Regeling vervallen per 22-01-2020

Handleiding artikel 13b Opiumwet bij woningen

Geldend van 27-11-2008 t/m 03-04-2013

1.ALGEMEEN

Vooraf

In deze handleiding wordt ingegaan op de toepassing van het per 1 november 2007 gewijzigde artikel 13b van de Opiumwet, ook wel wet Damocles genoemd. In het coffeeshopbeleid van de gemeente Leeuwarden is opgenomen dat de gemeente het wenselijk acht om illegale verkooppunten van verdovende middelen aan te pakken. Indien de situatie zich voordoet zal de burgemeester zijn bevoegdheden op grond van artikel 13b Opiumwet inzetten.

De wet Damocles is met de genoemde wijziging verruimd. Voorheen kon 13b worden aangewend om bestuursdwang toe te passen indien in voor het publiek toegankelijke lokalen en daarbij behorende erven verdovende middelen worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn. Sinds 1 november 2007 geldt deze bevoegdheid ook voor woningen. Voor de burgemeester geldt derhalve dat hij een tweede instrument heeft om bestuursdwang toe te passen waarmee hij een woning kan sluiten. De andere bevoegdheid is 174a gemeentewet (wet Victoria). De burgemeester kan op grond van art. 174a een woning sluiten als er sprake is van ernstige (drugs) overlast, waardoor de openbare orde wordt verstoord.

Voor wat betreft de bevoegdheden die de burgemeester reeds op grond van het ‘oude’ artikel 13b had, wordt verwezen naar het coffeeshopbeleid van de gemeente Leeuwarden.

In dit hoofdstuk wordt allereerst het artikel 13b van de opiumwet besproken. Vervolgens wordt ingegaan op de verhouding met artikel 174a Gemeentewet. Tenslotte worden er enige opmerkingen gemaakt over de toepassing van deze wet.

Voor de volledigheid wordt nogmaals verwezen naar het coffeeshopbeleid van de gemeente Leeuwarden, waarin de wenselijkheid van de aanpak van illegale verkooppunten van verdovende middelen wordt gemotiveerd. Ook de toepassing van artikel 13b Opiumwet komt hier aan de orde.

1.2Artikel 13b Opiumwet en aanverwante artikelen

Opiumwet

De tekst van artikel 13b Opiumwet is als volgt:

  • 1.

    De burgemeester is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien woningen, lokalen of erven als bedoeld in het eerste lid, gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunst, de tandheelkunst of de diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen of dierenartsen.

APV

Artikel 2.4.1 APV

De gemeente Leeuwarden heeft een verbod op het binnentreden van een gesloten pand opgenomen in artikel 2.4.1 APV. Zonder een verbodsbepaling in de APV kan namelijk niet worden opgetreden tegen personen die zich niet houden aan de sluiting en het pand toch betreden. Het artikel is naar aanleiding van de wijziging van artikel 13b Opiumwet aangepast. De volgende tekst is per maart 2008 geldig:

  • 1.

    Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden

  • 2.

    Het is verboden een krachtens artikel 13b Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.

  • 3.

    Deze verboden gelden niet voor personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal wegens dringende reden noodzakelijk is.

  • 4.

    De burgemeester is bevoegd van de in het eerste en tweede lid bedoelde verboden ontheffing te verlenen.

Coffeeshopbeleid

In het coffeeshopbeleid is een handhavingsmatrix opgenomen op basis van het oude artikel 13b Opiumwet (dus zonder bevoegdheid sluiting woningen). Bij de aanpassing van het coffeeshopbeleid wordt dit geactualiseerd door de in dit stuk genoemde sancties op te nemen in de handhavingsmatrix.

1.3Verhouding met artikel 174a Gemeentewet (wet victoria)

De wijziging van artikel 13b van de Opiumwet hangt samen met de werking van artikel 174a, voorzover toegepast bij de aanpak van niet-gedoogde verkooppunten van drugs. In de memorie van toelichting behorend bij deze wijziging wordt deze link ook sterk gelegd. Geconstateerd wordt dat de toepassing van 174a weliswaar mogelijkheden biedt om op te treden tegen de illegale verkoop van drugs vanuit woningen, maar niet toereikend is. Deze ontoereikendheid wordt veroorzaakt door de noodzaak om steeds verstoring van de openbare orde aan te tonen. Aangegeven wordt dat: ‘gemeenten graag op kortere termijn langs efficiëntere weg kunnen komen tot aanpak van drugshandel vanuit woningen en bepleiten aanpassing van de wetgeving. Tegen deze achtergrond wordt voorgesteld om de werkingssfeer van artikel 13b van de Opiumwet zodanig uit te breiden dat daaronder voortaan ook woningen, lokalen die niet voor het publiek toegankelijk zijn en bijbehorende erven vallen. Dit betekent dat de burgemeester voortaan uitsluitend wegens overtreding van de Opiumwet bestuursdwang kan toepassen ten aanzien van illegale verkooppunten ongeacht of deze in woningen of andere lokalen zijn gevestigd. Bij woningen is voor sluiting niet langer verstoring van de openbare orde of de vrees daartoe nodig.’

Het is niet zo dat de bevoegdheid op basis van artikel 13b Opiumwet in de plaats treedt van die van 174a Gemeentewet. Artikel 174a Gemeentewet geeft de burgemeester de mogelijkheid woningen en dergelijke te sluiten wegens verstoring van de openbare orde of ernstige vrees daarvoor, zonder dat dit gekoppeld wordt aan bepaalde strafbare feiten. De werking van artikel 174a Gemeentewet is dus ruimer dan die van 13b Opiumwet.

Bij een concreet geval waarop beide artikelen van toepassing zijn, zal de burgemeester van Leeuwarden in principe de bevoegdheid voortvloeiend uit artikel 13b gebruiken. Het is immers de bedoeling van de wetgever geweest een instrument te bieden waarmee drugshandel vanuit woningen efficiënter kan worden aangepakt.

Voor meer informatie over artikel 174a Gemeentewet wordt verwezen naar het document ‘Handleiding artikel 174a Gemeentewet, september 2007’ van de gemeente Leeuwarden.

1.4Subsidiariteit en proportionaliteit

Bij het sluiten van een woning komen de grondrechten (het huisrecht en het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer) in het geding. Daarom moet toepassing van de bevoegdheid voortvloeiend uit 13b Opiumwet als ultimum remedium worden beschouwd. Bij toepassing van artikel 13b Opiumwet dient te worden voldaan aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. Voordat de burgemeester besluit om een woning te sluiten moet zijn vastgesteld dat er geen ander probaat middel is dat niet of in mindere mate ingrijpt in de privacy van de bewoner(s).

Het is om deze reden dat dit middel is opgenomen in de zgn. handhavingsmatrix. Hiermee wordt de bevoegdheid onderdeel van de totaal aanpak van de problematiek van de illegale verkooppunten. Bij deze aanpak lopen de verschillende middelen die kunnen worden ingezet in zwaarte op. De gemeente moet in principe eerst putten uit andere, minder vergaande handhavingsmiddelen.

Zoals aangegeven is het sluiten van een woning het uiterste middel. Naast de hier besproken handhavingsmatrix, zal de gemeente ook steeds in overleg met andere partners (zoals de partijen in het Veiligheidshuis) besluiten of sluiting het meest passende en meest wenselijke middel is. Afwijkingen van de handhavingsmatrix worden uiteraard altijd gemotiveerd.

In het Leeuwarder coffeeshopbeleid wordt de handhavingsmatrix ‘ toepassing 13b Opiumwet bij woningen’ opgenomen. In dit coffeeshopbeleid is ook de handhavingsmatrix ‘toepassing 13b Opiumwet bij voor publiek toegankelijke lokalen’ opgenomen. Er wordt dus gewerkt met twee handhavingsmatrices voor 13b Opiumwet: woning en lokaal. Dit onderscheid is gemaakt met het oog art. 8 EVRM (inbreuk op de persoonlijke levenssfeer).

  • 2.

    AFSPRAKEN, INFORMATIE-UITWISSELING EN SAMENWERKING

  • 2.

    1 Afspraken, informatie-uitwisseling en samenwerking met politie en andere partners

Voordat de bevoegdheid op basis van artikel 13b door de burgemeester gebruikt kan worden en dus bestuursdwang kan worden uitgeoefend, moet duidelijk zijn dat er sprake is van een verboden situatie en/of een overtreding van een wettelijk voorschrift. Deze duidelijkheid kan met name door de politie worden verstrekt. De politie kan aan de hand van een melding, een klacht van derden of eigen onderzoek illegale drugshandel van een woning of een lokaal constateren. De feitelijke constatering van de verkoop, levering of verstrekking van drugs, of het aantreffen van daartoe aanwezige drugs is voldoende om op grond van artikel 13b Opiumwet bestuurlijk op te treden.

In het overleg van de lokale driehoek van december 2007 zijn de volgende afspraken gemaakt over uitwisseling van informatie in het kader van het toepassen van artikel 13b Opiumwet:

  • v

    De politie zal zonder specifiek verzoek van de burgemeester processen verbaal en andere hieraan gerelateerde informatie aan de burgemeester doen toekomen.

  • v

    Indien er meldingen bij de gemeente Leeuwarden binnenkomen die gerelateerd zijn aan artikel 13b Opiumwet, kan de burgemeester in het kader van (vrees voor) verstoring van de openbare orde de politie om aanvullende informatie vragen.

In de praktijk gaat het hierbij om een uitwisseling van gegevens tussen het DOT (Drugs Overlast Team) van de politie en de sector JVZ van de gemeente Leeuwarden.

Sinds 2008 is de Wet Politie Gegevens van kracht. Deze WPG regelt ondermeer de mogelijke verstrekkingen van de Politie naar derden. Verstrekking aan de Burgemeester gebeurt op grond van artikel 16 lid 1 onder d. van de PG. Dit in het kader van de Openbare Ordetaken. Verstrekking aan derden in een samenwerkingsverband kan o.g.v. artikel 20 WPG. Criterium is dat verstrekking noodzakelijk moet zijn met het oog op een "zwaarwegend algemeen belang" voor de volgende doeleinden:

  • a.

    het voorkomen en opsporen van strafbare feiten

  • b.

    het handhaven van de openbare orde

  • c.

    het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven

  • d.

    het uitoefenen van toezicht op het naleven van regelgeving.

Het bevoegd gezag moet m.b.t. de doelstellingen van het samenwerkingsverband akkoord zijn. De verstrekkingen moeten proportioneel zijn en wanneer er verstrekt wordt, moet dit vastgelegd worden (protocolplicht). Dit zal gebeuren doordat in xpol wordt vermeld wat en wanneer er informatie verstrekt is. Dit alles om gegevensstromen transparant te kunnen houden.

Alle meldingen en feitelijke constateringen van drugshandel worden dus door de politie aan de burgemeester gemeld. Het DOT geeft de gegevens door aan de sector JVZ van de gemeente.

De gemeente verzamelt deze gegevens samen met andere informatie (bijvoorbeeld waarschuwingsbrieven) in een dossier dat de basis is voor het besluit van de burgemeester.

De afdeling JVZ overlegt met het DOT over de wenselijkheid van toepassing van 13b Opiumwet. Het is voorstelbaar dat een brief van de burgemeester een strafrechtelijk onderzoek doorkruist. Intensief overleg tussen politie en gemeente is derhalve vereist.

De geconstateerde overtredingen dienen voldoende concreet te zijn en de plaats, tijd en omstandigheden moeten worden vermeld.

In de gemeente Leeuwarden is een Meldpunt Overlast waar alle sociale overlastmeldingen worden geregistreerd. Eventuele meldingen van bewoners over een bepaalde woning of lokaal kunnen aan het dossier worden toegevoegd.

Meldingen kunnen ook aanleiding zijn om het DOT aanvullende informatie te vragen.

Het komt voor dat omwonenden van een woning of lokaal bang zijn voor represailles en niet willen dat hun persoonsgegevens worden toegevoegd aan het dossier. In dat geval worden verklaringen geanonimiseerd aan het dossier toegevoegd (Raad van State 4 augustus 2004, LJ-nummer AQ6022). De verklaringen kunnen dus niet anoniem worden afgelegd, maar kunnen wel worden geanonimiseerd.

Woningbouwcorporaties

Indien er sprake is van een huurwoning van de woningcorporaties, wordt gehandeld in overleg met deze corporaties. Mogelijke meldingen die gedaan zijn bij de woningcorporaties, worden aan het dossier toegevoegd. Daarnaast is het de praktijk dat de politie de woningbouwvereniging, als eigenaar, op de hoogte stelt van degeconstateerde overtreding. De woningbouwvereniging is dan, op basis van het contract, gerechtigd de woning te sluiten. Indien de woningbouwvereniging een dergelijke stap neemt, is het niet langer noodzakelijk dat de procedure, die leidt tot het toepassen van bestuursdwang door de burgemeester, wordt voortgezet.

  • 3.

    ARTIKEL 13B OPIUMWET PROCEDURE

  • 3.

    1 Aanleiding procedure art. 13b opiumwet

Een proces verbaal met daarin de feitelijke constatering van de verkoop, levering of verstrekking van drugs of het aantreffen van daartoe aanwezige drugs kan de aanleiding zijn voor het starten van de artikel 13b procedure. Deze constatering is in principe voldoende om op grond van artikel 13b bestuurlijk op te treden. Deze constatering kan zowel op eigen initiatief door de politie worden doorgegeven als naar aanleiding van een verzoek van de gemeente onderzoek te doen naar een woning of lokaal.

Of een zaak bewijstechnisch rond is met deze constatering, kan vooraf niet worden gezegd en hangt af van de feiten en omstandigheden in het concrete geval. De burgemeester zal hierin dus een eigen afweging moeten maken.

De gemeente verzamelt alle relevante informatie.

3.2Procedure

Bij de hierna geschetste procedure in het kader van het toepassen van artikel 13b opiumwet, moet onderscheid worden gemaakt tussen soft en hard drugs. Bij handel in hard drugs vanuit lokalen is er sprake van een dusdanige verstoring van de openbare orde dat de burgemeester kan overgaan tot het sluiten van het lokaal zonder waarschuwing (zo blijkt uit jurisprudentie). Paragraaf 3.3 gaat derhalve alleen op voor geconstateerde handel in soft-drugs.

Van de hier geschetste procedure kan worden afgeweken indien de concrete situatie dit vereist.

3.3Waarschuwing en vooroverleg

Op grond van de geconstateerde feiten stuurt de burgemeester de overtreder(s) en andere belanghebbenden een waarschuwingsbrief. Belanghebbenden zijn in ieder geval bewoners/ gebruikers van de woning en de eigenaar/ verhuurder. Hiermee stelt de Burgemeester de overtreder(s) op de hoogte van deze feiten en nodigt hen uit voor een gesprek. Deze brief geldt als een officiële waarschuwing (geen besluit). Zowel in de brief als tijdens het gesprek wordt aangegeven dat de overtreding binnen een vastgestelde periode dient te worden beëindigd en wat de eventuele consequenties zullen zijn bij voortzetting van de overtreding. Tijdens het gesprek wordt daarnaast besproken of de overtreder binnen de vastgestelde periode de overtreding wil beëindigen en op welke wijze.

