Regeling vervallen per 22-01-2020

Beleidsregels inzake artikel 13b Opiumwet bij woningen etc.

Geldend van 04-04-2013 t/m 22-12-2015

Enig artikel

Beleidsregels Opiumwet 13b

21 februari 2013

Registratienummer: 4835

 

Behoort bij besluit van de burgemeester d.d. 26 maart 2013, nr. 4832

1. INLEIDING

Gemeenten worden steeds vaker geconfronteerd met drugshandel vanuit woningen 1). Artikel 13b Opiumwet (Wet Damocles) is het juridisch instrument om bestuurlijk op te treden tegen deze illegale verkooppunten. Daarom is het, mede gelet op de totstandkoming van de bevoegdheid tot sluiting van woningen in artikel 13b Opiumwet, wenselijk beleidsregels te formuleren ten aanzien van de toepassing van deze bevoegdheid.

In dit document staat beschreven onder welke omstandigheden en op welke wijze gebruik wordt gemaakt van het bestuurlijke dwangmiddel bij drugshandel vanuit woningen. Een strikte handhaving is noodzakelijk om overlast en andere negatieve verschijnselen tegen te gaan.

Het doel van dit beleid is om:

- Te realiseren dat geconstateerde overtredingen gevolgd worden door een reactie die qua intensiteit zo goed mogelijk aansluit bij de aard en de ernst van de overtreding (proportionaliteit en subsidiariteit);

- Te bewerkstellingen dat er door de gekozen bestuursdwangmaatregel een einde komt aan de verboden situatie ter bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat;

- Te bewerkstellingen dat herhaling van de overtreding wordt voorkomen;

- Kenbaar te maken aan de burger welke maatregel hij van de overheid kan verwachten na een overtreding.

Met het vaststellen van deze beleidsregels wordt de “Handleiding toepassing art. 13b Opiumwet bij woningen”, vastgesteld op 18 november 2008 ingetrokken.

1) Met woning wordt ook bedoeld het daarbij behorende erf en daarop aanwezige opstallen. Onder woning kan ook een boot, caravan, woonwagen e.d. worden verstaan.

2.JURIDISCH KADER

Opiumwet

Artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet geeft de burgemeester de bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Dit betekent dat de burgemeester bestuursdwang kan toepassen als de woning of het lokaal betrokken is bij drugshandel. De burgemeester kan ten aanzien van deze bevoegdheid beleidsregels vaststellen op grond van artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht.

Strafrecht en bestuursrecht in de Opiumwet

De Opiumwet stelt de in- en uitvoer van drugs, de vervaardiging, de verkoop, het bezit en het vervoer van drugs strafbaar. De strafrechtelijke kant van de Opiumwet is gericht op de aanpak van de handel en de handelaren. Het Openbaar Ministerie heeft niet de mogelijkheid om te beletten dat een lokaal of een woning gebruikt wordt voor drugshandel. De burgemeester heeft deze bevoegdheid wel.

Artikel 13b van de Opiumwet is dan ook een bestuursrechtelijk element in de Opiumwet. Handel, gebruik en aanwezigheid van drugs hebben een nadelig effect op de openbare orde. Bij de handel in drugs wordt de aantasting van de openbare orde zonder meer aangenomen. De aantasting van de openbare orde is geabstraheerd, met andere woorden de openbare ordeverstoring hoeft niet door middel van feiten of omstandigheden te worden aangetoond. Voor toepassing van artikel 13b Opiumwet is uitdrukkelijk gesteld dat aantasting van de openbare orde of overlast niet hoeft te worden aangetoond.

Het toepassen van bestuursdwang is erop gericht de handel in of vanuit een lokaal of woning te beëindigen en beëindigd te houden. De toepassing is dan ook meer gericht op de locatie (lokaal of woning) en in mindere mate op de belanghebbende.

Algemeen Plaatselijke Verordening

De gemeente Leeuwarden heeft een verbod op het binnentreden van een gesloten pand opgenomen in artikel 2.41 APV.

Artikel 2.41 luidt:

1. Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.

2. Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.

3. Deze verboden gelden niet voor personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal wegens dringende reden noodzakelijk is.

4. De burgemeester is bevoegd van de in het eerste en tweede lid bedoelde verboden ontheffing te verlenen.

Coffeeshopbeleid

Het coffeeshop beleid, beschreven in de Beleidsnota Bijzondere Wetten: horeca, coffeeshop, prostitutie en kansspelen, beschrijft het toepassen van de Opiumwet wanneer drugs wordt verhandeld in voor publiek toegankelijke lokalen waarin een coffeeshop is gevestigd. Momenteel zitten er twaalf coffeeshops in de binnenstad en één aan het Zuidvliet, deze laatste valt onder het uitsterfbeleid. Leeuwarden heeft vastgelegd dat er maximaal twaalf coffeeshops gevestigd mogen zijn in Leeuwarden. Voor de handel in softdrugs moet de coffeeshop beschikken over een geldige gedoogverklaring.

Deze beleidsregels gelden niet voor zover in dit onderwerp wordt voorzien in de hierboven genoemde beleidsnota.

3. INKADERING BELEID

Deze beleidsnotitie beschrijft het toepassen van artikel 13b van de Opiumwet als het gaat om woningen. Regionaal is er een hennepconvenant in de maak, zodra deze gereed is zal deze van kracht gaan en werkt aanvullend ten opzichte van deze notitie.

Het inzetten van artikel 13b Opiumwet is uitzonderlijk. Meestal betreft het dan een ernstige situatie waarbij het opleggen van een dwangsom geen toegevoegde waarde heeft. De maatregel wordt alleen ingezet als ultimum remedium in ernstige situaties in het kader van de bestuurlijke aanpak van de georganiseerde criminaliteit (oftewel; georganiseerde drugshandel).

De maatregel is een herstelsanctie en niet bedoeld als straf. Sluiting is gericht op het herstel van de situatie en het weren en terugdringen van drugshandel in georganiseerd verband in en vanuit woningen. Het doel daarbij is om de bekendheid van de woning als drugspand, binnen het drugscircuit, te doorbreken. Ook is het doel om te verhinderen dat de woning wordt gebruikt ten behoeve van het drugscircuit en de georganiseerde drugshandel.

Van een ernstige situatie is sprake als het aannemelijk is dat drugshandel in georganiseerd verband in of vanuit een woning of lokaal plaatsvindt, of als de aanwezigheid van drugs hierop duidt. Om te kunnen nagaan of er sprake is van een dergelijke aannemelijkheid is onderstaande indicatorenlijst samengesteld. De indicatorenlijst heeft een alternatief en geen cumulatief karakter. Ook op basis van enkele indicatoren kan aannemelijkheid aan de orde zijn. De indicatorenlijst is nadrukkelijk een hulpmiddel. Voor toepassing van de maatregel moet uiteraard altijd eerst gekeken worden of voldaan wordt aan de criteria van artikel 13b Opiumwet en de voorwaarden zoals gesteld in dit beleid.

Indicatorenlijst:

  • a.

    De hoeveelheid aangetroffen middelen als bedoeld in lijst I of lijst II van de Opiumwet. Daarbij ligt de grens bij de hoeveelheid die volgens het Openbaar Ministerie als voorraad voor eigen gebruik kan worden aangemerkt. Dit is voor harddrugs één bolletje, één pil of 0,5 gram. Voor softdrugs is dit maximaal 5 gram. . Indien meer dan dergelijke hoeveelheden wordt aangetroffen, kan op grond van de jurisprudentie aangenomen worden dat het gaat om handel en hoeft er geen sprake te zijn van daadwerkelijke verkoop, aflevering of verstrekking. Daarnaast kan er sprake zijn van andere signalen die duiden op beroeps- of bedrijfsmatigheid, zoals de aanwezigheid van verpakkingsmateriaal, grote som (men) geld, weegschaal.

  • b.

