Subsidieverordening aangepast sporten in de regio Drechtsteden 2013

Geldend van 01-01-2013 t/m heden

Intitulé

Subsidieverordening aangepast sporten in de regio Drechtsteden 2013

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

aangepast sporten:

het beoefenen van sport in aangepaste vorm door personen met motorische, zintuiglijke of verstandelijke handicap of met een chronische aandoening, die aantoonbare beperkingen opleveren bij de sportbeoefening;

college:

het college van burgemeester en wethouders van Alblasserdam;

deelnemende gemeenten:

de gemeenten die participeren in het Samenwerkingsverband Aangepast sporten Drechtsteden, te weten: Alblasserdam, Dordrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Papendrecht, Sliedrecht en Zwijndrecht;

egalisatiefonds:

het fonds waaruit uitgaven kunnen worden gedaan als de financiele middelen voor de toepassing van deze subsidieverordening ontoereikend zijn;

instelling:

de vereniging of stichting die aangepast sporten aanbiedt;

ondersteunende instelling:

de vereniging, stichting of natuurlijke persoon die de instellingen en de deelnemende gemeenten ondersteunt op het gebied van (de bevordering van) aangepast sporten;

sport:

het geheel van lichaame en/of geestelijke activiteiten, gericht op ontspanning, met spel- en/of wedstrijdelementen, waarbij conditie en/of vaardigheid zijn vereist, respectievellijk worden bevorderd;

subsidiejaar:

het kalenderjaar waarop de subsidie betrekking heeft;

wet:

Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Doelstelling

  • 1. Doel van deze verordening is het ondersteunen en bevorderen van aangepast sporten door middel van subsidiestrekking aan instellingen en ondersteunende instellingen.

  • 2. De subsidie aan de instelling is bedoeld voor de meerkosten van het aangepast sporten, ten opzichte van de kosten van sportbeoefening door personen die niet zijn aangewezen op aangepast sporten.

  • 3. De subsidie aan de ondersteunende instellingen is bedoeld voro activiteiten ter ondersteuning van de instellingen en de deelnemende gemeenten bij het (bevorderen van) aangepast sporten.

Artikel 3 Uitvoering van de verordening

Het college is belast met de uitvoering van deze verordening.

Artikel 4 Subsidieplafond

  • 1. Het college stelt in het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar een subsidieplafond vast dat bestaat uit twee delen: een deelplafond voor de instellingen en een deelplafond voor de ondersteunende instellingen. Daarbij wordt rekening gehouden met de middelen in het egalisatiefonds.

  • 2. Als bij de besluitvorming over de subisdieaanvragen van de instellingen die voor 1 oktober zijn binnengekomen blijkt dat het voor de subsidies benodigde bedrag hoger is dat het daarvoor bestemde deelplafond, dan worden al deze subsidies met een zodanig percentage verlaagd dat overschrijving van het deelplafond achterwege blijft.

  • 3. Als bij de besluitvorming over de subsidieaanvragen van de ondersteunende instellingen die voor 1 oktober zijn binnengekomen blijkt dat het daarvoor besemde deelplafond niet toereikend is om alle aanvragen toe te wijzen wordt de subsidie verstrekt aan die ondersteunende instelling(en) die het meest aan de kwaliteitseisen voldoet (voldoen).

  • 4. Indien in enig jaar van een van beide deelplafonds geld overblijft kan dit worden toegevoegd aan het andere deelplafond van datzelfde jaar.

Hoofdstuk 2 Specifieke bepalingen voor de subsidieverstrekking aan instellingen  

Artikel 5 Eisen aan de instelling

  • 1. Subsidie wordt slechts verstrekt aan instellingen die:

    • a.

      volledige rechtsbevoegdheid bezitten;

    • b.

      statutair gevestigd zijn in één van de deelnemende gemeenten;

    • c.

      openstaan voor de hele bevolking van de deelnemende gemeenten, zonder onderscheid naar ras, godsdienst, levensovertuiging, sekse, seksuele geaardheid of leeftijd.

  • 2. In afwijking van het gestelde in lid 1 onder b kunnen instellingen die statutair gevestigd zijn in andere gemeenten waarvan de deelnemers voor ten minste 50% uit de deelnemende gemeenten afkomstig zijn in aanmerking komen voor subsidie.

Artikel 6 Te subsidiëren activiteiten 

  • 1.

    Op grond van deze verordening kan subsidie worden verstrekt voor:

    a. vervoer van sporters;

    b. inzet van gekwalificeerd sporttechnisch kader;

    c. activiteitenhelpers;

    d. aangepaste materialen;

    e. opleidingen voor aangepaste sporten.

  • 2.

