Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR230334
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR230334/1
Regeling vervallen per 01-01-2014
Verordening op de heffing en invordering van een rioolheffing 2013
Geldend van 24-12-2012 t/m 31-12-2013
Intitulé
Verordening op de heffing en invordering van een rioolheffing 2013De raad van de gemeente Roosendaal;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 30 oktober 2012;
gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;
besluit:
vast te stellen de Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing
Artikel 1 Begripsomschrijving
Deze verordening verstaat onder:
- a.
perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;
- b.
gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;
- c.
verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;
- d.
water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater;
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
- a.
de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater, en;
- b.
de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
-
1. De belasting wordt geheven van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.
-
2. Met betrekking tot rioolheffing wordt:
- a.
als gebruiker aangemerkt degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;
- b.
gebruikmaken van een perceel door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruikmaken door het door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen lid van dat huishouden;
- c.
gebruikmaken door degene aan wie een deel van een perceel - niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 - in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruikmaken door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven;
- d.
het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruikmaken door degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld.
- a.
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3, eerste lid, bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, worden de belastingen geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
-
1. Per perceel wordt een vast bedrag aan belasting geheven.
-
2. Onverminderd het bedrag genoemd in het eerste lid wordt een bedrag aan belasting geheven voor het aantal kubieke meter water dat vanaf 501 kubieke meter water vanuit het perceel wordt afgevoerd.
-
3. Het aantal kubieke meters afgevoerd water wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat in de laatste aan het einde van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of opgepompt. Ingeval de periode waarop de nota van het waterleverend bedrijf betrekking heeft niet gelijk is aan het kalenderjaar, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.
-
4. Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:
- a.
watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of;
- b.
bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.
De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.
- a.
-
5. De op de voet van het derde lid berekende hoeveelheid water wordt, voor zover de hoeveelheid geloosd water ten minste 1.000 m3 danwel ten minste 20% lager is dan de som van de hoeveelheden toegevoerd of opgepomt water, verminderd met de door de belastingplichtige aan te tonen hoeveelheid water die niet via de gemeentelijke riolering is afgevoerd.
Artikel 6 Belastingtarieven
-
1. Het vast recht als bedoeld in artikel 5, eerste lid, bedraagt per perceel per belastingjaar € 272,00.
-
2. Het tarief als bedoeld in artikel 5, tweede lid, bedraagt bij een vanuit het perceel hoeveelheid afgevoerd water van:
501
tot en met
600 m3
€ 522,00
601
tot en met
700 m3
€ 634,00
701
tot en met
800 m3
€ 725,00
801
tot en met
900 m3
€ 806,00
901
tot en met
1000 m3
€ 894,00
1001
tot en met
1250 m3
€ 1.050,00
1251
tot en met
1500 m3
€ 1.294,00
1501
tot en met
1750 m3
€ 1.513,00
1751
tot en met
2000 m3
€ 1.738,00
2001
tot en met
2500 m3
€ 2.104,00
2501
tot en met
3000 m3
€ 2.569,00
3001
tot en met
4000 m3
€ 3.467,00
4001
tot en met
5000 m3
€ 4.126,00
5001
tot en met
7500 m3
€ 5.736,00
7501
tot en met
10000 m3
€ 8.030,00
10001
tot en met
15000 m3
€ 11.904,00
15001
tot en met
20000 m3
€ 16.061,00
20001
tot en met
100000 m3
€ 49.913,00
100001
tot en met
300000 m3
€ 100.398,00
300001
tot en met
600000 m3
€ 151.317,00
alsmede voor de afvoer boven 300000 m3
€ 0,16 per m3
600001
tot en met
1000000 m3
€ 207.250,00
alsmede voor de afvoer boven 600000 m3
€ 0,15 per m3
1000001
tot en met
2000000 m3
€ 276.098,00
alsmede voor de afvoer boven 1000000 m3 € 0,14 per m3
2000001
tot en met
3000000 m3
€ 433.864,00
alsmede voor de afvoer boven 2000000 m3 € 0,10 per m3
3000000
en meer
€ 577.300,00
alsmede voor de afvoer boven 3000000 m3 € 0,10 per m3
Artikel 7 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 8 Wijze van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 9 Voorlopige aanslag
Na de aanvang van het belastingjaar kan aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag over dat jaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.
Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
-
1. De belasting bedoeld in artikel 5, eerste lid, is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
-
2. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting bedoeld in artikel 5, eerste lid, verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
-
3. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing van de belasting bedoeld in artikel 5, eerste lid voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan €10,00.
-
4. Het tweede en derde lid is niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.
-
5. Belastingbedragen tot € 10,00 worden niet geheven. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één belastingbedrag.
-
6. De belasting bedoeld in artikel 5, tweede lid, is verschuldigd bij het einde van de verbruiksperiode die in het belastingjaar eindigt.
-
7. Ten aanzien van de belasting bedoeld in artikel 5, tweede lid, zijn de belastingtarieven van het belastingjaar waarin de verbruiksperiode eindigt van toepassing.
Artikel 11 Termijnen van betaling
-
1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.
-
2. Het bedrag inzake een bestuurlijke boete is invorderbaar in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslag biljet is vermeld en de tweede twee maanden later.
-
3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van alle op één aanslagbiljet verenigde aanslagen meer bedraagt dan € 10.000,00, dat dit bedrag moet worden betaald op de laatste dag van de maand volgend op die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.
-
4. Betaling via automatische incasso is voor alle aanslagen mogelijk. In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid geldt, ingeval machtiging is verleend tot automatische incasso en het totaal bedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen € 100,00 of meer doch niet meer dan € 10.000,00 bedraagt, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de 28e dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elke van de volgende termijnen telkens een maand later.
-
5. De in het vierde lid bedoelde machtiging tot automatische incasso wordt geacht niet te zijn verleend indien twee van de tien termijnen niet zijn betaald doordat automatische incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige niet mogelijk blijkt dan wel binnen 56 dagen na afschrijving zijn gestorneerd. Alsdan gelden de betaaltermijnen als bedoeld in het eerste lid.
-
6. In afwijking van de voorgaande leden moet een voorlopige aanslag waarvan het aanslagbiljet een dagtekening heeft die ligt in het jaar waarover deze is vastgesteld worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van de dagtekening van het aanslag biljet nog maanden van het belastingjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal betalingstermijnen steeds minimaal twee telt. De eerste termijn vervalt een maand na dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
-
7. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
Artikel 11 Nadere regels door het Dagelijks Bestuur van de Belastingsamenwerking West-Brabant
Het Dagelijks Bestuur van de Belastingsamenwerking West-Brabant kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.
Artikel 12 Kwijtschelding
Bij de invordering van de rioolheffing wordt geen kwijtschelding verleend voor heffingen ten aanzien van een waterverbruik van 501 m3 of meer.
Artikel 13 Inwerkingtreding
-
1. De "Verordening rioolheffing 2012" vastgesteld bij raadsbesluit van 21 december 2011 wordt ingetrokken met ingang van de in hetderde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande, dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
-
2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.
-
3. De datum van ingang van heffing is 1 januari 2013.
Artikel 14 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Verordening rioolheffing 2013’.
Ondertekening
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl