Het enkele ontbreken van een toereikende begrotingspost ontslaat de overheid nog niet van haar plicht om financiële verplichtingen jegens burgers na te komen (HR 4 november 1849, W. 1058 (De Bourbon/Naundorff)).

De Awb biedt nu met het subsidieplafond een instrument om de uitgaven te kunnen beheersen.

 

Ad b. Deze situatie doet zich met name bij het Rijk voor, doordat diverse hoofdstukken van de Rijksbegroting pas in de loop van het jaar worden vastgesteld. Indien vaststaat dat voor het betreffende begrotingsjaar geen verdere aanvragen meer kunnen worden ingediend, kan volstaan worden met het stellen van een begrotingsvoorbehoud en is het instellen van een subsidieplafond niet nodig.

 

Indien er een subsidieplafond is ingesteld en conform de vastgestelde inhoudelijke of financiële verdeelmaatstaven subsidies volledig zijn verdeeld (dat wil zeggen het plafond is bereikt), geldt het principe 'op is op'. Het facultatieve karakter van de regeling geeft het college de ruimte per subsidiesoort te bepalen of de noodzaak voor het vaststellen van een subsidieplafond bestaat.

 

In afdeling 4.2.2 Awb zijn dwingende bepalingen opgenomen over de instelling van het subsidieplafond. De belangrijkste bepalingen zijn:

  • -

     een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden (artikel 4:25, tweede lid);

  • -

    bij de bekendmaking van het subsidieplafond wordt de wijze van verdeling vermeld (artikel 4:26, tweede lid);

  • -

    het subsidieplafond wordt bekendgemaakt voor de aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld (artikel 4:27, eerste lid).

 

In artikel 4 vierde lid is bepaald dat het college verplicht is om het zogenaamde begrotingsvoorbehoud te maken als subsidie wordt verleend ten laste van een gemeentebegroting die nog niet is vastgesteld. Dit is aan de orde bij meerjarige subsidies. In dat geval verleent het college de subsidie onder de voorwaarde dat de nodige gelden beschikbaar worden gesteld in de gemeentebegroting. Deze voorwaarde moet volgens de Awb in de beschikking tot subsidieverlening worden vermeld. Het beroep op de voorwaarde dient binnen vier weken na de vaststelling of goedkeuring van de gemeentebegroting aan de subsidieontvanger bekend worden gemaakt (artikel 4:34 Awb). In dat artikel zijn ook nadere regels opgenomen over het beroep op de voorwaarde.

 

Artikel 5 Bij aanvraag in te dienen gegevens

In het eerste lid is  bepaald dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk moet worden aangevraagd.

Met 'schriftelijk' is meer bedoeld dan 'op papier geschreven'. Zo kan een aanvraag ook digitaal worden ingediend, mits het college het door hem vastgestelde formulier ook in digitale vorm beschikbaar heeft gesteld.

Ingevolge artikel 4:29 Awb begint het subsidieproces met een aanvraag. Wat een aanvraag is en aan welke eisen deze moet voldoen staat in afdeling 4.1.1 Awb.

In het tweede lid is bepaald welke gegevens de aanvrager moet overleggen bij zijn subsidieaanvraag.

 

In het vierde lid is bepaald dat het college per geval kan regelen welke gegevens moeten worden verstrekt. Uitgangspunt hierbij is om de administratieve en bestuurlijke lastendruk zo beperkt mogelijk te houden.

 

Artikel 6 Aanvraagtermijn

In afdeling 4.2.3 Awb zijn dwingende bepalingen opgenomen over de subsidieverlening, bijvoorbeeld waaraan een beschikking tot subsidieverlening moet voldoen. In dit artikel is bepaald dat de aanvraag om subsidieverlening altijd voorafgaand aan de activiteit of het tijdvak waarvoor subsidie wordt gevraagd wordt ingediend. Indien dat niet gebeurt, kan het college besluiten de aanvraag niet te behandelen.