Als de overtreders niet op de aanschrijving reageren, dan wordt de eigenaar van het pand aangeschreven.

Voor wat betreft de consequenties van de overtreding, wordt gebruik gemaakt van het handhavingsarrangement. Ook wordt de overtreder strafrechtelijk vervolgd.

3.4Belangenafweging en vervolgstappen

Als de in 3.3 genoemde waarschuwing en het vooroverleg niet hebben geleid tot beëindiging van de illegale handel in (verkoop, aflevering, verstrekking dan wel het daartoe aanwezig hebben) van (soft) drugs of als er is sprake van handel in hard drugs kan de burgemeester overgaan tot het nemen van de volgende maatregel: last onder dwangsom of andere vorm van bestuursdwang toepassen.

Bij een last onder dwangsom krijgt de overtreder de gelegenheid de overtreding binnen een vastgestelde periode te beeindigen. De burgemeester heeft hierbij het opleggen van een boete als stok achter de deur indien de situatie niet verandert.

De burgemeester kan ook besluiten tot het tijdelijk sluiten van een woning of lokaal.

De burgemeester houdt zich, tenzij de omstandigheden zich hiertegen verzetten, aan het handhavingsarrangement. Bij het opstellen van het handhavingsarrangement is rekening gehouden met het ingrijpende karakter van het instrument. De burgemeester kijkt naar proportionaliteit en subsidiariteit (zie ook 1.4) bij de belangenafweging. De gevolgen van het besluit worden afgezet tegen de gevolgen die het besluit meebrengt voor de overtreder.

3.5Bestuursdwang: Sluitingsbevel

Het bevel tot sluiting van een pand is een besluit in de zin van artikel 1:3 Algemene Wet Bestuursrecht. De overige bepalingen van deze wet zijn dan ook van toepassing. Dit betekent ondermeer dat voordat het besluit wordt genomen de mogelijkheid moet worden geboden om een zienswijze in te dienen. Dit kan zowel schriftelijk als mondeling gebeuren (dus ook telefonisch op zeer korte termijn). Ook kunnen alle belanghebbenden bezwaar en beroep aantekenen.

3.5.1 Voorgenomen besluit

Indien de situatie zich voordoet dat er bestuursdwang kan worden toegepast, dan wordt een voorgenomen besluit tot sluiting genomen. De burgemeester stelt de eigenaar/ verhuurder en de bewoner(s) van het pand schriftelijk in kennis van het voornemen de woning te sluiten.

3.5.2 Motivering

In het voorgenomen besluit wordt gemotiveerd op basis waarvan het voornemen is ontstaan om het pand te sluiten. Bij deze motivering speelt bijvoorbeeld een rol of de woning daadwerkelijk wordt bewoond of dat er sprake is van schijnbewoning. Daarnaast is de zwaarte van de overtreding (hoeveelheid en soort drugs) van belang. Ook zal de duur van de sluiting afhankelijk zijn van de mate van herhaling en de duur van de overtreding.

3.5.3 Zienswijzegesprek

Aan alle belanghebbenden wordt de gelegenheid geboden hun zienswijze te geven over het voornemen het pand te sluiten (art. 4:8 Awb).

De kennisgeving c.q. uitnodiging wordt voorafgaand aan het gesprek aangetekend verstuurd. Het is afhankelijk van de situatie hoeveel tijd aan de belanghebbende kan worden gegeven voor het indienen van de zienswijze. De belanghebbenden kunnen tijdens het gesprek hun zienswijze geven op de feiten die ten grondslag liggen aan de intentie om de woning te sluiten. Er vindt separaat van elkaar een gesprek plaats met de overlastveroorzaker(s) en de eigenaar van de woning c.q. verhuurder. Bij het gesprek zijn namens de gemeente in ieder geval een beleidsadviseur openbare orde en een jurist aanwezig. Een vertegenwoordiger van de politie kan in voorkomende gevallen eveneens aanschuiven. De eigenaar/verhuurder wordt in het gesprek nogmaals op de hoogte gesteld van de geconstateerde feiten.

Indien van toepassing: de eigenaar van de woning c.q. verhuurder dient aan te tonen welke acties al dan niet zijn ondernomen om tot beëindiging van de overtreding te komen. Van het gesprek wordt een verslag gemaakt dat aan alle aanwezigen bij het gesprek wordt gezonden. Alle gemaakte afspraken en uitgewisselde informatie worden schriftelijk bevestigd.

Het horen van belanghebbenden kan overigens ook telefonisch, een mondeling gesprek heeft echter de voorkeur. In spoedeisende gevallen kan van het horen worden afgezien (art. 4:11 Awb), bijvoorbeeld als er aanwijzingen zijn dat de overlast in de genoemde periode niet zal worden beëindigd. Er kan dan direct tot sluiting van het pand worden overgegaan. De rechtspraak blijkt zeer streng te zijn bij de beoordeling of er sprake is van een spoedeisende situatie. Gelet op de vereiste zorgvuldigheid is het aan te bevelen om ook in spoedeisende gevallen de belanghebbenden te horen. Omdat dit ook telefonisch kan hoeft dit niet tot grote vertraging te leiden. De mogelijkheid om telefonisch gehoord te worden dient dan in de brief te worden opgenomen.

3.5.3 Besluit tot gebruikmaking bevoegdheid op grond van 13b Opiumwet

Als het zienswijzegesprek geen ander licht op de zaak heeft geworpen kan de burgemeester besluiten om de woning te sluiten. Omdat artikel 13b Opiumwet het ultimum remedium vormt, moet eerst worden getoetst of in de betreffende situatie is voldaan aan de onderstaande criteria:

  • ·

    minder ingrijpende –concreet te benoemen- maatregelen zijn in het verleden tevergeefs ingezet/bieden op korte termijn geen oplossing;

  • ·

    er wordt voldaan aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit.

Bovenstaande moet blijken uit het dossier. Het cluster Veiligheidszaken en het cluster Juridische Zaken stellen gezamenlijk een schriftelijk advies op voor de burgemeester op basis waarvan hij kan beoordelen of hij zijn bevoegdheid wil gebruiken op grond van artikel 13b Opiumwet.

3.6 Bevel tot sluiting

3.6.1 Elementen sluitingsbevel

Wanneer het horen van belanghebbenden niet tot nieuwe inzichten leidt, kan de burgemeester overgaan tot sluiting van het pand op grond van artikel 13b Opiumwet .

Het sluitingsbevel wordt op schrift gesteld en aangetekend verzonden aan zowel de eigenaar als de huurder/gebruiker. In het bevel tot sluiting worden de volgende elementen opgenomen:

  • 1.

    Sluiting op grond van artikel 13b Opiumwet;

  • 2.

    Welk pand is gesloten;

  • 3.

    Waarom tot sluiting is overgegaan (voorgeschiedenis, subsidiariteit/ proportionaliteit);

  • 4.

    De termijn van de sluiting;

  • 5.

    De begunstigingstermijn;

  • 6.

    Welke dwangmiddelen zullen worden toegepast;

  • 7.

    Dat tegen het besluit bezwaar en beroep mogelijk is.

De kosten van sluiting kunnen ingevolge artikel 5:25 e.v. van de Awb geheel op de belanghebbende worden verhaald. Dit moet in de dwangbeschikking worden opgenomen. Dat neemt niet weg dat de praktijk vaak anders zal zijn; de belanghebbende moet dan wel over voldoende middelen beschikken, wat bij de eigenaar eerder het geval zal zijn dan bij veel huurders.

3.6.2 Sluitingstermijn

De duur van de sluiting wordt bepaald aan de hand van de ernst van de overlast en de periode die nodig is om het 'ongewenste bezoekerspatroon' te doorbreken. De kans op herhaling moet zo klein mogelijk zijn. Gezien de ingrijpendheid van de maatregel moet de sluitingsperiode bij woningen zo beperkt mogelijk worden gehouden en proportioneel zijn aan het doel dat daarmee wordt nagestreefd. Een sluitingstermijn van maximaal een jaar wordt houdbaar geacht. Wanneer de sluitingstermijn te kort blijkt, kan de burgemeester de sluiting verlengen. In alle gevallen moet bijzonder goed gemotiveerd worden waarom voor een bepaalde sluitingstermijn wordt gekozen. De burgemeester stelt in het driehoeksoverleg de termijn van sluiting vast, waarbij hetgeen is neergelegd in de handhavingsmatrix het algemene uitgangspunt is.

3.6.3 Begunstigingstermijn

Het evaluatieonderzoek van SGBO naar de werking van de wet Victoria signaleert twee opvattingen over het begrip begunstigingstermijn. Deze kan worden gezien als de termijn waarbinnen de betrokkene maatregelen kan nemen om de verstoring van de openbare orde te beëindigen en als dat daadwerkelijk gebeurt is het mogelijk dat het sluitingsbevel niet geëffectueerd wordt. Een andere visie is dat de begunstigingstermijn de laatste mogelijkheid vormt voor de betrokkene om vrijwillig het pand te ontruimen en af te sluiten. De sluiting gaat altijd door, maar de toepassing van bestuursdwang daarbij kan zo worden voorkomen. De Memorie van Toelichting bij de wet noch jurisprudentie bieden uitsluitsel over de interpretatie van de begunstigingstermijn. De gemeente Leeuwarden hanteert de tweede visie, ook voor sluitingen op grond van artikel 13b Opiumwet waarbij de bewoners uitsluitend een termijn wordt gegund om de woning zelf te ontruimen, waarmee verdere ordeverstoringen worden voorkomen. Hier geldt een termijn van een week.

Overigens kan van begunstigingstermijn worden afgeweken indien er uit oogpunt van de openbare orde sprake is van een spoedeisende zaak.

  • 4.

    FEITELIJKE SLUITING

  • 4.