    Als voor vervoer gebruik wordt gemaakt van een motorvoertuig dan worden de kosten daarvan berekend op basis van de op dat moment geldende belastingvrije kilometervergoeding.

Artikel 7 Subsidie voor vervoer van sporters

De subsidie bedraagt:

  • 1.

    voor sporters die zijn aangewezen op het gebruik van een rolstoel maximaal 75% van de kosten van vervoer met een aangepast vervoermiddel naar en van de sportaccommodatie;

  • 2.

    voor sporters die zich niet zelfstandig kunnen verplaatsen maximaal 25% van de kosten van vervoer van huis naar de sportaccommodatie en terug.

Artikel 8 Subsidie voor de inzet van gekwalificeerd sporttechnisch kader

  • 1. De subsidie bedraagt maximaal € 500 per begeleider of trainer per jaar tot een totaal maximum van € 3.500 per jaar per instelling.

  • 2. Voor de kosten van begeleiders en trainers wordt uitsluitend subsidie verstrekt als betrokkenen in het bezit zijn van een door Gehandicaptensport Nederland erkend diploma.

  • 3. Op het bepaalde in lid 2 kan eenmalig en voor de duur van één jaar een uitzondering worden gemaakt voor personen die niet beschikken over de nodige diploma’s, maar wel geacht kunnen worden over de vereiste vaardigheden te beschikken, en voor personen die hun opleiding nog niet hebben afgerond.

Artikel 9 Subsidie voor activiteitenhelpers

  • 1. Onder activiteitenhelpers worden verstaan de vrijwilligers die voor, tijdens en na afloop van aangepast sporten mensen met een beperking helpen noodzakelijke handelingen te verrichten.

  • 2. De subsidie bedraagt maximaal € 50 per jaar per activiteitenhelper.

Artikel 10 Subsidie voor aangepaste materialen en/of toestellen

  • 1. Onder aangepaste materialen en/of toestellen wordt verstaan: specifieke materialen en/of toestellen die noodzakelijk zijn voor het kunnen uitoefenen van aangepast sporten.

  • 2. Subsidie bedraagt maximaal 50% van de kosten van aanschaf en onderhoud van

    • a.

      aangepaste materialen en/of toestellen;

    • b.

      naar het oordeel van het college noodzakelijke medische apparatuur.

  • 3. Sportrolstoelen zijn van subsidiëring uitgesloten, met uitzondering van ten hoogste twee stoelen, die door de instelling worden ingezet om nieuwe leden te laten kennismaken met het rijden in een sportrolstoel.

Artikel 11 Subsidie voor opleidingen voor aangepaste sporten

De subsidie bedraagt maximaal 50% van de kosten voor het volgen van een door Gehandicaptensport Nederland erkende opleiding van het sporttechnisch kader.

Hoofdstuk 3 Specifieke bepalingen voor de subsidieverstrekking aan ondersteunende instellingen

Artikel 12 Eis aan de ondersteunende instellingen

Subsidie wordt slechts verstrekt aan ondersteunende instellingen die volledige rechtsbevoegdheid bezitten en aan natuurlijke personen die handelingsbekwaam zijn.

Artikel 13 Te subsidieren activiteiten

Op grond van deze verordening kan subsidie worden verstrekt voor de volgende activiteiten op het gebied van aangepast sporten:

  • a.

    bemiddeling en individuele ondersteuning;

  • b.

    informatie en advies aan de instellingen en de deelnemende gemeenten;

  • c.

    sportstimulering.

Artikel 14 Kwaliteitseisen

  • 1. De activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd moeten passen binnen het beleid voor aangepaste sporten.

  • 2. Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de aard en de inhoud van de ondersteunende activiteiten.

Hoofdstuk 4 Procedurele bepalingen

Artikel 15 De subsidieaanvraag

  • 1. Aanvragen worden voor 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar ingediend bij het college.

  • 2. Na 1 oktober ingediende aanvragen worden niet in behandeling genomen.

  • 3. De aanvraag is voorzien van een begroting van baten en lasten van de activiteit(en) en een activiteitenplan. Dit geldt niet voor de subsidies op grond van de artikelen 8 en 9

  • 4. Indien een instelling of een ondersteunende instelling, niet zijnde een natuurlijke persoon, voor de eerste maal een subsidie aanvraagt, worden de volgende documenten verstrekt aan het college: de oprichtingsakte, de statuten, de namen, adressen en functies van de zittende bestuursleden en indien mogelijk het meest recente jaarverslag en de jaarrekening inclusief de balans. Vervolgens kan de het college te allen tijde inzage krijgen in genoemde documenten.

  • 5. Het college kan bepalen dat voor het aanvragen van subsidie gebruik wordt gemaakt van een daartoe vastgesteld formulier.