 

Artikel 7 Beslistermijn

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 8 Weigeringgronden

In dit artikel is een weigeringgrond opgenomen die geldt voor alle subsidiesoorten. Deze weigeringgrond is een aanvulling op de weigeringgronden van artikel 4:35 Awb. Artikel 4:35 Awb stelt dat de subsidie in ieder geval kan worden geweigerd indien er gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

  • a.

    de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

  • b.

    de aanvraag niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • c.

    de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

Tevens kan worden geweigerd indien de aanvrager:

  • a.

    in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid, of

  • b.

    failliet is verklaard of aan hem surseance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

Artikel 9 Verlening subsidie

Ingevolge het eerste lid geeft het college al in het besluit tot subsidieverlening aan op welke wijze de verantwoording van de ontvangen subsidie moet plaatsvinden. Hiermee wordt bereikt dat het de subsidieontvanger van meet af aan duidelijk aan welke voorwaarden en administratieve eisen moet voldoen. In het tweede lid is geregeld dat het college de ontvanger verplichtingen kan opleggen.

Bij veel, veelal kleinere subsidies zal het stellen van verplichtingen bij de toekenning niet noodzakelijk zijn. In die gevallen kan het college daarvan eenvoudig afzien. In gevallen, dat het college van oordeel is dat redelijkerwijs nadere verplichtingen moeten worden gesteld, zal dit veelal op de subsidieontvanger en de door hem te ondernemen activiteiten toegesneden verplichtingen zijn.

In artikel 4:37 Awb staan de standaard verplichtingen vermeld die het college bij de beschikking tot subsidieverlening kan opleggen. Aanvullend is in het tweede lid van dit artikel geregeld dat het college de ontvanger verplichtingen kan opleggen met betrekking tot beheer en gebruik van de subsidie.

Artikel 10 Betaling en bevoorschotting

Het eerste lid van dit artikel spreekt voor zich.

Ingevolge het tweede lid kan bij de subsidieverlening worden bepaald dat het laatste gedeelte van de subsidie niet eerder dan bij de vaststelling wordt uitbetaald aan de subsidieontvanger.

Artikel 11 Reserves en voorzieningen

Voor de continuïteit van de bedrijfsvoering van de grote gesubsidieerde instellingen is het noodzakelijk om ter zake van in enig jaar niet-ingezette subsidies (voordelig exploitatieresultaat) een reserve te vormen. De omvang van deze (egalisatie)reserve bedraagt maximaal 20 % van de door de gemeente verleende jaarlijkse subsidie. De voordelige exploitatieresultaten worden aan deze egalisatiereserve toegevoegd. Een eventueel nadelig exploitatieresultaat wordt ten laste van deze reserve gebracht.

Artikel 12 Vermogensvorming

Het komt nogal eens voor dat een subsidie leidt tot een vermogensgroei bij de subsidieontvanger. Dergelijke “winsten” behoren terug te vloeien in de openbare kas. Daarom bevat de Awb een bepaling over vergoedingsplicht bij vermogensvorming (4:41). Deze bepaling geldt alleen voor zover dit bij wettelijk voorschrift is bepaald. Dit artikel bevat hiervoor de basis. Het college kan op grond van het derde lid vrijstelling verlenen, bijvoorbeeld voor vermogensgroei onder een bepaald bedrag.

Artikel 13 Overige verplichtingen

De meldingsplicht is een tegenhanger van het geven van meer vertrouwen in deze verordening. De subsidieontvanger is verplicht tijdig bij de gemeente te melden als het aannemelijk is dat de gesubsidieerde activiteit niet, niet tijdig, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen zal worden verricht. In dat geval zal de subsidie lager of op nihil worden vastgesteld of zullen nadere afspraken worden gemaakt over het aanpassen van de verplichtingen. Bij het niet voldoen aan deze meldingsplicht kan, indien dat achteraf mocht blijken, met toepassing van artikel 4:49 Awb alsnog de subsidievaststelling worden ingetrokken, omdat de ontvanger wist en behoorde te weten dat de vaststelling onjuist was.

Artikel 4:71 Awb betreft rechtshandelingen zoals het wijzigen van statuten, het in eigendom verwerven, vervreemden of bezwaren van registergoederen, het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening, het oprichten of deelnemen in een rechtspersoon of het ontbinden van de rechtspersoon.