    1 Aandachtspunten bij sluiting

Na afloop van de begunstigingstermijn gaat de gemeente over tot daadwerkelijke sluiting. In concreto betekent dit het ophangen van een bekendmaking op de toegangsdeur met de mededeling dat het pand op last van de burgemeester is gesloten. De eigenaar/verhuurder krijgt op hetzelfde moment de gelegenheid hang- en sluitwerk te vervangen om te voorkomen dat het pand door onbevoegden wordt betreden, voor zover dat tijdens de begunstigingstermijn nog niet mocht zijn geschied. Soms is het noodzakelijk het pand (deuren en ramen) dicht te timmeren en eventueel te verzegelen. Het doorbreken van het zegel levert een strafbaar feit op grond van artikel 199 Wetboek van Strafrecht op. Bij de uitvoering van de sluiting kunnen naast een medewerker van de gemeente ook een aannemer, het energiebedrijf, de GGD en eventueel een medewerker van een hulpverleningsinstelling, bouw- en woningtoezicht en/of de politie aanwezig zijn. Het pand wordt ontruimd, zonodig ontsmet, nutsvoorzieningen worden afgesloten en deuren en ramen eventueel dichtgetimmerd. De burgemeester overweegt of nadere besluiten (herhuisvesting, beheer, opknappen, onteigening) voortvloeiende uit de sluiting zijn vereist. Dit hangt mede af van de vraag of en zo ja in welke mate de betrokkene schuld heeft. De daadwerkelijke sluiting wordt communicatief ondersteund met een persbericht ter informatie van de media.

4.2 Verplichte registratie

Op grond van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken dient de sluiting van het pand binnen vier dagen te worden ingeschreven in de landelijke voorziening. De sector JVZ neemt het initiatief hiertoe. Deze wet is per 1 juli 2007 in werking getreden en regelt de registratie van beperkende overheidsbesluiten bij de bron. Indien er sprake is van sluiting van een woning op basis van artikel13b Opiumwet, dan stelt de sector JVZ de beheerder van het Wkpb-register, die is ondergebracht bij het team Documentaire Informatie, op de hoogte. Dit gebeurt middels het sturen van een afschrift. van het sluitingsbevel vergezeld van een ‘besluitformulier registratie Wkpb’. Dit formulier is te vinden op het gemeentelijke intranet. Als de beperking wordt opgeheven of omdat de sluitingstermijn is verstreken of omdat door een rechterlijke uitspraak het besluit is ontbonden, dan dient dit eveneens te worden doorgegeven aan de beheerder. Een beperking dient vier (termijn)dagen na inwerktreding te worden geregistreerd en doorgegeven aan de Landelijke Voorziening.

Opmerkelijk is dat artikel 3:24 BW niet van toepassing is. In dit artikel is de bescherming van de koper tegen onvolledige registers geregeld. Opmerkelijk is tevens dat, ook als geen gebruik wordt gemaakt van het instrumentarium van de wet Victor, sluitingen op grond van 13b Opiumwet toch moeten worden ingeschreven. In artikel 7:231, lid 2 BW is bepaald dat een huurovereenkomst ontbonden kan worden, wanneer een pand gesloten is geweest op grond van artikel 13b Opiumwet.

4.3 Gedeeltelijke sluiting

In de wettekst van artikel 13b Opiumwet is voorzien in een algehele sluiting van de woning. Bij kamerverhuurpanden wordt in een aantal gemeenten soms noodgedwongen overgegaan tot gedeeltelijke sluiting van afzonderlijke kamers of een gedeelte van het pand. De rest van het pand blijft dan voor bewoning toegankelijk. Bij aanhoudende overtredingen wordt het pand dan wel in zijn geheel gesloten. Deze sluitingspraktijk is nog niet door de rechter getoetst.

4.4 Vervangende woonruimte

Het kan voorkomen dat bewoners die niet met de situatie in en rond het pand te maken hebben, getroffen worden door een sluitingsbevel op grond van artikel 13b Opiumwet. Uit jurisprudentie met betrekking tot artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (ERVM) blijkt dat in dit geval aan de 'onschuldige' bewoner passende vervangende woonruimte moet worden aangeboden. In een aantal gemeenten wordt bemiddeld bij het vinden van vervangende woonruimte. Ook in twee andere uitspraken komt dit aan de orde (Rb Roermond, 5 december 2000 en Rb Rotterdam, 15 juni 1999).

4.5 Wet Victor

De wet Victor regelt het traject na een sluiting op grond van artikel 13b Opiumwet of artikel 174a Gemeentewet. Als uiterste mogelijkheid om overlast te bestrijden bevat de wet het instrument van de onteigening. Deze wet is in eerste instantie bedoeld voor gebruik bij overlast veroorzaakt door drugshandel en druggebruik. Maar de wet Victor kan, net als bij artikel 174a Gemeentewet, ook worden toegepast bij andere vormen van overlast. Bijvoorbeeld wanneer de overlast veroorzaakt wordt door illegale prostitutie, wapenhandel of andere illegale activiteiten. Toekomstige jurisprudentie zal voor meer duidelijkheid over de reikwijdte gaan zorgen