    De mate waarin de woning betrokken is bij de drugshandel in georganiseerd verband.

  • c.

    Er is sprake van gewelds- of andere openbare orde delicten.

  • d.

    Er is sprake van één of meer (vuur) wapen (s)/verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie.

  • e.

    Er is een vermoeden van verwijtbaarheid van de bewoner(s)/betrokkenen.

  • f.

    Er is een vermoeden dat de bewoner(s)/betrokkenen verkeert/verkeren in kringen van personen met antecedenten (hierbij moet met name worden gedacht aan antecedenten t.a.v. de Opiumwet of de Wet Wapens en Munitie, maar ook antecedenten op het gebied van geweld jegens personen of zaken, zoals mishandeling, bedreiging, vernietiging of diefstal e.d. kunnen een rol spelen.

  • g.

    Er is sprake van recidive.

  • h.

    Er is sprake van een combinatie van middelen als bedoeld in lijst I en lijst II Opiumwet.

  • i.

    De mate van gevaar voor in de omgeving, mate van risico voor omwonenden.

  • j.

    De mate van overlast.

  • k.

    Aannemelijkheid dat de woning niet overeenkomstig de woonfunctie wordt gebruikt.

  • l.

    Aannemelijkheid dat behalve de woning of het daarbij behorende erf nog één of meer locaties betrokken is/zijn bij drugshandel in georganiseerd verband of als aanwezigheid van drugs hierop duidt.

  • m.

    Overige feiten of omstandigheden die duiden op drugshandel in georganiseerd verd.

4. PROCEDURE

Voorbereiding

De politie constateert aan de hand van een melding (bijvoorbeeld via Meld Misdaad Anoniem), een klacht van derden of door eigen onderzoek illegale drugshandel vanuit een woning of een lokaal. De feitelijke constatering van de verkoop, levering of verstrekking van drugs of het aantreffen van daartoe aanwezige drugs is voldoende om op grond van artikel 13b Opiumwet bestuurlijk op te treden. Voor zover lopende onderzoeken niet in gevaar worden gebracht en mits niet in strijd met de Wjsg, verstrekt de politie alle meldingen en feitelijke constateringen van drugshandel aan de gemeente. De gemeente verzamelt en bundelt deze samen met eventuele waarschuwingsbrieven aan de bewoners, eigenaar of exploitant. Op grond van deze feiten kan de burgemeester uiteindelijk overgaan tot sluiting van de woning of lokaal. De casus wordt vervolgens besproken in de driehoek.

Belangenafweging De burgemeester zet voor het nemen van het besluit de gevolgen van zijn besluit af tegen de gevolgen die het met zich meebrengt voor de overtreder. De grondrechten van de overtreder (het huisrecht en het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer) worden meegewogen in het uiteindelijke besluit.

De toepassing van de bevoegdheid voortvloeiend uit 13b Opiumwet is een ultimum remedium. Voordat de burgemeester besluit om een woning te sluiten is vastgesteld dat er geen ander probaat middel is dat niet of in mindere mate ingrijpt in de privacy van de bewoners.

Waarschuwing vooraf

Bij bestudering van de parlementaire geschiedenis van de totstandkoming van artikel 13b van de Opiumwet, komt naar voren dat bij een eerste overtreding nog niet tot sluiting van de woning dient te worden overgegaan, maar moet worden volstaan met een waarschuwing of soortgelijke maatregel. Dit moet echter worden beschouwd als een uitgangspunt waarvan in ernstige gevallen mag worden afgeweken.

Van een ernstige situatie is sprake als het aannemelijk is dat drugshandel in georganiseerd verband in of vanuit een woning of lokaal plaatsvindt, of als de aanwezigheid van drugs hierop duidt. Hiervoor is eerder genoemde indicatorenlijst ontwikkeld. Het uitgangspunt is dat bij harddrugs altijd sprake is van een ernstige situatie en tot sluiting zal worden overgegaan.