Artikel 14 Verantwoording subsidies tot € 5.000

Kenmerkend voor subsidies tot € 5.000 is dat een vast bedrag wordt verstrekt en dat de subsidieontvanger achteraf niet standaard verantwoording hoeft af te leggen aan de subsidieverstrekker. Omdat de subsidieontvanger geen aanvraag tot subsidievaststelling hoeft in te dienen, worden de lasten voor zowel de subsidieverstrekker als de subsidieontvanger verminderd.

In het geval van verlening en ambtshalve vaststelling (lid 1 onderdeel b) wordt in de subsidiebeschikking vermeld wanneer de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn verricht. De subsidie wordt binnen dertien weken na de datum waarop de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, ambtshalve vastgesteld. Hierbij kan de subsidieontvanger gevraagd worden om op een door de gemeente aan te geven wijze aan te tonen dat de activiteiten hebben plaatsgevonden.

Artikel 15 Verantwoording subsidies vanaf € 5.000

Bij de verantwoording van subsidies vanaf € 5.000 dient de aanvraag tot vaststelling bij een eenmalige subsidie uiterlijk 13 weken na afloop van de activiteit of het tijdvak te worden ingediend. Bij jaarlijkse subsidies dient de verantwoording uiterlijk 1 vóór juli in het jaar volgend op het jaar waarvoor subsidie is verleend, te worden ingediend.

Voor beide soorten subsidies moet een inhoudelijk en financieel verslag worden ingediend. De vaststelling vindt plaats op basis van uitgevoerde activiteiten en gerealiseerde kosten.

De grote gesubsidieerde instellingen zijn verplicht een volledige jaarrekening inclusief balans en accountantsverklaring in te dienen.

Volgens het derde lid kan het college andere regels stellen over de in te dienen stukken. Zo kan van instellingen die minder subsidie dan € 100.000 ontvangen in plaats van een volledige accountantsverklaring een samenstellings- of beoordelingsverklaring verlangd worden.

Waar het hier uiteraard om gaat, is te voorkomen dat subsidieontvangers speciale stukken met andere verantwoordingsmethoden moeten opstellen dan zij gebruikelijk al doen. Zo kan uit een algemeen jaarverslag genoegzaam blijken, dat de verkregen subsidie is aangewend voor het doel waarvoor de subsidie werd verstrekt.

Voor kleinere subsidies (denk aan een speeltoestel) is in het derde lid voor het college de mogelijkheid geopend om andere bewijsmiddelen te verlangen dan de gebruikelijke. Zo zou in het geval van een speeltoestel kunnen worden volstaan met het mailen van een foto daarvan of iets soortgelijks.

Artikel 16 Vaststelling subsidie

De hoofdregel is dat de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening wordt vastgesteld, aldus artikel 4:46 eerste lid Awb. Volgens het tweede lid van artikel 4:46 Awb kan de subsidie lager worden vastgesteld indien:

  • a.

    de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

  • b.

    de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • c.

    de subsidieontvanger onjuist of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of

  • d.

    de subsidieverlening anderszins onjuist was en die subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

Als een subsidieontvanger niet op tijd de aanvraag tot vaststelling indient, kan hem eenmaal uitstel met zes weken worden verleend. Heeft de subsidieontvanger dan nog niet gereageerd, dan wordt de subsidie ambtshalve vastgesteld. Volgens het vierde lid bedraagt de hoogte van de ambtshalve vaststelling maximaal 80 % van het bedrag waarop de subsidie bij tijdige indiening van de verantwoording zou zijn vastgesteld.

Artikel 17 Hardheidclausule

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 18 Inwerkingtreding; citeertitel

Volgens artikel 6 tweede lid moet een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie uiterlijk 1 juni van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft, worden ingediend. Dat is de reden dat de verordening in werking treedt op 1 januari 2013, zodat hij van toepassing is op subsidieaanvragen die het jaar 2014 betreffen. De verordening geldt echter nog niet voor het subsidietijdvak 2013.