Tijdelijke of definitieve sluiting van een (drugs)pand op basis van artikel 13b Opiumwet is in de meeste gevallen afdoende om de overtredingen te stoppen. Soms zijn echter aanvullende maatregelen nodig om de aantasting van de leefbaarheid rond het gesloten pand te herstellen. De wet Victor biedt hiertoe mogelijkheden. Het college kan na sluiting van het pand het aanschrijvingsinstrument uit de Woningwet hanteren. De eigenaar wordt aangeschreven over de beslissing van het college dat het pand in gebruik wordt gegeven aan een andere persoon of instelling. Dit kan een persoon of instelling zijn die werkzaam is op het terrein van huisvesting. Het college kan de eigenaar daarbij verplichten het pand op te knappen en in verhuur te geven aan een bonafide huurder. Indien de eigenaar geen gehoor geeft aan de aanschrijving, kan een dwangsom worden opgelegd. Hiertoe is de Woningwet aangepast (zie artikel 16a van de Woningwet). In het uiterste geval, als de overlast rond het (leegstaande) pand niet duurzaam vermindert of de verkoop van drugs niet langdurig achterwege blijft, kan het college tot onteigening van het gesloten pand overgaan, overeenkomstig artikel 77 van de Onteigeningswet. De gemeente verkoopt vervolgens het pand of verhuurt het via een woningcorporatie.

  • 5.

    HEROPENING

  • 5.

    1 Verlenging

Na afloop van de sluitingstermijn vindt overleg plaats tussen de gemeente en de eigenaar/verhuurder van het pand. Als er onvoldoende waarborgen kunnen worden gegeven dat de overtreding zich niet opnieuw zal voordoen, kan de burgemeester de sluiting verlengen. De betrokkenen worden bij de verlenging opnieuw gehoord en de Awb is weer van toepassing. Wanneer na heropening van een pand de overlast opnieuw plaats heeft, wordt mogelijk een nieuw sluitingsbevel uitgevaardigd. Een andere keus is niet uitgesloten, ook de wet Victor kan toegepast worden. Van verlenging van de sluiting moet namelijk wel voldoende soulaas worden verwacht. Als het de verwachting is dat ook na verlenging van de sluitingstermijn de overtredingen opnieuw worden begaan, zal de burgemeester een andere weg bewandelen.

5.2 Opheffing van de sluiting

De burgemeester heeft ook de bevoegdheid een sluiting op te heffen. Wanneer belanghebbenden van een gesloten pand aantonen dat zij voldoende maatregelen hebben getroffen waardoor het aannemelijk wordt dat na opening van het drugspand geen overtredingen meer plaatsvinden, kan de burgemeester de sluiting opheffen. Daarvan kan bijvoorbeeld sprake zijn indien een woningcorporatie een huurovereenkomst met de overlastveroorzaker heeft laten ontbinden en een andere huurder in de woning wil plaatsen. Ook opheffing van de sluiting moet op grond van de Wkpb ingeschreven worden in het gemeentelijk beperkingenregister.

Voor aanvullende maatregelen om na de sluiting van een woning de leefbaarheid rond het pand te herstellen kan gebruik worden gemaakt van de wet Victor. Deze wet behandelt het traject na sluiting van een woning: de automatische ontbinding van de huurovereenkomst, het gedwongen laten opknappen, in beheer nemen van woningen, tot en met het uiterste middel: onteigening van een woning. Deze maatregelen betreffen geen taken die uitsluitend het werkterrein van de sector JVZ raken. Indien nodig heeft overleg plaats met andere gemeentelijke sectoren waaronder Bouwen en Wonen.

  • 6.

    COMMUNICATIE BIJ SLUITING

  • 6.

    1 Communicatie rondom sluiting pand

Nadat de burgemeester het sluitingsbevel bekend heeft gemaakt en nadat de betreffende personen die zich in het betreffende perceel bevinden kennis hebben kunnen nemen van het besluit tot sluiting, zal de buurt worden geïnformeerd. Het Meldpunt Overlast kan de melders informeren en indien van toepassing wordt huis aan huis in de directe omgeving een brief verspreid. De pers wordt uitsluitend via de sector Communicatie van de gemeente van de sluiting in kennis gesteld. De sector kan pas de pers inlichten indien het sluitingsbesluit bij voornoemde in het perceel verblijfhoudende personen bekend is.

6.2 Communicatie bij melding

Zoals eerder aangegeven, kunnen meldingen van omwonenden deel uitmaken van het dossier dat geleid heeft tot sluiting. De communicatie met de melder(s) verloopt in principe volgens de gangbare procedure via het Meldpunt Overlast.

bIJLAGE A: Handhavingsmatrix toepassing art 13b Opiumwet bij Woningen

Op grond van artikel 13b Opiumwet is de burgemeester bevoegd bestuursdwang toe te passen indien vanuit een woning soft drugs of hard drugs wordt verkocht. Gezien de inbreuk van de sluiting van een woning op de persoonlijke levenssfeer wordt in het handhavingsarrangement onderscheid gemaakt tussen sluiting van een woning en een lokaal. Dit ondanks het feit dat de grondslag van beide bevoegdheden uit dezelfde wet voortvloeit.

Sancties worden pas opgelegd nadat de overtreders zijn uitgenodigd voor een zienswijze gesprek en een termijn hebben gekregen de overtreding te beëindigen.