Artikel 16 Beslistermijn op subsidieaanvraag

Op subsidieaanvragen wordt vanaf de uiterste indieningtermijn als bedoeld in artikel 15 lid 1 van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar binnen 13 weken beslist.

Artikel 17 Weigeringsgronden

  • 1. De subsidie wordt naast de in de Wet genoemde gevallen geweigerd als er gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

    • a.

      de subsidie niet doelmatig en doeltreffend zal worden besteed;

    • b.

      de subsidie niet aanwijsbaar ten goede komt aan de inwoners van de deelnemende gemeenten;

    • c.

      de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de Grondwet, de wet, het algemeen belang en/of de openbare orde;

    • d.

      de aanvrager niet voldoet aan de voor subsidieverstrekking vastgestelde criteria;

    • e.

      de aanvrager met zijn activiteiten winst beoogt.

  • 2. De subsidie kan naast de in de Wet genoemde gevallen geheel of gedeeltelijk worden geweigerd als er gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

    • a.

      aan de aanvrager reeds door een ander bestuursorgaan subsidie is verstrekt of kan worden verstrekt voor dezelfde activiteiten;

    • b.

      de aanvrager met inbegrip van de subsidie niet over voldoende middelen beschikt om de activiteiten te realiseren;

    • c.

      de aanvrager niet alle benodigde vergunningen en ontheffingen ten behoeve van te subsidiëren activiteit(en) heeft verkregen of zal krijgen.

Artikel 18 Verantwoording subsidie

  • 1. Subsidies tot € 2.500 worden direct vastgesteld.

  • 2. Voor subsidies vanaf € 2.500 wordt voor 1 mei van het jaar volgend op het subsidiejaar een aanvraag tot subsidievaststelling ingediend.

  • 3. De aanvraag tot subsidievaststelling is voorzien van een activiteitenverslag en een financieel verslag van de gesubsidieerde activiteit(en).

  • 4. Het college kan bepalen dat voor het aanvragen van de subsidievaststelling gebruik wordt gemaakt van een daartoe vastgesteld formulier.

Artikel 19 Betaling en bevoorschotting

  • 1. Bij subsidies tot € 2.500 vindt betaling van de subsidie uiterlijk binnen zes weken na verzending van de vaststellingsbeschikking plaats.

  • 2. Indien wordt besloten tot bevoorschotting van de subsidie worden in het besluit tot subsidieverlening de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

Artikel 20 Beslistermijn op aanvraag tot subsidievaststelling

Op aanvragen tot subsidievaststelling wordt vanaf de uiterste indieningtermijn als bedoeld in artikel 18 lid 2 binnen 13 weken beslist.

Hoofdstuk 5 Administratieve bepalingen

Artikel 21 Meldingsplicht en steekproefsgewijze controle

  • 1. De instelling verstrekt op verzoek van het college zonder voorbehoud informatie en inzage in haar administratie.

  • 2. De instelling stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van gebeurtenissen die een belangrijke invloed (kunnen) hebben op de subsidieverstrekking.

  • 3. Het college kan besluiten een steekproefsgewijze controle te verrichten onder instellingen die een subsidie tot € 2.500 hebben ontvangen. De subsidieontvanger dient desgevraagd bewijsstukken te kunnen overleggen.

Artikel 22 Egalisatiefonds

  • 1. Geld dat overblijft van het budget dat beschikbaar is voor de subsidies op grond van deze verordening wordt na afloop van het subsidiejaar gestort in een egalisatiefonds ten behoeve van de aangepaste sport in de deelnemende gemeenten. Het egalisatiefonds wordt beheerd door een van de deelnemende gemeenten.

  • 2. Zodra de omvang van het egalisatiefonds tijdens het betreffende subsidiejaar meer bedraagt dan 50% van de omvang van het totaal van de subsidieplafonds van de deelnemende gemeenten vervalt voor dat subsidiejaar de verplichting genoemd in lid 1 en zal het resterende bedrag naar rato worden uitgekeerd aan de deelnemende gemeenten.

Hoofdstuk 6 Overgans- en slotbepalingen

Artikel 23 Hardheidsclausule en mogelijkheid tot afwijken

In bijzondere gevallen kan het college ten gunste van de subsidieaanvrager afwijken van de bepalingen in deze verordening voor zover toepassing ervan gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. 

Artikel 24 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Deze Verordening treedt in werking op 1 januari 2013.

  • 2. De ''Subsidieverordening aangepast sporten in de regio Drechtsteden 2011'' wordt ingetrokken met ingang van de in lid 1 genoemde datum, met dien verstande dat deze verordening van toepassing blijft op de op basis daarvan verleende subsidies.

  • 3. Deze verordening kan worden aangehaald als "Subsidieverordening Aangepast sporten in de regio Drechtsteden 2013".