Bij het aantreffen van (alleen) een geringe handelshoeveelheid softdrugs kan bij een eerste overtreding worden volstaan met een waarschuwing. Bij herhaling van de overtreding binnen 2 jaar is op grond van de indicatorenlijst sprake van recidive en een ernstige situatie zodat alsnog sluiting zal volgen.

Proportionaliteit

Bij daadwerkelijke sluiting zal beoordeeld moeten worden of volstaan kan worden met een deel van de woning en/of het erf. Indien blijkt dat een op het erf van de woning gelegen opstal (bijvoorbeeld schuur/garage e.d) het middelpunt is van de handel en niet de woning zelf, dan ligt het in de rede om alleen de op het erf gelegen opstal te sluiten. Indien de woning zelf gebruikt wordt voor de handel, dient bezien te worden of volstaan kan worden met het sluiten van een deel van de woning. Dit kan bijv. aan de orde zijn als het deel van de woning waarin de handel plaatsvindt fysiek afgescheiden is/kan worden van het woongedeelte (bijvoorbeeld ingeval van een aanbouw/bijbouw, verdieping met een eigen opgang, kamerverhuur e.d.)

Bezwaar en beroep. Het bevel tot sluiting van een lokaal of woning is een besluit in de zin van artikel 1: 3 Awb. De overige bepalingen van deze wet zijn dan ook van toepassing. Alle belanghebbenden kunnen tegen het besluit bezwaar aantekenen en vervolgens, na beslissing op het bezwaarschrift, beroep bij de bestuursrechter instellen. Belanghebbenden zijn in ieder geval de bewoners en gebruikers van de woning of het lokaal en/of de eigenaar. Het horen van de belanghebbenden kan zowel schriftelijk (bijvoorbeeld met het concept voorgenomen besluit) als mondeling (evt. telefonisch).

5. SLUITING

Bekendmaking sluitingsbevel

Het sluitingsbevel op grond van artikel 13b Opiumwet wordt op schrift gesteld en aangetekend verzonden. In het bevel tot sluiting worden de volgende elementen opgenomen; a. Sluiting op grond van artikel 13b Opiumwet; b. Welk pand het betreft; c. Waarom tot sluiting is overgegaan (proportionaliteit en subsidiariteit); d. De termijn van de sluiting; e. De begunstigingtermijn; f. Welke dwangmiddelen zullen worden toegepast; g. Dat tegen het besluit bezwaar en beroep mogelijk is.

De kosten van de sluiting kunnen op grond van artikel 5: 25 eerste lid, Awb op de overtreder worden verhaald.

Sluitingstermijn: zes maanden tot maximaal een twaalf maanden

Een sluitingstermijn dient te passen bij het ultimum remedium karakter van het instrument en de ernst van de situatie. Nu de maatregel alleen wordt ingezet bij ernstige situaties als omschreven hierboven is een sluitingstermijn van minimaal zes maanden tot maximaal twaalf maanden redelijk. Hiermee kan maatwerk geleverd worden passend bij de ernst van de situatie. Zo kan bijvoorbeeld bij verzwarende omstandigheden (bijv. aanwezigheid van een minderjarig(n), combinatie van indicatoren, weging van de indicatoren) de termijn opgehoogd worden, met dien verstande dat niet langer dan twaalf maanden gesloten kan worden.

Motivering sluitingstermijn langer dan zes maanden

Een sluitingstermijn langer dan zes maanden dient in het besluit extra gemotiveerd te worden. Een langere sluitingstermijn dan het maximum van twaalf maanden is niet aan de orde. Deze maximale termijn staat in verhouding tot de aard van de te sluiten locatie (woning) en de daarmee samenhangende grondrechten (o.a. recht op ongestoord woongenot, privéleven e.d.), het doel van de maatregel (een termijn van maximaal twaalf maanden moet voldoende worden geacht om de bekendheid van de woning of het daarbij behorende erf als drugspand te doorbreken) en het reparatoire karakter van de maatregel (het gaat om een herstelsanctie en niet om een strafsanctie)