Indien het gaat om de verkoop, aflevering of verstrekking of het daartoe aanwezig hebben van soft-drugs:

Bestuursrechtelijke sanctie

Frequentie

Hoeveelheid soft drugs

Sanctie: sluiting woning

1e overtreding

< 500 gram

Waarschuwing* tot 3 mnd sluiting

> 500 gram

Waarschuwing* tot 6 mnd sluiting

2e overtreding

< 500 gram

3 mnd tot 6 mnd sluiting

> 500 gram

6 mnd tot 12 mnd sluiting

3e overtreding

< 500 gram

6 mnd tot 12 mnd sluiting

> 500 gram

12 mnd

4e overtreding

> 50 gram

onbepaalde tijd

* voor de waarschuwing geldt dat aanvullend een dwangsom kan worden opgelegd.

Strafrechtelijke sanctie

1e en volgende overtredingen: in beslagname van de aanwezige voorraad, proces-verbaal en vervolging.

Indien het gaat om de verkoop, aflevering of verstrekking of het daartoe aanwezig hebben van hard-drugs :

Frequentie

Sanctie: sluiting woning

1e overtreding

Waarschuwing* tot 6 mnd sluiting

2e overtreding

3 mnd tot 6 mnd sluiting

3e overtreding

6 mnd tot 12 mnd sluiting

4e overtreding

12 mnd tot onbepaalde tijd

* voor de waarschuwing geldt dat aanvullend een dwangsom kan worden opgelegd.

Strafrechtelijke sanctie

1e en volgende overtredingen: in beslagname van de aanwezige voorraad, proces-verbaal en vervolging.

BIJLAgE B: Schematisch stappenplan

Actie:

Door:

Bij:

Wetgeving:

Criteria:

Melding mogelijke toepassing 13b

Of

Verzoek om informatie m.b.t. 13b nav melding

Politie (DOT)

burgemeester

Sector JVZ (namens burgemeester)

Politie

Art. 16 lid 1 onder d WPG

Zwaarwegend algemeen belang.

Dossieropbouw:

PV en evt. aanvul-lende meldingen van burgers

Gemeente (JVZ)

Politie, Mol en evt. ketenpartners

Wet bescherming persoonsgegevens (WBP)

Bespreken wense-lijkheid toepassing art. 13b

Politie, gemeente en evt. woning-corporaties

Actie:

Door:

Bij:

Wetgeving:

Criteria:

Inzet middelen

Ketenpartners

Overlastveroorzaker(s)

Privaatrecht

Strafrecht

Publiekrecht

Etc.

Toetsing criteria 13b Opiumwet

Sector JVZ

Art. 13b Opiumwet

Subsidiariteit

Proportionaliteit

Ultimum remedium

Waarschuwingsbrief

en

gesprek

Sector JVZ namens de burgemeester

burgemeester

overtreder(s)

Verhuurder

Binnen een bepaalde periode beeindigen overtredingen en op welke wijze

Aanschrijving voorgenomen besluit ex 13b Opiumwet

Inclusief motivering

Burgemeester

Overlastveroorzaker(s)

Verhuurder

Art. 174a Gemeentewet

Bij telefonische zienswijze, dit opnemen in brief

Zienswijze mogelijkheid

Belanghebbenden

JVZ

Politie (evt. aanwezig)

Art. 1:3 Awb

Art. 4:8 Awb

Art. 4:9 Awb

Art. 4:11 Awb

Besluit

Spoed

Mondeling/ telefonisch

Afzien horen

Uitnodiging minimaal twee weken van te voren

Verslag gesprek

JVZ

Overlastveroorzaker(s)

Verhuurder

Alle aanwezigen ontvangen verslag

Schriftelijke Bevestiging afspraken

JVZ

Overlastveroorzaker(s)

Verhuurder

Aanschrijving sluiting

Burgemeester

Overlastveroorzaker(s)

Verhuurder

13 Opiumwet

Onderbouwing van het besluit

Onderbouwing termijn sluiting

(zie ook 3.6.1.

Begunstigingstermijn i.d.z.v. vrijwillige ontruiming

Burgemeester

Overlastveroorzaker(s)

Verhuurder

Art. 174a Gemeentewet

In principe termijn week.

Hiervan kan worden afgeweken vanwege spoed

Actie:

Door:

Bij:

Wetgeving:

Criteria:

Evt. bezwaar en beroep

Belanghebbenden

Adviescommissie bezwaarschriften

Rechtbank, afdeling Bestuursrecht

Art. 1:3 Awb

Sluiting

Gemeente, aannemer, woningcorporatie, energiebedrijf, GGD, etc.

Overlastveroorzaker(s)

Art. 13b Opiumwet

Art. 199 Wetboek van Strafrecht

Inschrijving in registers

Gemeente, sector JVZ

Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen

Art. 7 Wkpb jo. Art. 2 aanwijzingsbesluit Wkpb

Verhaal kosten

Gemeente, sectoren JVZ en CFA

Belanghebbenden

Art. 5:25 Awb

Gesprek over heropening pand of verlenging sluitingstermijn

Gemeente, sector JVZ

Eigenaar

Art. 13b Opiumwet

Besluit tot heropening pand of verlenging sluitingstermijn of

Toepassen wet Victor

Burgemeester

Art. 13b Opiumwet

16a Woningwet/ art. 77 Onteigeningswet

Afhankelijk van uitkomsten gesprek