Feitelijke sluiting

Bij effectuering van de maatregel zal in beginsel aan betrokkenen enige tijd gegund worden voordat de woning daadwerkelijk gesloten wordt, zodat zij in de gelegenheid worden gesteld om bijv. persoonlijke spullen, huisraad, bederfelijke waar e.d. uit de woning te verwijderen. Gelet op de ernst van de situatie ligt het in de rede dat dit niet langer kan zijn dan hooguit enkele dagen. Voor deze termijn kan aangesloten worden bij de termijn die ligt tussen het bekendmaken van het voornemen tot sluiting en het definitieve besluit. Bij spoedeisendheid kan direct gesloten worden.

Indien de sluiting niet of niet tijdig wordt uitgevoerd, zal de burgemeester overgaan tot feitelijk handelen door te sluiten. Door zelf uitvoering te geven aan deze effectueringstermijn kan de eigenaar slechts voorkomen dat de burgemeester feitelijke bestuursdwang toepast. De sluitingsbevoegdheid wordt niet aangepast.

Bij de uitvoering van de sluiting zijn de diverse betrokken partijen aanwezig. Het pand wordt ontruimd, zo nodig ontsmet, de nutsvoorzieningen worden afgesloten en de deuren en ramen worden zo nodig dichtgetimmerd en verzegeld. Het doorbreken van een zegel levert een strafbaar feit op, artikel 199 Wetboek van Strafrecht. Tevens wordt een bekendmaking op de toegangsdeur opgehangen met daarop de mededeling dat het pand op last van de burgemeester gesloten is.

Bij kamerverhuurpanden wordt indien nodig overgegaan tot gedeeltelijke sluiting van afzonderlijke kamers of een gedeelte van het pand. Het kan voorkomen dat bewoners die niet met de drugshandel in en rond het pand te maken hebben getroffen worden door een sluitingsbevel op grond van artikel 13b. Deze bewoners wordt een vervangende woonruimte geboden, op basis van artikel 8 ERVM (Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens).

Geen onderscheid tussen middelen lijst I en II

Voor de termijn van de sluiting is geen onderscheid gemaakt tussen middelen van lijst I (“harddrugs) of lijst II (“softdrugs”) van de Opiumwet. Dit omdat bij toepassing van de maatregel dermate ernstige situaties aan de orde zijn, dat –ook als het gaat om softdrugs- hiervan een ondermijnende werking op de samenleving uitgaat. Op dit uitgangspunt wordt alleen een uitzondering gemaakt bij het aantreffen van (alleen) een geringe handelshoeveelheid softdrugs.

Geen verlenging van het termijn.

In verband met de rechtszekerheid wordt de termijn van sluiting direct bij oplegging van de maatregelen bepaald. Tussentijdse verlenging is niet aan de orde. Indien zich gedurende een sluitingstermijn nieuwe feiten of omstandigheden voordoen, die een sluiting rechtvaardigen, bestaat wel de mogelijkheid dat opnieuw een besluit tot toepassing van bestuursdwang wordt genomen. Ook kan na afloop van de termijn een nieuw besluit worden genomen waarbij wederom gesloten wordt indien zich opnieuw feiten en omstandigheden voordoen, die een sluiting rechtvaardigen.

 

Registratie op grond van de WKPB.

Het besluit tot sluiting van een woning of lokaal op grond van artikel 13b Opiumwet wordt geregistreerd en gepubliceerd in de zin van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (WKPB). Het WKPB-register houdt deze publiekrechtelijke beperking betreffende onroerende zaken bij. Indien de sluiting wordt opgeheven, wordt dit ook aangepast in het WKPB-register.

Kostenverhaal

De kosten van de sluiting van een woning of lokaal worden de overtreder in het geheel of gedeeltelijk toegerekend. In de dwangbeschikking wordt hier melding van gemaakt. Het bestuursorgaan stelt de hoogte van de verschuldigde kosten vast (artikel 5:25 Awb). Betrokkenen kunnen tegen dit besluit in bezwaar gaan bij het bestuursorgaan, gevolgd door de mogelijkheid van beroep en hoger beroep.

Minderjarigen

Indien er sprake is van minderjarige bewoner(s)/betrokkene(n) wordt melding bij Bureau Jeugdzorg gedaan.

Opvang/huisdieren

Betrokkene(n) dienen in beginsel zelf voor hun huisraad, huisdieren of alternatieve huisvesting te zorgen.

6. PRAKTISCHE AFSPRAKEN

Afwijking beleid

Afwijking van dit beleid is mogelijk (inherente afwijkingsbevoegdheid is neergelegd in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht). Afwijking van het beleid kan bijvoorbeeld noodzakelijk zijn indien zich bijzondere feiten of omstandigheden voordoen. Toepassing van deze maatregel is immers maatwerk (bijzondere persoonlijke omstandigheden van betrokkenen, zoals de mate van zelfredzaamheid kunnen hier bijvoorbeeld in meegenomen worden).

Opheffing sluiting

Op verzoek van belanghebbende(n) kan de sluiting worden ingetrokken, maar dan moet dit verzoek wel gemotiveerd zijn en moet aannemelijk zijn da de situatie zich niet herhaalt/kan herhalen.

Samenloop

Het in ontwikkeling zijnde hennepconvenant zal indien gereed regulier toegepast worden bij ontdekking van hennepplantages. Sluiting van woningen op grond van artikel 13b in samenhang met dit beleid is, gelet op het ultimum remedium karakter, in beginsel niet aan de orde indien het doel van de sluiting wordt bereikt door uitvoering van het hennepconvenant of toepassing van andere middelen. Dit neemt niet weg dat zich situaties kunnen voordoen waarbij maatregelen naast elkaar of opeenvolgend worden ingezet (bijv. in het geval de huuropzegging enige tijd in beslag neemt, maar de spoedeisendheid een directe sluiting vereist.

Informatie uitwisseling Indien er sprake is van een overtreding als genoemd in artikel 13b Opiumwet rapporteert de politie schriftelijk aan de burgemeester ten behoeve van de bestuurlijke handhaving. Op grond van de Wet Politiegegevens worden politiegegevens aan de burgemeester verstrekt voor zover deze gegevens nodig zijn in het kader van de handhaving van de Openbare Orde (artikel 16, lid 1 onder d).

De informatie die door de politie wordt verstrekt bevat bijvoorbeeld :

  • -

    De contactgegevens van de behandelend politieambtenaar; - De contactgegevens van de overtreder, met daarbij tenminste de naam, het verblijfadres en/of het adres waar de overtreding is geconstateerd, het telefoonnummer en de geboortedatum;

  • -

    De registratie (procesverbaal) van de overtreding;

  • -

    Een beschrijving van de omstandigheden;

  • -

    Heeft de pandeigenaar zelf melding gedaan bij de politie of is de politie naar aanleiding van een melding (bijv. veel aanloop) in actie gekomen?

Meldingen of klachten die binnenkomen bij de gemeente kunnen ook aanleiding zijn om de politie om nadere informatie te vragen.

Dossiervorming Van iedere casus wordt een dossier opgesteld bestaande uit alle relevante informatie. Vanuit de gemeente worden alle relevante documenten toegevoegd, waaronder eventuele klachten en meldingen. De informatie van de politie wordt eveneens toegevoegd aan het dossier. Het totale dossier is de basis voor het door de burgemeester te nemen besluit.

Informatieplicht

De burgemeester en de teamchef van de politie zullen bestuurlijke maatregelen ter informatie inbrengen in het driehoeksoverleg.

Wijziging

Indien daartoe aanleiding is, bijvoorbeeld op grond van jurisprudentie, veranderde wetgeving of inzichten, zal dit beleid wordt gewijzigd.

Met het vaststellen van deze beleidsregels wordt de “Handleiding toepassing art. 13b Opiumwet bij woningen”, vastgesteld op 18 november 2008 ingetrokken.